Gebruiker:Evil berry/Kladblok/Richard I van Engeland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Richard I
Richard I op zijn troon met zijn wapenschild met drie leeuwen (detail van een paginagrote afbeelding van vier koningen uit een 13e-eeuws manuscript van Matthew Paris; MS Cotton Claudius D. VI, folio 9v, British Library).
Graaf van Poitou
Regeerperiode (I) 1169-1196
(II) 1198-1199
Voorganger (I) Eleonora van Aquitanië
(II) Otto van Braunschweig
Opvolger (I) Otto van Braunschweig
(II) Jan zonder Land
Hertog van Aquitanië
Regeerperiode (I) 1172-1196
(II) 1198-1199
Voorganger (I) Eleonora van Aquitanië
(II) Otto van Braunschweig
Opvolger (I) Otto van Braunschweig
(II) Jan zonder Land
Hertog van Normandië
Regeerperiode 1189-1199
Inhuldiging 20 juli 1189
Voorganger Hendrik II
Opvolger Jan zonder Land
Koning van Engeland en heer van Ierland
Regeerperiode 1189-1199
Kroning 3 september 1189 in Westminster Abbey
Voorganger Hendrik II
Opvolger Jan zonder Land
Graaf van Anjou
Graaf van Maine
Regeerperiode 1189-1199
Voorganger Hendrik
Opvolger Jan zonder Land
Huis Plantagenet
Vader Hendrik II van Engeland
Moeder Eleonora van Aquitanië
Geboren 8 september 1157
Oxford
Gestorven 6 april 1199
Châlus, Aquitanië
Begraven Abdij van Fontevraud
Partner Berengaria van Navarra
Religie Rooms-katholiek

Richard Leeuwenhart (Frans: Richard Cœur de Lion, Engels: Richard Cœur de Lion, Richard the Lionhearted, Occitaans: Ricard Còr de Leon, Oc e No ("Ja en nee");[1] Oxford, 8 september 1157[2] - Châlus bij Limoges (Frankrijk), 6 april 1199) was van 1169 tot 1196 en opnieuw van 1198 tot 1199 graaf van Poitou, van 1172 tot 1196 en opnieuw van 1198 tot 1999 hertog van Aquitanië en vanaf 1189 tot aan zijn dood in 1199 graaf van Anjou en Maine, hertog van Normandië en als Richard I van Engeland koning van Engeland en heer van Ierland. Hij was de tweede zoon van Hendrik II en Eleonora van Aquitanië en nam als kruisvaarder deel aan de Derde Kruistocht.

Kindertijd en jeugd (1157-1172)[bewerken | brontekst bewerken]

Richard werd op 8 september 1157 in Oxford (vermoedelijk in Beaumont Palace[2]) geboren als zoon van koning Hendrik II en Eleonora van Aquitanië.[3] Zijn tijdgenoot en geschiedschrijver Radulfus de Diceto voerde de afstamming van zijn vader, Hendrik II, over Mathilde van Schotland terug tot de Angelsaksische koningen van Engeland en Alfred de Grote en vandaar bracht hij hem in verband met de mythische figuren Noach en Wodan.[4] Volgens een Angevijnse legende zou er dan weer hels bloed in de familie stromen.[2] Zo vertelde Gerald van Wales dat Richard ervan hield om een verhaal te vertellen volgens hetwelk hij een afstammeling was van een hertogin van Anjou die in feite de fee Melusine was, "want hij zei dat zij allen van de duivel afkomstig waren en naar de duivel zouden terugkeren".[5]

Terwijl zijn vader zijn gebieden bezocht van Schotland tot in Frankrijk, bracht Richard waarschijnlijk zijn kindertijd in Engeland door. Zijn eerste vastgelegde bezoek aan het vasteland was in mei 1165, toen zijn moeder hem en zijn oudste zus, Mathilde, met zich meenam naar Normandië.[6] Zijn min was Hodierna van St Albans, aan wie hij een genereus pensioen gaf eens hij koning was geworden.[6] Hoewel hij in Oxford werd geboren en tot zijn achtste levensjaar in Engeland verbleef, is het niet geweten in welke mate hij Engels gebruikt of begreep; hij was een onderlegde man die poëzie componeerde en schreef in zowel het Limousin (lenga d'òc) als in het Frans.[7] Tijdens zijn gevangenschap werd de Engelse vooroordelen tegenover buitenlanders op berekende wijze door zijn broer Jan gebruikt om de autoriteit van Richards kanselier, Willem Longchamp, die een Normandiër was, te helpen vernietigen. Een van de specifieke beschuldigingen die Longchamp door Jans aanhanger, bisschop Hugo van Coventry, ten laste werd gelegd, was onder andere het feit dat hij geen Engels kon spreken.[8] Dit wijst erop dat tegen het einde van de 12e eeuw een kennis van het Engels werd verwacht van zij die in Engeland een autoriteitspositie innamen.[9]

Richard werd gezegd zeer aantrekkelijk te zijn geweest. Het Itinerarium peregrinorum et gesta regis Ricardi, een Latijns prozaverhaal over de Derde Kruistocht, zegt over zijn uiterlijk:

"Hij was inderdaad een grote gestalte, elegant van lichaamsbouw, met het midden tussen ros en blond houdend haar, met soepele en rechte ledematen, met lange armen (die) niet geschikter (konden zijn) om een zwaard te voeren, of effectiever om te houwen; toch (waren) zijn lange scheenbenen, en de proporties van zijn hele lichaam in verhouding, ...".[10]

De schrijver heeft vermoedelijk echter nooit Richard in levende lijve gezien en het is waarschijnlijker dat hij overgewicht had en bleek van gelaat was.[11]

Hij was blijkbaar ook van bovengemiddelde lengte: volgens Clifford Brewer was hij 1,96 m.[12] Net als zijn veronderstelde gebrek aan kennis van het Engels, komt de vraag of hij inderdaad zo'n grote gestalte had voort uit het gebrek aan bewijs omdat zijn stoffelijke resten sinds ten laatste de Franse Revolutie zijn verloren gegaan en zijn exacte lengte ons onbekend is. Van Jan, zijn jongste broer (met dezelfde vader en moeder), was geweten dat hij rond de 1,65 m groot was.[13]

Op 6 januari 1169 deed de 11-jarige Richard in Montmirail hommage aan de Franse koning voor het door zijn vader aan hem toegewezen graafschap Poitou.[14]

Graaf van Poitou en hertog van Aquitanië (1172-1189)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 10 juni 1172 zou hij - op veertienjarige leeftijd - in een plechtige ceremonie formeel tot graaf van Poitou en hertog van Aquitanië worden aangesteld: deze ceremonie vond eerst in de Sainte-Hilaire le Grand-kerk van Poitiers plaats, waarbij de lans en banier van deze positie aan hem werden overgedragen en werd herhaald in Limoges, waarbij hem de ring van Valerie van Limoges, de personificatie van Aquitanië, om de vinger werd geschoven.[15]

Opstand tegen Hendrik II (1173-1174)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Opstand van 1173-1174 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Hendrik de Jongere begon een opstand tegen zijn vader en sleepte daarbij - aldus Ralph van Coggeshall[16] - zijn broers Godfried II van Bretagne en Richard mee in dit avontuur:[17] hij wou onafhankelijk regeren over ten minste een deel van het territorium dat zijn vader hem had beloofd en niet langer meer financieel afhankelijk zijn van vader, die de hand stevig op de knip hield.[18] Er werd ook gefluisterd dat Eleonora haar zonen zou hebben aangespoord om tegen hun vader in opstand te komen.[19]

Hendrik de Jongere verliet het hof van zijn vader en trok naar het Franse hof om er de bescherming van koning Lodewijk VII van Frankrijk - de ex-man van zijn moeder - te zoeken. Zijn jongere broers, Richard en Godfried, zouden kort daarop zijn voorbeeld volgen, terwijl hun vijf jaar oude broer, Jan, in Engeland achterbleef.[20] Lodewijk schonk zijn steun aan de drie broers en zou Richard zelfs tot ridder slaan, waarmee hij hem als vazal aan zich wou binden.[21] Jordan Fantosme, een poëet en tijdgenoot, omschreef de opstand als een "oorlog zonder liefde".[22]

Godfried de Rancon zijn kasteel van Taillebourg, het kasteel waarin Richard zich terugtrok, nadat de troepen van Hendrik II bij de inname van Saintes zestig ridders en vierhonderd boogschutters, die voor Richard vochten, hadden gevangen genomen.[23]

De drie broers legden aan het Franse hof een eed af dat ze zonder instemming van Lodewijk VII en de Franse baronnen geen verdrag met Hendrik II zouden afsluiten.[24] Met de steun van Lodewijk wist Hendrik de Jongere verscheidene hoge edelen voor zijn zaak te winnen door hen land en geld te beloven: één zo'n hoge edele was graaf Filips van Vlaanderen, aan wie £ 1 000 en verscheidene kastelen werden beloofd.[25] De broers hadden ook aanhangers klaarstaan om in Engeland in opstand te komen: Robert de Beaumont, 3e graaf Leicester, bundelde zijn krachten met die van Hugo Bigod, 1e graaf van Norfolk, Hugo de Kevelioc, 5e graaf van Chester, en koning Willem I van Schotland om een opstand in Suffolk te beginnen.[25] De alliantie met Lodewijk was aanvankelijk succesvol en tegen juli 1173 belegerden de rebellen Aumale, Neuf-Marché en Verneuil en had Hugo de Kevelioc Dol in Bretagne ingenomen.[25] Maar toen in juli 1173 bij het beleg van Drincourt (Neufchâtel-en-Bray) Mattheüs I van de Elzas, de broer van graaf Filips van Vlaanderen, door een schicht van een kruisboog werd geraakt en enkele dagen later aan zijn verwondingen overleed, blies zijn broer de geplande invasie in Normandië af.[26]

Richard trok naar Poitou en bracht de baronnen die loyaal waren aan hemzelf en zijn moeder ertoe in opstand te komen tegen zijn vader.[27] Eleonora werd echter door de troepen van Hendrik II gevangen genomen, zodat Richard op zijn eentje de campagne moet leiden tegen de aanhangers van Hendrik II in Aquitanië. Hij marcheerde naar La Rochelle om deze in te nemen maar door de inwoners verworpen; hij trok zich terug in de stad Saintes, waar hij zijn uitvalsbasis zou inrichten.[28]

Intussen had Hendrik II een zeer duur leger van meer dan 20 000 huurlingen op de been gebracht[29] om aan de opstand het hoofd te bieden.[25] Hij trok op tegen Verneuil en Lodewijk trok zich terug van zijn strijdkrachten. Het leger ging verder met de herovering van Dol en onderwierp Bretagne aan Hendriks gezag. Toen deed Hendrik II een vredesvoorstel aan zijn zonen, hetwelk op advies van Lodewijk werd afgewezen.[30] De strijdkrachten van Hendrik II namen Saintes bij verrassing in en namen het merendeel van het garnizoen gevangen, hoewel Richard met een kleine groep soldaten wist te ontsnappen. Hij zocht voor de rest van de oorlog zijn toevlucht in het kasteel van Taillebourg.[31] Hendrik de Jongere en de graaf van Vlaanderen hadden intussen het plan opgevat om in Engeland te lanen om de opstand onder leiding van de graaf van Leicester te steunen. Hendrik II, die hierop anticipeerde, keerde op 8 juli 1174 met 500 soldaten en zijn krijgsgevangenen (waaronder Eleonora en de echtgenotes en verloofdes van zijn zonen) terug naar Engeland,[32] Daar vernam hij bij zijn aankomst echter dat de opstand reeds in elkaar was gestuikt. Willem I van Schotland en Hugo Bigod waren respectievelijk op 13 en 25 juli gevangen genomen. Hendrik II keerde daarop terug naar Frankrijk en legde het beleg voor Rouen, waar Hendrik de Jongere zich bij Lodewijk VII had aangesloten nadat hij zijn plannen voor een invasie in Engeland had laten varen.

Toen Hendrik II en Lodewijk VII op 8 september 1174 een wapenstilstand sloten, sloten de voorwaarden ervan expliciet Richard uit.[33] In de steek gelaten door Lodewijk VII en er tegenop ziend om zijn vaders leger in de strijd het hoofd te bieden, trok Richard op 23 september naar het hof van Hendrik II te Poitiers en smeekte om vergiffenis, huilend en aan Hendriks voeten vallend, die Richard daarop de vredeskus schonk.[33] Verscheidene dagen later zouden Richards broers zijn voorbeeld volgen en zich met hun vader verzoenen.[34] Op 30 september 1174 werd een vredesverdrag, het verdrag van Montlouis, getekend.[35] De voorwaarden die de drie broers nu accepteerden waren minder genereus dan deze die hen eerder in het conflict waren aangeboden (toen werd Richard nog vier kastelen in Aquitanië en de helft van de inkomsten van het hertogdom aangeboden):[24] Richard werd de controle over twee kastelen in Poitou gegeven en de helft van de inkomsten van Aquitanië; aan Hendrik de Jongere werden twee kastelen in Normandië gegeven; en aan Godfried werd de helft van Bretagne toegewezen. Eleonora bleef tot aan diens dood de gevangene van Hendrik II, ten dele als garantie dat Richard zich zou gedragen.[36]

Laatste regeringsjaren van Hendrik II (1173-1189)[bewerken | brontekst bewerken]

Een zilveren denier van Richard, geslagen in zijn hoedanigheid als graaf van Poitiers, maar na zijn kroning tot koning (1189-1196).

Nadat de oorlog was beëindigd, begon het proces van de pacificatie van de tegen Hendrik II in opstand gekomen provincies. De koning reisde met dit doel af naar Anjou, terwijl Godfried zich met de pacificatie van Bretagne bezighield.[37] In januari 1175 werd Richard naar Aquitanië uitgezonden om de baronnen, die tijdens de oorlog voor hem hadden gevochten, te straffen voor hun afvalligheid, waarbij Roger van Hoveden onze hoofdbron is voor Richards activiteiten in deze periode.[37] Volgens deze moest het merendeel van de kastelen, die aan de rebellen toebehoorden, worden teruggebracht tot de staat waarin ze zich vijftien dagen voor het uitbreken van de oorlog in bevonden, terwijl anderen met de grond gelijkgemaakt moesten worden.[37] Omdat het toen gebruikelijk was geworden voor kastelen om uit steen te worden opgetrokken, hadden verscheidene baronnen hun kastelen uitgebreid of opnieuw versterkt, hetgeen geen makkelijke taak was.[38] Roger van Hoveden vermeldt ook het twee maanden durende beleg van Castillon-sur-Agen: hoewel dit kasteel "algemeen bekend" stond als "sterk", brachten Richards belegeringswerktuigen de verdedigers ertoe zich over te geven.[39] Omstreeks deze tijd zou Richard de bijnaam "Leeuw" of "Leeuwenhart" hebben verdiend, omwille van zijn nobel, moedig en heftig leiderschap.[40] Hij werd ten vroegste in 1187 (of 1189) in de Topographia Hibernica van Gerald van Wales genoemd als "deze leeuw van ons" (hic leo noster) en als iemand met een "leeuwenaard" (leonino more),[41] terwijl de bijnaam "leeuwenhart" (le quor de lion) voor het eerst werd neergeschreven door Ambroise in zijn L'Estoire de la Guerre Sainte in de context van zijn campagne tegen Akko van 1191.[42]

Hendrik leek onwillig om ook nog maar aan een van zijn zonen middelen toe te vertrouwen, die tegen hem konden worden gebruikt. Bovendien werd Hendrik ervan verdacht om prinses Adelheid, Richards verloofde en dochter van Lodewijk VII van Frankrijk bij diens tweede echtgenote, tot zijn minnares te hebben gemaakt.[43] Dit had de band met zijn zoon Richard geen deugd gedaan. Dit maakte bovendien een huwelijk tussen Richard en Adelheid technisch gezien onmogelijk in de ogen van de Rooms-Katholieke Kerk, maar Hendrik zocht uitvluchten: hij beschouwde Adelheids bruidschat, Vexin in de Île-de-France, als te waardevol om kwijt te spelen.[44] Richard werd er lange tijd van weerhouden om Adelheid te verstoten, omdat ze een zus was van koning Filips II van Frankrijk en hij deze niet voor het hoofd wenste te stoten.[45]

Daarom concentreerde Richard zich op het neerslaan van interne opstanden door de edelen van Aquitanië, in het bijzonder in de regio Gascogne. De toenemende wreedheid van zijn heerschappij leidde in 1179 tot een grote opstand daar, waaraan ook machtige edelen als Godfried I van Rancon deelnam.[46] In de hoop Richard te onttronen, zochten de rebellen de hulp van zijn broers Hendrik de Jongere en Godfried. Het keerpunt kwam er in het voorjaar van 1179 in de vallei van de Charente, toen Richard zijn inzicht in belegeringstechnieken liet blijken. Het goed verdedigde fort van Taillebourg leek onneembaar, aan drie kanten omringd door een klif en een stad aan de vierde kant met een drie ommuringen. Maar Richard vernietigde in mei 1179 eerst de boerderijen en de gebieden die het fort omgaven, waardoor de verdedigers zonder versterkingen of terugtrekkingsmogelijkheden achterbleven. Het garnizoen deed een uitval vanuit het kasteel en viel Richard aan: deze slaagde erin het leger onderwerpen en volgde dan de verdedigers door de open poorten, waar hij met gemak in twee dagen tijd het kasteel overnam en liet slopen.[47] Richards overwinning bij Taillebourg schrok vele baronnen af om te denken aan opstand en dwong hen hun loyaliteit aan hem te verklaren. Het leverde Richard ook een reputatie op als een bekwame militaire aanvoerder. Datzelfde jaar geraakte Richard in conflict met zijn broer Hendrik en Godfried en sloot zich nu aan bij zijn vader om zijn broers Hendrik de Jongere en Godfried aan het gezag van Hendrik II te onderwerpen.

Tijdens de kerstperiode van 1182 op 1183 te Caen verzocht Hendrik II - om tegemoet te komen aan de klacht van zijn oudste zoon dat deze te weinig gezag kreeg van zijn vader - aan zijn twee jongere zonen, Richard en Godfried, voor hun Franse domeinen hommage te doen aan hun oudste broer, Hendrik.[48] Beiden weigerden waarop er een oorlog uitbrak tussen de broers.[49] Godfried wist echter zijn broer Hendrik te overtuigen om samen met hem tegen Richard op te trekken,[49] waarop hun vader Hendrik II de kant van Richard koos.[50] Om op te kunnen boksen tegen Richard, die over het rijke hertogdom Aquitanië heerste, vroeg Hendrik de Jongere aan zijn schoonbroer, Filips II van Frankrijk, om ondersteuningen en deze stuurde hem huurlingen.[50]

In juni 1183 overleed Hendrik de Jongere aan dysenterie, waardoor Richard de nieuwe troonopvolger werd.[51] Datzelfde jaar nog verzoende Godfried II van Bretagne zich met zijn vader en zijn broer Richard.[52]

Toen Hendrik II in 1184 vrede sloot met zijn zonen was hun moeder hierbij aanwezig.[53] Hendrik II beval in 1185 Richard om aan Eleonora het bezit van Poitou over te dragen.[54]

In juli 1186 stierf Godfried II van Bretagne nadat hij door een paard tijdens een steekspel was vertrappeld.[55]

Richard verbond zich in 1187, teneinde zijn positie te versterken, met de tweeëntwintigjarige Filips II, de zoon van Eleonora's ex-man Lodewijk VII bij Adelheid van Champagne. Roger van Hoveden schreef hierover:

Et propter illum vehementem amorem qui inter illos esse videbatur, rex Angliæ nimio stupore arreptus, mirabatur quid hoc esset, et præcavens sibi in futurum, frequenter misit nuncios suos in Franciam ad revocandum Ricardum filium suum; qui simulans se pacificum, et ad patrem suum venire volentem, transitum fecit per Chinonem, et maximam partem thesaurorum patris sui, invito custode, secum asportavit, et castella sua Pictaviæ inde munivit, nec tamen ad patrem suum venire voluit: ...
En wegens deze krachtige liefde die (er) tussen hen scheen te zijn, heeft de door buitengewone verbazing overmande koning van Engeland, die zich verwonderde wat dit moge wezen, en zich voorzorgsmaatregelen treffend voor de toekomst, regelmatig zijn gezanten naar Frankrijk gezonden voor het terugroepen van zijn zoon Richard; die zich voordoend als vredelievend, en als naar zijn vader willende komen, de overtocht heeft gemaakt naar Chinon, en het grootste deel van de schatten van zijn vader, met de onvrijwillige bewaker, met zich heeft meegenomen, en zijn kastelen in Poitou (met geld) daaruit heeft versterkt, toch heeft hij niet gewenst naar zijn vader te gaan: ...

— Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1187.[56]

In ruil voor Filips' hulp tegen zijn vader, beloofde Richard zijn rechten op zowel Normandië als Anjou af te staan. Richard deed in november 1187 hommage aan Filips. Toen in november van dat jaar het nieuws hem bereikt over de slag bij Hattin en de inname van Jeruzalem door Saladin, de sultan van Egypte, nam hij te Tours in het gezelschap van andere Franse edelen het kruis op.[57]

In juni 1188 nam Filips II het kasteel Raoul te Châteauroux in als antwoord op invallen van Richard in gebieden ten zuiden hiervan.[58] Het jaar daarop trachtte Richard de troon van Engeland over te nemen, door deel te nemen aan Filips' expeditie tegen zijn vader.

In 1189 kwam Richard voor een laatste keer in opstand tegen zijn vader en nadat de vredesbesprekingen tussen beide partijen op niets waren uitgelopen trokken de twee partijen alsnog ten strijde. Richard wist op 12 juni - met de hulp van Filips II - zijn vader te verslaan bij Le Mans en diens aftocht werd aldaar gedekt door Willem de Maarschalk. Toen Richard, die geen maliënkolder droeg, te paard zijn vader achterna zat, werd hij door Willem diens paard gelicht en niet gedood.[59] Volgens de biograaf van Willem zou vlak hiervoor een gesprek tussen beiden hebben plaatsgevonden:

De esperons feri tot dreit
Al conte Richard ki veneit.
E quant li quens le vit venir
Si s'escria par grant haïr :
"Por les gambes Dieu! Mar.,
"Ne m'ocïez; ce sereit mal.
"Ge su[i] toz desarmez issi."
E li Mar. respondi:
"Nenil! dïables vos ocie!
"Car jo ne vos ocirai mie."
Si feri sor son cheval lors
De sa lance parmi le cor,
Qu[e] il morut en es le pas;
Unques avant n'ala un pas,
Ainz morut e li quens chay.

8836



8840



8844



8848
Die de sporen gaf en de weg rechtdoor nam
naar graaf Richard die afgereden kwam.
En toen deze hem zag afkomen met een vlucht
riep hij met luide stem doorheen de lucht:
"Maarschalk, bij de benen van God,
dood u me niet; 't zou zijn tegen elk gebod.
Ik ben volledig ontwapend bij u in dit oord."
En de Maarschalk gaf hierop ten antwoord:
"Nee! Dat de duivel u dode!
"Want ik zal u niet sturen onder de zoden!"
Daar deze toen op zijn paard in 't zadel zat,
doorboorde hij met zijn lans het paardenhart,
dat het in zijn plaats stierf en alras,
nooit meer zette het nog een pas,
aldus stierf het en viel de graaf eraf.
— Jan, L'Histoire de Guillaume le Maréchal vv. 8835-8844.[60]

Op 4 juli 1189 versloegen de strijdkrachten van Richard en Filips II het leger van Hendrik II bij Ballans. Hendrik II stemde er daarop, met Jans instemming, met in om Richard tot zijn beoogd opvolger te benoemen. Twee dagen later zou Hendrik II in het kasteel van Chinon overlijden en Richard volgde hem nu op als koning van Engeland, hertog van Normandië en graaf van Anjou.[61] Roger van Hoveden beweerde dat Hendriks lijk in Richards aanwezigheid uit de neus bloedde, wat werd aangenomen een teken te zijn dat Richard zijn dood had veroorzaakt.[62] Hij werd in de abdij van Fontevraud begraven, waar Richard zijn graftombe bezocht.

Koningschap (1189-1199)[bewerken | brontekst bewerken]

Richard stuurde na het overlijden van Hendrik II naar Engeland het bevel om onmiddellijk zijn moeder, Eleonora van Aquitanië, vrij te laten uit haar gevangenschap en verklaarde dat zij zou regeren totdat hijzelf uit Frankrijk naar Engeland was kunnen oversteken.[63]

Kroning (1189)[bewerken | brontekst bewerken]

Richard I wordt tot koning gezalfd tijdens zijn kroning in Westminster Abbey (uit een 13e-eeuws manuscript van Flores Historiarum; Chetham MS Ms 6712 (A.6.89), fol.141r).[64]

Richard I werd op 20 juli 1189 officieel bevestigd als hertog van Normandië en op 3 september 1189 in Westminster Abbey tot koning gekroond en gezalfd.[65]

Kort na zijn kroning werden Joden in Engeland aangevallen en Richard zou de ergste daders straffen.[66]

Voorbereiding op de kruistocht (1189-1190)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 11 december 1189 begon Richard zijn kruistocht te plannen en verkocht hiervoor heerlijkheden en kastelen - hij zou zelfs hebben verklaard: "Ik zou ook Londen verkopen, als ik een geschikte koper zou vinden".[67] Hij liet ook edelen en clerici betalen om hun posities te mogen behouden en maakte hiervan vermoedelijk ook handig gebruik om al te trouwe aanhangers van zijn vader aan de kant te kunnen schuiven. Het belasten van de clerus zorgde voor heel wat ophef.

In 1190 stelde Richard Hugo, bisschop van Durham, en Willem de Mandeville, 3e graad van Essex, aan tot regenten. Willem de Mandeville stierf echter kort daarop en werd vervangen door Richards kanselier Willem Longchamp.

Richard vertrekt op kruistocht: tussenstop in Sicilië, Cyprus en huwelijk(1190-1191)[bewerken | brontekst bewerken]

Op 4 juli 1190 ontscheepte Richard om aan de Derde Kruistocht deel te nemen, maar maakte wel eerst een tussenstop bij zijn zus, Johanna Plantagenet, op Sicilië. Daar zou hij aan Tancred van Sicilië het zwaard Excalibur van koning Arthur, wiens graf tijdens zijn vaders regering zou zijn ontdekt, aan Tancred van Sicilië, tijdens hun ontmoeting in Catania begin maart 1191, hebben geschonken.[68] Intussen was Richards jongste broer, Jan zonder Land, woedend over de regentenkeuze van zijn broer en begon complotten te zweren tegen Richard en zijn regenten.

Op 6 mei 1191 zeilde Richard naar Cyprus, dat hij na een conflict met de despoot Isaäk Komnenos van Cyprus zou veroveren. Op 12 mei trouwde hij te Limassol met Berengaria van Navarra (1170 – 1230), eerstgeboren dochter en erfgename van koning Sancho VI van Navarra. Op juni 1191 had Richard de volledige controle over Cyprus overgenomen.

Derde Kruistocht (1191-1192)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Derde Kruistocht voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Richard samen met Berengaria onderweg naar het Heilige Land (miniatuur van het atelier van Johanna en Richard van Montbaston uit het midden van de 14e eeuw).

Op 6 juni 1191 landde Richard te Tyrus en vertrok vandaar om mee te helpen bij het Beleg van Akko (1189-1191). Op 8 juni kwam Richard dan voor de muren van Akko aan, waar al bijna twee jaar lang het beleg duurde. Hij werd met grote vreugde door de christelijke belegeraars aan land gehaald en de belegerden zagen door zijn komst hun kansen slinken.[69] Op 11 juli verwierf Richard de controle over Tyrus. Kort na zijn aankomst werd hij echter ziek waardoor de aanvallen op de stad enige tijd stil kwamen te liggen. Toch slaagde hij er nog in diezelfde maand erin de stad Akko op de Saracenen te heroveren.

Terwijl de andere bevelhebbers (Filips II, Leopold V van Oostenrijk) door conflicten met hem waren vertrokken, zou Richard van 1191 tot 1192 als enige van de Europese koningen achterblijven in het Heilige Land. De militaire campagnes die hij in die periode tegen Saladin leidde, leverden hem de bijnaam “Leeuwenhart” op. Slag bij Arsoef (7 september 1191), Slag bij Jaffa (27 juli tot 8 augustus 1192)

Richard probeerde enkele malen een persoonlijk onderhoud te hebben met Saladin, onder meer vlak na zijn aankomst in Akko, maar deze wees dit af. Volgens Ibn Shaddad zou Saladin hebben opgemerkt: "Koningen ontmoeten elkaar niet, alleen als ze een akkoord hebben bereikt en het is niet goed om tegen elkaar te vechten nadat men samen gegeten heeft."[70] De twee vorsten zouden elkaar nooit ontmoetten.[71] Daarnaast ontwikkelde Richard een goede band met de broer van Saladin, Al-Adil, en op 21 oktober 1192 stelde Richard ook een huwelijk voor tussen Al Adil en zijn zus Johanna Plantagenet (de voormalige koningin van Sicilië), waarbij ze de door Richard veroverde steden als bruidsschat zou meekrijgen en het koppel in Jeruzalem gezamenlijk over het Heilige Land zouden regeren, maar Johanna zou de idee om met een moslim te moeten trouwen hebben afgewezen en daarop liet Richard dit plan weer varen.[72]

Maar ondanks zijn militaire successen zou Jeruzalem hem ontglippen. Op 2 september 1192 sloten Richard en Saladin tenslotte met het verdrag van Jaffa een driejarige wapenstilstand waardoor het christenen werd toegestaan Jeruzalem te bezoeken zonder tribuut te hoeven betalen en dat ze vrije toegang zouden hebben tot de heilige plaatsen.

Gevangenname van Richard Leeuwenhart. Miniatuur uit het Liber ad honorem Augusti van Petrus de Ebulo (ca. 1196).

Gevangenschap (1192-1194)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1192 zou Richard op zijn terugreis van het Heilige Land voor de Adriatische Kust schipbreuk lijden.

Richard Leeuwenhart gevangengenomen (links) en dodelijk verwond bij Châlus (rechts) (Effigies Regum Angliae, 14e eeuw, Londen, British Library).

Gevangenschap, losgeld en terugkeer[bewerken | brontekst bewerken]

Voorstelling van Richard die wordt gepardoneerd door keizer Hendrik VI (ca. 1196).

Richard Leeuwenhart zette de Kruistocht verder na het vertrek van Filips: hij veroverde de belangrijkste havens, tot aan Jaffa, en richtte terug een Latijns koninkrijk van Jeruzalem op, hoewel de stad zelf aan zijn greep ontsnapte. Hij onderhandelde tenslotte een wapenstilstand van vijf jaar met Saladin en voer terug in oktober 1192. De winterstormen wisten hem opnieuw te verrassen: het slecht weer dwong Richards schip Corfu aan te doen en dus te landen op het grondgebied van de Byzantijnse keizer Isaäk II Angelos, die Richards annexatie van Cyprus, een voormalig Byzantijns territorium, afkeurde. Vermomd als Tempelier zeilde Richard met vier volgelingen weg van Corfu, maar zijn schip leed schipbreuk nabij Aquileia, waardoor Richard en zijn gevolg gedwongen waren een gevaarlijke landroute doorheen Centraal-Europa te nemen. Op zijn weg naar het grondgebied van zijn schoonbroer, Hendrik de Leeuw, werd Richard kort voor kerstmis van 1192 in de buurt van Wenen door hertog Leopold V van Oostenrijk gevangen genomen, die Richard ervan beschuldigde de moord op zijn neef Koenraad van Monferrato te hebben gearrangeerd. Daarenboven had Richard hertog Leopold ook persoonlijk beledigd door diens standaard neer te halen van op de muren van Akko.

Hertog Leopold vertrouwde hem toe aan zijn ministeriaal Hadmar van Kuenring, die Richard gevangen hield in zijn kasteel van Dürnstein.[73] Zijn onfortuinlijk lot geraakte al snel bekend in Engeland, maar de regenten waren enige weken lang onzeker over zijn verblijfplaats. Terwijl hij gevangen zat schreef Richard Ja nu(n)s hons pris of Ja nuls om pres ("Er is geen gevangen man"), waarin hij zich richtte tot zijn halfzus Maria van Champagne. Hij schreef het lied in een Oudfranse en Occitaanse versie om zijn gevoelens te zijn verlaten door zijn volk en zijn zus uit te drukken. De opsluiting van een kruisvaarder was in strijd met het publiek recht[74] en op grond hiervan werd hertog Leopold door paus Celestinus III geëxcommuniceerd.

Ruïnes van het kasteel van Dürnstein, waar Richard werd gevangen gehouden.

Op 28 maart 1193 werd Richard naar Speyer gebracht en aan keizer Hendrik VI overhandigd, die hem opsloot in Rijksburcht Trifels. Hendrik VI was gegriefd door de steun die het Huis Plantagenet had gegeven aan de familie van Hendrik de Leeuw en door Richards erkenning van Tancred in Sicilië.[75] Hendrik VI had geld nodig om een leger op de been te brengen om zijn rechten over Zuid-Italië te doen geleden hield daarom Richard vast voor losgeld. In antwoord hierop werd ook Hendrik VI door paus Celestinus III, zoals deze dat ook met Leopold V had gedaan, geëxcommuniceerd voor het voortzetten van de onrechtmatige opsluiting van de kruisvaarder Richard. Richard zou hebben geweigerd eerbied te tonen voor de keizer en hebben verklaard: "I am born of a rank which recognises no superior but God ("Ik ben geboren in een positie die buiten God geen meerdere erkent")".[76] Ondanks zijn beklag waren de omstandigheden van zijn gevangenschap niet streng of zwaar.

De koning kreeg pas zijn vrijheid terug na het betalen van een losgeld dat neerkwam op het dubbele van de jaarlijkse inkomsten van zijn koninkrijk. De Rooms-Duitse keizer Hendrik VI vroeg voor de vrijlating van Richard namelijk een losgeld van honderdduizend zilveren marken, plus vijftigduizend marken omdat hij had geholpen om Sicilië te veroveren.[77] De keizer eiste dat er 150 000 marken (100 000 pond zilver) aan hem moest worden geleverd alvorens hij de koning zou vrijlaten, hetzelfde bedrag als enkele jaren eerder met de Saladintiende was opgehaald,[78] en twee à drie keer het jaarlijkse inkomen van de Engelse Kroon onder Richard. Eleonora van Aquitanië zette zich nu in om het losgeld bijeen te kregen. Zowel clerici als leken werden belast voor een vierde van de waarde van hun eigendom, de gouden en zilveren kerkschatten werden geconfisqueerd en geld werd opgeleverd door de scutage- en carucage-taksen. Tezelfdertijd boden Richards broer, Jan, en koning Filips II van Frankrijk 80 000 marken aan de keizer aan om Richard gevangen te houden tot Sint-Michielsdag van 1194.[79] De keizer wees het aanbod af, al zou men de brief van Jan wel aan Richard hebben getoond. Het losgeld werd door de ambassadeurs naar Duitsland overgebracht, zij het dat Richard zelf verantwoordelijk was ervoor (indien het onderweg zou zijn verloren gegaan, zou Richard ervoor worden verantwoordelijk gehouden), en Richard werd uiteindelijk op 4 februari 1194 vrijgelaten. Filips II zou hierop een bericht naar Jan hebben gestuurd met de boodschap: "Zorg voor jezelf; de duivel is los" ("Look to yourself; the devil is loose").[80]

Op 4 februari 1194 werd uiteindelijk het losgeld, dankzij de inspanningen van zijn moeder Eleonora, betaald en Richard vrijgelaten. Richard keerde daarop eerst terug naar zijn Franse gebieden, waar tijdens zijn afwezigheid Filips II grote delen van zijn gebieden had weten te verwerven (vaak met medewerking van Richards jongste broer Jan).

Terugkeer en overlijden (1194-1199)[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens zijn afwezigheid was jongste broer, Jan zonder Land, er haast in geslaagd de troon te veroveren, maar Richard vergaf hem en benoemde hem zelfs - aangezien hij zelf geen wettelijke nakomelingen had - tot zijn erfgenaam. In april 1194 nam Eleonora aan Richards tweede kroning in Winchester deel en ook bij de verzoening tussen Richard Leeuwenhart en zijn broer Jan schijnt zij aanwezig te zijn geweest.

Omgekeerd wapenschild van Richard om aan te geven dat hij is overleden uit een manuscript van Chronica Majora door Matthew Paris (13e eeuw).[81]

Ten dele als gevolg van deze en andere intriges, wist Richard verscheidene overwinningen op Filips te behalen. In 1194, net na Richards terugkeer naar Frankrijk na zijn gevangenschap en geldinzameling in Engeland, vluchtte Filips weg bij Fréteval, waarbij hij zijn hele archief van financiële audits en documenten achterliet zodat Richard deze kon buit maken.

In de slag bij Gisors (28 september 1198) slaagde Richard er nog in Filips II op de vlucht te drijven en - nadat deze samen met enkele van zijn ridders door de brug over een rivier waren gezakt - wist hij hierbij ook een groot aantal Franse ridders krijgsgevangen te maken. Tijdens deze slag bij Gisors (soms slag bij Courcelles genoemd) zou Richard ook Dieu et mon Droit—"God en mijn Recht"— als zijn motto (dat tot op de dag van vandaag door de Britse monarchie wordt gebruikt) hebben aangenomen, hetgeen een echo was van zijn vroegere opschepperij tegenover keizer Hendrik dat zijn rang geen meerdere erkende buiten God.

In maart 1199 was Richard in Limousin om een opstand van burggraaf Adhemar V van Limoges neer te slaan. Hoewel het Vastentijd was, "verwoestte" hij "het land van de burggraaf te vuur en te zwaard".[82] Hij belegerde het nietig, virtueel weerloze kasteel van Châlus-Chabrol. Sommige kroniekschrijvers beweerden dat hij het belegerde omdat een plaatselijk boer er een schat aan Romeins goud had ontdekt,[83] dewelke Richard van Adhemar claimde in zijn hoedanigheid als zijn feodale opperheer.

In de vroege avond van 25 maart 1199 liep Richard zonder zijn maliënkolder rond de perimeter van het kasteel om de vooruitgang van de sappeurs aan de kasteelmuren te bestuderen. Projectielen werden van tijd tot tijd afgeschoten vanop de kasteelmuren, maar er werd weinig aandacht aan geschonken. Een verdediger in het bijzonder wist de koning ten zeerste te amuseren — een man die op de muren stond met een kruisboog in de ene hand en in de andere een koekenpan die hij de hele dag had gebruikt als schild om projectielen met af te weren. Hij mikte doelbewust op de koning, hetgeen de koning toejuichte; een andere kruisboogschutter raakte toen echter de koning in zijn linkerschouder in de buurt van zijn nek. Hij trachtte deze eerst zelf eruit te trekken in zijn tent maar dit mislukte; een chirurgijn, die door Roger van Hoveden een "slager" wordt genoemd, verwijderde hem daarbij "achteloos" de arm van de koning in het proces "verminkend".

Miniatuur uit een laat 13e-eeuws manuscript (MS BL Cotton MS Vitellius A XIII): links zien we Richard tijdens zijn gevangenschap en rechts hoe hij dodelijk werd geraakt door een kruisboogschutter tijdens het beleg van Châlus.

De wond geraakte al snel door gangreen aangetast. Richard vroeg dat de kruisboogschutter tot bij hem zou worden gebracht. De schutter, die door de kroniekschrijvers de namen Pierre (of Peter) Basile,[84] Johannes Sabraz,[85] Dudo,[86] en Bertrannus de Gurdon (van de stad Gourdon),[87] bleek - althans volgens sommige, zij het niet alle bronnen - een jongen te zijn. Hij zei tegen Richard dat deze zijn vader en twee broers had gedood en dat hij Richard uit wraak had gedood. Hij verwachtte te worden geëxecuteerd, maar als een laatste daad van clementie vergaf Richard hem de daad. Hierna beval hij dat de jongen zou worden vrijgelaten en weggestuurd met 100 shillings.[88] Het is onduidelijk of het pardon van de koning na zijn dood werd nageleefd. Richard bracht dan zijn zaken in orde en vermaakte al zijn gebieden aan zijn broer Jan en zijn juwelen aan zijn neef Otto.

Richards hart werd te Rouen in Normandië begraven, zijn ingewanden volgens sommige bronnen in Charrou (Châlus?) en de rest van zijn lichaam aan de voeten van zijn vader in de abdij van Fontevraud in Anjou.[89] Deze driedeling van zijn lichaam lijkt te verwijzen naar de Heilige Drievuldigheid. In 2012 hebben wetenschappers het stoffelijk overschot van Richards hart geanalyseerd en ontdekten daarbij dat het met verschillende substanties was gebalsemd, waaronder olibanum, een vanuit symbolisch oogpunt belangrijke substantie omdat het zowel bij de geboorte als bij de balseming van Jezus Christus aanwezig was.[90]

Hendrik Sandford, bisschop van Rochester (1226–1235), verkondigde dat hij in maart 1232 een visioen had gehad van Richard die ten Hemele opsteeg (samen met Stephen Langton, de voormalige aartsbisschop van Canterbury), waarbij de koning gedacht werd 33 jaar in het vagevuur te hebben doorgebracht als boetedoening voor zijn zonden.[91]

Wapenschild[bewerken | brontekst bewerken]

Nalatenschap[bewerken | brontekst bewerken]

Richards reputatie doorheen de eeuwen[bewerken | brontekst bewerken]

Legendevorming[bewerken | brontekst bewerken]

Er zou later een volksverhaal ontstaan over hoe de trouvère Blondel de Nesle op zoek ging naar zijn meester Richard en door een lied te zingen dat enkel hem en Richard vertrouwd was (daar ze dit tezamen zouden hebben geschreven), uiteindelijk Richards gevangenis ontdekte toen deze bij het horen ervan het bijhorende refrein van dit lied inzette.[93] Dit verhaal kan echter onmogelijk op werkelijke feiten berusten omdat Richards plaats van gevangenschap reeds kort na zijn gevangenname door algemeen bekend was.

Rond het midden van de 16e-eeuw zou een vermelding in het werk van de Schotse filosoof John Mair in zijn De Gestis Scotorum (Parijs, 1521) als eerste vermelden dat Robin Hood een tijdgenoot was van Richard Leeuwenhart.[94]

Geaardheid[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds de publicatie van het - controversiële - boek The Plantagenets: 1154–1485 van architectuurhistoricus John Harvey in 1948 is er al heel wat inkt gevloeid over de geaardheid van Richard. Harvey meende dat hij door het feit dat dit niet werd vermeld door Victoriaanse en Edwardiaanse historici "de samenzwering van stilzwijgen waarmee de populaire held Richard wordt omringd doorbrak" ("breaking the conspiracy of silence surrounding the popular hero Richard").[95] Sommige moderne historici, met Harvey als roerganger, hebben uit bepaalde passages in de bronnen gedacht verwijzingen naar homoseksualiteit terug te vinden. Deze zijn evenwel niet expliciet en de interpretatie ervan hangt ook samen met de context van deze passages.

De eerste passage gaat over de onverwachtse toenadering tussen Richard en Filips II Augustus in 1187:

Et post pacem illam Ricardus comes Pictaviæ remansit cum rege Franciæ contra voluntatem patris sui; quem rex Franciæ in tantum honorabat, quod singulis diebus in una mensa ad unum catinum manducabant, et in noctibus non separabat eos lectus. Et propter illum vehementem amorem qui inter illos esse videbatur, rex Angliæ nimio stupore arreptus, mirabatur quid hoc esset, et præcavens sibi in futurum, frequenter misit nuncios suos in Franciam ad revocandum Ricardum filium suum; qui simulans se pacificum, et ad patrem suum venire volentem, transitum fecit per Chinonem, et maximam partem thesaurorum patris sui, invito custode, secum asportavit, et castella sua Pictaviæ inde munivit, nec tamen ad patrem suum venire voluit: ... En na deze vrede bleef Richard graaf van Poitiers bij de koning van Frankrijk tegen de wens van zijn vader; die de koning van Frankrijk zozeer eerde, dat ze alle dagen aan een tafel uit een schotel aten, en in de nachten het bed hen niet scheidde. En door deze heftige liefde die hij tussen hen zag, verwonderde de door verbazing overmande koning van Engeland zich zeer wat dit zou kon betekenen, en voor zichzelf voorzorgsmaatregelen treffend voor de toekomst, zond hij regelmatig zij gezanten naar Frankrijk om zijn zoon Richard terug te roepen; die veinzend vredelievend te zijn en naar zijn vader terug te willen komen, de oversteek naar Chinon maakte en het grootste deel van de schatten van zijn vader, tegen de wil van de schatmeester, met zich wegvoerde en daardoor zijn kasteel in Poitiers heeft versterkt, en toch niet naar zijn vader wou gaan: ...
— Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1187.[96]

Roger van Hoveden was voornamelijk geïnteresseerd in de intriges achter de relatie tussen Richard en koning Filips. Harvey en sommige geleerden zagen in de passage "en in de nachten het bed hen niet scheidde" echter een verwijzing naar een seksuele relatie tussen de twee jongemannen. Andere geleerden hebben echter aangehaald dat een bed delen ook een publieke uiting van een goede verstandhouding kon zijn.[97] Zo wordt in soortgelijke bewoordingen ook gesproken over de verzoening tussen Hendrik II en Hendrik de Jongere in 1175.[98] Gillingham heeft de theorieën besproken die suggereren dat deze politieke relatie ook seksueel was, waarvan hij vermoed dat dit is gebaseerd uit een officieel verslag dat aankondigden dat als een symbool van eenheid tussen beide landen de koningen van Engeland en Frankrijk één nacht in hetzelfde bed hadden geslapen. Gillingham heeft dit gekarakteriseerd als "an accepted political act, nothing sexual about it;... a bit like a modern-day photo opportunity" ("een aanvaarde politieke handeling, waar niet seksueel aan is;... een beetje zoals een hedendaagse fotogelegenheid").[99]

De tweede passage vertelt over hoe Richard door een heremiet werd aangesproken op zijn zondige levensstijl en hem waarschuwde aan de verwoesting van Sodom te denken:

Eodem anno venit quidam heremita ad regem Ricardum, et prædicans ei verba salutis æternæ dixit: "Esto memor subversionis Sodomæ, et ab illicitis te abstine; sin autem, veniet super te ultio digna Dei." Sed rex inhians terrenis, et non his quæ Dei sunt, non potuit tam cito animum ab illicitis revocare, nisi datum ei fuisset desuper, vel signum videret. Despiciebat enim personam monentis, non intelligens quod quandoque Dominus revelat parvulis, quæ a sapientibus absconduntur; leprosi etiam nunciaverunt salutem Samariæ, et subjugalis Balam dominum suum revocavit a via illicita. Abiit ergo heremita relicto rege, et abscondit se a facie ejus. Procedente autem tempore præfatus rex, licet pauperis heremitæ commonitionem respueret, tamen ex Divina inspirante gratia memoriter aliquam illius commonitionis partem retinuit, fiduciam habens in Domino, quod Ipse, Qui publicanum et Cananæam revocavit ad pœnitentiam, secundum magnam misericordiam Suam daret ei cor pœnitens.
Unde factum est, quod die Martis in hebdomada Paschæ visitavit eum Dominus in virga ferrea, non ut contereret, sed ut flagellatum in Sua reciperet. Flagellavit enim eum Dominus ægritudine magna in die illa, adeo quod ipse convocatis coram se viris religiosis vitæ suæ fœditatem confiteri non erubuit, et accepta pœnitentia, mulierem suam, quam a multo tempore non cognoverat, recepit; et abjecto concubitu illicito, adhæsit uxori suæ, et facti sunt duo in carne una; et dedit ei Dominus sanitatem tam corporis quam animæ.
Datzelfde jaar kwam een zekere heremiet naar koning Richard, en de woorden van eeuwige verlossing verkondigend zei hij: "Wees je bewust van de verwoesting van Sodom, en onthou je van ongeoorloofde (zaken); als (je dit) echter niet (doet), zal een Godswaardige wraak over jou komen." Maar de koning verlangend naar aardse (zaken), en niet naar deze die van God zijn, kon zijn geest niet zo snel van ongeoorloofde (zaken) weerhouden, indien het niet van bovenaf aan hem zou zijn opgedragen, of hij een teken zou zien. Want hij verafschuwde de persoon van de vermanende/aanradende/afradende [bedoeld is de heremiet], niet beseffend dat de Heer ooit aan onbeduidende personen onthult, wat voor de wijzen wordt verborgen; want leprozen werden (uit)gezonden voor de redding van Samaria, en de aan het juk gewende weerhield haar meester Bileam van het ongeoorloofde pad. Dus ging de heremiet weg bij de ongestrafte/verlaten koning, en verborg zich voor diens zicht. De voormelde koning onthield met het voortschrijden van de tijd, ofschoon hij de aansporing van de arme heremiet niet wenste aan te nemen, ingegeven uit Goddelijke gratie toch een deel van diens aansporing uit het hoofd, vertrouwen hebbend in de Heer, dat Deze, Die de belastingpachter en Kanaänitische (vrouw) opriep tot berouw, in Zijn grote gunstig gezinde goedheid aan hem een berouwvol hart zou geven.
Daarom is het gebeurt dat de heer hem op dinsdag (dag van Mars) in de week van Pasen bezocht in de vorm van een ijzeren staf, niet opdat hij (hem) zou uitputten, maar opdat hij zich zou schikken in de geseling onder Hem. Want op die dag geselde de Heer hem met een erge ziekte zozeer dat hij zelfs aan de religieuze mannen die bij zich had geroepen openlijk de schandelijkheid van zijn leven bekende (en) zich niet schaamde en (nadat hij had) berouw betoond nam hij zijn echtgenote, die hij lange tijd niet had opgemerkt (alternatieve vertaling: met wie hij lange tijd geen seksuele omgang had), terug; en de ongeoorloofde geslachtsgemeenschap opgegeven, week hij niet van de zijde van zijn echtgenote, en de twee werden één in lichaam; en de Heer gaf hem niet zozeer welzijn van lichaam als van geest.
— Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1195.[100]

Voor Harvey en zijn navolgers was de verwijzing naar de verwoesting van Sodom een duidelijke aanwijzing dat Richards zonder sodomie moest zijn. Andere geleerden, waaronder John Gillingham, hebben erop gewezen dat de verwijzing naar Sodom en Gomorra niet per se naar homoseksuele handelingen hoeft te verwijzen, maar ook kan wijzen op de zwaarte van de Goddelijke straf voor de begane zonden.[101]

Sommige bronnen vermelden ook dat Richard zich tijdens zijn veldtochten aan lokale vrouwen zou hebben vergrepen.[102] Zo zouden zijn edelen uit het graafschap Poitou hun beklag hebben gedaan over het wangedrag van hun graaf en hierbij ook het volgende hebben gezegd:

Mulieres namque et filias et cognatas liberorum hominum suorum vi rapiebat et concubinas illas faciebat; et postquam in eis libidinis suae ardorem extinxerat, tradebat eas militibus suis ad meretricandum. Want hij roofde met geweld echtgenotes en dochters en vrouwelijke verwanten van zijn vrije mannen en maakte die tot concubines; en nadat hij op hen zijn lusten had botgevierd, droeg hij hen aan zijn soldaten over als prostituees.
— Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1183.[103]

Een ander verhaal vertelt hoe Richard een non begeerde en dat deze toen ze vroeg wat hem zo aantrok en deze "Jouw ogen" antwoordde, zij deze zou hebben uitgestoken en aan de koning hebben aangeboden.[104]

Ook het bestaan van minstens één bastaardzoon, Filips van Cognac,[105] lijkt erop te wijzen dat Richard - zelfs indien hij al homoseksuele betrekkingen onderhield - met vrouwen seksuele omgang had.

Beeldende kunsten[bewerken | brontekst bewerken]

Richard coeur de Lion door Merry-Joseph Blondel (1841).
Het ruiterstandbeeld Richard Cœur de Lion (1856) van Carlo Marochetti voor het Palace of Westminster in Londen.

De figuur van Richard Leeuwenhart heeft ook beeldende kunstenaars geïnspireerd tot het maken van schilderijen, beeldhouwwerken, enzovoorts. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het 19e-eeuwse portret (1841) van hem door de Franse historieschilder Merry-Joseph Blondel en het door Italiaans-Franse beeldhouwer Carlo Marochetti vervaardigde bronzen ruiterstandbeeld van hem dat voor het Palace of Westminster in Londen is opgesteld. Over dit beeld en de locatie waar het zo worden geplaatst, bestond veel discussie, waardoor het pas in oktober 1860 op haar huidige locatie werd geïnstalleerd en pas in maart 1867 volledig af was met de toevoeging van bronzen basreliëfs aan beide zijden van het voetstuk.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Richard dook reeds in verband met Robin Hood op in Sir Walter Scott zijn roman Ivanhoe, maar was bovendien een van de hoofdpersonages in diens andere roman The Talisman, die zich afspeelt ten tijde van de Derde Kruistocht.

Richard verschijnt in verschillende andere fictieverhalen over de Derde Kruistocht en haar vervolg, bijvoorbeeld Graham Shelbys The Kings of Vain Intent en The Devil is Loose. Richard is het hoofdpersonage in Norah Lofts haar roman The Lute Player, in Martha Rofhearts Lionheart!: A Novel of Richard I, King of England, in Cecelia Hollands The King's Witch, Gore Vidals A Search For the King en in Sharon Kay Penmans The Devil's Brood en Lionheart. Hij duikt ook op in drie boeken van Angus Donalds Outlaw Chronicles serie, dewelke op de legende van Robin Hood is gebaseerd.

Theater[bewerken | brontekst bewerken]

Richard is een hoofdpersonage in James Goldmans toneelstuk The Lion in Winter, waarin wordt verwezen naar de vermeende homoseksuele affaire tussen Richard en Filips II van Frankrijk.

Opera's[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn twee opera's aan de figuur van Richard Leeuwenhart gewijd. De opera seria Riccardo Primo (HWV 23) van Georg Friedrich Händel (eerste opvoering op 11 november 1727), was geïnspireerd door Richards invasie van Cyprus.[106] De opéra comique Richard Coeur de Lion van André-Ernest-Modeste Grétry met een libretto door Michel-Jean Sedaine) (eerste opvoering op 21 oktober 1784) nam dan weer de legende rond Richards gevangenschap en de zoektocht naar hem door Blondel als inspiratiebron.[107] De semiopera (een combinatie van opera en toneel) Richard Coeur de Lion: An historical romance (eerste opvoering op 24 oktober 1786) was op deze opéra comique gebaseerd (maar met een significante wijziging aan het einde van het verhaal), met een Engelse tekst van John Burgoyne die door Thomas Linley de Oudere op muziek werd gezet.[108] Ook het eveneens Richard Coeur de Lion geheten Engelstalige toneelstuk van Leonard MacNally (eerst opvoering op 16 oktober 1786) nam deze opéra comique als basis.[109]

Films en televisie[bewerken | brontekst bewerken]

Richard werd door Henry Wilcoxon vertolkt in Cecil B. DeMilles epische film, The Crusades (1935) en door Ian Hunter in The Adventures of Robin Hood (1938). In de Amerikaanse langspeelfilm King Richard and the Crusader (1954) van David Butler, die was gebaseerd op het boek The Talisman van Sir Walter Scott, nam George Sanders de rol van Richard op zich.

Goldmans toneelstuk The Lion in Winter werd tweemaal verfilmd. In Anthony Harveys The Lion in Winter (1968) werd Richard door Anthony Hopkins gespeeld, terwijl Andrew Howard deze rol op zich nam in de door Andrei Konchalovsky geregiseerde remake uit 2003, waarin Sir Patrick Stewart zijn vader Hendrik II speelde.

De Britse televisiereeks Richard the Lionheart (1962-1963, 39 afleveringen) met Dermot Walsh in de titelrol was gericht op een jonger publiek. En Julian Glover zou de rol van Richard zowel in Doctor Who – The Crusade (1965) als in Ivanhoe (1982) vertolken. De rol van Richard werd door Richard Harris vertolkt in Robin and Marian (1976). De Britse BBC-serie The Devil's Crown (1978, 13 afleveringen) draaide rond de koningen Hendrik II en zijn zoons en opvolgers Richard I en Jan zonder Land, waarbij de rol van Richard door Michael Byrne werd vertolkt.

In de Amerikaanse avonturenfilm Lionheart (1987) van Franklin J. Schaffner was de rol van Richard Leeuwenhart, evenwel geen echt hoofdpersonage in de film, weggelegd voor Neil Dickson.

Muurschildering van Sean Connery als Richard Leeuwenhart in Akko (Israël).

Sean Connery zou op het einde van Robin Hood: Prince of Thieves (1991) opduiken als Richard Leeuwenhart. Connerys vertolking van Richard Leeuwenhart werd door Patrick Stewart geparodieerd in Robin Hood: Men in Tights (1993) van Mel Brooks.

In Ridley Scotts film Kingdom of Heaven (2005) is er voor Richard (gespeeld door Iain Glen) slechts een kleine rol weggelegd: op het eind van de film ziet men hem met zijn leger oprijden tegen Jeruzalem, nadat Saladin het innam. In Ridley Scotts Robin Hood (2010) vertolkte acteur Danny Huston Richard tijdens diens dood gedurende het beleg van het kasteel van Châlus-Chabrol.

In de film Richard The Lionheart (2013) werd Richard door Chandler Maness vertolkt als jonge en schelmse prins. In de sequel, Richard the Lionheart: Rebellion, hernam Maness zijn rol als Richard, waarin Richard een opstand tegen zijn vader leidt.

Andere media[bewerken | brontekst bewerken]

Richard Leeuwenhart was de inspiratie voor het bordspel Löwenhart (Leeuwenhart) (1997) van Klaus Teuber, dat datzelfde jaar de Deutscher Spiele Preis won.[110]

De Franstalige stripreeks Richard Cœur de Lion van scenarist Brrémaud en tekenaar Federico Bertolucci is gebaseerd op Richards leven, maar de personages zijn allemaal dieren.

Richard Leeuwenhart was een van de historische figuren die opdoken als personage in het real-time strategy-computerspel Crusader Kings II (2012).

  • K. Horgan, The Politics of Songs in Eighteenth-Century Britain, 1723–1795, Londen - New York, 2014, pp. 29-60. (= The Heart of the Lion: The 'Princely Song' and the Transmission of Richard)

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. K. Lewent, Old Provençal Miscellany, in Modern Language Review 38 (1943), pp. 113-114.
  2. a b c J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 24.
  3. Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1157 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 268), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici 1157 (B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 137).
  4. Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1157 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 299).
  5. Gerald van Wales, De instructione principis III 27 (= J.S. Brewer (ed.), De instructione principum, Londen, 1846, p. 154): "de diabolo namque eos omnes venisse et ad diabolum didicebat ituros esse".
  6. a b J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 28.
  7. T.A. Leese, Royal: Issue of the Kings and Queens of Medieval England, 1066–1399, Bowie, 1996, p. 57.
  8. Roger van Hoveden, Gesta Regis Ricardi s.a. 1191 (epistola Hugonis de Nunant) (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, II, Londen, 1867, pp. 215-220). Vgl. Gerald van Wales, Gemma Ecclesisatica, D. II.(= J.S. Brewer (ed.), Giraldi Cambrensis opera, II, Londen, 1862, pp. lviii (noot 1), 302).
  9. J.O. Prestwich, The Place of War in English History, 1066–1214, Woodbridge - Rochester, 2004, p. 76, J. Gillingham, ‘Slaves of these Normans’? Gerald de Barri and regnal solidarity in early thirteenth-century England, in P. Stafford - J.L. Nelson - J. Martindale (edd.), Law, Laity and Solidarities: Essays in honour of Susan Reynolds, Manchester, 2002, pp. 168-169.
  10. Itinerarium peregrinorum et gesta regis Ricardi II 5 (= W. Stubbs (ed.), Chronicles and Memorials of the Reign of Richard I., I, Londen, 1864, p. 144: "Erat quidem statura procerus, elegantis formae, inter rufum et flavum medie temperata caesarie, membris flexibilibus et directis, brachia productiora, quibus ad gladium educendum nulla habiliora, vel ad feriendum efficacioria; nihilominus tibiarum longa divisio, totiusque corporis dispositione congrus, ...". F. McLynn, Lionheart and Lackland: King Richard, King John and the Wars of Conquest, Londen, 2012, p. 24.
  11. Ralph van Coggeshall (heeft hem zeer waarschijnlijk gezien), Chronicon Anglicanum sa. 1199 (= J. Stevenson (ed.), Radulphi de Coggeshall Chronicon Anglicanum, De expugnatione Terræ Sanctæ libellus, Thomas Agnellus De morte et sepultura Henrici regis Angliæ junioris, Gesta Fulconis filii Warini, excerpta ex Otiis imperialibus Gervasius Tileburiensis, Londen, 1875, p. 95); Willem van Newburgh (die hem vermoedelijk nooit heeft gezien), Historia rerum Anglicarum IV 5 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, pp. 303-307). J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 266.
  12. C. Brewer, The Death of Kings: A Medical History of the Kings and Queens of England, Londen, 2000, p. 41.
  13. A.L. Poole, From Domesday Book to Magna Carta, 1087-1216, Oxford - New York, 19932, p. 486 (voetnoot 2).
  14. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1169 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., IV, Londen, 1889, p. 240), Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1169 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 208).
  15. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 40. Vgl. F. McLynn, Lionheart and Lackland: King Richard, King John and the Wars of Conquest, Londen, 2012, pp. 23-24.
  16. Ralph van Coggeshall, Chronicon Anglicanum sa. 1173 (= J. Stevenson (ed.), Radulphi de Coggeshall Chronicon Anglicanum, De expugnatione Terræ Sanctæ libellus, Thomas Agnellus De morte et sepultura Henrici regis Angliæ junioris, Gesta Fulconis filii Warini, excerpta ex Otiis imperialibus Gervasius Tileburiensis, Londen, 1875, pp. 17-18).
  17. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 32.
  18. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 31-32.
  19. Matthew Paris, Chronica Majora s.a. 1173 (= H.R. Luard (ed.), Matthæi Parisiensis, monachi Sancti Albani, Chronica majora, II, Londen, 1874, pp. 286-287); Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum II 27 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, pp. 170-171); Gerald van Wales, De instructione principis II 4 (= J.S. Brewer (ed.), De instructione principum, Londen, 1846, pp. 19-21); Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 242-243), Richard van Poitiers, Addenda Chronico Richardi Pictaviensis (= L. Delisle (ed.), Recueil des historiens des Gaules et de la France, XII, Parijs, 1877², pp. 419-420).
  20. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 32-33, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 42-44.
  21. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 33.
  22. Chronique de la guerre entre les anglois et les ecossois en 1173 et 1174 v. 20 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., III, Londen, 1886, p. 204): "La crut guerre senz amur, Damnes-Deus la maldie!" Zie ook: J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 41.
  23. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 49-50.
  24. a b J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 48.
  25. a b c d J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 33.
  26. Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, II, Londen, 1867, p. 49). J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 48.
  27. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 34.
  28. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 34-35, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 49.
  29. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1173 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., IV, Londen, 1889, p. 259); Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, II, Londen, 1867, p. 49-54-59); Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 374); Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, pp. 50-54); Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum II 28 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, pp. 174-175).
  30. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 33-34.
  31. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 34-35.
  32. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 61). J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 35.
  33. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 35, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 50.
  34. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 35.
  35. Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 250); Benedictus van Peterborough, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), Gesta Regis Henrici Secundi Benedicti Abbatis, I, Londen, 1867, p. 77-79), Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 394). J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 50-51.
  36. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 36.
  37. a b c Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici s.a. 1175 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, I, Londen, 1867, pp. 81-83). J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 52.
  38. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 41.
  39. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 41-42.
  40. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 41, D. Jäckel, Der Herrscher als Löwe: Ursprung und Gebrauch eines politischen Symbols im Früh- und Hochmittelalter, Keulen, 2006, p. 83.
  41. Gerald van Wales, Topographia Hibernica III 50 (= F. Dimock, Rolls Series, XXI.5, Londen, 1867, p. 196). Vgl. Gerald van Wales, De principis instructione III 8 (= J.S. Brewer (ed.), De instructione principum, Londen, 1846, p. 105).
  42. L'Estoire de la Guerre Sainte v. 2310 (= G. Paris (ed.), Collection de documents inédits sur l'histoire de France, XI, Parijs, 1897, col. 62).
  43. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 382, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 82, 142.
  44. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 82.
  45. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 5, 95.
  46. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 65-66.
  47. Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1179 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, pp. 431-432). Vgl. Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici s.a. 1179 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, I, Londen, 1867, p. 213), Robert van Torigni, Chronica s.a. 1179 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., IV, Londen, 1889, pp. 281-282). Zie ook: J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 61.
  48. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1183 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 273).
  49. a b Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1183 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 274).
  50. a b Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1183 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 275).
  51. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, pp. 278-279). Vgl. Alberik van Trois-Fontaines, Chronica s.a. 1183 (= L. Weiland (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores XXIII, Hannover, 1874, p. 857), (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1157 (= B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 155).
  52. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 279).
  53. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1184 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 288).
  54. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1185 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 304).
  55. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1186 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 309). Vgl. Rigord, Gesta Philippi Augusti 44 (= H.-F. Delaborde (ed.), Œuvres de Rigord et de Guillaume Le Breton, I, Parijs, 1882, pp. 68-69) (pijn in zijn borst).
  56. W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 318.
  57. (Voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1187 (= B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 156), Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1187 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 325), Radulfus de Diceto, Ymagines Historiarum s.a. 1187 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, pp. 279).
  58. N. Vincent, William Marshal, King Henry II and the Honour of Chateauroux, in Archives: The Journal of the British Record Association 102 (2000), pp. 1-15.
  59. G. Duby, Willem de Maarschalk, of de beste ridder ter wereld, 1145-1219, Amsterdam, 1986, p. 123.
  60. P. Meyer (ed.), L'Histoire de Guillaume le Maréchal, comte de Striguil et de Pembroke, régent d'Angleterre de 1216 à 1219; poème français, I, Parijs, 1901, p. 319. Vgl. P. Meyer (ed. trad.), L'Histoire de Guillaume le Maréchal, comte de Striguil et de Pembroke, régent d'Angleterre de 1216 à 1219; poème français, III, Parijs, 1901, p. 109.
  61. (voortzetter van) Jan van Worcester, Continuatio chronici s.a. 1189 (= B. Thorpe (ed.), Florentii Wigorniensis monachi Chronicon ex chronicis, II, Londen, 1849, p. 157).
  62. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 367).
  63. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, III, Londen, 1870, p. 4), Roger van Wendover, Flores historiarum s.a. 1189 (= H.O. Coxe (ed.), Rogeri de Wendover Chronica; sive, Flores historiarum, III, Londen, 1841, pp. 2-3).
  64. A. Hollaender, The Pictorial Work in the "Flores Historiarum" of the so-called Matthew of Westminster (MS. Chetham 6712), in Bulletin of the John Rylands Library 28 (1944), p. 375.
  65. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 107.
  66. Roger van Wendover, Flores historiarum s.a. 1189 (= H.O. Coxe (ed.), Rogeri de Wendover Chronica; sive, Flores historiarum, III, Londen, 1841, pp. 7-8), Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum IV 1 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, pp. 294-299).
  67. Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum IV 5 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, p. 306): Lundonias quoque venderem, si emptorem idoneum invenirem.
  68. Pierre de Langtoft, Chronique (= T. Wright (ed)., The chronicle of Pierre de Langtoft, II, Londen, 1868, pp. 48-49), Roger van Hoveden, Gesta Regis Ricardi. Pars Posterior s.a. 1191 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, III, Londen, 1870, p. 97); Benedictus van Peterborough, Gesta Regis Henrici Secundi (= W. Stubbs (ed.), Gesta Regis Henrici Secundi Benedicti Abbatis, II, Londen, 1867, p. 159); Gerald van Wales, De instructione principis appendix 9 (= J.S. Brewer (ed.), De instructione principum, Londen, 1846, pp. 191-192).
  69. T.A. Archer (ed. trad.), The Crusade of Richard I. 1189-92, New York - Londen, 1889, p. 79.
  70. Baha ad-Din ibn Shaddad, Leven van Saladin 136 (= C.W. Wilson (trad.), The Life of Saladin, Londen, 1896, p. 321: "It would be a disgrace for kings to strive with one another after hey had met. Let the question at issue between them be arranged first. Only after matters haven been settled would it be fitting for them to have an interview, and talk over serious business."). Alternatieve vertalingen: "Nooit ontmoetten ze elkaar persoonlijk, omdat Saladin het ongepast achtte 'om met elkaar te vechten na elkaar ontmoet te hebben en samen gegeten te hebben. Als hij [Richard] wil praten, moeten we eerst een overeenkomst bereiken." (J. Philipps, In naam van God. Een nieuwe geschiedenis van de kruistochten, Tielt, 2009, pp. 190-191)
  71. T. Asbridge, Talking to the enemy: the role and purpose of negotiations between Saladin and Richard the Lionheart during the Third Crusade, in Journal of Medieval History 39 (2013), pp. 275-296 (in het bijzonder p. 280).
  72. Abu'l-féda, Tarikh Abi al-Fida (= Recueil des historiens des croisades. Historiens orientaux, I, p. 64), Gregorius Bar-Hebraeus, Chronicon Syriacum (D. Burger (trad.), Richard Leeuwenhart en Saladijn. Volgens de Syrische Chronijk van barhebraeus, in Vaderlandsche letteroefeningen (1853), pp. 659-660). T. Asbridge, Talking to the enemy: the role and purpose of negotiations between Saladin and Richard the Lionheart during the Third Crusade, in Journal of Medieval History 39 (2013), p. 282. Vgl. M. Billings, De kruistochten: Op oorlogspad in het Heilige Land, Amsterdam, 2006, pp. 110-111.
  73. B. Arnold, German knighthood, 1050-1300, Oxford, 1985, p. 128.
  74. art. Richard I., in Encyclopædia Britannica Eleventh Edition 23 (191111), p. 295, J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 188-189.
  75. art. Richard I., in Encyclopædia Britannica Eleventh Edition 23 (191111), p. 295.
  76. E. Longford, The Oxford Book of Royal Anecdotes, Oxford, 1989, p. 85.
  77. J. Flori, Philippe Auguste. La naissance de l'État monarchique, Parijs, 2002, p. 68.
  78. T.F. Madden (ed.), Crusades: The Illustrated History, Ann Arbor, 2004, p. 96.
  79. Richard van Hoveden, ?.
  80. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 244. T. Purser, Medieval England 1042–1228, Oxford, 2004, p. 161.
  81. S. Lewis, The Art of Matthew Paris in the Chronica Majora, Berkeley - Los Angeles - Londen, 1987, p. 181.
  82. Ralph van Coggeshall, Chronicon Anglicanum, p. 94
  83. King Richard I of England Versus King Philip II Augustus, Historynet.com (23/08/2006). (archive)
  84. Roger van Hoveden, Chronica (?). Vgl. Roger van Wendover, Flores historiarum s.a. 1199 (= H.O. Coxe (ed.), Rogeri de Wendover Chronica; sive, Flores historiarum, III, Londen, 1841, p. 135), Matthew Paris, Chronica Majora s.a. 1199 (= H.R. Luard (ed.), Matthæi Parisiensis, monachi Sancti Albani, Chronica majora, II, Londen, 1874, pp. 451).
  85. Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1199 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 593).
  86. Willem de Bretoen, Philippidos V vv. 440-620 (= H.-F. Delaborde (ed.), Œuvres de Rigord et de Guillaume Le Breton, II, Parijs, 1885, pp. 142-147).
  87. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1199 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, IV, Londen, 1871, pp. 82-84).
  88. Hoewel er verschillende varianten van de details van dit verhaal bekend zijn, wordt het niet betwist dat Richard de persoon die de schicht afschoot pardonneerde. Zie: J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 234.
  89. Alberik van Trois-Fontaines, Chronica s.a. 1199 (= L. Weiland (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores XXIII, Hannover, 1874, p. 876), Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1199 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 593), Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1199 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, IV, Londen, 1871, p. 84), Liber Memorandorum Ecclesie de Bernewelle I 35 (= J.W. Clark (ed.), Liber Memorandorum Ecclesie de Bernewelle, Cambridge, 1907, p. 58), Jan van Saint-Victor, Memoriale Historiarum s.a. 1199 (Careolus). J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 325.
  90. P. Charlier - J. Poupon - G.-F. Jeannel - e.a., The embalmed heart of Richard the Lionheart (1199 A.D.): a biological and anthropological analysis, in Nature (28/02/2013).
  91. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 396 (noot 44). Matthew Paris, Chronica Majora s.a. 1232 (= H.R. Luard (ed.), Matthæi Parisiensis, monachi Sancti Albani, Chronica majora, III, Londen, 1875, p. 212). Roger van Wendover, Flores historiarum s.a. 1232 (= H.O. Coxe (ed.), Rogeri de Wendover Chronica; sive, Flores historiarum, IV, Londen, 1841, p. 234) plaatst Sandfords visioen op de dag voor Palmzondag (3 april 1232).
  92. Mogelijk voerde Richard dit wapen reeds als graaf van Poitou. Willem de Bretoen, Philippidos III vv. 444-446: Ecce comes Pictavus agro nos provocat; ecce / Nos ad bella vocat. Rictus agnosco leonum / Illius in clypeo : ... (= H.-F. Delaborde (ed.), Œuvres de Rigord et de Guillaume Le Breton, II, Parijs, 1885, p. 82).
  93. F.F.C. Steinmetz, Richard Leeuwenhart. Eene volkssage van den Rijn, in Vaderlandsche letteroefeningen (1861), pp. 237-240.
  94. T. Summerfield, Eeuwenoud en springlevend: Robin Hood, in Madoc 12 (1998), p. 248.
  95. J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948, pp. 33-34.
  96. W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, II, Londen, 1869, p. 318.
  97. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 386, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 84, 264.
  98. Radulfus de Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1175 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 399).
  99. H. Castor, Why Richard I shared his bed with the king of France, in The Guardian (19/03/2008).
  100. W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, III, Londen, 1870, pp. 288-289.
  101. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 265. Zie echter ook: J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 388-391 (Deze stelt dat Gillingham gelijk heeft dat verwijzingen naar Sodom niet altijd seksueel van aard zijn, maar dat hij het fout heeft wanneer hij stelt dat de "zonde van Sodom" zelden wordt vermeld en nog minder de seksuele of homoseksuele aard hiervan (p. 390). Flori lijkt hierdoor evenwel van mening dat Richard meer dan waarschijnlijk homoseksuele betrekkingen had, maar waarschijnlijk een biseksuele hedonist was.).
  102. R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014), p. 65.
  103. W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, I, Londen, 1867, p. 292.
  104. Stephanus van Bourbon, Anecdotes Historiques tit. IV 248, tit. II 500 (= A. Lecoyt de La Marche (ed.), Parijs, 1877, pp. 211-212, 431).
  105. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1199 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, IV, Londen, 1871, p. 97), Pipe Roll John 3 (Pipe Roll Society 52, nr. 14, 1936), p. 283: "Et Philippo f. R. Ricardi 1 m. de dono R.", A. de Montaiglon - A. Richard - A. Bardonnet (edd.), Registre des comptes d'Alphonse de Poitiers (1243-1247), in Archives Historiques du Poitou 4 (1875), pp. 21-22.
  106. art. 889 Riccardo primo, in F. Mesa, Opera: An Encyclopedia of World Premieres and Significant Performances, Singers, Composers, Librettists, Arias and Conductors, 1597-2000, Jefferson - Londen, 2007, p. 227.
  107. art. 891 Richard Coeur-de-Lion, in F. Mesa, Opera: An Encyclopedia of World Premieres and Significant Performances, Singers, Composers, Librettists, Arias and Conductors, 1597-2000, Jefferson - Londen, 2007, p. 228.
  108. A. Nicoll, A History of English Drama 1660-1900, III, Cambridge - e.a., 19552, pp. 102, 241.
  109. A. Nicoll, A History of English Drama 1660-1900, III, Cambridge - e.a., 19552, pp. 102, 285.
  110. E. Broens, Leeuwenhart, Bordspel.com (08/2003).

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • T. Asbridge, Talking to the enemy: the role and purpose of negotiations between Saladin and Richard the Lionheart during the Third Crusade, in Journal of Medieval History 39 (2013), pp. 275-296.
  • M. Billings, De kruistochten: Op oorlogspad in het Heilige Land, Amsterdam, 2006.
  • C. Brewer, The Death of Kings: A Medical History of the Kings and Queens of England, Londen, 2000.
  • P. Charlier - J. Poupon - G.-F. Jeannel - e.a., The embalmed heart of Richard the Lionheart (1199 A.D.): a biological and anthropological analysis, in Nature (28/02/2013).
  • J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999.
  • J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002).
  • J. Gillingham, ‘Slaves of these Normans’? Gerald de Barri and regnal solidarity in early thirteenth-century England, in P. Stafford - J.L. Nelson - J. Martindale (edd.), Law, Laity and Solidarities: Essays in honour of Susan Reynolds, Manchester, 2002, pp. 160-171.
  • J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948.
  • T.A. Leese, Royal: Issue of the Kings and Queens of Medieval England, 1066–1399, Bowie, 1996, pp. 57-58.
  • F. McLynn, Lionheart and Lackland: King Richard, King John and the Wars of Conquest, Londen, 2012.
  • J. Philipps, In naam van God. Een nieuwe geschiedenis van de kruistochten, Tielt, 2009.
  • J.O. Prestwich, The Place of War in English History, 1066–1214, Woodbridge - Rochester, 2004.
  • R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014).

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]