Ten minste één Wikipediagebruiker vindt dat de onderstaande inhoud, of een gedeelte daarvan, samengevoegd zou moeten worden met Eerste afgeleide, of dat er een duidelijkere afbakening tussen deze artikelen dient te worden gemaakt (bekijk voorstel).
|
In de wiskunde is de afgeleide of het differentiaalquotiënt een maat voor verandering van een functie ten opzichte van verandering van zijn variabelen. Voor een functie in één variabele is de afgeleide de limiet van de verhouding tussen de verandering in de functiewaarde en de verandering in de variabele die daaraan ten grondslag ligt. Het begrip differentiaalquotiënt is historisch ontstaan, doordat de veranderingen het verschil, de differentie, zijn tussen een oorspronkelijke waarde en een kleine afwijking daarvan.
Voor een functie in één reële variabele wordt de afgeleide in een punt gegeven door de helling van de raaklijn aan de grafiek van deze functie in dat punt. Het woord "afgeleide" is hier in feite een afkorting van "afgeleide waarde". Het is een waarde die van de oorspronkelijke functie is afgeleid. Het bepalen van de afgeleide van een functie heet differentiëren.
Als de afgeleide van een functie f gedefinieerd is voor alle punten in het domein van f, wordt de daardoor bepaalde functie de afgeleide functie of kortweg de afgeleide genoemd. Het concept van de afgeleide van een functie werd in de 17e eeuw vrijwel tegelijkertijd door Isaac Newton en Gottfried Leibniz bedacht.
Volgens de hoofdstelling van de integraalrekening is differentiëren de omgekeerde bewerking van integreren.
Animatie die een intuïtief idee geeft van de afgeleide
De afgeleide, ook eerste afgeleide, van een functie
met variabele
wordt genoteerd als
, spreek uit "
-accent", of als het differentiaalquotiënt
. De notatie
wordt ook gebruikt.
Varianten in de notatie zijn:
of eenvoudigweg
.
Als
, schrijft men soms
,
of
, of om verwarring te voorkomen
.
Hogere afgeleiden worden op dezelfde manier genoteerd. Zo wordt de tweede afgeleide geschreven als
, of soms als
, en de
-de afgeleide als
. Ook als hogere differentiaalquotiënten gebruikt men
of 
en
of 
Een fietser rijdt langs een rechte weg. De weg die hij heeft afgelegd in de tijd
sinds hij begon te fietsen, is
. Hoe snel fietste hij op het tijdstip
? Zijn snelheid wordt min of meer bepaald door de afstand die hij aflegde in de tijd
na het tijdstip
Deze afstand is:

Zijn gemiddelde snelheid in die periode was:

Hoe kleiner de periode
is, hoe meer de gemiddelde snelheid de snelheid
op het tijdstip
zal benaderen. Die snelheid is de limiet voor
naar 0 en heet de afgeleide van
naar
:

Voor een functie met één reële variabele betekent dit meetkundig dat de afgeleide op een bepaald punt gelijk is aan de helling van de raaklijn aan de grafiek in dit punt.
Laat
een continue functie zijn. De raaklijn in het punt
aan de grafiek van
verkrijgt men door een koorde te beschouwen tussen de punten
en
en de afstand
steeds kleiner te nemen.
De helling van de koorde door de twee punten is

Als de limiet voor afnemende
bestaat, is deze limiet de richtingscoëfficiënt van de raaklijn en wordt de afgeleide van
in het punt
genoemd.
De afgeleide van de functie
die differentieerbaar is in het punt
van het domein, is gedefinieerd als:

Als de functie in het hele domein differentieerbaar is, heet
de afgeleide functie, die ook genoteerd wordt als:

Een equivalente definitie, die eenvoudiger gegeneraliseerd kan worden naar functies van meer variabelen, is de volgende:
Als er een reëel getal
en een functie
bestaan, zodat voor alle
geldt

en bovendien
, dan is
de afgeleide van
in
.
Een functie
in meer variabelen kan naar ieder van de variabelen apart worden gedifferentieerd. Een partiële afgeleide van
is in dat geval een afgeleide van
, waarbij alleen naar één variabele de afgeleide is genomen en de anderen variabele als constanten zijn beschouwd. De richtingsafgeleide breidt dit uit naar een willekeurige eenheidsvector.
- De afgeleide van de constante functie
(constant) is:

- De afgeleide van
is:

- De afgeleide van
is:


- De afgeleide van
voor natuurlijke
:

- met
,
- dus:

- Voor
is de bovenstaande afleiding niet geldig voor
, omdat
niet gedefinieerd is. Bijgevolg geldt de bovenstaande formule voor de afgeleide van
voor
. De formule kan geldend gemaakt worden door de afspraak dat hier zal gelden dat 00 = 1.
- De regel voor de afgeleide van
waarin
, kan uitgebreid worden naar
waarin
(een geheel getal verschillend van 0).
- De afgeleide van
is:

- De regel kan nog verder uitgebreid worden naar
waarin
(een rationaal getal verschillend van 0).
- De afgeleide van
is:

- De afgeleide van


- met
,
- dus:

- Met deze regel kan verder afgeleid worden voor de afgeleide van
met
, dat voor
geldt:

- Deze afleiding is moeilijker dan de drie bovenstaande en vereist universitaire kennis met betrekking tot continuïteit en de e-macht. Verderop in dit artikel staat een vlotte, elegante afleiding via de kettingregel.
- Noem ten behoeve van notatie:
.

- (Gebruik continuïteit van de logaritme om de limiet en logaritme te verwisselen)


- (Gebruik een karakterisering van de e-macht)

- Analoog:

- Omdat linker- en rechterlimiet gelijk zijn, geldt:

- De afleiding van de afgeleide van de sinus berust op de gehanteerde definitie, bijvoorbeeld de reeksdefinitie.
















Met behulp van de rekenregels kan een eenvoudiger afleiding gegeven worden voor de afgeleide van de logaritme. De logaritme is de inverse van de e-macht, dus:

dus:
.
We vinden ook de regel voor de vierkantswortel:
mits
.
Met behulp van de kettingregel kan ook de afgeleide van
worden bepaald, namelijk
,
en dus:

De functie
is weliswaar continu in het punt 0, maar daar niet differentieerbaar. Er geldt namelijk:

en

De linker- en rechterlimieten zijn ongelijk aan elkaar. Dit is aan de vorm van de grafiek van de functie ook goed te zien.
De functie signum of "het teken" van
:

is niet continu in het punt 0 en dus daar niet differentieerbaar. Er geldt:

en

Als de functie
van meer dan één veranderlijke afhangt, kan men alle veranderlijken op een na een constante waarde geven en de afgeleide ten opzichte van de ene overblijvende veranderlijke bestuderen. Deze afgeleiden heten partiële afgeleiden.
Het artikel differentieerbaarheid bespreekt hoe de afgeleide van een functie van
naar
kan worden opgevat als een matrix.
Is van een functie
de afgeleide
ook differentieerbaar, dan is het mogelijk hiervan de afgeleide
te bepalen. Deze heet de afgeleide van de tweede orde, of kortweg tweede afgeleide van
. Ook nog hogere afgeleiden komen voor. De
-de afgeleide van
wordt, als deze bestaat, aangeduid met
, of als
een functie is van de variabele
ook als:
, of 
De hogere afgeleiden van een functie
kunnen bepaald worden uit de betrekking

Het is ook mogelijk afgeleiden van niet-gehele orde te definiëren, bijvoorbeeld van orde
. Deze hebben met integralen gemeen dat hun waarde van zowel een boven- als een ondergrens afhangt. Bij afgeleiden van gehele orde is dit niet zo. Een van de manieren waarop een dergelijke fractionele afgeleide bepaald kan worden is door eerst een functie aan fouriertransformatie te onderwerpen, vervolgens te vermenigvuldigen met de frequentie
tot de macht
, en daarna weer terug te transformeren.
Belangrijke toepassingen vindt de afgeleide in de wiskunde. Zo kan een maximum of minimum van een functie gevonden worden door de afgeleide te bepalen. Indien een functie voor een bepaalde
-waarde een (lokaal) maximum of een (lokaal) minimum bereikt, dan is de afgeleide van de functie op dat punt indien deze bestaat gelijk aan nul, en wisselt bij de daaropvolgende
-waarden van teken (wordt positief of juist negatief). Om een grafiek van een functie met de hand te tekenen is het daarom zinvol eerst de eventuele maxima en minima te bepalen. Om te bepalen of de punten waarin de afgeleide gelijk is aan nul maxima of minima zijn wordt soms gebruikgemaakt van de Hessiaan.
Een toepassing van de tweede afgeleide is het volgende. Indien
een punt is waarvoor geldt dat
, dan is het punt
een buigpunt, een lokaal maximum of een lokaal minimum. Deze drie gevallen kunnen onderscheiden worden door naar waarde
van de tweede afgeleide in het punt
te kijken. Als
, is er sprake van een lokaal maximum, en als
, is er een lokaal minimum. Is
, dan is nader onderzoek nodig van het verloop van de tweede afgeleide in een omgeving van
om een uitspraak (buigpunt, lokaal maximum, lokaal minimum) te kunnen doen.
Veel toepassingen heeft de afgeleide ook in de natuurkunde. Zo is bijvoorbeeld de snelheid de afgeleide bij het berekenen van plaats als functie van tijd. De versnelling is (bij een rechtlijnige beweging) dan weer de afgeleide van de snelheid.
Ook binnen de economie heeft de afgeleide verschillende toepassingen, zeker sinds de zogenaamde "marginale revolutie" binnen de economische wetenschap. Via de afgeleide kunnen we begrippen als marginale opbrengst en marginale kosten berekenen. In deze gevallen gaat het om de afgeleide van de totale opbrengst en de totale kosten.