Amerikaanse literatuur: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 95: Regel 95:


== 20e eeuw vanaf 1945 ==
== 20e eeuw vanaf 1945 ==
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren de Verenigde Staten de nieuwe [[supermacht]] geworden. Zij kenden nu een zeer hoge welvaart in combinatie met een [[conservatisme|conservatief]] politiek klimaat. De kritische orthodoxie uit de jaren '40 - die zich afzette tegen het politiek gekleurde naturalisme dat het decennium ervoor gekenmerkt had -, werd verder voortgezet. Voor de Amerikaanse roman had dit met name tot gevolg dat men afstand nam van het werk van de naturalistische schrijvers uit de jaren '30, die veelal ook [[marxisme|marxistische]] aspiraties hadden gehad. Hun werk werd nu als politiek naïef, onliterair en zelfs vulgair gezien. In plaats daarvan moesten schrijvers zich nu vooral toeleggen op de technische aspecten van het schrijversvak.
[[Bestand:John-updike-candid.jpg|150px|thumb|right|John Updike]]
Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren de Verenigde Staten de nieuwe [[supermacht]] geworden. Zij kenden nu een zeer hoge welvaart in combinatie met een [[conservatisme|conservatief]] politiek klimaat. De kritische orthodoxie uit de jaren '40 - die zich afzette tegen het politiek gekleurde naturalisme dat het decennium ervoor gekenmerkt had -, werd verder voortgezet. Voor de Amerikaanse roman had dit met name tot gevolg dat men afstand nam van het werk van de naturalistische schrijvers uit de jaren '30, die veelal ook [[marxisme|marxistische]] aspiraties hadden gehad. Hun werk werd nu als politiek naïef, onliterair en zelfs vulgair gezien. In plaats daarvan moesten schrjvers zich nu vooral toeleggen op de technische aspecten van het schrijversvak.


Een schrijver wiens werk in de eerste jaren na de oorlog zeer populair werd was [[J.D. Salinger]]. De thematiek van zijn roman ''[[The Catcher in the Rye]]'' (1951) diende als het grote voorbeeld voor het werk daarna van schrijvers als [[John Updike]].
Een schrijver wiens werk in de eerste jaren na de oorlog zeer populair werd was [[J.D. Salinger]]. De thematiek van zijn roman ''[[The Catcher in the Rye]]'' (1951) diende als het grote voorbeeld voor het werk daarna van schrijvers als [[John Updike]].
Regel 140: Regel 139:


==21e eeuw==
==21e eeuw==
[[Bestand:JLahiri.jpg|thumb|right|150px|Jhumpa Lahiri]]
Rond de millenniumwisseling waren er in de Verenigde Staten veel nieuwe schrijvers die hun ervaringen als immigrant in boekvorm vastlegden. De [[Indisch-Amerikaans]]e schrijfster [[Jhumpa Lahiri]] won de Pulitzerprijs voor de literatuur met haar in 1999 gepubliceerde verhalenbundel ''[[Interpreter of Maladies]]''. Een van de verhalen uit deze bundel breidde ze uit tot een echte roman, ''[[The Namesake]]'', die ze in 2003 publiceerde. In 2007 werd deze roman verfilmd.
Rond de millenniumwisseling waren er in de Verenigde Staten veel nieuwe schrijvers die hun ervaringen als immigrant in boekvorm vastlegden. De [[Indisch-Amerikaans]]e schrijfster [[Jhumpa Lahiri]] won de Pulitzerprijs voor de literatuur met haar in 1999 gepubliceerde verhalenbundel ''[[Interpreter of Maladies]]''. Een van de verhalen uit deze bundel breidde ze uit tot een echte roman, ''[[The Namesake]]'', die ze in 2003 publiceerde. In 2007 werd deze roman verfilmd.



Versie van 24 aug 2010 12:07

Amerikaanse literatuur verwijst in het algemeen naar Engelstalig literair werk dat is geproduceerd in de Verenigde Staten. In de loop van zijn vroege geschiedenis was Amerika samengesteld uit een reeks Britse koloniën langs de oostkust van de huidige Verenigde Staten. Daarom ook begint de geschiedenis van de Amerikaanse literaire traditie aanvankelijk als deel uitmakend van de bredere Engelse literatuur. Hoe dan ook onderscheidt zij zich sinds het eind van de 18e eeuw geleidelijk meer en meer via haar unieke Amerikaanse karakteristieken, zodat we kunnen spreken van een aparte weg en literaire traditie.

Koloniale literatuur

The Generall Historie of Virginia, New England, and the Summer Isles (De Algemene geschiedenis van Virginia en de Somers Isles), door Captain John Smith. Gravure van John Barra, 1624

Sommige vroege vormen van Amerikaanse literatuur bestonden uit pamfletten en andere teksten, bedoeld om de koloniën op te hemelen bij het Europese en het eigen publiek. Kapitein John Smith kan beschouwd worden als de eerste Amerikaanse auteur met zijn werken: "A True Relation of Such Occurrences and Accidents of Note as Happened in Virginia" (1608) en "The General Historie of Virginia, New England en the Summer Isles" (1624). Andere gelijkaardige schrijvers waren Daniel Denton ("Brief Description of New York")- 1670, Thomas Asche ("Carolina") - 1682, William Penn ("Brief Account of the Province of Pennsylvania") - 1682, George Percy, William Strachey, John Hammond, Daniel Coxe, Gabriel Thomas en John Lawson.

Religieuze kwesties en disputen waren vaak onderwerp tijdens de vroege jaren van de kolonisatie. Zo behandelde John Winthrops dagboek de religieuze grondslagen van de Massachusetts Bay Colony. Ook Edward Winslow hield een dagboek bij waarin hij de eerste jaren na de aankomst van de Mayflower beschreef. Een belangrijke dominee en schrijver uit deze tijd is Increase Mather. Gouverneur William Bradford is vooral bekend geworden vanwege zijn boek over de belevenissen van de Pilgrims, Of Plymouth Plantation, dat hij tussen 1620 en 1647 schreef. Anderen zoals Roger Williams en Nathaniel Ward stonden een striktere scheiding van kerk en staat voor.

Er bestond ook al activiteit op gebied van poëzie: zie bijvoorbeeld Anne Bradstreet en Edward Taylor. Een andere inspiratiebron voor literaire geschriften waren de ontmoetingen met indianen en de conflicten die ermee gepaard gingen: zie Daniel Gookin, Alexander Whitaker, John Mason, Benjamin Church en Mary Rowlandson. De puritein John Eliot vertaalde de Bijbel voor de Indianen zelfs in het Massachusett. In deze revolutionaire periode bloeide uiteraard ook de productie van politieke geschriften, waaronder die van Samuel Adams, Josiah Quincy, John Dickinson, en de koningsgezinde Joseph Galloway.

18e eeuw

The Power of Sympathy, de eerste Amerikaanse roman, door William Hill Brown - 1789

Prominente figuren uit deze periode zijn Benjamin Franklin en Thomas Paine. Politiek invloedrijk waren Benjamin Franklins Poor Richard's Almanac en The Autobiography, en Paines bekende pamflet Common Sense.

De vroege 18e eeuw stond in Noord-Amerika in het teken van de First Great Awakening. De literatuur uit deze tijd bestaat vooral uit geschreven preken. Belangrijke (veelal puriteinse) geestelijken en schrijvers van bijv. preken uit deze tijd zijn Thomas Hooker, Thomas Shepard, John Wise en Samuel Willard. Andere bekendse schrijvers uit deze tijd zijn de rechter Samuel Sewall die het essay The Selling of Joseph schreef, de lerares en zakenvrouw Sarah Kemble Knight van wie het dagboek bekend is geworden en de plantagebezitter en schrijver William Byrd II.

Tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog werden er in totaal 2000 politieke pamfletten gepubliceerd, waarvan de Declaration of Independence van Thomas Jefferson en de Federalist Papers het bekendst geworden zijn. Ook de Amerikaanse gedichten van die tijd - zoals die van John Trumbull, de satirist Francis Hopkinson en Philip Freneau - waren hoofdzakelijk politiek gemotiveerd, evenals de roman Modern Chivalry van Hugh Henry Brackenridge. Kort na het uitroepen van de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten verschenen er romans die wat nationalistisch van inslag waren, zoals The conquest of Canaan van Timothy Dwight en The vision of Columbus van Joel Barlow.

Als eerste echte Amerikaanse roman wordt soms William Hill Brown's The Power of Sympathy (1789) genoemd. Langzaamaan vond de Amerikaanse literatuur haar eigen stem en onderscheidde ze zich van Europese vormen en stijlen. Er werd natuurlijk nog volop geïmiteerd. Zo schreef Susanna Rowson in 1791 de bestseller Charlotte Temple duidelijk in de traditie van Samuel Richardson, en waren Wieland en andere romans van Charles Brockden Brown (1771-1810) duidelijk geïnspireerd op de gothic novel in Engeland. Vele vroege critici beoordeelden 'Wieland' als een gebrekkige roman vol met tegenstrijdigheden en onduidelijkheden. Het werk werd beschouwd als ongesofisticeerd en teveel afhankelijk van de conventies van de gotische roman en de sentimentele verleidingsromannetjes. Meer recent is men echter 'Wieland' gaan herwaarderen en de onduidelijkheden worden nu vaak beschouwd als bewuste strategieën van de auteur.[1]

In de loop van de 18e eeuw drong er ook in Noord-Amerika iets van de Verlichting door. De bevolking in de kolonies nam in deze periode sterk toe en lag rond 1760 op 1,600,000, wat ook het toegenomen aantal religieuze en politieke meningen verklaart. In de Amerikaanse literatuur verschoof de aandacht van de puriteinse idealen naar de kracht van de menselijke geest en het rationele denken. Vele intellectuelen waren van mening dat de mens dankzij de door Isaac Newton beschreven wetten in staat was het gehele heelal te begrijpen.

19e eeuw

De Amerikaanse literatuur van de 19e eeuw is sterk beïnvloed door een revolutie die binnen de Britse literatuur en in een groot deel van de rest van Europa plaatsvond, namelijk de overgang van het neoclassicisme naar de Romantiek. Hoewel men enerzijds gemengde gevoelens had ten aanzien van uit de voormalige kolonisator afkomstige vernieuwingen bleken een aantal aspecten van de Romantiek - zoals de belangstelling voor de natuur en voor de gewone mens - goed verenigbaar met het Amerikaanse bewustzijn. De Romantiek bood de Amerikanen tevens de mogelijkheid om aan het hedendaagse leven te ontvluchten, doordat het de weg wees naar folklore en exotisme.

Vooral na de oorlog van 1812 manifesteerde zich in de Verenigde Staten een duidelijke drang om iets unieks Amerikaans te produceren. De Amerikaanse literatuur bleef echter nog lange tijd weinig serieus. Dit was een gevolg van het feit dat er in de kersverse onafhankelijke staat een ongebreideld optimisme heerste, en er bijgevolg weinig aandacht was voor een aanzienlijk deel van de menselijke ervaringswereld. Deze ervaringswereld was dus ook niet in de literatuur van die tijd terug te vinden.

Veruit de meeste Amerikaanse schrijvers aan het begin van de 19e eeuw komen uit New England, dat in de eerste helft 19e eeuw politiek zeer belangrijk was, maar na afloop van de Amerikaanse Burgeroorlog in politiek opzicht geen enkele rol meer speelde. Daarentegen werd dit gebied cultureel juist nog belangrijker. New England trok bovendien schrijvers uit andere delen van de Verenigde Staten aan zoals Mark Twain, William Dean Howells en Herman Melville, die in zijn jeugd herhaaldelijk had meegedaan aan de walvisvaart. Hij woonde meer dan twintig jaar in Massachusetts, waar hij onder andere de pessimistische avonturenroman Moby-Dick schreef. De literatuur van New England ontwikkelde zich in de loop van de 19e eeuw verder onder invloed van het puritanisme en calvinisme en werd (via Samuel Taylor Coleridge) ook beïnvloed door Duitse filosofen uit de periode van de Romantiek.

Gedurende een groot deel van de 19e eeuw bleef het schrijverschap in Amerika weinig opleveren. Nog een andere factor die de voortgang van de Amerikaanse literatuur belemmerde. Hier kwam nog bij dat de Verenigde Staten zich tot 1891 niet aan de internationale afspraken inzake copyright hielden, waardoor Britse boeken op de Amerikaanse markt veel goedkoper waren dan andersom. Dit alles maakte dat Amerikaanse schrijvers zowel in eigen land als daarbuiten in een slechte concurrentiepositie verkeerden. Pas na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) kwam hier echt verandering in.

Een aantal literaire sleutelfiguren die deze evolutie met hun origineel werk ondersteunden waren Washington Irving, William Cullen Bryant, James Fenimore Cooper, en Edgar Allan Poe, waarbij vooral Irving als pionier van een unieke Amerikaanse stijl naar voren wordt geschoven. Samen met Cooper is Irving de eerste Amerikaanse auteur die ook in Europa bekend werd. Washington Irving, die bij het grote publiek nog het bekendst zou worden dankzij zijn korte verhalen Rip van Winkle en The Legend of Sleepy Hollow uit zijn Sketch Book (1819), dat duidelijk de stijl van Joseph Addison en Richard Steele weerspiegelt. Irving schreef daarnaast historische biografieën over onder meer George Washington, Oliver Goldsmith en Mohammed. Cooper is vooral bekend geworden dankzij zijn Leatherstocking Tales, een serie romans waarin de verhouding met de Indianen centraal staat.

William Cullen Bryant schreef vroegromantische gedichten en natuurpoëzie. In 1832 begon Edgar Allan Poe - die een volgeling was van William Wordsworth - korte verhalen te schrijven, waaronder The Masque of the Red Death, The Pit and the Pendulum, The Fall of the House of Usher en The Murders in the Rue Morgue. Het zijn mysterieuze verhalen die psychologische diepten in de menselijke psyche exploreren die voorheen onaangeroerd bleven. De latere Franse symbolisten zoals Stéphane Mallarmé lieten zich sterk hierdoor inspireren. Ralph Waldo Emerson (1803-1882) begon in 1836 te schrijven aan het non-fictie werk "Nature", waarin hij pleitte voor een buitenkerkelijke, ongeorganiseerde religiositeit door een soort spirituele eenwording met de natuur. Zijn werk betekende het begin van een beweging, gekend als het transcendentalisme, dat was voortgekomen uit een humanistisch protestantisme (unitarisme) in en rondom Boston. Mogelijk het meest verwant aan Emerson was zijn non-conformistische vriend Henry David Thoreau (1817-1862), die in zijn boek "Walden" vertelde hoe hij in een hutje bij Walden Pond (vijver) twee jaar in eenzaamheid doorbracht. Harriet Beecher Stowe (1811 – 1896) schreef met Uncle Tom's Cabin (1852) een sterk pleidooi voor de afschaffing van de slavernij. Een andere abolitionist, Walt Whitman (1819-1892), was een arbeider die in de Amerikaanse Burgeroorlog dienst deed als verpleger. Zijn magnum opus Leaves of Grass betekende een vernieuwing in de poëzie door de vrij vloeiende versregels van onregelmatige lengte en de verering van een sterke lichamelijkheid en verbondenheid met de natuur. D.H. Lawrence zou over hem zeggen: (geparafraseerd:) "Whitman was de eerste die het oude morele concept verbrak van een superieure ziel die 'boven' het lichaam stond." In tegenstelling daarmee is Emily Dickinsons (1830-1886) poëzie conventioneler maar zeer geestig, doorwrocht en psychologisch sterk. Veel van haar poëzie gaat over de dood, maar met een vreemde wending, zoals haar bekende gedicht "Because I could not stop for Death" (Omdat ik geen tijd had om de Dood op te wachten). Mark Twains stijl was sterk beïnvloed door zijn journalistieke werk. Hij schreef net als Henry James - een belangrijke vertegenwoordiger van de psychologische roman - op een ongeornamenteerde, directe wijze, met veel aandacht voor het gewone leven en gewone mensen die hij in hun eigen dialect laat spreken.

De Amerikaanse literatuur van de 19e eeuw onderscheidt zich met name van de Britse door het ontbreken van realisme. In plaats van dat er in de literatuur sprake is van het streven naar verzoening en maatschappelijke harmonie, zijn de karakters vaak geïsoleerd en vervreemd van hun omgeving. Zeer duidelijk zichtbaar is dit bijvoorbeeld bij de hoofdpersoon van de roman The Scarlet Letter van Nathaniel Hawthorne, of bij kapitein Ahab in Moby-Dick. Dit element van vervreemding van de buitenwereld maakte oorspronkelijk een deel van het puriteinse erfgoed waarbij het werd gezien als middel om tot iets abstracts (goddelijks) te komen. Vervreemding als manier van verwezenlijking is ook in de latere Amerikaanse literatuur nog een geregeld terugkerend thema, bijvoorbeeld in De Lotgevallen van Huckleberry Finn van Mark Twain (1884) en maar ook nog in de 20e eeuw. Veel 19e-eeuwse Amerikaanse schrijvers - zoals Nathaniel Hawthorne en William Gilmore Simms in zijn voorwoord van The Yemassee - noemden hun romans vanwege het niet-realistische karakter liever romances dan novels.

Het inheemse Amerikaanse drama kende in de 19e eeuw vrijwel geen noemenswaardige vertegenwoordigers, een enkele uitzondering als Clyde Fitch daargelaten. Wel werden er veel toneelstukken van beroemde Engelse schrijvers opgevoerd.

Belangrijke literaire figuren uit deze periode zijn: James Fenimore Cooper, Edgar Allan Poe, John Pendleton Kennedy, William Gilmore Simms, Seba Smith, James Russell Lowell, Ralph Waldo Emerson, Henry David Thoreau, Margaret Fuller, Harriet Beecher Stowe, Nathaniel Hawthorne, Herman Melville, Walt Whitman, Mark Twain, Theodore Dreiser, Stephen Crane, Henry James en Emily Dickinson.

20e eeuw 1914-1945

Het genre van de realistische Amerikaanse roman, dat door Mark Twain in het leven was geroepen, werd verder uitgewerkt door Jack London en Ambrose Bierce, maar vooral door Theodore Dreiser, die samen met Frank Norris als een belangrijke vertegenwoordiger van het naturalisme in de Amerikaanse literatuur wordt gezien.

De periode 1914-1945 bracht ook in de Verenigde Staten grote veranderingen teweeg. De deelname aan de Eerste Wereldoorlog vanaf 1917 haalde de V.S. uit zijn geïsoleerde positie en markeerde het begin van dit land als wereldmacht. Urbanisatie, industrialisatie en immigratie zorgden eveneens voor ingrijpende sociale veranderingen. Nieuwe in de 19e eeuw uitgevonden technologieën als telefonie en elektriciteit werden nu op grote schaal toegepast. In deze periode zorgde ook de uitvinding van de fonograaf en de film voor nieuwe vormen van vermaak en nieuwe amusementsindustrieën. De cultuur veranderde snel. Een van de meest ingrijpende technologieën in het interbellum, die ook een geheel nieuwe levensstijl inluidden, was de uitvinding van de auto. In het zogeheten Jazz Age-tijdperk zette de jongere generatie die door de oorlog en de nasleep hiervan gedesillusioneerd was geraakt zich op artistieke gebied af tegen de heersende orde. Bekende romans uit die tijd waarin deze afzetting duidelijk tot uiting komt zijn Dark Laughter van Sherwood Anderson en Nigger Heaven van Carl van Vechten, waarin de zware bevolking wordt bewonderd vanwege haar vitaliteit (iets soortgelijks gebeurde in die tijd in Europa, bijvoorbeeld in de poëzie van Paul van Ostaijen). Het Amerika van de jaren twintig was echter heel anders dan het Amerika ten tijde van de Grote Depressie. Al deze culturele, politieke en economische veranderingen hadden natuurlijk ook invloed op de literatuur. De invloed van grote literaire figuren als Ralph Waldo Emerson en Walt Whitman bleef nochtans sterk, alsof Amerika zich van zijn roots bewust bleef. Ook werden de "oudere" schrijvers zoals Herman Melville en Emily Dickinson nu beter gewaardeerd. Ook de zuidelijke Amerikaanse staten gingen gaandeweg een steeds belangrijker rol spelen.

Een aantal schrijvers die al vóór 1914 hadden gepubliceerd, werden nu grote namen in de literatuur: Gertrude Stein, Ezra Pound, Robert Frost, Sherwood Anderson, Carl Sandburg, Willa Cather, Ellen Glasgow en Sinclair Lewis. Het werk van deze tijd was een gedeeltelijke voortzetting van het regionalisme en getuigde vaak tevens van nostalgie naar het verleden. Schrijvers die hun piek pas na 1945 beleefden, schreven al voordien: Edmund Wilson, Richard Wright, Eudora Welty, Tennessee Williams en anderen.

Lost generation

Zie Lost Generation voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het was de Amerikaanse dichteres Gertrude Stein die de uitdrukking voor het eerst gebruikte. In een gesprek met Ernest Hemingway, zei ze, "Jullie zijn allen een verloren generatie." Jonge Amerikaanse schrijvers en kunstenaars trokken na de eerste wereldoorlog naar Parijs en andere Europese steden, op zoek naar de zin van het leven. De Eerste Wereldoorlog had een hele generatie jonge mensen ingrijpend veranderd, waardoor ze traditionele waarden als eer en patriottisme in twijfel begonnen te trekken. In Parijs leidden ze een idealistisch bestaan met drank en liefdesaffaires. De drie bekendste zijn F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway en John Dos Passos. Anderen die gewoonlijk worden opgenomen in de lijst van the lost generation zijn Sherwood Anderson, Kay Boyle, Hart Crane, Ford Madox Ford, Zelda Fitzgerald, Thomas Wolfe en John Steinbeck.

  • Ernest Hemingway had als vrijwilliger in de Eerste Wereldoorlog meegevochten met de Italianen. Kranten van de tijd rapporteerden hoe Hemingway, met tientallen stukken granaatscherf in zijn been heldhaftig een andere man uit een bombardement had gered. Deze oorlogservaringen vormden de basis van zijn roman A Farewell to Arms (1929). The Sun Also Rises (1926) was een naturalistische en schokkende roman die uitdrukking gaf aan van de naoorlogse ontgoocheling.
  • Ook John Dos Passos had de wreedheid van de oorlog meegemaakt en ook hij zat met vraagtekens over de betekenis van het gewone leven. Zijn roman Manhattan Transfer geeft een pessimistische visie op de hopeloze zinloosheid van het leven in een Amerikaanse stad.
  • F. Scott Fitzgerald staat bekend als portrettist van de geest van het jazztijdperk. Hij zwierf door Europa en bezocht Noord-Afrika, maar keerde af en toe terug naar de V.S. Tijdens de drooglegging in Amerika tussen 1928 en 1930 leefde hij in Parijs, waar hij de rol van chroniqueur van het tijdperk van de prohibition werd. Zijn eerste roman, This Side of Paradise, werd een bestseller, terwijl van The Great Gatsby slechts 25.000 exemplaren verkocht werden.

Modernisme

Zie Modernisme voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het modernisme was een internationale beweging in vooral de beeldende kunst, muziek en letteren. Het Amerikaanse publiek kwam in aanraking met het modernisme op de geruchtmakende 'New York Armory show' uit 1913, waar kubistische schilderijen werden tentoongesteld. Vooral Marcel Duchamps Nu descendant un escalier (Naakte die een trap afdaalt) baarde veel opzien, omdat dit schilderij voor het ongetrainde oog enkel uit ruw geschetste rechthoeken bestond. Ook Stravinsky's modernistische Le sacre du printemps veroorzaakte opschudding. De meeste grote Amerikaanse voorstanders van het modernisme waren 'permanente' emigranten, zoals Gertrude Stein, T.S. Eliot, Ezra Pound, en H.D. (Hilda Doolittle), of verbleven in deze periode in het buitenland.

Schrijvers die de modernistische principes onderschreven waren Hart Crane met The Bridge en William Carlos Williams' Paterson en John Dos Passos die zijn U.S.A. trilogie schreef. Anderen, zoals Robert Frost, William Faulkner, en Willa Cather voegden aan dit internationale modernisme een regionale smaak toe met een specifieke locatie en idioom. Wat de ernstige literatuur uit deze periode in het algemeen typeert, is het thema van het sociale verval.

Schrijvers van de Harlem Renaissance, zoals Langston Hughes, en Zora Neale Hurston namen bluesritmes en volkscultuur op in hun teksten, en belichtten de vitaliteit van de zwarte cultuur. Modernisten zoals Marianne Moore, HD, Katherine Anne Porter, en Nella Larsen beeldden gedachten en ervaringen van vrouwen af zonder expliciet feministische standpunten in te nemen.

Depressie-literatuur

Eugene O'Neill (1936)

Tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig werd de Amerikaanse literatuur sociaal geëngageerder en directer. John Steinbeck werd geboren in Salinas in Californië, waar veel van zijn verhalen zich ook afspelen. Zijn stijl was eenvoudig en suggestief. Hij schreef vaak over armen, arbeiders en hun strijd om een fatsoenlijk en eerlijk leven te leiden. The Grapes of Wrath, over de arme familie Joad die van Oklahoma naar Californië trekt op zoek naar een beter bestaan, wordt beschouwd als zijn meesterwerk. Andere populaire romans waren Tortilla Flat, Of Mice and Men, Cannery Row en East of Eden. Hij kreeg de Nobelprijs voor de Literatuur in 1962. Andere schrijvers van de proletarische school waren Nathanael West, Olive Tilford Dargan, Tom Kromer en Robert Cantwell.

Henry Miller neemt van een unieke plaats in in de Amerikaanse literatuur van de jaren 1930. Zijn semi-autobiografische romans, geschreven en gepubliceerd in Parijs, mochten niet in de Verenigde Staten verkocht worden. Zijn belangrijkste werken, Tropic of Cancer en Black Spring die pas vanaf 1962 voor Amerikaanse verkoop werden toegelaten, oefenden door de thema's en de stilistische vernieuwingen een grote invloed uit op volgende generaties Amerikaanse schrijvers.

Toneel

Ook de Amerikaanse dramatiek kwam pas aan het begin van de 20e eeuw echt op gang. Belangrijke vernieuwers van het Amerikaanse toneel in de periode tussen de twee wereldoorlogen waren Eugene O'Neill, die eerst eenakters schreef en vervolgens realistisch-naturalistische en expressionistische drama's met elementen van het Duits expressionisme (Strange Interlude, 1928, The Iceman Cometh, 1940), Maxwell Anderson met het blanke vers (Night Over Taos in 1932, Both Your Houses in 1933), en George Kaufman met huiselijke komedies als Dinner at Eight uit 1932. Minder bekend zijn George Kelly en Sidney Howard. Met hun experimenteel theater reageerden zij tegen de commerciële Broadway-producties.

20e eeuw vanaf 1945

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren de Verenigde Staten de nieuwe supermacht geworden. Zij kenden nu een zeer hoge welvaart in combinatie met een conservatief politiek klimaat. De kritische orthodoxie uit de jaren '40 - die zich afzette tegen het politiek gekleurde naturalisme dat het decennium ervoor gekenmerkt had -, werd verder voortgezet. Voor de Amerikaanse roman had dit met name tot gevolg dat men afstand nam van het werk van de naturalistische schrijvers uit de jaren '30, die veelal ook marxistische aspiraties hadden gehad. Hun werk werd nu als politiek naïef, onliterair en zelfs vulgair gezien. In plaats daarvan moesten schrijvers zich nu vooral toeleggen op de technische aspecten van het schrijversvak.

Een schrijver wiens werk in de eerste jaren na de oorlog zeer populair werd was J.D. Salinger. De thematiek van zijn roman The Catcher in the Rye (1951) diende als het grote voorbeeld voor het werk daarna van schrijvers als John Updike.

Trends van de decennia

Norman Mailer, in 1948 gefotografeerd door Carl Van Vechten.

In 1952 schreef Kurt Vonnegut Jr. zijn eerste en tevens langste roman, de toekomstroman Player Piano. In 1953 schreef Saul Bellow The Adventures of Augie March. In datzelfde jaar schreef de zeer maatschappijkritische James Baldwin zijn eerste en best gewaardeerde roman, Go Tell It on the Mountain, voordat hij overschakelde op een polemischer vorm van proza. In 1959 echter zorgde Norman Mailers Advertisements for Myself - een kritische aaneenschakeling van opstellen, krantenberichten, gedichten, vraaggesprekken en korte verhalen waarin de meest persoonlijke ervaringen en gevoelens worden gepresenteerd - voor grote opschudding, doordat het alle literaire fatsoensnormen doorbrak.

  • De jaren 1960-1970: worden in de literatuur gekenmerkt door de versoepeling van de censuur en de bespreking van onderwerpen die voordien taboe waren. Dit begint met de publicatie van D.H. Lawrence's eerder verboden Lady Chatterley's Lover in 1959. De zeer populair geworden roman To Kill a Mockingbird van Harper Lee (1960) gaat over ernstige maatschappelijke problemen zoals verkrachting en raciale ongelijkheid. Seksuele fantasieën, avontuurlijke uitspattingen en zwarte humor worden nu vaak gebruikt als thema van literaire werken. Ook het journalistieke essay maakt opgang. Dit decennium wordt eveneens gekenmerkt door emanciperende bewegingen zoals Black Power, vrouwen- en homorechten. Zeer tekenend voor de kritiek op de maatschappij uit deze periode is het werk van John Alfred Williams, die naast zes romans een biografie over de vader van Richard Wright schreef. In 1965 schreef Cormac McCarthy, die later een veelzijdig oeuvre op zijn naam zou zetten, zijn debuutroman The Orchard Keeper.

Oorlogsromans

Naoorlogs proza stond bij een aantal schrijvers in het licht van de ervaringen uit de oorlog. Bekende realistische oorlogsromans uit deze periode zijn Norman Mailers The Naked and the Dead (1948), Joseph Hellers Catch-22 (1961), James Jones' From Here to Eternity (1951) en Kurt Vonneguts Slaughterhouse-Five (1969). Slaughterhouse-Five, or The Children's Crusade: A Duty-Dance With Death was een anti-oorlogsroman over het bombardement op Dresden door geallieerde troepen tijdens de Tweede Wereldoorlog waarvan Vonnegut als krijgsgevangene getuige was geweest. Dit aan grimmig naturalisme grenzend, niet verheerlijkend realisme vindt men ook terug in Irwin Shaws The Young Lions (1948) en Herman Wouks The Caine Mutiny (1951). MacBird, geschreven door Barbara Garson, was een ander goed ontvangen roman over de absurditeit van de oorlog. In Mother Night (1961) van Kurt Vonnegut is de hoofdpersoon Howard W. Campbell iemand die tijdens de oorlog tegelijk als spion voor de Amerikanen en als propagandist voor Joseph Goebbels heeft gewerkt.

Zuidelijke schrijvers 1945-1960

In de eerste decennia na de oorlog bleven ook oudere schrijvers als William Faulkner (Intruder in the Dust - 1948), (Requiem for a Nun - 1951), Katherine Anne Porter (Ship of Fools - 1962) en Eudora Welty (The Golden Apple, 1949) nog zeer actief. Van de jongere generatie schrijvers kregen vooral Carson McCullers (The Member of the Wedding - 1946) en Truman Capote (Other Voices, Other Rooms - 1948) veel lof. Flannery O'Connor was een van de meest humoristische en talentrijkste zuidelijke schrijfsters.

Vanaf het eind van de jaren '50 was de Amerikaanse roman zeer pluriform van aard; veel uiteenlopende vormen waar mee werd geëxperimenteerd verdrongen elkaar in hoog tempo.

Joodse/New Yorkse schrijvers

Een andere groep schrijvers waar de critici naar verwezen als 'de New York-schrijvers' waren vaak van joods-stedelijke afkomst. Hun voornaamste tijdschrift was Partisan Review. De favoriete romanschrijvers van het tijdschrift, van wie het ook fragmenten van hun nieuwste werk publiceerde, waren onder meer Saul Bellow, Bernard Malamud, Norman Mailer (occasioneel), Delmore Schwartz, J.D. Salinger en Philip Roth.

In tegenstelling tot wat bij het werk van Amerikaanse schrijvers met een andere etnische achtergrond het geval is, staat assimilatie met de Amerikaanse gemeenschap in het werk van de meeste Joodse schrijvers centraal; zij schrijven niet als vertegenwoordigers van hun gemeenschap in de Verenigde Staten. Belangrijke uitzonderingen op deze regel zijn Bellow, Malamud en Roth; in veel van hun verhalen staat het joodse geloof centraal.

Postmodernisme vanaf 1970

Zie Postmoderne literatuur voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de periode vanaf ongeveer het begin van de jaren 70 tot heden, is de bekendste literaire stroming die van het postmodernisme geweest. Bekende, goed ontvangen schrijvers van deze periode (niet noodzakelijk postmoderne) zijn Thomas Pynchon, Tim O'Brien, Robert Stone, Don DeLillo, Paul Auster, Toni Morrison, Philip Roth, Cormac McCarthy, Raymond Carver, John Cheever, Joyce Carol Oates en Annie Dillard.

De thematiek van postmoderne literatuur draait specifiek om de invloed die de populaire cultuur en de massamedia hebben op de manier waarop de gemiddelde Amerikaan zichzelf, zijn geschiedenis en zijn omgeving ziet. Kenmerkend voor het postmodernisme zijn absurdisme en metafictie; veel postmoderne auteurs lassen in hun boeken scènes in die zich afspelen in fastfood restaurants, in de metro of in winkelcentra en zij spreken over drugs, plastische chirurgie en tv-commercials. Tegelijkertijd stellen schrijvers in deze school zich zelfbewust, sarcastisch en soms neerbuigend op ten opzichte van hun onderwerpen. Bret Easton Ellis, Dave Eggers, Chuck Palahniuk en David Foster Wallace zijn mogelijk de bekendste voorbeelden van deze literaire stroming. Een van de eerste bekende werken uit de Amerikaanse postmodernistische literatuur is Gravity's Rainbow van Pynchon. Een andere Amerikaanse auteur wiens werk duidelijk postmodernistisch is is Paul Auster, die onder meer gebruikmaakt van intertekstualiteit en detectiveverhalen combineert met absurdisme.

Literatuur van minderheden

In Ralph Ellisons roman Invisible Man uit 1952 beschrijft de hoofdpersoon zijn levensverhaal, dat karakteristiek is voor de levensloop van een Amerikaanse neger in die tijd. Een groot aantal van de geschreven gebeurtenissen zijn duidelijk gebaseerd op de eigen ervaringen van de schrijver als neger in een door blanken gedomineerde maatschappij. Over hetzelfde onderwerp maar duidelijker polemischer zijn Autobiography of Malcolm X (1965) en Soul on Ice (1968) van Eldridge Cleaver. Geïnspireerd door rassenonlusten schreef Ishmael Reed in de jaren zestig zijn eerste roman, The Freelance Pallbearers, waarin de hoofdfiguur is opgehangen en zijn levensverhaal letterlijk vanuit het graf vertelt. De meest gelezen negerschrijver in de Amerikaanse geschiedenis is echter James Baldwin, die in romans als No Name in the Street (1972) en If Beale Street Could Talk (1974) duidelijk liet merken dat hij de kloof tussen blank en zwart wilde overbruggen. In de bekendste roman van Ralph Ellison, The Man Who Cried I Am (1968), is de protagonist een zwarte schrijver die een revolutie probeert uit te lokken.

Vanaf het einde van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990 verwierf literatuur van minderheidsgroeperingen een vaste plaats in het Amerikaanse literaire landschap. Dit geldt voor zowel drama als proza. Zo schreef Augustus Wilson een cyclus van toneelstukken over de 20e-eeuwse ervaringen van zwarten en won met Fences in 1986 en met The Piano Lesson in 1989 de Pulitzer Prize. Andere succesrijke zwarte auteus zijn Alice Walker (The Color Purple), John Edgar Wideman (Sent for You Yesterday), en natuurlijk de meervoudig bekroonde Toni Morrison (Beloved), 1987.

Aziatische Amerikanen veroverden ook hun plaats op de literaire scène. Als voortrekker kan Maxine Hong Kingston (The Woman Warrior, 1976) genoemd worden, gevolgd door onder meer Amy Tan met haar romans over het leven van Chinezen in het Amerika van na de Tweede Wereldoorlog: The Joy Luck Club, 1989, en The Kitchen God's Wife uit 1991. David Henry Hwang, een in Californië geboren zoon van Chinese immigranten, heeft zijn sporen verdiend in drama, met toneelstukken zoals FOB (1981) en M. Butterfly (1986).

Een relatief nieuwe groep die aan de literaire horizon is verschenen zijn de Spaans-Amerikaanse schrijvers, waaronder de uit Cuba afkomstige Oscar Hijuelos, auteur van The Mambo Kings Play Songs of Love (1989), de schrijver van korte verhalen Sandra Cisneros (Women Hollering Creek and Other Stories, 1991), en Rudolfo Anaya, auteur van Bless Me, Ultima (1972), waarvan 300.000 exemplaren werden verkocht, voornamelijk in het westen van de Verenigde Staten.

21e eeuw

Rond de millenniumwisseling waren er in de Verenigde Staten veel nieuwe schrijvers die hun ervaringen als immigrant in boekvorm vastlegden. De Indisch-Amerikaanse schrijfster Jhumpa Lahiri won de Pulitzerprijs voor de literatuur met haar in 1999 gepubliceerde verhalenbundel Interpreter of Maladies. Een van de verhalen uit deze bundel breidde ze uit tot een echte roman, The Namesake, die ze in 2003 publiceerde. In 2007 werd deze roman verfilmd.

De Chinees-Amerikaanse auteur Ha Jin won in 1999 de National Book Award en in 2000 de PEN/Faulkner Award voor zijn tweede roman, Waiting. In 2005 won hij deze laatste prijs opnieuw voor War Trash. Andere bekende Amerikaanse schrijvers van rond de eeuwwisseling zijn David Foster Wallace die Infinite Jest schreef - een toekomstroman die in 2009 door Time als een van de belangrijkste van de 20e eeuw werd genoemd[2] -, Michael Chabon die in 2000 The Amazing Adventures of Kavalier & Clay schreef - dat in 2001 de Pulitzer-prijs voor literatuur won - en Marilynne Robinson die in 2004 Gilead schreef, een familieverhaal over religie dat zich tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog afspeelt.

Zie ook

Wikibooks heeft meer over dit onderwerp: Amerikaanse literatuur.