Kabinet-Cort van der Linden

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door VR-Land (overleg | bijdragen) op 9 dec 2010 om 15:21. (→‎Bijzonderheden)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Kabinet-Cort van der Linden
Kabinet in Nederland Vlag van Nederland
Kabinet Cort van der Linden poseert in de Tweede Kamer
Premier P.W.A. Cort van der Linden
Partij(en) Extraparlementair
Politieke kleur Liberaal (vooruitstrevend)
Start 29 augustus 1913
Demissionair 2 juli 1918
Eind 9 september 1918
Voorganger Heemskerk
Opvolger Ruijs de Beerenbrouck I
Nederlandse kabinetten van 1848 t/m WO II
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Het kabinet-Cort van der Linden was een Nederlands liberaal extra-parlementair minderheidskabinet dat regeerde van 29 augustus 1913 tot en met 9 september 1918.

Dit kabinet loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging.

Het kabinet bestond uit negen liberale en vrijzinnig-democratische ministers. Zij waren voor het merendeel echter geen vooraanstaande politici. Minister-president Cort van der Linden was niet aangesloten bij een politieke partij. Om te benadrukken dat er geen band was met parlementaire fracties, verklaarde Cort van der Linden dat zijn kabinet wilde regeren overeenkomstig de 'volkswil'.

De dreigende oorlogssituatie door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte op 1 augustus 1914 mobilisatie van het leger noodzakelijk. Het kabinet nam maatregelen om het economische leven zoveel mogelijk overeind te houden en voerde verder distributie van allerlei producten in. De blokkade van geallieerden en de oorlogvoering ter zee leverde namelijk steeds grotere problemen op bij de invoer van goederen en daarmee bij de voedsel- en brandstofvoorziening.

Bijzonderheden

  • Belangrijke gevolgen van de oorlog waren:
    • een grote toestroom van Belgische vluchtelingen (in totaal circa 1 miljoen);
    • de torpedering van diverse Nederlandse koopvaardijschepen;
    • een strenge controle op zee van de in- en uitvoer door Nederlandse schepen;
    • ter bekostiging van de oorlogsuitgaven werden vrijwillige leningen gevraagd, met als 'stok achter de deur' dreigende hogere belastingheffing;
    • de noodzaak tot de opbouw van een omvangrijk distributieapparaat, die gepaard ging met veel bureaucratie en misstanden;
    • voedselschaarste, met name in de grote steden, leidt in 1918 tot rellen (aardappeloproer).
  • Door de Grondwetsherziening van 1917 kwam er een einde aan zowel de school- als de kiesrechtstrijd. Er kwam financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs en het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd. Daarnaast werden de grondwettelijke belemmeringen van het vrouwenkiesrecht weggenomen, konden ook vrouwen gekozen worden, en maakte het districtenstelsel plaats voor het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Tevens werd een opkomstplicht ingesteld bij de verkiezingen.
  • De in 1917 vanwege de grondwetsherziening benodigde verkiezingen werden gevoerd onder de leuze 'laat zitten, wat zit'. Dit was een onderlinge afspraak van de grote partijen om geen tegenkandidaten te stellen en de zittende Tweede Kamerleden te laten herkiezen.
  • Minister Treub voerde door samenvoeging van de vermogensbelasting en bedrijfsbelasting de Wet op de inkomstenbelasting in.
  • De lang gekoesterde wens van minister Lely om over te gaan tot afsluiting en gedeeltelijke inpoldering van de Zuiderzee ging in vervulling door aanneming van de Zuiderzeewet. Daarbij speelden de diverse overstromingen rond de Zuiderzee in 1916 een rol.
  • Een voorstel om een staatspensioen in te voeren, werd door de Eerste Kamer (die een rechtse meerderheid had) geblokkeerd.
  • In 1916 bracht minister Pleyte een wet tot stand waardoor er in Nederlands-Indië een Volksraad kwam, een adviesorgaan dat behalve uit Nederlanders ook uit inlanders bestond.
  • In het laatste oorlogsjaar deden zich een aantal ernstige conflicten voor tussen de koningin en het kabinet. Het kabinet steunde minister Loudon die vond dat Nederland zich moest neerleggen bij geallieerde eisen ten aanzien van de Nederlandse koopvaardij om de voedseltoevoer niet in gevaar te brengen.
  • De koningin weigerde zich in 1918 neer te leggen bij het ontslag van opperbevelhebber Snijders. Het kabinet wilde hem ontslaan omdat Snijders had verklaard dat verzet bij een Duitse inval zinloos zou zijn.

Ministers

Minister van Buitenlandse Zaken Pieter Wilhelm Adriaan Cort van der Linden lib.-partijloos a.i., van 29 augustus 1913 tot 27 september 1913
John Loudon lib.-partijloos van 27 september 1913 tot 9 september 1918
Minister van Justitie Bastiaan Ort lib.-partijloos
Minister van Binnenlandse Zaken Pieter Wilhelm Adriaan Cort van der Linden lib.-partijloos
Minister van Financiën Anthonij Ewoud Jan Bertling lib.-partijloos van 29 augustus 1913 tot 24 oktober 1914
Marie Willem Frederik Treub VDB van 24 oktober 1914 tot 8 februari 1916
Anton van Gijn oud- of vrije liberaal van 8 februari 1916 tot 22 februari 1917
Marie Willem Frederik Treub lib.-partijloos van 22 februari 1917 tot 9 september 1918
Minister van Oorlog Nicolaas Bosboom oud- of vrije liberaal van 29 augustus 1913 tot 15 mei 1917
Jean Jacques Rambonnet lib.-partijloos a.i., van 15 mei 1917 tot 15 juni 1917
Bonifacius Cornelis de Jonge CHU van 15 juni 1917 tot 9 september 1918
Minister van Marine Jean Jacques Rambonnet lib.-partijloos van 29 augustus 1913 tot 28 juni 1918
Bonifacius Cornelis de Jonge CHU a.i., van 28 juni 1918 tot 9 september 1918
Minister van Waterstaat Cornelis Lely lib. unie
Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel Marie Willem Frederik Treub VDB van 29 augustus 1913 tot 24 oktober 1914
Marie Willem Frederik Treub VDB a.i., van 24 oktober 1914 tot 19 november 1914
Folkert Evert Posthuma lib.-partijloos van 19 november 1914 tot 9 september 1918
Minister van Koloniën Thomas Bastiaan Pleyte VDB
Jean Jacques Rambonnet lib.-partijloos van 8 december 1915 tot 17 januari 1916 (i.v.m. ziekte van minister Pleyte)

Mutaties

In 1914 nam minister Bertling ontslag als minister van Financiën. Hij was niet opgewassen tegen het zware ministersambt. Verondersteld wordt dat zijn benoeming in 1913 op een vergissing heeft berust. Treub nam Financiën over en Posthuma, van verzekeringsmaatschappij Centraal Beheer, werd minister van Landbouw, Handel en Nijverheid.

In 1916 trad minister Treub weer af toen een koppeling van een pensioenbelasting aan een ouderdomswet werd afgewezen door de Tweede Kamer.

Zijn opvolger, topambtenaar Van Gijn van het ministerie van Financiën, werd toen minister. Na een conflict met zijn ambtgenoten over de financiering van de levensmiddelenpolitiek trad hij op zijn beurt na een jaar weer af. Treub keerde terug op Financiën.

Oorlogsminister Bosboom trad af nadat de Tweede Kamer op 10 mei 1917 een motie-Marchant aannam, waarin zijn besluit werd betreurd om de landstormjaarklasse 1908 (geboren in 1888) op te roepen, in plaats van de landstormklasse 1918 (geboren in 1898).

Na een conflict met zijn collega's over een konvooi naar Nederlands-Indië trad in juni 1918 minister Rambonnet van Marine af. Zijn collega's wilden wel toegeven aan bepaalde Engelse eisen ten aanzien van passagiers en goederen, terwijl Rambonnet daar niet voor voelde.

Formatie

Een poging van de vrijzinnig-democraat Bos om een kabinet van liberalen en sociaal-democraten te vormen, mislukte. De SDAP wenste (nog) geen regeringsverantwoordelijkheid te nemen. Hierop werd Cort van der Linden belast met de vorming van een extraparlementair liberaal kabinet. De sociaal-democraten zegden hierbij wel toe het kabinet te steunen, mits het zou komen met voorstellen voor algemeen kiesrecht en een staatspensioen.