Tobias Asser

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door DeVrolijkeSchrijver (overleg | bijdragen) op 29 mrt 2018 om 21:26. (toevoeging)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Tobias Asser
Tobias Asser

Internationaal recht Nobelprijs

Tobias Michel Karel Asser (Amsterdam, 28 april 1838Den Haag, 29 juli 1913), ook bekend als mr. T.M.C. Asser,[1] was een Nederlandse jurist, en winnaar (met Alfred Fried) van de Nobelprijs voor de Vrede in 1911 vanwege zijn rol bij het tot stand komen van het Permanent Hof van Arbitrage op de eerste Haagse vredesconferentie in 1899.

Asser, lid van de familie Asser, was de zoon van Karel Daniël Asser en Rosette Henry Godefroi en daarmee een kleinzoon van Mozes Salomon Asser en een neef van Carel Asser en Michel Henry Godefroi.

Hij promoveerde in 1860 in Leiden op de dissertatie Geschiedenis en beginselen van het Nederlandsche staatsregt omtrent het bestuur der buitenlandsche betrekkingen. In 1862 werd Asser hoogleraar aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam, dat in 1877 werd omgevormd tot (gemeentelijke) Universiteit van Amsterdam. Nadien was hij tot 1893 buitengewoon hoogleraar in het handelsrecht en het internationaal privaatrecht.

Asser was sinds 1870 lid (en sinds 1898 voorzitter) van de Staatscommissie voor internationaal privaatrecht. Hij was mede-initiator en voorzitter van de eerste Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht in 1892. Daarna was hij nog driemaal voorzitter van achtereenvolgende conferenties in 1894, 1900 en 1904 en van de Wisselconferenties van 1910 en 1912. In 1904 is hij benoemd tot minister van staat.

Tobias Asser is de naamgever van het T.M.C. Asser Instituut in Den Haag en van een Leids pleitdispuut. In 1991 verscheen er een postzegel met daarop zijn beeltenis. In Wageningen werden de straat Asserpark en het daar gelegen studentencomplex naar hem genoemd.

Externe links

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Tobias Asser op Wikimedia Commons.