Expo 58

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
EXPO 1958 Brussel
Het Atomium
BIE-classificatie Universele tentoonstelling
Naam Expo 58
Motto De wereld naar menselijke maat bouwen
Bouwwerk Atomium
Oppervlakte 200 hectare
Uitvinding(en) Spoetnik 1
Aantal bezoekers 41,1 mln
Deelnemers
Aantal landen 44
Ligging
Land Vlag van België België
Locatie Heizel
Coördinaten 50° 54′ NB, 4° 20′ OL
Data
Kandidaatstelling 7 mei 1948
Toewijzing november 1953
Openingsdatum 17 april 1958
Sluitingsdatum 19 oktober 1958
Universele tentoonstellingen
Vorige Port-au-Prince Internationale in Port-au-Prince
Volgende Century 21 Exposition in Seattle
Gespecialiseerde tentoonstellingen
Vorige Interbau 57 in Berlijn
Volgende Expo 61 in Turijn
Tuinbouwtentoonstellingen
Volgende Floriade 1960 in Rotterdam

Expo 58 was de wereldtentoonstelling van 1958 die werd gehouden in de Belgische hoofdstad Brussel. Ze vond plaats van 17 april tot 19 oktober 1958 op de Heizel. Meer dan 42 miljoen mensen bezochten het evenement dat door koning Boudewijn werd geopend met een oproep tot vrede en sociale en economische vooruitgang.

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

België had voor de Tweede Wereldoorlog meerdere keren een wereldtentoonstelling georganiseerd en tijdens de wederopbouw ontstonden in 1947, vooral ook vanwege het financiële succes van 1935,[1] nieuwe plannen voor het organiseren van een wereldtentoonstelling. De Belgische regering besloot op 7 mei 1948 tot het organiseren van een wereldtentoonstelling in 1955 op dezelfde plaats, de Heizel, als in 1935.[2] Door het uitbreken van de Koreaanse Oorlog liep de planning echter vertraging op en de regering verschoof de tentoonstelling naar 1958. Het Bureau International des Expositions registreerde de tentoonstelling na de wapenstilstand van de Koreaanse Oorlog in november 1953. Het was de 27e universele wereldtentoonstelling en werd geclassificeerd als algemene tentoonstelling van de eerste categorie. Het was de twaalfde als wereldtentoonstelling aangeduide tentoonstelling in België, vijf van deze Belgische expo's zijn echter niet door het BIE erkend en één -Luik 1939- betrof een gespecialiseerde tentoonstelling, waarmee de Expo 58 de zesde officiële universele tentoonstelling in België was. Deze editie was de eerste van de eerste categorie na de Tweede Wereldoorlog. Daardoor stond ze volledig in het teken van het geloof in vrijheid en vooruitgang, dat zo kenmerkend was voor de jaren vijftig en zestig.

Het park[bewerken | brontekst bewerken]

Kaartje voor de roltrap

Het park werd in een recordtempo opgebouwd, door bijna 15.000 arbeiders die in slechts drie jaar een gebied van 2 km² volbouwden op de Heizelvlakte, in het noordwesten van Brussel.

Atomium

Het terrein was het bekendst om het Atomium, een stalen constructie opgebouwd uit negen gigantische bollen die samen een 165 miljard keer uitvergroot ijzerkristal uitbeelden naar een idee van André Waterkeyn. Het Atomium moest, gezien zijn acrobatische, relatief innovatieve architectuur, de Belgische staalindustrie promoten en vervulde de rol van een centraal uitkijkpunt om het uitgestrekte terrein te overzien. Oorspronkelijk was het Atomium bedoeld om slechts gedurende de Expo overeind te blijven, maar het bleek dermate populair dat het nooit is afgebroken. Integendeel, na jaren van verval en politiek getouwtrek over de kosten werd het grondig gerestaureerd en is het sedert februari 2006 weer open voor het publiek. Samen met Manneken Pis en de Grote Markt is het een toeristische trekpleister van formaat voor Brussel. Toeristisch betekent het Atomium voor Brussel wat de Eiffeltoren is voor Parijs.[3] Na afloop van de Expo zijn de meeste paviljoens afgebroken, maar het Atomium en het Amerikaanse paviljoen zijn aan de slopershamer ontkomen.

Andere
  • Een deel van het Nederlands paviljoen, inclusief de standpaal, kwam terecht in Bunde (Limburg) en heeft nu het adres Sint Rochusstraat 16.
  • Het Côte d’Or-paviljoen werd na de expo afgebroken en verkocht. Daarna werd het opnieuw opgebouwd langs de A12 te Willebroek en deed het een tijd dienst als baancafé, onder de naam Castel. Later leefde het verder als dancing Carré. Aan de overkant op het grondgebied van Londerzeel vinden we het IBM gebouw terug. Eerst werd het gebruikt als showroom voor graafmachines Verbist en later door baksteenproducent Wienerberger. Het Canadees paviljoen werd ook afgebroken en verkocht, en werd in Genk opnieuw opgebouwd om te dienen als school: het Onze-Lieve-Vrouwlyceum, toen nog enkel voor meisjes.
  • Het modernistische Joegoslavische paviljoen van de hand van architect Vjenceslav Richter werd verplaatst naar Wevelgem en is één van de gebouwen van het Sint-Pauluscollege.
  • Op het overdekte terras van het Oostenrijkse paviljoen op Expo 58 stond een grote stenen bol. Het object stond symbool voor de mineralen en grondstoffen die het Alpenland rijk was. Na de Expo 58 kreeg de stad Antwerpen de bol cadeau. Hij kreeg een plaats voor het Bouwcentrum aan de Jan Van Rijswijcklaan.

België[bewerken | brontekst bewerken]

Ontvangsthal van Expo 58
Communicatie en vervoer met de destijds nieuwste treinen
Vanaf een brug hangende onder de pijl van de bouwkunde kijken de bezoekers op de kaart van België met belangrijke Belgische gebouwen
Elektrische energie

De indeling van het terrein was zodanig dat ongeveer de helft, ruwweg het deel ten noorden van het Atomium, werd ingenomen door België zelf. Attracties werden ondergebracht op de plaats van het huidige Kinepolis en de Folklore was te vinden waar nu Mini-Europa gevestigd is.

In het Belgische deel waren negen tentoonstellingen te vinden:

  • Wetenschap, Cultuur en Onderwijs
  • Energie
  • Gebruik van grond en grondstoffen
  • Industrie
  • Burgerlijke bouwkunde
  • Communicatie en vervoer
  • Economie
  • Ontspanning en gezondheid
  • Algemene ontwikkeling van het volk, waaronder godsdienst en kolonisatie

De gevel van de hallen uit 1935 werd aangepast en voorzien van een vredesduif. Een andere constructie was de Pijl van de Burgerlijke Bouwkunde, een enorm betonnen uitsteeksel ontworpen door architect Jean Van Doosselaere en prof. ing. André Paduart. Voor de verfijning van de vormgeving werd een beroep gedaan op de kunstenaar Jacques Moeschal. De pijl werd in 1970 met dynamiet opgeblazen om plaats te maken voor de Trade Markt. Geert Bekaert schreef over de nakende vernieling in november 1969 het volgende: Het is niet nodig dit monument een meesterwerk te vinden om de manier van doen aan te klagen. Hier speelt eenzelfde achteloosheid die ons hele milieu, met al wat het aan waarde bezit, laat ten onder gaan omwille van dringende particuliere interesses. Men geeft geld uit om met beeldjes van niemendal de bruggen van de autostrades te versieren. En als men één beeld van formaat heeft, geeft men geld uit om het te laten afbreken.

Vier paviljoenen waren aan chocolade-industrie gewijd: Meurisse, Victoria (onderneming) (architecten André en Jean Polak), Jacques en Côte d'Or.

Internationale samenwerking[bewerken | brontekst bewerken]

De internationale organisaties, Verenigde Naties, Raad van Europa, Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Benelux, waren onder de noemer internationale samenwerking gesitueerd rond het huidige planetarium.

Koloniën[4][bewerken | brontekst bewerken]

De koloniale afdeling lag direct ten zuiden van het Atomium, waar nu een voetbalveld en de Primerose tennisclub liggen. In dit deel waren Belgisch-Congo, een kolonie van België, en Ruanda-Urundi, destijds een Belgisch mandaatgebied, ondergebracht. Het had zeven paviljoenen die de technische en menselijke vooruitgang moesten tonen.

Daarnaast was er een tuin met tropische planten waarin een village indigène (inheems dorp) was ondergebracht waar de bezoekers 'primitieve' Congolezen in hun leefomgeving konden bekijken en België zich als beschavingsbrenger kon presenteren, een perspectief dat destijds gebruikelijk was in westerse landen. Honderden, zorgvuldig geselecteerde Congolese évolués waren daartoe overgevlogen naar Brussel. Zij voerden regelmatig vreugdedansen op en beeldden georkestreerde Congolese dorpsscènes uit die allang niet meer bestonden, zo ze ooit bestaan hadden. Ze waren tegelijkertijd gasten, tentoongestelden, journalisten en werknemers.[5]

De Congolezen werden teruggevlogen en de affaire leidde tot discussies in de media. De Standaard vond de gebeurtenissen mensonterend, maar rechtse kringen verontschuldigden het publiek. De Week voor Belgisch Kongo, een orgaan van het ACW schreef dat het moeilijk was om de onwetende, paternalistische massa's op te voeden.[bron?]

Het verblijf in Europa had een onverwacht effect op de Congolezen. In eigen land gewend aan blanken die hoog in de hiërarchie stonden, werden ze geconfronteerd met Belgen in bescheiden en erbarmelijke omstandigheden.

‘We konden niet geloven dat die mensen ook moesten werken. Het was het land van welzijn, van geluk.’

Ngo Semzara Kabuta, voorzitter van de vakgroep Afrikaanse talen en cultuur aan de Universiteit Gent. Op Expo 58 was hij als Congolees kind lid van het kinderkoorDe Troubadours van Koning Boudewijn’.[4][6]

De Congolezen observeerden het voor hen onbekende moederland van Congo en deden nieuwe inzichten op. Als dansers bleken ze populair te zijn in de discotheken. Ook hadden ze ruimschoots gelegenheid voor onderling contact, wat in Congo praktisch onmogelijk was.[5] Deze situatie was een grote stimulans voor de Congolese onafhankelijkheidsbeweging en binnen twee jaar was Congo vrij van België. Mobutu Sese Seko, als journalist aanwezig op Expo 58, werd de sterke man van Congo na de moord op de eerste premier Patrice Lumumba.

Buitenlandse deelname[bewerken | brontekst bewerken]

De paviljoens van andere landen werden ondergebracht op het terrein tussen het Atomium en het Paleis van Laken, het huidige park langs de Dikkelindenlaan en rond de villa Belvedere. Dit was een uitbreiding ten opzichte van het terrein van 1935. Luxemburg en Nederland onder leiding van Siegfried Thomas Bok kregen ieder een terrein langs de Eeuwfeestlaan ter hoogte van de huidige Beneluxfontein. Luxemburg kreeg een stuk grond tussen de Eeuwfeestlaan en de trambaan aan de westkant, Nederland kreeg het terrein aan de oostkant. De grote landen, Frankrijk, Sovjet-Unie en de Verenigde Staten kregen alle drie een groot stuk grond bij het Jean Offenbergplein toebedeeld. Canada, Roemenië en Tsjechoslowakije vulden het terrein tussen het Sovjetpaviljoen en het Ossegempark. Bulgarije en Hongarije vulden de driehoek tussen het Amerikaanse en het Sovjetpaviljoen. Noorwegen, Finland, Oostenrijk en Polen vulden het stuk tussen het Ossegempark en het Franse Paviljoen. Het Vaticaan en Italië waren te vinden tussen het Amerikaanse paviljoen en de villa Belvedere. Andere Europese landen waren te vinden ten zuiden van het Franse paviljoen. Israël en het Rode Kruis hadden een paviljoen in het Ossegempark. De Arabische en Aziatische landen moesten het doen met de tuin van Villa Belvedere. Zuid-Amerika was met vier deelnemers helemaal aan de zuidrand van het terrein te vinden. Het paviljoen van de Sovjet-Unie was een van de grootste attracties, aangezien daar een replica van de eerste kunstmatige satelliet, Spoetnik 1, was te vinden, het icoon van het in 1957 begonnen ruimtevaarttijdperk. Het Nederlands paviljoen had een golfslagmachine en het meest geaaide geitje ter wereld. Bovendien was daar het paviljoen van Philips, een futuristisch bouwwerk van Le Corbusier en Iannis Xenakis, waarin het multimediaspektakel Le Poème électronique van Edgar Varèse te horen was.

Granieten bol van het Oostenrijkse paviljoen, door Karl Schwanzer, nu in Antwerpen

Nieuwe producten[bewerken | brontekst bewerken]

Coca-Cola-paviljoen
Philips-paviljoen

Tijdens de Expo werden heel wat nieuwe producten voorgesteld. Veel van deze producten worden nog steeds gebruikt. Ook enkele voedingsproducten hadden hun primeur.

Zo bracht Côte d'Or een nieuw chocoladeproduct uit onder de naam "Dessert 58". Deze chocolade was gevuld met praliné. Chocolade Jacques haalde een hele chocoladeproductielijn naar de expo. Via een wandelbrug door het paviljoen kon het volledige productieproces gevolgd worden. Het paviljoen verhuisde na afloop naar Diest waar het aan de stadsrand als stedelijk zwembad werd ingericht.

Ook softijs leerde men in België tijdens de Expo 58 kennen. En een nog unieker ijsje kwam tevoorschijn in de vorm van drie kleuren en smaken, tussen twee wafeltjes. Met enige verbeelding stelden de drie kleuren de Belgische vlag voor (bruin, wit en roze voor het zwart, geel en rood). Dergelijke fabrikanten kregen een hele sectie, gelegen langs de huidige Madridlaan tussen de Esplanade en de Atomiumweg, toegewezen op de Expo, hoewel Philips bij het Nederlandse paviljoen stond. Grote merknamen bouwden hun eigen paviljoen: Philips (het Philipspaviljoen), IBM, Coca-Cola, Solvay, Cote d'Or en Kodak.

Transport[bewerken | brontekst bewerken]

  • Omwille van de verwachte toestroom van bezoekers wilde SABENA tijdelijk de capaciteit vergroten, en huurde daarom twee Lockheed Constellation-toestellen.
  • Om dezelfde reden werd beslist tot het bouwen van een nieuwe terminal op de nationale luchthaven van Melsbroek; deze kwam aan de westzijde van de luchthaven, op het grondgebied van de gemeente Zaventem, die sedertdien haar naam geeft aan de luchthaven. Zeer vernieuwend voor die tijd was het station in de luchthaven dat een rechtstreekse treindienst mogelijk maakte naar het stadscentrum, ofschoon niet naar de wereldtentoonstelling.
  • Diverse tramlijnen werden aangelegd naar het Heizelterrein, sommige zijn nog steeds in dienst.

Verwijzingen naar Expo 58 in de media[bewerken | brontekst bewerken]

Historische fictie[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Expo 58 van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.