Arabisch-Israëlisch conflict

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door PieterJanR (overleg | bijdragen) op 26 apr 2020 om 16:17. (Herstel na de laatste juiste versie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Arabisch-Israëlisch conflict
 Arabische landen
 landen die in oorlog zijn geweest met Israël
 Israël
 Palestina (Westelijke Jordaanoever en Gazastrook)
Datum 15 mei 1948 - heden
Locatie Midden-Oosten
Casus belli Stichting van de staat Israël
Verdrag Camp Davidakkoorden (1978)
Oslo-akkoorden (1993)
Strijdende partijen
Vlag van Israël Israël
Gesteund door
Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Vlag van Palestina Palestina
Vlag van Egypte Egypte (1948–1978)
Vlag van Libanon Libanon
Vlag van Syrië Syrië
Vlag van Jordanië Jordanië (1948–1994)
Vlag van Irak Irak
Vlag van Saoedi-Arabië Saoedi-Arabië
Vlag van Jemen Jemen
Hamas
Hezbollah
Bestand:Flag of the Islamic Jihad Movement in Palestine.svg PIJ
Verliezen
> 100.000

Het Arabisch-Israëlisch conflict, ook wel het Israëlisch-Arabisch conflict genoemd, is een vaak gebruikte aanduiding voor de onenigheid en strijd die sinds zijn oprichting in 1948 bestaat tussen Israël en de omringende Arabische landen en de daarbij betrokken volkeren, waaronder de inheemse Palestijnse bevolking, en de erbij betrokken organisaties. Het kernprobleem in dit conflict is de kwestie ten aanzien van Palestina . Daarbij gaat het om de vraag[1][bron?] welk volk of welke staat recht heeft op het gebied van Palestina ten westen van de Jordaan. Het gebied dat na de Eerste Wereldoorlog in mei 1923 onder Brits mandaat kwam. En wel: moeten er twee staten komen voor Arabieren en Joden conform het Verdelingsplan van de VN in 1947, hetzij conform de situatie van 1967 (van vóór de Zesdaagse Oorlog), óf moet het gehele voormalige mandaatgebied een bi-nationale staat (één staat) zijn voor zowel de Palestijnen als de Israëli (grotendeels geïmmigreerde Joden); en zo ja, hoe dat dan gerealiseerd kan worden.

Achtergrond

Nadat na de Eerste Wereldoorlog de Britten het mandaat over Palestina hadden gekregen, ontstonden conflicten tussen de Palestijnse inwoners en de voornamelijk zionistische Joodse immigranten, die daar uit andere delen van de wereld naar toe emigreerden. Op grond van de Balfourverklaring mocht daar "een tehuis voor Joden" gerealiseerd worden. Vanwege de massale immigratie was al in 1921 het oostelijke Transjordanië afgesplitst van het totale Britse mandaatgebied. Op 14 mei 1948 hadden de zionistische leiders eenzijdig een eigen staat, Israël, uitgeroepen in het Mandaatgebied Palestina ten westen van de Jordaan en zich daarbij een groot deel ervan toegeëigend. In de daarop volgende oorlogen tussen Israël en de omringende Arabische landen bezette Israël in 1967 het overige gebied waarna de conflicten tussen Israël en de Arabisch-Palestijnse bevolking heviger werden. Daar werden ook de omringende Arabische landen bij betrokken. De in 1945 opgerichte organisatie Verenigde Naties, waarin de Verenigde Staten een grote rol spelen, probeert sinds 1947 een oplossing te bewerkstelligen.

Chronologie

Hieronder staat een lijst van opeenvolgende gebeurtenissen die ten dele of geheel tot dit conflict behoren:

  • Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 of Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog (1947-1949). De aanleiding tot deze oorlog was het einde van Britse mandaat en de terugtrekking van de Britse troepen op 15 mei 1948, terwijl er over het verdelingsvoorstel resolutie 181 van de Verenigde Naties nog geen overeenstemming was bij beide partijen. Conform dat VN-verdelingsplan was het Mandaatgebied Palestina voor ruim 50% aan de Joden toegewezen en voor minder dan 50% aan de Arabische meerderheid van de bevolking, terwijl Jeruzalem daarin een aparte status moest krijgen. Ondanks het feit dat er geen overeenstemming was, werd door David Ben-Gurion op 14 mei 1948 in Tel Aviv eenzijdig de staat Israël uitgeroepen. De omringende Arabische landen vielen daarop het voormalige mandaatgebied binnen. Op dat moment waren reeds 200.000 Palestijnen van huis en haard verdreven of gevlucht uit het aan Joden toegedachte gebiedsdeel dat direct daarop door Israël veroverd werd, inclusief West-Jeruzalem. Jordanië bezette vervolgens het resterende gebied, de Westelijke Jordaanoever met de Oost-Jeruzalem, terwijl Egypte de Gazastrook bezette. Na negen maanden gaven de Arabische landen de strijd op. Meer dan 700.000 Palestijnen waren verdreven of gevlucht en meer dan 500 Palestijnse dorpen verwoest.[2][3] Van vóór de oprichting van de staat Israël tot 1976, ruim na de Arabisch-Israëlische oorlogen, zijn vanuit Arabische landen ongeveer 850.000 Joden naar Israël gemigreerd of gevlucht.[4][5]
  • Suezcrisis (1956). Gamal Abdel Nasser, de tweede president van Egypte, nationaliseerde het Suezkanaal. Israël, Groot-Brittannië en Frankrijk vielen daarop samen Egypte aan, maar werden door de Verenigde Staten teruggeroepen. De oorlog werd een politieke overwinning voor Nasser.
  • Zesdaagse Oorlog (1967). Israël voerde een verrassingsaanval uit op Egypte en Syrië als reactie op de blokkade van de Golf van Akaba (de enige zeeweg die Israël met Azië verbindt) door Nasser, en de Egyptische militaire voorbereidingen op het schiereiland Sinaï. Jordanië, gebonden aan een defensieverdrag met Egypte, nam ook deel aan de oorlog. Binnen zes dagen waren de Arabische landen verslagen en bezette Israël de Westelijke Jordaanoever, de Syrische Hoogten van Golan, de Gazastrook en het schiereiland Sinaï. Vele Palestijnen werden daarbij uit hun woongebieden verdreven.
  • Uitputtingsoorlog (1967-1970). Egypte trachtte met deze oorlog de in de Zesdaagse Oorlog verloren Sinaï terug te winnen en werd daarbij militair gesteund door onder meer de Sovjet-Unie. Nadat Nasser aan een hartaanval was gestorven, trok zijn opvolger Sadat de Egyptische troepen terug.
  • Jom Kipoeroorlog (1973). Egypte en Syrië voerden een verrassingsaanval uit op Israël in een poging de door Israël in 1967 bezette gebieden te heroveren. De oorlog duurde een maand, kostte veel geld en materiaal, maar leverde territoriaal gezien weinig op. Egypte pakte een deel van de Sinaï-woestijn terug. Militair gezien behaalde Syrië aanvankelijk successen in de Hoogten van Golan, maar werd daarna teruggedrongen door het oprukkende Israelische leger. Bij het staakt-het-vuren stond Israel de veroverde gebieden in Syrië af en gaf ook de stad Al-Qunaitra, gelegen in de Golan-hoogte terug.[6]
  • Operatie Litani (1978) in Zuidelijk Libanon.
  • Libanonoorlog (1982). Israëlische invasie in Libanon.
  • Eerste Intifada (1987-1993). In de bezette Palestijnse gebieden brak een grote opstand uit, die wereldwijd media-aandacht kreeg.
  • Tweede Intifada of Al-Aqsa Intifada (2000-2005). Opnieuw braken er grote opstanden uit onder de Palestijnen naar aanleiding van een bezoek van Ariel Sharon aan de Tempelberg, waar zich ook de Al-Aqsamoskee bevindt. Het aantal slachtoffers was daarbij vele malen hoger dan tijdens de Eerste Intifada.
  • Israëlisch-Libanese Oorlog (2006). Israël viel Libanon binnen en bombardeerde grote delen van het land als reactie op de ontvoering van twee Israëliërs door de Libanese groepering Hezbollah. Hierbij werden 1109 mensen gedood, hoofdzakelijk Libanese burgers[7]
  • Conflict in de Gazastrook 2008-2009. Israël bombardeerde onder de naam "Operatie Gegoten Lood" drie weken lang (27 december 2008 - 18 januari 2009) de door Hamas bestuurde Gazastrook en voerde bovendien een grondoffensief uit. Daaraan voorafgaand waren op 4 november 2008, tijdens een wapenstilstand, Israëlische militairen de Gazastrook binnengedrongen en hadden er zes strijders gedood. De Israëlische militaire operatie begon op 27 december 2008 en zou, volgens Israël, een reactie zijn op jarenlange raket- en mortieraanvallen van Palestijnse groeperingen -vanaf 2007 van Hamas- vanuit de Gazastrook. Israël had zich in 2005 daaruit teruggetrokken. Er hadden daarna ongeveer 6000 beschietingen plaatsgevonden waarbij 28 Israëlische slachtoffers waren gevallen. Deze beschietingen echter waren op hun beurt weer reacties op de economische en sociale blokkade vanwege de militaire bezetting door Israël[8][9], én de voorafgaande operaties van het Israëlische leger tussen 2004 en 2008, waarbij in totaal meer dan 300 Palestijnen waren gedood en ruim 450 gewond waaronder een groot aantal kinderen en met aan Israëlische zijde 6 doden (3 militairen en 3 burgers).[10][11][12][13] Tijdens deze Operatie Gegoten Lood vielen nu aan Palestijnse kant meer dan 1300 dodelijke (meest burger-)slachtoffers (waaronder 169 kinderen), en ongeveer 5400 gewonden, terwijl er aan Israëlische kant 13 slachtoffers (3 burgers en 10 militairen) waren.[14] De infrastructuur werd grotendeels verwoest, waaronder 50 gebouwen van de V.N.[15] De Israëlische actie eindigde op 18 januari 2009, maar ook na die datum bleven over en weer nog aanvallen plaatsvinden.
  • Conflict in de Gazastrook 2012. Een escalatie van het conflict ontstond na een bezoek van de emir van Qatar aan Gaza op 10 november 2012.[16] Het Israëlische leger begon op 14 november 2012 met een militaire operatie, genaamd Operatie Wolkkolom (Engels: Operation Pillar of Defense/Operation Pillar of Cloud) en voerde luchtaanvallen uit op posities van Hamas in de Gazastrook en doodde Hamasleider Ahmed Jabari. Op 21 november 2012 werd er een wapenstilstand gesloten.
  • Conflict in de Gazastrook 2014. Er ontstonden weer spanningen tussen Israël en de Palestijnen als gevolg van mislukte vredesonderhandelingen in april 2014 en ontvoeringen en moorden op Joodse en Palestijnse tieners op de Westelijke Jordaanoever in juni 2014. Als vergelding voerde Israël tientallen luchtaanvallen uit op de Gazastrook welke weer door Palestijnse raketten van Hamas werden beantwoord.[17] Op 8 juli begon Israël in het noorden van de Gazastrook ook een grondoffensief -Operation Protective Edge- met het doel de Palestijnse infiltratietunnels en raketlanceerinstallaties uit te schakelen. Bij deze operatie van zeven weken vielen meer dan 2100 Palestijnse doden, grotendeels burgers, en raakten meer dan 10.850 Palestijnen gewond, waaronder 3300 kinderen en meer dan 2000 vrouwen. Meer dan 17.000 gebouwen werden verwoest door met name luchtaanvallen. Aan Israëlische zijde vielen 73 doden (7 burgers en 66 militairen)[2] en raakten meer dan 500 personen gewond (450 soldaten en 80 burgers).

Militaire steun aan de strijdende partijen

Door de jaren heen hebben de strijdende partijen van wisselende landen ondersteuning gehad.

Na de oprichting van de staat Israël werd deze erkend door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Tijdens de oorlog van 1948 kreeg Israël belangrijke wapenleveranties uit Tsjecho-Slowakije, terwijl Transjordanië (dat haar Arabisch Legioen, geleid door Britse officieren, alleen voor de Oude Stad van Jeruzalem/ al-Quds inzette) door Groot-Brittannië werd gesteund. Sinds de jaren van de Koude Oorlog ontving Israël steun van Frankrijk (tot de Zesdaagse Oorlog van 1967, toen Charles de Gaulle de hulp stopzette) en daarna van de Verenigde Staten, terwijl de Sovjet-Unie belangrijke steun verleende aan Egypte en Syrië. Na de Jom Kipoeroorlog verslechterde de relatie tussen Egypte en de Sovjet-Unie en kreeg Egypte militaire steun uit de Verenigde Staten, evenals Jordanië. Hamas en Hezbollah worden door Iran met wapenleveranties ondersteund. In de Arabische wereld is Israël alleen erkend door Egypte, Jordanië en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Sinds de oprichting van de Arabische Liga in 1945 wordt Israël door andere Arabische landen geboycot.[bron?] Sinds de Zesdaagse oorlog (1967) tot 2014 kreeg Israël meer dan 121 miljard dollar aan militaire steun van de Verenigde Staten. In september 2016 werd bekend dat de VS, onder voorwaarden, verspreid over de komende tien jaar 38 miljard dollar steun aan Israël zou gaan geven.[18] Resoluties van de Verenigde Naties om tot een oplossing te komen voor het conflict zijn niet of nauwelijks nagevolgd. Israël wordt meest gesteund door de Verenigde Staten.[19]

Zie ook

Literatuur

Nederlandstalig

Engelstalig

Duitstalig

Franstalig


Zie de categorie Arab-Israeli conflict van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.