De Vroegmoderne Tijd - soms ook Nieuwe Tijd genoemd - is de periode in de geschiedenis van Europa die volgt op de Middeleeuwen.
Er is onder historici geen overeenstemming over begin en einde van de Vroegmoderne Tijd. De Renaissance, de vijftiende en zestiende eeuw, kan beschouwd worden als een overgangsperiode van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd. De meeste historici laten de Vroegmoderne Tijd kort voor 1500 beginnen. Jaartallen die dikwijls als beginpunt worden genomen zijn 1453, het jaar waarin de TurkenConstantinopel veroverden, 1492, het jaar van de ontdekking van Amerika door Columbus, en 1517, toen Luther zijn stellingen publiceerde en daarmee de reformatie inluidde.
Lange tijd lieten historici de Moderne of Nieuwste Tijd, die dus òf beschouwd wordt als een hiernavolgende periode, òf nog als een onderdeel van de Vroegmoderne (Nieuwe) Tijd, beginnen rond 1800, kort na het uitbreken van de Franse Revolutie (1789), of in 1815, het jaar van het Wener Congres. Toch is het niet ongebruikelijk om ook een groot deel van de negentiende eeuw tot de Vroegmoderne Tijd te rekenen.
Anne-Louise Germaine Necker, barones van Staël-Holstein, bekend onder de naam Madame de Staël (/sta:l/) (Parijs, 22 april1766 – aldaar, 14 juli1817) was een Frans-Zwitsersromanschrijfster, essayiste en literaire salongastvrouw in Parijs en in het Zwitserse Coppet. Zij reisde bovendien veel rond in Europa (al of niet noodgedwongen), waar zij intellectuele contacten onderhield die aanzienlijk bijdroegen aan de openstelling van de Franse literaire wereld voor de Romantiek. Zij was in haar tijd in politiek opzicht gematigd vooruitstrevend te noemen.
Rond 1800 had zich een conflict ontwikkeld tussen Mme de Staël en de nieuwe leider, Napoleon Bonaparte. Beide waren sterke persoonlijkheden die een grote invloed hadden, zij het van zeer verschillende orde. Mme de Staël bleef aan het begin van de 19e eeuw heen en weer reizen tussen Parijs en Coppet en publiceerde in 1802 haar eerste roman, Delphine. Zij verwierf de bescherming van verscheidene personen, zeer tegen de zin van Napoleon. Bovendien verdacht de keizerlijke politie er haar van samen te spannen met de generaals Moreau en Jean-Baptiste Bernadotte, de latere koning Karel XIV Johan van Zweden.
In 1619 werd Coen tot gouverneur-generaal benoemd. Hij veroverde de stad Jakarta, die hij, hernoemd tot Batavia, in 1621 tot hoofdstad van Nederlands-Indië maakte. Vanwege zijn pogingen een monopolie te bemachtigen, kwam hij in oorlog met de Engelsen, uiteindelijk culminerend in de moord op Ambon, waarbij een aantal Engelsen doodgemarteld werd na verdenking van samenzwering ter omverwerping van het Nederlands gezag.