1e millennium

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Eerste millennium)
JezusRomeinse RijkBuskruitSchakenAttila de HunVesuviusVroege middeleeuwenAzteekse RijkHof van Pilatus
Van links, met de klok mee: Uitbeelding van Jezus, de centrale figuur in het christendom; Het Colosseum, een mijlpaal van het Romeinse Rijk; Buskruit is uitgevonden gedurende het einde van het 1e millennium, in China; Schaken wordt populair in de wereld; Het West-Romeinse Rijk valt en luidt daarmee de vroege middeleeuwen in; De stoffelijke resten van een jonge vrouw, ook wel bekend als "ring lady", is gedood door de uitbarsting van de Vesuvius in 79AD; Attila de Hun, leider van de Hunse Rijk, neemt een groot deel van Oost-Europa in. (Achtergrond: Namaak van een antieke muurschildering uit Teotihuacan)

Het eerste millennium liep vanaf het jaar 1 tot 1000 n.Chr. volgens de juliaanse kalender.

Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Belangrijke ontwikkelingen in Europa zijn de opkomst en de ondergang van het Romeinse Rijk, de opkomst van het christendom en de Grote Volksverhuizing.

  • Boeren die van hun land elders zijn verdreven door bijvoorbeeld invallende Germaanse troepen, moeten wel weer ergens een bestaan opbouwen en zoeken bescherming bij een machtiger iemand. Deze kan natuurlijk zijn eigen voorwaarden stellen. Ze hebben niet zo heel veel tegenprestatie, behalve hun arbeid, terwijl daaraan nu juist geen gebrek is.

Ook zijn er de heren die een meer Romeins georiënteerde bedrijfsvoering (latifundia) hebben. Zij zetten sinds de late Oudheid hun horigen in om op het land te werken.

taal en schrift[bewerken | brontekst bewerken]

Het runenschrift (kortweg runen) is het oudst bekende schrift gebruikt door de Germaanse volkeren van Noord-Europa, dat in de loop van het Millennium plaatsmaakt voor het Latijns alfabet.

Het Latijn, de taal van de Romeinen, raakt door de Romeinse expansie verspreid over een groot deel van Europa en wordt in het westelijke deel van het Romeinse Rijk de algemene voertaal. In de loop der eeuwen worden de verschillen tussen de dialecten van het Latijn steeds groter en de onderlinge verstaanbaarheid steeds kleiner, zodat ze vanaf ca. 800 als verschillende talen worden beschouwd: de Romaanse talen. Verschillen tussen de Romaanse talen en het Latijn worden ten dele toegeschreven aan de invloed van substraattalen, de talen van door de Romeinen onderworpen volken.

De orale cultuur van de Kelten wordt beroepsmatig doorgegeven door leraar-priesters (druïden) en leraar-dichters (filid). De druïden worden als groep onderdrukt door het christendom, maar de filid nemen een deel van hun niet-priesterlijke functies over en blijven literatuur doorvertellen: poëzie, wetten, genealogieën, mythen, sagen en legenden. De invallen van de Noormannen luiden het einde in voor de filid, maar in de kloosters blijft de Keltische traditie voortleven, zij het vaak in gekerstende vorm en in het Latijn.

Militair[bewerken | brontekst bewerken]

Het tweede deel van het eerste millennium wordt ook wel de vroege middeleeuwen genoemd. Dit is de periode waarin onder andere de Vikingen zich roeren en het Byzantijnse Rijk opkomt.

Al voor de Middeleeuwen raakt het paard ingeburgerd in Europa. Via de Saracenen, de Hunnen, de Magyaren en het Byzantijnse Rijk komt het in de Europese gewesten terecht.

De doeltreffendheid van krijgspaarden beleeft een verdere revolutie door verbeteringen in de technologie, waaronder de uitvinding van het zadel, de stijgbeugel en later de borsttuigage.

Gallia Belgica[bewerken | brontekst bewerken]

Het economische en politieke centrum van Noord-West Europa ligt in het noorden van het huidige Frankrijk, met steden als Amiens, Reims, Doornik en Metz. Van hieruit bestuurden de Romeinen hun provincie Gallia Belgica; hier lag het zwaartepunt van het Merovingische Rijk en zijn opvolgingstaat: het Karolingische Rijk.

Klein-Azië en de Middellandse Zee[bewerken | brontekst bewerken]

Iberisch schiereiland en op Sicilië.

Azië[bewerken | brontekst bewerken]

Godsdienst[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Joodse Opstand van 70 na Chr. verdwijnt de partij van de sadduceeën, maar de farizeeën blijven bestaan en bewaren het joodse erfgoed en de joodse godsdienst.

Rabbijnen die de Joodse Opstand hebben overleefd, beginnen al snel in Javne en later ook in Tiberias scholen te vormen, waarin zij het Jodendom opnieuw doordenken. Zij verzamelen de farizese tradities, die tot nu toe mondeling waren doorgegeven. Van blijvend belang voor het Jodendom is de ontwikkeling van de interpretaties van de Thora die in de Misjna op schrift worden gesteld (plm. 200 na Chr.) en die de basis vormen voor de latere Talmoed. Zo ontstaat het Rabbijns jodendom.


De heilige boeken het Nieuwe Testament, de Talmoed en de Koran komen tot stand.

De Germaanse mythologie wordt van het zuiden uit verdrongen door het Christendom, maar weet zich nog te handhaven in Scandinavië, IJsland en andere uithoeken van het Europese continent.

Was in het klassieke wereldbeeld de staat bron van alle denken en handelen, met de opkomst van het christendom komt de nadruk meer te liggen op de universaliteit van morele waarden. Ook in de Islam is dit het geval.

Schrift[bewerken | brontekst bewerken]

  • De oudste handschriften van het Nieuwe Testament zijn geschreven op papyrus, dat gemaakt wordt van riet, dat veel bij de Nijl groeit. Papyrus blijft in gebruik tot de 8e eeuw.

Papyrus is erg kwetsbaar, en vanaf het begin van de vierde eeuw wordt perkament of vellum steeds vaker gebruikt voor handschriften van het Nieuwe Testament. In het Romeinse keizerrijk ontstaat, onder invloed van de christenen, de zogeheten codex, die bestaat uit losse vellen die worden gebundeld tot een boek.

Met het ontstaan en de verspreiding van de abdijen in het westen vanaf de vierde eeuw komt ook de boekproductie op gang. Benedictus van Nursia sticht in de zesde eeuw de Abdij van Montecassino en schrijft in de kloosterregel die hij opstelt, de regelmatige lectuur van de Heilige Schriften voor. Een bibliotheek samenstellen is daarvoor noodzakelijk. Tijdens de Karolingische renaissance, als de interesse voor kennis en wetenschap die men kan vinden in de antieke teksten opkomt, kent de schrijfactiviteit een grote bloei. In die periode wordt een aantal scriptoria opgericht.

De komst van de ganzenveer, rond het jaar 700, verdringt de bamboe- en rietpen die tot dan gebruikelijk zijn. De veer wordt op de juiste wijze bewerkt en in de inkt gedoopt, waardoor deze zich volzuigt met inkt en ermee geschreven kan worden.

Cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

Uit het |Egyptische fajoemportret ontwikkelt zich in de oosterse wereld het ikoon, een door voorschriften verstarde portretkunst die geen ruimte laat aan expressie door de kunstenaar. De iconenverering leidt tot inwendige conflicten in het Byzantijnse Rijk, maar komt daarna tot nieuwe bloei.

Afrika[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds de oudheid bestaat er al slavenhandel in Noord-Afrika. Dwars door de Sahara lopen routes waarlangs de Afrikaanse slaven worden aangevoerd. In de Romeinse tijd zijn er steden die bekendstaan om hun slavenmarkten en dat blijft tot de middeleeuwen zo.

Amerika[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 500 trekken Arowakken vanuit het Westen het laagland van de Guyana's binnen. Ze vestigen zich vooral langs de kust, maar trekken ook via de rivieren het binnenland in, tot aan de stroomversnellingen van Wonotobo, Vanwege de veel voorkomende overstromingen in de moerassen van het kustgebied werpen ze kleiterpen op om hun vruchtbare landbouwgrond en woongebied te beschermen. Ze zijn vooral landbouwers, vissers en verzamelaars. Ze cultiveren de cassave, ananas, kalebas, papaja, tabak, katoen en pijlriet en richten zo een bloeiende samenleving op.

De Zapoteken in het huidige Mexico hebben een eigen hiërogliefenschrift, zij zijn het oudste Meso-Amerikaanse volk met een schrift.

Eeuwen en decennia[bewerken | brontekst bewerken]

1e eeuw 1-9 10-19 20-29 30-39 40-49 50-59 60-69 70-79 80-89 90-99
2e eeuw 100-109 110-119 120-129 130-139 140-149 150-159 160-169 170-179 180-189 190-199
3e eeuw 200-209 210-219 220-229 230-239 240-249 250-259 260-269 270-279 280-289 290-299
4e eeuw 300-309 310-319 320-329 330-339 340-349 350-359 360-369 370-379 380-389 390-399
5e eeuw 400-409 410-419 420-429 430-439 440-449 450-459 460-469 470-479 480-489 490-499
6e eeuw 500-509 510-519 520-529 530-539 540-549 550-559 560-569 570-579 580-589 590-599
7e eeuw 600-609 610-619 620-629 630-639 640-649 650-659 660-669 670-679 680-689 690-699
8e eeuw 700-709 710-719 720-729 730-739 740-749 750-759 760-769 770-779 780-789 790-799
9e eeuw 800-809 810-819 820-829 830-839 840-849 850-859 860-869 870-879 880-889 890-899
10e eeuw 900-909 910-919 920-929 930-939 940-949 950-959 960-969 970-979 980-989 990-999

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]