2e millennium

Het tweede millennium was de periode van duizend jaar die begon op 1 januari 1001 en eindigde op 31 december 2000. Het omvat de hoge middeleeuwen, de renaissance, de vroegmoderne tijd, het tijdperk van kolonialisme, industrialisatie, de opkomst van natiestaten, en resulteert in de 20e eeuw met de impact van wetenschap, wijdverspreid onderwijs, en universele gezondheidszorg en inentingen in veel naties. De eeuwen van uitbreidende grootschalige oorlogsvoering met hightech wapens (van de wereldoorlogen en kernwapens) worden gecompenseerd door groeiende vredesbewegingen van de Verenigde Naties, het Vredeskorps, religieuze campagnes die waarschuwen voor geweld, plus artsen en verplegers die grenzen overschrijden om verwondingen en ziekten te behandelen en de terugkeer van de Olympische Spelen als wedstrijd zonder strijd.
Wetenschappers zegevieren bij het uitleggen van intellectuele vrijheid; mensen zetten hun eerste stappen op de Maan tijdens de 20e eeuw; en nieuwe technologie wordt ontwikkeld door regeringen, industrie en academiën over heel de wereld, met onderwijs dat gedeeld wordt door vele internationale wetenschappelijke congressen en tijdschriften. De ontwikkeling van boekdrukkunst, radio, televisie en het internet verspreidt informatie wereldwijd, in een paar minuten, in geluid, beeld en print-beeldformaat om te onderwijzen, vermaken en miljarden mensen te alarmeren bij het einde van de 20e eeuw.
Vanaf de 16e eeuw migreren mensen van Europa, Afrika en Azië naar, wat toen was, de Nieuwe Wereld, en zo begon het alsmaar versnellende proces van mondialisering. De verweven internationale handel leidde naar de vorming van multinationale ondernemingen, met thuiskantoren in meerdere landen. Internationale zakelijke ondernemingen verminderden de impact van nationalisme in de populaire gedachte.
De wereldbevolking verdubbelde in de eerste zeven eeuwen van het millennium, (van 310 miljoen in het jaar 1000 naar 600 miljoen in het jaar 1700), en vertienvoudigde later in de laatste drie eeuwen, met het overschrijden van 6 miljard in het jaar 2000.
Kalender[bewerken | brontekst bewerken]
Het tweede millennium was een tijdsperiode die begon op 1 januari 1001 en eindigde op 31 december 2000. Dit is de tweede periode van duizend jaar Anno Domini.
De Juliaanse kalender werd gebruikt in Europa bij het begin van het millennium, en alle landen die ooit de Juliaanse kalender gebruikten, hadden de Gregoriaanse kalender overgenomen op het einde van het millennium. Dus de einddatum wordt altijd berekend volgens de Gregoriaanse kalender, maar de begindatum is meestal volgens de Juliaanse kalender (of occasioneel de Proleptische Gregoriaanse kalender).
Het tweede millennium wordt vaak (zij het onjuist) geacht één jaar vroeger te beginnen en te eindigen, dus startend bij het begin van 1000 en eindigend op het einde van 1999. Vele publieke vieringen voor het einde van het millennium werden gehouden op 31 december 1999 - 1 januari 2000 - met maar weinig op de werkelijke datum een jaar later. De onnauwkeurigheid komt voort uit de veronderstelling dat er een jaar nul is, maar dit is niet het geval voor deze kalender.
Beschavingen[bewerken | brontekst bewerken]
Afrika[bewerken | brontekst bewerken]
- Kalifaat van de Fatimiden
- Almoraviden
- Almohaden
- Saadidynastie
- Koninkrijk Mali
- Ashanti
- Koninkrijk Dahomey
- Oyo
- Benin
- Koninkrijk Kongo
- Boeganda
- Zoeloekoninkrijk
Amerika[bewerken | brontekst bewerken]
De eerste Europese import, het paard, verandert de levens van Amerindiaanse stammen op de Great Plains die hun nomadische leefstijl kunnen opgeven en vanaf paarden op bizons kunnen jagen. Koffie en suikerriet uit Azië worden intensief verbouwde gewassen op Latijns-Amerikaanse plantages. Vóór de Columbiaanse uitwisseling zijn er geen sinaasappelen in Florida, geen bananen in Honduras, geen rubberbomen in Afrika, geen runderen in Texas, geen ezels in Mexico en geen chocolade in Zwitserland. Ook de paardenbloem is als onkruid door Europeanen naar Amerika gebracht.
Azië[bewerken | brontekst bewerken]
- Khmer-rijk
- Pagan
- Chola's
- Goryeo
- Song-dynastie
- Hoysala
- Seltsjoeken
- Ming-dynastie
- Vijayanagararijk
- Qing-dynastie
- Mogolrijk
- Tussen de 10e en de 20e eeuw fungeren karavanserais als veilige overnachtingsplek voor reizende handelaren, hun waren en hun dieren.
Europa[bewerken | brontekst bewerken]
- Rond de 12e eeuw is de stoel in China een alledaags voorwerp geworden. In Europa duurt het tot de 16e eeuw voordat de stoel meer voet aan de grond krijgt in doorsnee huishoudens. Vooral de renaissance maakt dat de stoel minder een statussymbool en meer een alledaags gebruiksvoorwerp wordt.
- De bakoven wordt in steden actief gebruikt vanaf de Middeleeuwen en op het platteland tot in de twintigste eeuw. Daar hebben veel gezinnen de beschikking over een bakoven. Soms moet men die delen met buren of met een gemeenschap, maar in de meeste gevallen heeft iedere boerderij een eigen bakhuis.
- De Columbiaanse uitwisseling van dieren- en plantensoorten heeft grote invloed op het leven in Europa, Amerika, Afrika en Azië. Voedsel dat mensen voorheen nooit hebben gezien, wordt volksvoedsel. Zo zijn er voor 1492 geen aardappelen buiten Zuid-Amerika. In de negentiende eeuw is Ierland zo afhankelijk van de aardappel dat een misoogst leidt tot de Ierse hongersnood (1845-1850).
Tomatensaus, gemaakt van tomaten uit de Nieuwe Wereld, wordt een Italiaans handelsmerk.
Lage landen[bewerken | brontekst bewerken]
- De vele en rijke steden van de westelijke Nederlanden, eerst die in Vlaanderen, daarna in Brabant en uiteindelijk in Holland, brengen in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd een eigen gezamenlijke taalstandaard voort, die we tegenwoordig kennen als Nederlands.
Belangrijke personen[bewerken | brontekst bewerken]
Afrika[bewerken | brontekst bewerken]
- Abd al-Mu'min ibn Ali (1094 - 1163)
- Ibn Khaldun (1332 - 1406)
- Shaka Zoeloe (ca. 1787 - 1828)
- Menelik II (1844 - 1913)
- Haile Selassie (1892 - 1975)
- Max Theiler (1899 - 1972)
- Gamal Abdel Nasser (1918 - 1970)
- Nelson Mandela (1918 - 2013)
- Desmond Tutu (1931 - 2021)
Amerika[bewerken | brontekst bewerken]
- Acamapichtli (? - 1395)
- Motecuhzoma I (ca. 1398 - 1469)
- Pachacuti (? - 1471/1472)
- Atahualpa (1502 - 1533)
- Pocahontas (1596 - 1617)
- Benjamin Franklin (1706 - 1790)
- George Washington (1732 - 1799)
- Thomas Jefferson (1743 - 1826)
- Simón Bolívar (1783 - 1830)
- Abraham Lincoln (1809 - 1865)
- Thomas Edison (1847 - 1931)
- Henry Ford (1863 - 1947)
- Franklin Delano Roosevelt (1882 - 1945)
- Harry S. Truman (1884 - 1972)
- Richard Nixon (1913 - 1994)
- John F. Kennedy (1917 - 1963)
- Martin Luther King (1929 - 1968)
Azië[bewerken | brontekst bewerken]
- Shen Kuo (1031 - 1095)
- Omar Khayyám (1048 - 1123)
- Saladin (1137 - 1193)
- Bhāskara II (1114 - 1185)
- Minamoto no Yoritomo (1147 - 1199)
- Dzjengis Khan (1162 - 1227)
- Timoer Lenk (1336 - 1405)
- Yongle (1360 - 1424)
- Hongxi (1378 - 1425)
- Goeroe Nanak (1469 - 1539)
- Süleyman I (1494 - 1566)
- Shah Jahan (1592 - 1666)
- Matsuo Basho (1644 - 1694)
- Qianlong (1711 - 1799)
- Mangal Pandey (1827 - 1857)
- Cixi (1835 - 1908)
- Mahatma Gandhi (1869 - 1948)
- Mao Zedong (1893 - 1976)
- Ruhollah Khomeini (1902 - 1989)
Europa[bewerken | brontekst bewerken]
- Samuel van Bulgarije (ca. 950 - 1014)
- Basileios II Boulgaroktonos (958 - 1025)
- Willem de Veroveraar (1028 - 1087)
- Richard I van Engeland (1157 - 1199)
- Thomas van Aquino (1225 - 1274)
- Marco Polo (1254 - 1324)
- Johannes Hus (ca. 1369 - 1315)
- Johannes Gutenberg (1397 - 1468)
- Jeanne d'Arc (1412 - 1431)
- Christoffel Columbus (1451 - 1506)
- Leonardo da Vinci (1452 - 1519)
- Nicolaas Copernicus (1473 - 1543)
- Michelangelo Buonarroti (1475 - 1564)
- Ferdinand Magellaan (1480 - 1521)
- Maarten Luther (1483 - 1546)
- Galileo Galilei (1564 - 1642)
- William Shakespeare (1564 - 1616)
- René Descartes (1596 - 1650)
- Otto von Guericke (1602 - 1686)
- John Locke (1632 - 1704)
- Lodewijk XIV van Frankrijk (1638 - 1715)
- Isaac Newton (1643 - 1727)
- Peter I van Rusland (1672 - 1725)
- Johann Sebastian Bach (1685 - 1750)
- Voltaire (1694 - 1778)
- Carolus Linnaeus (1707 - 1778)
- Jean-Jacques Rousseau (1712 - 1778)
- Adam Smith (1723 - 1790)
- Catharina II van Rusland (1729 - 1796)
- James Watt (1736 - 1819)
- Napoleon Bonaparte (1769 - 1821)
- Ludwig van Beethoven (1770 - 1827)
- Wolfgang Amadeus Mozart (1756 - 1791)
- Charles Darwin (1809 - 1882)
- Otto von Bismarck (1815 - 1898)
- Karl Marx (1818 - 1883)
- Louis Pasteur (1822 - 1895)
- Sigmund Freud (1856 - 1939)
- Nikola Tesla (1856 - 1943)
- Vladimir Lenin (1870 - 1924)
- Winston Churchill (1874 - 1965)
- Jozef Stalin (1878 - 1953)
- Albert Einstein (1879 - 1955)
- Igor Stravinsky (1882 - 1971)
- Mustafa Kemal Atatürk (1881 - 1938)
- Adolf Hitler (1889 - 1945)
- Charles de Gaulle (1890 - 1970)
- Josip Broz Tito (1892 - 1980)
- Michail Gorbatsjov (1931)
Energie[bewerken | brontekst bewerken]
Het delven van veen is honderden jaren een lucratieve bezigheid omdat het in de vorm van turf de belangrijkste beschikbare brandstof is. Turf is brandstof voor ovens, brouwerijen, destilleerderijen, kokerijen en dergelijke, en maakt de industrialisatie in de gouden eeuw mogelijk. Ook als huisbrandstof is turf in de periode die wel de kleine ijstijd genoemd wordt, onontbeerlijk. Ook in Drenthe zijn al in de late middeleeuwen overal turfmarkten te vinden. Ondanks de grote opgang die steenkool in de negentiende eeuw maakt, is turf tot ver in de twintigste eeuw als huisbrandstof van belang gebleven. De brandstofschaarste in beide wereldoorlogen is daar medeoorzaak van.
Kennis en techniek[bewerken | brontekst bewerken]
In de Vroegmoderne Tijd na de Middeleeuwen worden er talloze universiteiten opgericht in vrijwel alle grote steden en breidt het aantal studierichtingen zich gestaag uit. Onder invloed van de verlichting vinden er tegen het einde van de achttiende eeuw vele veranderingen plaats binnen de universiteiten. Onder invloed van de wetenschappelijke revolutie wordt de moderne wetenschappelijke methode geïntroduceerd. De experimentele methode wordt meer en meer gehanteerd. De exacte wetenschappen verwerven een plaats aan de universiteiten. De nadruk komt te liggen op het verwerven van nieuwe kennis. Het doel is hierbij alleen kennis, de nadruk ligt zeker niet op de toepassingen van de kennis. Het type universiteit dat ontstaat noemt men de Humboldt-universiteit, vernoemd naar Wilhelm von Humboldt.
Tijdmeting[bewerken | brontekst bewerken]
Met de verspreiding van het uurwerk in de 13e eeuw vindt een hervorming plaats die belangrijk is voor de omgang met tijd en het belang van klokken. Voordat er mechanische uurwerken bestaan, wordt de dag ingedeeld in twaalf gelijke delen. Omdat de lengte van de dagen per seizoen verschilt, varieren dus ook de uren. Doordat in steeds meer steden een uurwerk in de toren hangt, wordt de dag ingedeeld in twaalf gelijke uren. Dat bevordert op zijn beurt weer de groei van het aantal uurwerken, omdat een belangrijke belemmering weggenomen is.
Wiskunde en wetenschap[bewerken | brontekst bewerken]
- Rekenen
- Inenting
- Atomische theorie
- Anesthesie
- Natuurlijke selectie
- Genetica
- Speciale relativiteitstheorie
- Penicilline
- DNA
- Kwantummechanica
Productie[bewerken | brontekst bewerken]
- Eten uit blik
- Plastic
- Lopende band
- Gesneden brood
- Bevroren voedsel
- Kernreactor
- Keukenmachine
Vervoer en ruimteverkenning[bewerken | brontekst bewerken]
- De scheepvaart toont een langzame én voortdurende ontwikkeling van zeil en romp: van plompe schepen met vierkante zeilen hangend en gevoerd onder aan een ra (het dwarsgetuigde schip) tot slanke schepen met diepe kiel en de zeilen strak vooraan aan gespannen (het langsgetuigde schip).
- Vele hulpmiddelen worden uitgevonden om de mens te helpen zijn / haar weg te vinden te land, ter zee en in de lucht: van kompas en sextant tot GPS.
- Vanaf de 19e eeuw vindt een sterke Mechanisering plaats. Die brengt uitvindingen met zich mee als de Fiets, de Stoomturbine, de Verbrandingsmotor en deLuchtvaart
Cultuur[bewerken | brontekst bewerken]
De 11e-eeuwse Italiaanse monnik Guido van Arezzo wordt beschouwd als de grondlegger van de hedendaagse muzieknotatie, al is die in de loop van de tijd wel onderhevig aan allerlei veranderingen, zoals bij het Gregoriaans.
- In de middeleeuwen ontstaat bij de stadsbewoners de behoefte om de kerkdiensten intenser te beleven en op een meer herkenbare wijze uiting te geven aan hun geloof. De meerstemmige
muziek komt hier aan tegemoet. De kapelmeesters van de Notre-Dame in Parijs spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van de polyfonie. Zij introduceren de hoge en lage contratenor, die zorgt voor een tweede en derde stem, naast de bestaande melodielijn van de gregoriaanse tenorstem, de cantus firmus. De polyfonie wordt verder gevoerd door de Franco-Vlaamse School, de Italiaanse Renaissancemuziek en de Duitse barokmuziek.