Capitulatie (handelsverdrag): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 39: Regel 39:
[[Bestand:Francois I Suleiman.jpg|thumb|Frans I en Süleyman I begonnen de Frans-Ottomaanse alliantie en sloten in 1536 een capitulatie. Ze hebben elkaar nooit persoonlijk ontmoet; dit is een compositie van twee afzonderlijke schilderijen van [[Titiaan]], circa 1530]]
[[Bestand:Francois I Suleiman.jpg|thumb|Frans I en Süleyman I begonnen de Frans-Ottomaanse alliantie en sloten in 1536 een capitulatie. Ze hebben elkaar nooit persoonlijk ontmoet; dit is een compositie van twee afzonderlijke schilderijen van [[Titiaan]], circa 1530]]
[[Bestand:Draft of the 1536 Treaty negotiated between Jean de La Forest and Ibrahim Pacha expanding to the whole Ottoman Empire the privileges received in Egypt from the Mamluks before 1518.jpg|thumb|Concept voor de capitulatie van 1536 tussen het [[Ottomaanse Rijk]] en [[Frankrijk]] waarin [[Sultan (rang)|sultan]] [[Suleyman]] afstand deed van [[jurisdictie]] over Franse onderdanen.]]
[[Bestand:Draft of the 1536 Treaty negotiated between Jean de La Forest and Ibrahim Pacha expanding to the whole Ottoman Empire the privileges received in Egypt from the Mamluks before 1518.jpg|thumb|Concept voor de capitulatie van 1536 tussen het [[Ottomaanse Rijk]] en [[Frankrijk]] waarin [[Sultan (rang)|sultan]] [[Suleyman]] afstand deed van [[jurisdictie]] over Franse onderdanen.]]
Toen de [[Turken#De Ottomaanse episode|Turken]] in mei 1453 de stad [[Beleg en val van Constantinopel (1453)|Constantinopel]] belegerden, beloofden de Genuese inwoners van [[Galata]] aan de Turken om neutraal te blijven op voorwaarde dat hun onafhankelijke rechten gewaarborgd zouden blijven. Sultan [[Mehmet II]] van het [[Ottomaanse Rijk]] accepteerde dat en bevestigde na zijn overwinning de oude capitulatie uit 1261. In 1528, toen de Turken Egypte hadden veroverd, bevestigde sultan [[Ottomaanse Rijk#Het Ottomaanse Rijk als wereldmacht, 1453–1683|Süleyman I]] formeel de capitulaties die tot dan toe gegolden hadden voor de Franse en [[Catalonië|Catalaanse]] kooplieden in Alexandrië.<ref>Brown, p. 27, 28, 32</ref>
Toen het [[Ottomaanse Rijk]] in mei 1453 de stad [[Beleg en val van Constantinopel (1453)|Constantinopel]] belegerde, beloofden de Genuese inwoners van [[Galata]] aan de [[Turken#De Ottomaanse episode|Turken]] om neutraal te blijven op voorwaarde dat hun onafhankelijke rechten gewaarborgd zouden blijven. Sultan [[Mehmet II]] accepteerde dat en bevestigde na zijn overwinning de oude capitulatie uit 1261. In 1528, toen de Turken Egypte hadden veroverd, bevestigde sultan [[Ottomaanse Rijk#Het Ottomaanse Rijk als wereldmacht, 1453–1683|Süleyman I]] formeel de capitulaties die tot dan toe gegolden hadden voor de Franse en [[Catalonië|Catalaanse]] kooplieden in Egypte.<ref>Brown, p. 27, 28, 32</ref>


Enkele uitzonderingen daargelaten hadden alle capitulaties uit voorgaande eeuwen de vorm van een eenzijdig contract van een land betreffende de onderdanen van een ander land. Na 1528 sloot het Ottomaanse Rijk uitsluitend nog wederzijdse overeenkomsten tussen landen af.
Tot die tijd waren alle capitulaties die de Turken sloten enkele uitzonderingen daargelaten eenzijdige contracten waarin aan andere landen privileges werden gegeven. Na 1528 sloten ze uitsluitend nog wederzijdse overeenkomsten af. Het waren algemene verdragen van vrede, vriendschap en handel waarmee vreemdelingen buitengewone privileges verkregen in het Ottomaanse Rijk.<ref>Brown, p. 32</ref>
==== Frankrijk ====
==== Frankrijk ====
De eerste wederzijdse capitulatie sloten de Ottomanen in 1536 af met [[Frankrijk]]. Koning [[Frans I van Frankrijk]] zocht hulp in zijn machtsstrijd tegen [[keizer Karel V]] van het [[Heilige Roomse Rijk]]. Hij vond een bondgenoot in Süleyman, die in Europa oorlogen tegen Karel V voerde. Het verdrag werd voorbereid door de eerste Franse ambassadeur in Turkije, [[Jean de La Forêt]], en [[grootvizier]] [[Pargah Ibrahim Pasja]]. Zij gebruikten de Egyptische capitulatie met Frankrijk en Catalonië die in 1528 door Süleyman bevestigd was, als basis voor hun concept.<ref>Brown, p. 33</ref>
De eerste van deze capitulatie sloten de Ottomanen in 1536 af met [[Frankrijk]]. Koning [[Frans I van Frankrijk]] zocht hulp in zijn machtsstrijd tegen [[keizer Karel V]] van het [[Heilige Roomse Rijk]]. Hij vond een bondgenoot in Süleyman, die in Europa oorlogen tegen Karel V voerde. Het verdrag werd voorbereid door de eerste Franse ambassadeur in Turkije, [[Jean de La Forêt]], en [[grootvizier]] [[Pargah Ibrahim Pasja]]. Zij gebruikten de Egyptische capitulatie met Frankrijk die in 1528 door Süleyman bevestigd was, als basis voor hun concept.<ref>Brown, p. 33</ref>


Vanwege de Turkse opvatting dat een verdrag alleen kracht kon hebben tijdens het leven van de sultan die het ondertekende – een soort tijdelijke wapenstilstand met 'ongelovigen' – was de capitulatie onderwerp van nieuwe onderhandelingen telkens als een nieuwe sultan aantrad. De eerste heronderhandelde capitulatie dateert van 1569, drie jaar na het overlijden van Süleyman, gevolgd door hernieuwingen in 1581, 1597, 1614, 1673 en 1740. In de loop van de opeenvolgende heronderhandelingen is de capitulatie van 1536 geëvolueerd van een louter commerciële overeenkomst met bijbehorende waarborgen voor de vrijheid van handel, naar een verdrag in 1740 dat aan Frankrijk en zijn onderdanen uitzonderlijke voorrechten toekende die niet strikt noodzakelijk waren voor de vrijheid van handel. Vanaf 1740 kregen de capitulatierechten eeuwigdurende geldigheid.<ref>Brown, p. 37</ref><ref>{{Citeer web|url=http://www.osmanli700.gen.tr/english/affairs/olayc5.html|titel=The Capitulations|uitgever=FORSNeT|datum=1999|taal=en|bezochtdatum=7 januari 2021}}</ref>
Vanwege de Turkse opvatting dat een verdrag alleen kracht kon hebben tijdens het leven van de sultan die het ondertekende – een soort tijdelijke wapenstilstand met 'ongelovigen' – was de capitulatie onderwerp van nieuwe onderhandelingen telkens als een nieuwe sultan aantrad. De eerste heronderhandelde capitulatie dateert van 1569, drie jaar na het overlijden van Süleyman, gevolgd door hernieuwingen in 1581, 1597, 1614, 1673 en 1740. In de loop van de opeenvolgende heronderhandelingen is de capitulatie van 1536 geëvolueerd van een louter commerciële overeenkomst met bijbehorende waarborgen voor de vrijheid van handel, naar een verdrag in 1740 dat aan Frankrijk en zijn onderdanen uitzonderlijke voorrechten toekende die niet strikt noodzakelijk waren voor de vrijheid van handel. Vanaf 1740 kregen de capitulatierechten eeuwigdurende geldigheid.<ref>Brown, p. 37</ref><ref>{{Citeer web|url=http://www.osmanli700.gen.tr/english/affairs/olayc5.html|titel=The Capitulations|uitgever=FORSNeT|datum=1999|taal=en|bezochtdatum=7 januari 2021}}</ref>

Versie van 28 jul 2021 20:15

Tughra (gekalligrafeerde initiaal) van de Ottomaanse sultan Ahmed I onder de capitulatie met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden uit 1612

Een capitulatie is een verdrag waarin een soevereine staat afstand doet van jurisdictie binnen zijn grenzen over de onderdanen van een andere staat. Een capitulatie kan zowel een verdrag zijn dat is afgesloten tussen gelijkwaardige partners, als een verdrag dat onder militaire en diplomatieke druk tot stand is gekomen. De tweede soort wordt ook wel ongelijk verdrag genoemd.

Doel van het afsluiten van een capitulatie is doorgaans het bevorderen van handel. Secundaire doelen kunnen zijn het bewaren van neutraliteit of bescherming tegen vijandige landen. De privileges en immuniteiten die buitenlanders onder een capitulatie genieten, omvatten veelal onder meer vrijstelling van lokale belastingen, geen dan wel lage in- en uitvoertarieven, vrijheid van godsdienst, vrijwaring van huiszoeking, en berechting onder het rechtssysteem van het eigen land.

De oudst bekende capitulaties dateren uit de oudheid. Vanaf de 16e eeuw sloot het machtige Ottomaanse Rijk veel capitulaties af met Europese landen. Toen de macht van het Ottomaanse Rijk in de 19e eeuw tanende was, begonnen westerse landen en hun onderdanen de mogelijkheden die de capitulaties hen boden te misbruiken. In dezelfde periode dwongen militair superieure Westerse staten zwakkere landen als China en Japan tot het ondertekenen van voor hen nadelige capitulaties.

Onder invloed van de toenemende militaire macht van de Aziatische landen en onder internationale politieke druk werden zowel de capitulaties die afgedwongen waren door westerse grootmachten als de Ottomaanse capitulaties eind 19e/begin 20e eeuw afgeschaft. De eerste in 1899, de laatste in 1949.

Etymologie

Het woord capitulatie komt in het Nederlands voor vanaf het midden van de 16e eeuw en is ontleend aan het Franse woord capituler, dat tot het begin van de 17e eeuw vooral ‘een verdrag sluiten’ betekende. Daarnaast kwam vanaf de 16e eeuw de betekenis ‘zich overgeven volgens een verdrag’ op. Het Franse woord gaat terug op het middeleeuws Latijnse woord capitulare ‘punt voor punt opsommen, een stuk opstellen’, een afleiding van het Latijnse woord capitulum ‘hoofdstuk, clausule’, dat een verkleinwoord is van caput ‘hoofd’.[1]

Geschiedenis

Oudheid

De stadsstaten en koninkrijken die in de oudheid ontstonden, dreven onderling handel. De handelswaren werden vervoerd over routes die landen over grote afstanden met elkaar verbonden, zoals de zijderoute en de wierookroute. Het is niet bekend hoe in de beginperiode van de oudheid de juridische status was geregeld van kooplieden uit de ene staat die zich voor kortere of langere tijd gevestigd hadden in de andere staat. Uit de latere oudheid zijn wel enkele gevallen bekend van een overeenkomst waarin die status werd geregeld. In die gevallen was sprake van capitulaties: een monarch zag af van de jurisdictie over kooplieden uit een andere staat.

Het oudst bekende voorbeeld is te vinden in het boek Historiën. Daarin vermeldt Herodotus dat farao Amasis (570-526 v.Chr.) een aantal privileges toekende aan Griekse koopieden. Ze kregen toestemming zich te vestigen in de handelsstad Naucratis en genoten daar vrijheid van godsdienst en bestuurlijke autonomie. De bestuurders van de handelsnederzetting werden benoemd door negen Griekse stadsstaten.[2] Een tweede voorbeeld uit de latere oudheid is dat keizer Claudius (41-54 n.Chr.) de kooplieden uit Cádiz het privilege verleende om hun eigen magistraat te kiezen en om vrijgesteld te worden van de jurisdictie van de Romeinse rechtbanken.[3]

Middeleeuwen

Uit de vroege middeleeuwen zijn enkele voorbeelden bekend van capitulaties waarmee de juridische status van kooplieden uit een ander land werd geregeld. De Byzantijnse keizer Justinianus (527-565) bijvoorbeeld stond de Armeniërs die in Constantinopel woonden toe om kwesties van huwelijk, erfenis en dergelijke te regelen volgens hun eigen wetten. Karel de Grote (747-814) verkreeg van kalief Haroen ar-Rashid speciale garanties en privileges voor Frankische kooplieden in het Kalifaat van de Abbasiden. In de 9e eeuw vormden Arabische kooplieden een nederzetting in de haven van Kanton waarbij ze hadden bedongen dat ze geregeerd en beoordeeld mochten worden door hun eigen kadi. Vorst Oleg de Wijze van het Kievse Rijk sloot in de 911 een capitulatie met keizer Leo VI van Byzantium die onder meer bepalingen bevatte voor berechting van Kievse onderdanen volgens hun eigen wet.[4]

Veel meer is bekend over capitulaties in de hoge middeleeuwen. De handel floreerde toen zowel in het noorden van Europa als in het Middellandse Zeegebied.

De Hanze

Hanzesteden en handelsroutes

Vanaf het midden van de 12e eeuw ontstonden rond de Oostzee samenwerkingsverbanden van Duitse kooplieden. Gaandeweg traden ook steden toe uit het huidige België, Nederland, Polen, Noorwegen, Zweden en de Baltische staten, met tijdens de hoogtijdagen uitlopers naar Engeland, Finland en Rusland. Het samenwerkingsverband werd in 1356 geformaliseerd met de oprichting van de Hanze. Een van de belangrijkste principes van het Hanzeverbond was dat burgers van Hanzesteden naar hun eigen wetten en gebruiken moesten worden beoordeeld, waar ze ook maar handel dreven.[5] De Hanze verdedigde de privileges die ze gekregen had op felle wijze. Zo trof het de stad Brugge – een van de vier Hanzekantoren – enkele malen met een boycot en met het verplaatsen van activiteiten toen Brugge wilde tornen aan de privileges van de Hanze.[6]

Middellandse Zeegebied

De Italiaanse maritieme republieken hadden in de hoge middeleeuwen een groot aandeel in het handelsverkeer rond de Middellandse Zee. Ze sloten – in tegenstelling tot de noordelijk steden ieder voor zich – capitulaties af met machthebbers in het oostelijk deel van het gebied. Zo wist Pisa extraterritoriale privileges te verkrijgen voor zijn onderdanen in Jeruzalem, Beiroet, Jaffa, Cyprus en Rodos. Daarnaast verkreeg het in 1173 speciale concessies van Saladin, de sultan van Egypte, op voorwaarde dat er geen kruisvaarders vervoerd zouden worden.[7]

Venetië sloot in 1219 een capitulatie met Aladin, de Turkse sultan van Konia, waarbij onderdanen van de ene partij in de domeinen van de andere immuniteiten genoten in alle juridische aangelegenheden van niet-criminele aard. Tien jaar later kreeg Venetië in een capitulatie met de sultan van Aleppo het recht om in die stad een eigen kerk, een telhuis (waar geld werd geteld) en een magistratuur te stichten.[8]

Genua wist via zijn consul in Alexandrië van de Mammelukse sultan het recht van jurisdictie in rechtszaken te verkrijgen tussen Genuezen en Saracenen, evenals tussen Genuese en andere christenen. In 1261 kreeg Genua toestemming van de Byzantijnse keizer Michaël VIII om bij Constantinopel, aan de overzijde van de Gouden Hoorn, de aparte stad Galata te vestigen die onder Genuese jurisdictie viel.[9]

Niet alleen de Italiaanse steden, ook Frankrijk en Catalonië sloten in het oosten van het Middellandse Zeegebied verdragen af, waarin hun onderdanen vrijgesteld waren van berechting door het andere land. Zo kwam de sultan van Egypte in 1500 een capitulatie overeen met de Franse koning Lodewijk XII waarin werd overeengekomen dat Franse onderdanen die in Egypte verbleven niet langer vielen onder de jurisdictie van Egypte, maar geplaatst werden onder direct gezag van Franse legaties of consulaten.[10] Met Catalonie sloot de sultan een soortgelijke capitulatie af.[11]

Capitulaties van het Ottomaanse Rijk

Frans I en Süleyman I begonnen de Frans-Ottomaanse alliantie en sloten in 1536 een capitulatie. Ze hebben elkaar nooit persoonlijk ontmoet; dit is een compositie van twee afzonderlijke schilderijen van Titiaan, circa 1530
Concept voor de capitulatie van 1536 tussen het Ottomaanse Rijk en Frankrijk waarin sultan Suleyman afstand deed van jurisdictie over Franse onderdanen.

Toen het Ottomaanse Rijk in mei 1453 de stad Constantinopel belegerde, beloofden de Genuese inwoners van Galata aan de Turken om neutraal te blijven op voorwaarde dat hun onafhankelijke rechten gewaarborgd zouden blijven. Sultan Mehmet II accepteerde dat en bevestigde na zijn overwinning de oude capitulatie uit 1261. In 1528, toen de Turken Egypte hadden veroverd, bevestigde sultan Süleyman I formeel de capitulaties die tot dan toe gegolden hadden voor de Franse en Catalaanse kooplieden in Egypte.[12]

Tot die tijd waren alle capitulaties die de Turken sloten – enkele uitzonderingen daargelaten – eenzijdige contracten waarin aan andere landen privileges werden gegeven. Na 1528 sloten ze uitsluitend nog wederzijdse overeenkomsten af. Het waren algemene verdragen van vrede, vriendschap en handel waarmee vreemdelingen buitengewone privileges verkregen in het Ottomaanse Rijk.[13]

Frankrijk

De eerste van deze capitulatie sloten de Ottomanen in 1536 af met Frankrijk. Koning Frans I van Frankrijk zocht hulp in zijn machtsstrijd tegen keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk. Hij vond een bondgenoot in Süleyman, die in Europa oorlogen tegen Karel V voerde. Het verdrag werd voorbereid door de eerste Franse ambassadeur in Turkije, Jean de La Forêt, en grootvizier Pargah Ibrahim Pasja. Zij gebruikten de Egyptische capitulatie met Frankrijk die in 1528 door Süleyman bevestigd was, als basis voor hun concept.[14]

Vanwege de Turkse opvatting dat een verdrag alleen kracht kon hebben tijdens het leven van de sultan die het ondertekende – een soort tijdelijke wapenstilstand met 'ongelovigen' – was de capitulatie onderwerp van nieuwe onderhandelingen telkens als een nieuwe sultan aantrad. De eerste heronderhandelde capitulatie dateert van 1569, drie jaar na het overlijden van Süleyman, gevolgd door hernieuwingen in 1581, 1597, 1614, 1673 en 1740. In de loop van de opeenvolgende heronderhandelingen is de capitulatie van 1536 geëvolueerd van een louter commerciële overeenkomst met bijbehorende waarborgen voor de vrijheid van handel, naar een verdrag in 1740 dat aan Frankrijk en zijn onderdanen uitzonderlijke voorrechten toekende die niet strikt noodzakelijk waren voor de vrijheid van handel. Vanaf 1740 kregen de capitulatierechten eeuwigdurende geldigheid.[15][16]

De capitulatie van 1740 bestond uit een uitgebreide preambule, gevolgd door 85 artikelen (capita). De belangrijkste privileges en immuniteiten die daarin aan Franse onderdanen werden gegeven waren: vrijheid van handel, vrijheid van godsdienst, vrijheid van verblijf, vrijheid om te reizen, vrijwaring van huiszoeking, vrijstelling van belasting, afwikkeling van nalatenschappen in het geval dat er geen erfgenamen waren en immuniteit van lokale jurisdictie. Bovendien had Frankrijk de exclusieve extraterritoriale jurisdictie over zijn onderdanen en het recht consuls en ambassadeurs te benoemen die de jurisdictie uitoefenden.[17]

Engeland

Vanaf de late 16e eeuw sloot het Ottomaanse Rijk ook met andere landen capitulaties af. Deze kwamen mutatis mutandis overeen met de verdragen die met Frankijk overeengekomen waren. Het eerste land was Engeland, in 1579. Koningin Elisabeth I zocht toenadering tot sultan Murat III om de handelspositie van haar land met de Levant te verbeteren en omdat ze een bondgenoot zocht in haar strijd tegen Spanje. Ze stuurde William Harborne als afgezant naar de sultan. Murat III begon daarop een correspondentie in het Latijn met de koningin, wat de weg plaveide voor een capitulatie.[18]

Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

De capitulatie met de Republiek uit 1612

In 1570, aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog liet sultan Süleyman in een brief aan de 'Lutheranen van Antwerpen' weten dat hij bereid was de strijd tegen de gezamenlijke vijand Spanje te steunen. Dat aanbod leidde niet tot een capitulatie met de opstandelingen, die immers nog geen erkend soeverein land vormden. Handelaren uit de Nederlanden dreven wel handel in de Levant maar dat gebeurde onder de Franse of Engelse vlag.[19]

Ten tijde van het Twaalfjarig Bestand nodigde het Ottomaanse Rijk de Staten-Generaal uit een ambassadeur naar Istanboel te zenden; de facto de eerste erkenning van de Republiek door een soeverein land. De sultan zocht nieuwe bondgenoten tegen Spanje omdat Frankrijk in 1559 vrede had gesloten met dat land en Engeland dat deed in 1609. De opkomende, protestantse Republiek was een geschikte kandidaat. Voor de Nederlanders was een capitulatie belangrijk om zelf toegang te krijgen tot het Ottomaanse Rijk. Een tweede reden was om een einde te kunnen maken aan de aanvallen op Nederlandse schepen door Noord-Afrikaanse piraten. Die kaapten niet alleen schepen met hun lading, maar namen bovendien de opvarenden gevangen en verkochten die als slaven.[20]

De Staten Generaal benoemden Cornelis Haga tot ambassadeur. Aan het hof werd hij tegengewerkt door de Engelse en Franse ambassadeurs. Zo bood de Fransman 10.000 goudstukken als Ottomaanse functionarissen een capitulatie met de Republiek zouden weten te voorkomen. Desondanks werd Haga op 1 mei 1612 ontvangen door sultan Ahmed I. Tijdens de onderhandelingen die enkele maanden in beslag namen wist Haga – mede door het schenken van scheepsladingen waardevolle 'rariteyten'– een goed onderhandelingsresultaat te bereiken. Sultan Ahmet I ondertekende op 6 juli 1612 een capitulatie waarmee Nederlandse consuls de jurisdictie kregen over hun landgenoten. Nederlandse onderdanen genoten vrijheid van godsdienst, begrafenis en kleding en voor hen gold hun eigen erfrecht. Bovendien kregen ze hulp als ze aangevallen werden door piraten en in geval van averij. Alle Nederlandse slaven werden vrij gelaten.[21][22]

Overige landen

De overige landen waarmee het Ottomaanse Rijk capitulaties overeenkwam waren, in volgorde van ingangsdatum: Oostenrijk in 1615, Rusland in 1711, Zweden in 1737, Denemarken in 1756, Pruisen in 1761, Spanje in 1782, Sardinië in 1825, de Verenigde Staten in 1830, België in 1838, Portugal in 1843, Griekenland in 1854, Brazilië in 1858, Mexico in 1864 en Beieren in 1870.[23]

Misbruik

Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw veranderde de economische orde in het Midden-Oosten door de toegenomen economische en militaire macht van Europa en de interne verzwakking van het Ottomaanse Rijk. De capitulaties, bedoeld om handel van het dominante Ottomaans Rijk met Europese landen te bevorderen, veranderden in instrumenten om Europese economische en politieke macht uit te oefenen. Veel Europeanen vestigden zich in het Ottomaanse Rijk. Alleen al in de semiautonome provincie Egypte woonden aan het eind van de 19e eeuw 800.000 Europeanen. Door de capitulaties vrijgesteld van de jurisdictie van de Egyptische regering, zochten en kregen ze bescherming van hun consuls telkens wanneer hun afwijkende sociale gedragingen of dubieuze financiële transacties de aandacht trokken van de Egyptische autoriteiten. De consuls oefenden zelf uitgebreide politieke en economische invloed uit, en hun kantoren werden centra van bijna autonome macht in Caïro en Alexandrië.[24]

Capitulaties van Westerse grootmachten

Zie ook het artikel Ongelijk verdrag

In de 19e eeuw stelden de verworvenheden van de industriële revolutie de Westerse grootmachten in staat om grote delen van de wereld te veroveren. Overal werd 'de vlag geplant' en werden gebieden in bezit genomen. Enkele landen die kolonisatie wisten te voorkomen, werden met kanonneerbootdiplomatie gedwongen capitulaties te aanvaarden. Het belangrijkste doel daarvan was de landen te openen voor handel met het Westen en daarbij Westerse onderdanen te vrijwaren van juridische risico's. Deze capitulaties worden ook wel ongelijke verdragen genoemd omdat de overdracht van jurisdictie eenzijdig was en plaatsvond onder dwang.[25][26]

China

De Chinese tekst van de Conventie van Peking, een capitulatie die op 18 oktober 1860 overeengekomen werd door China enerzijds en het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Rusland anderzijds

Handel met het gesloten China was voor Westerse landen in de 17e en 18e eeuw niet winstgevend. Dat veranderde toen de Britten in de 19e eeuw vanuit India opium het land gingen binnensmokkelen en toezichthoudende ambtenaren omkochten. De smokkelhandel groeide zo sterk dat rond 1830 ruim 12 miljoen Chinezen aan opium verslaafd waren. De Chinese overheid besloot in te grijpen en na discussies over de te kiezen methode, legaliseren of verbieden, besloot de keizer tot het laatste. Als een van de eerste acties liet Keizerlijk Commissaris Lin Zexu in 1839 in Kanton 20.000 kisten met in beslag genomen opium vernietigen. Hij belette verdere smokkel wat de Britse regering opvatte als een casus belli.[27][28]

Dat leidde tot de opiumoorlogen die duurden van 1840 tot 1860. Het land zag zich, na een nederlaag in de eerste opiumoorlog, gedwongen de verdragen van Nanking en Bogue te ondertekenen. China droeg daarin Hongkong over aan het Verenigd Koninkrijk waarmee de stad een Britse kroonkolonie werd. Bovendien kregen de Britten het recht in vijf zogenaamde verdragshavens land en gebouwen te kopen of te huren, en er te wonen. China deed afstand van de jurisdictie over Britten en verleende hen diverse handelsprivileges. Dergelijke onder druk afgesloten capitulaties worden sinds de 20e eeuw ook wel 'ongelijke verdragen' genoemd.[29]

Aan het eind van de tweede opiumoorlog, waaraan ook Frankrijk en Rusland deelnamen, was China definitief verslagen en ontvluchtte de keizer het land. China werd gedwongen nog ongunstigere capitulaties te ondertekenen in de Conventie van Peking, waarin onder meer het aantal verdragshavens werd uitgebreid tot zeventien en de handel in opium werd gelegaliseerd. Een belangrijk element in de capitulaties waren de consulaire rechtbanken die niet alleen bevoegd waren in geschillen met het gastland, maar ook onderling. Zo kon een Amerikaan in China een beroep doen op de Britse rechtbanken tegen een Engelsman, of op de Franse rechtbanken tegen een Fransman.[30]

Niet alleen met het Verenigd Koninkrijk werden capitulaties overeengekomen, maar in de loop van de jaren ook met de Verenigde Staten (1844), Frankrijk (1844), Rusland (1858), Zweden (1858), Pruisen en Zollverein (1861), Denemarken (1863), Nederland (1863), Spanje (1864), België (1865), Italië (1866), Oostenrijk-Hongarije (1869), Japan (1871), Peru (1874), Brazilië (1881), Portugal (1887), Mexico (1899) en Zwitserland (1918).[31]

Japan

De vloot waarmee Perry in 1854 zijn kanonneerbootdiplomatie succesvol afrondde
De capitulaties die in 1858 werden afgesloten door Japan met achtereenvolgens de Verenigde Staten, Nederland, Rusland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk

In tegenstelling tot China had Japan eeuwenlang geen handelsverkeer met andere mogendheden, afgezien van de Nederlandse handelspost op Dejima. Het eerste officiële handelsverdrag werd afgedwongen door de Amerikaanse commodore Matthew Perry. Hij verscheen in 1853 in de Straat van Uraga met vier oorlogsschepen, waaronder twee stoomschepen. De beangstigde Japanners, die voor het eerst een stoomschip zagen, noemden het vanwege de rook die uit de schoorstenen kwam kurobune (zwarte schepen).[32]

Perry benaderde de Japanners met een combinatie van militair machtsvertoon en geschenken die de Amerikaanse technologische voorsprong benadrukten. Hij dwong hen een brief in ontvangst te nemen waarin de Amerikaanse president Fillmore de keizer van Japan verzocht om een handelsverdrag te sluiten. Perry kondigde aan na een jaar terug te komen om het antwoord te vernemen. In het voorjaar van 1854 arriveerde Perry met negen schepen in de Baai van Tokio. Na langdurige onderhandelingen werd op 31 maart de Conventie van Kanagawa ondertekend. Het was een eenzijdig contract waarin Japan enkele havens openstelde, maar nog geen afstand deed van jurisdictie over buitenlanders die in het land verbleven.[33]

Dat was wel het geval in het Verdrag van Shimoda dat een jaar later, na vreedzame onderhandelingen door vice-admiraal Jevfimi Poetjatin, gesloten werd met Rusland. De bepalingen over jurisdictie over Russen waren echter in vage termen geformuleerd. Een welomschreven regeling waarin een buitenlandse consul in Japan de jurisdictie kreeg over zijn landgenoten, werd voor het eerst op 29 juli 1858 vastgelegd in een herzien verdrag met de Verenigde Staten. Dit 'Harris-verdrag' stond model voor de andere capitulaties die Japan later dat jaar aanging met Nederland (18 augustus) en Rusland (19 augustus), en – eveneens onder militaire dreiging – met het Verenigd Koninkrijk (26 augustus) en Frankrijk (9 oktober).[34][35]

Het capitulatieregime motiveerde de Japanse leiders om in hun land politieke, juridische en sociale regels uit westerse landen te implementeren en hun militaire macht te versterken.[36]

Thailand

In het midden van de 19e eeuw werden grote delen van Zuidoost-Azië gekoloniseerd door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Thailand – destijds Siam geheten – bleef daarvoor gespaard omdat koning Rama IV onmiddellijk na zijn aantreden in 1851 zijn land begon te moderniseren. Hij wachtte niet af, maar zocht contact met de in zijn ogen grootste Westerse macht. In 1855 ontving hij met veel eerbetoon John Bowring, de Britse gouverneur van Hongkong. De komst was voorafgegaan door een briefwisseling tussen beiden die geleid had tot een goede verstandhouding. Na lange onderhandelingen ondertekende Rama IV het Verdrag van Bowring dat de Britten onder andere het recht gaf opium te importeren. De invoerrechten werden afgeschaft en Thailand zag af van jurisdictie over Britse onderdanen. Door het verdrag te ondertekenen leed Thailand schade op economisch en politiek gebied, maar kocht daarmee bescherming van zijn onafhankelijkheid.[37]

Het jaar daarop werd het verdrag gevolgd door soortgelijke capitulaties met de Verenigde Staten, Frankrijk en Denemarken. Later volgden nog capitulaties met Portugal (1859), Nederland (1860), Duitsland (1862), Zweden, Noorwegen, België en Italië (1868), Oostenrijk-Hongarije (1869) en Spanje (1870).[38]

Marokko

Terwijl de andere Noord-Afrikaanse gebieden werden ingelijfd door het Ottomaanse Rijk, was Marokko erin geslaagd onafhankelijk te blijven. In 1844 ontstond een gewapend conflict met Frankrijk, toen Algerijnse opstandelingen naar Marokko vluchtten en daar beschermd werden. Naar aanleiding daarvan zocht de sultan van Marokko Britse bescherming. Na lange onderhandelingen ondertekenden koningin Victoria en Sultan Abd al-Rahman in 1856 een capitulatie. Het verdrag verzekerde Marokko van Britse militaire en financiële steun en de Britten kregen in ruil handelsprivileges waaronder vrijstelling van Marokkaanse jurisdictie.[39]

Korea

Het Verdrag van Ganghwa, de capitulatie tussen Korea en Japan van 26 februari 1876

Korea wist zich lang te weren tegen buitenlandse invloed. Frankrijk gebruikte in 1866 de moord op negen Franse missionarissen en duizenden bekeerlingen als voorwendsel om het eiland Ganghwa te bezetten. Na zes weken van gevechten met het Koreaanse leger trokken de Fransen zich terug. In datzelfde jaar voer een Amerikaans koopvaardijschip de territoriale wateren van Korea binnen. Het werd aangevallen door de Koreanen en brandde uit. Vijf jaar later werd dit incident gebruikt als voorwendsel om een strafexpeditie naar Korea te sturen. Tegelijkertijd probeerden Amerikaanse diplomaten met Korea tot een verdrag te komen. De Verenigde Staten veroverden een deel van Ganghwa, maar toen na drie weken bleek dat Korea niet wilde onderhandelen staakten de Amerikanen de strijd.[40][41]

in februari 1876 provoceerde een Japans oorlogsschip een fort op het eiland Ganghwa. Toen de kustwacht uiteindelijk het vuur opende, gebruikte Japan dit als voorwendsel om aan te vallen en veroverde het eiland. Tegelijkertijd voerde Japan een aanval uit op het veel zuidelijker gelegen Bhutan. Onder deze druk zag Korea zich gedwongen het Verdrag van Ganghwa te ondertekenen. Het verdrag erkende de onafhankelijkheid van Korea, maar gaf Japan toegang tot drie havens. Japan werd vrijgesteld van douanerechten, mocht een consul stationeren in Seoul en verkreeg extraterritoriale rechten voor zijn onderdanen.[42][43]

Na de openstelling van Korea voor Japan wisten ook andere landen een capitulatie overeen te komen. Dat waren achtereenvolgens de Verenigde Staten en China in 1882, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk in 1883, Rusland en Italië in 1884, Frankrijk in 1886, Oostenrijk-Hongarije in 1892, België in 1901 en ten slotte Denemarken in 1902.

Afschaffing

Aan het einde van de 19e eeuw werkten alle capitulaties in het nadeel van de niet-Westerse verdragspartners. De Ottomaanse verdragen waren aanvankelijk wederkerig, maar na het verval van het Ottomaanse Rijk werden ze de facto ongelijk. De capitulaties met Oost-Aziatische landen waren dat al vanaf het begin. Rond de eeuwwisseling ontstond overal een groeiende weestand tegen de eenzijdigheid van de capitulaties en het onrecht dat erdoor veroorzaakt werd.

Japan en Korea

Het verdrag van 16 juli 1894 dat een eind maakte aan de capitulatie tussen het Verenigd Koninkrijk en Japan

Japan slaagde er als eerste in de capitulaties die het had verleend af te schaffen en deed dat op eigen kracht. Het land had zijn leger en vloot na de actie van commodore Perry gemoderniseerd en uitgebreid, en zijn positie als aankomende grootmacht bewezen in de Eerste Chinees-Japanse Oorlog. Na jarenlange voorzichtige kleine stappen om de uitvoering van het verdrag in zijn voordeel om te buigen, dwong Japan op 16 juli 1894 een nieuw, aangepast verdrag af bij Groot-Brittannië. Hoewel partijen in dit verdrag niet volledig gelijkwaardig werden, herkreeg Japan de jurisdictie over Britse onderdanen en kreeg het de controle terug over het verkeer van buitenlanders binnen zijn grenzen. Het verdrag werd van kracht op 17 juli 1899. De overige verdragsmachten hadden intussen het Britse voorbeeld gevolgd en eind 1896 nieuwe, eerlijkere verdragen met Japan afgesloten waarin geen sprake meer was van overdracht van jurisdictie.[44]

Japan ontwikkelde zich militair verder en won een volgende oorlog tegen een grootmacht: de Russisch-Japanse Oorlog die zich afspeelde in 1904 en 1905. Daarmee kwam een eind aan de Russische invloed in Korea. Japan kwam met de Verenigde Staten in het Taft-Katsura-akkoord overeen dat Japan de Amerikanen de vrije hand zou geven in de Filipijnen en dat de Verenigde Staten de Japanners niet zouden hinderen in Korea.[45] In 1910 annexeerde Japan Korea. Daarmee verviel de capitulatie die eerder door Japan was afgedwongen en werden de capitulaties die andere grootmachten met Korea hadden afgesloten vervallen verklaard.

Thailand

In 1909 sloten Thailand en het Verenigd Koninkrijk een verdrag waarbij Thailand vier provincies aan Groot-Brittannië afstond. In ruil daarvoor werd de jurisdictie over Britse onderdanen overgedragen aan de Thaise rechtbanken. Nadat Thailand uitgebreide hervormingen had doorgevoerd in het bestuur, het leger en de economie opende het land onderhandelingen met de elf resterende verdragspartners om de capitulaties ongedaan te maken. In de periode 1920-1926 werden alle capitulaties afgeschaft.[46]

Marokko

Aan het begin van de 20e eeuw werd Marokko een Frans protectoraat. De capitulatie met het Verenigd Koninkrijk uit 1856 bleef van kracht. Als gevolg daarvan hadden de Britten in Marokko hun eigen posterijen, met eigen postbussen en eigen postboden. Moesten Britse onderdanen berecht worden, dan hield het gerechtshof van Gibraltar zitting in Marokkaanse steden als Rabat, Fez en Marrakesh. De Fransen ergerden zich in toenemende mate aan de situatie, die ze zagen als een ondermijning van hun gezag. In 1937 kwam daaraan een einde door een overeenkomst tussen de Britse minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden en Charles Corbin, de Franse gezant te Londen, waarin de capitulatie werd afgeschaft.[47]

China

De Britse en Chinese deputaties die het verdrag hebben ondertekend waarmee China de jurisdictie over buitenlanders terugkreeg. Voorste rij van links: Wellington Koo, Horace James Seymour, T. V. Soong, Hugh Edward Richardson, en Wu Guozhen.

Aan het begin van de 20e eeuw was China door het grote aantal capitulaties met andere landen vrijwel onbestuurbaar geworden. Het land trachtte enkele malen tevergeefs de verdragen ongedaan te maken. Bijvoorbeeld door in 1917 de oorlog te verklaren aan het ook in China aanwezige Duitsland, in de hoop dat deelname aan de Eerste Wereldoorlog ertoe zou leiden dat het de controle over zijn hele grondgebied terug kon krijgen. China werd inderdaad uitgenodigd voor de Vredesconferentie van Parijs in 1919, maar boekte geen resultaat. Een volgende poging deed China bij de Conferentie van Washington in 1922. Een van de verdragen die daar gesloten werd was de Nine Power Treaty over de principes en het beleid met betrekking tot China. De ongelijke verdragen werden enigszins afgezwakt, maar de Chinese wens om de jurisdictie over buitenlanders terug te krijgen werd niet gehonoreerd.[48]

De situatie veranderde ingrijpend toen Japan Pearl Harbour aanviel. De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk besloten de capitulaties te heronderhandelen om daarmee China te stimuleren actief in de Tweede Wereldoorlog mee te strijden. Bovendien wilden ze met China tot een vreedzame relatie komen en capitulaties vormden daarbij een belemmering. In januari 1943 ondertekenden ze nieuwe, gelijkwaardige verdragen met China. De andere landen, Frankrijk, België, Noorwegen, Canada, Zweden, Nederland, Denemarken, Zwitserland en Portugal, volgden, en in 1947 waren alle capitulaties met China afgeschaft.[49]

Ottomaanse Rijk

De Turkse delegatie bij de ondertekening van het Verdrag van Lausanne. De delegatie werd geleid door İsmet Pasha (İnönü) (midden) en Rıza Nur (links met hoge hoed)

Het verzwakte Ottomaanse Rijk werd vanaf het midden van de 19e eeuw in Noord-Afrika aangevallen door Europese grootmachten als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Daarbij werd een aantal provincies van het rijk bezet en ofwel geannexeerd, dan wel gekoloniseerd, verzelfstandigd of uitgeroepen tot protectoraat. In veel gevallen werden de capitulaties door de nieuwe machthebbers eenzijdig opgezegd. Dat was het geval in 1830 in Algerije, in 1884 in Tunesië en in 1912 in Tripolitanië. De Britten lieten, toen ze Egypte bezetten in 1882, de capitulaties intact.

In het Europese deel van het Ottomaanse Rijk was het in de 19e eeuw onrustig door vele opstanden in de Balkanlanden. Griekenland werd in 1829 een onafhankelijke staat en na de Russisch-Turkse Oorlog werden in 1878 ook Roemenië, Bosnië en Servië zelfstandig. In de onafhankelijk geworden Balkanlanden vervielen de capitulaties.

Het Ottomaanse Rijk zelf probeerde vanaf het midden van de 19e eeuw de capitulaties af te schaffen. De pogingen werden pas succesvol nadat de Jonge Turken in 1908 met een staatsgreep aan de macht waren gekomen. Enkele maanden na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zegden de Jonge Turken alle capitulaties eenzijdig op. Ze werden weer van kracht verklaard na de nederlaag van de Centrale Mogendheden waartoe ook het Ottomaanse Rijk behoorde. Dat werd overeengekomen in het Verdrag van Sèvres uit 1920, waarin tevens het Ottomaanse Rijk zodanig werd ontmanteld dat alleen het gebied rondom Ankara overbleef. De voormalige provincies Syrië, Palestina, Trans-Jordanië en Mesopotamië werden mandaatgebieden waarmee daar de capitulaties vervielen.[50]

Onder leiding van Mustafa Kemal Atatürk kwamen de Turken in opstand en brak de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog uit. De Turken wisten grote gebieden terug te winnen en stemden in 1923 in met het voor hen voordelige Verdrag van Lausanne. In dat verdrag kwamen de betrokken partijen overeen dat alle capitulaties met Turkije vervielen, waarna Egypte het enige voormalige deel van het Ottomaanse Rijk was waar ze nog golden. Die situatie bleef bestaan, ondanks vele pogingen van het land om de capitulaties af te schaffen, tot 1937. Toen werd in Montreux een conferentie gehouden waaraan naast Egypte de dertien landen deelnamen die capitulatieverdragen hadden met Egypte. Op 8 mei 1937 kwamen de deelnemende landen overeen de capitulaties af te schaffen, met een overgangsperiode van twaalf jaar. Daarmee kwam in 1949 definitief een einde aan het fenomeen capitulaties.[51][52]