Gebruiker:MackyBeth/KladblokNachtwacht

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zie Nachtwacht (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Nachtwacht.
De Nachtwacht
De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren
MackyBeth/KladblokNachtwacht
Kunstenaar Rembrandt
Jaar 1642
Techniek Olieverfschilderij
Afmetingen 363 × 437 cm
Museum Rijksmuseum
Locatie Amsterdam
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

De Nachtwacht is het enige schuttersstuk van Rembrandt van Rijn, geschilderd tussen 1639 en 1642. Officieel heet Rembrandts bekendste schilderij De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren.[1] Het schilderij van 363 bij 437 cm stelt de twee heren uit de titel voor, omringd door zestien van hun manschappen en enkele uit compositorische redenen toegevoegde figuranten. Het is gemaakt in opdracht van een compagnie uit het schuttersgilde, die het als groepsportret had besteld. De bijnaam De Nachtwacht dateert waarschijnlijk uit 1796/1797.

Het schilderij ontstond als onderdeel van een project waarbij zes schuttersstukken werden besteld voor de zaal van het doelengebouw, waarvan één opdracht naar Rembrandt ging. Een grote levendigheid werd bereikt door de gedurfde compositie waarbij de groep bezig is zich op te stellen, en door het karakteristieke gebruik van licht en donker. In 1715 werden vanwege de verplaatsing van de Kloveniersdoelen naar het stadhuis op de Dam aan alle zijden enkele stroken van het doek afgesneden, waardoor het bijna twintig procent van de oorspronkelijke oppervlakte van ongeveer 500 bij 387 cm verloor.

Ontstaansgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De Nachtwacht was een van in totaal zes groepsportretten van burgerwachten, zogenoemde schutterscompagnieën.


om in tijden van oorlog of oproer ook werkelijk in actie te komen om de veiligheid van de republiek te waarborgen. Later verloren zij hun functie, al bleef het decorum. De schutterscompagnieën verwerden tot ceremoniële gezelschappen met een niet onaanzienlijke invloed: politieke machtsuitoefening en functies werden vergeven. Zij beschikten over een eigen gebouw, doelen geheten, waar zij oefenden en bijeenkwamen bij feestelijke gelegenheden. De schutterscompagnieën dienden ook als erewacht, zoals bij de feestelijke intocht in 1638 van Maria de' Medici in Amsterdam.

De compagnie van Frans Banninck Cocq (ook geschreven als Banning Cocq) was een van de schutterscompagnieën van Amsterdam. Vanaf het eind van de 16e eeuw had elke stadswijk in Amsterdam zo'n compagnie, die was onderverdeeld in vier korporaalschappen. De schutterscompagnieën waren met de verdediging van de stad belast. Aan het hoofd van elke compagnie stonden een kapitein, en diens plaatsvervangende luitenant. Verder kende elke compagnie een vaandeldrager. Het was een voornaam gezelschap waarvan de officieren en de leden er alle belang bij hadden om zich mooi uitgedost te laten portretteren.

De belangrijkste ontvangstzaal van Amsterdam was de zaal van de Kloveniersdoelen uit 1627, wat later het Doelen Hotel is geworden. Alle compagnieën die dat gebouw als hun pleisterplaats gebruikten, werden tussen 1640 en 1645 in opdracht van de Kloveniers geportretteerd. De situering van de zes verschillende schuttersstukken die in de grote zaal zelf hingen, is gereconstrueerd door kunsthistoricus Bas Dudok van Heel en daaruit blijkt dat het niet om individuele doeken ging, maar om 'een doorlopend fries van op elkaar afgestemde schilderijen'. Rembrandts bijdrage wijkt in compositie en kleur danig af van de andere vijf werken, wat erop wijst dat hij zich 'waarschijnlijk niet aan de opdracht heeft gehouden.' Van de vijf andere schuttersstukken werd er een vervaardigd door Rembrandts vroegere medewerker Govert Flinck, en de overige door Jacob Adriaensz. Backer, Bartholomeus van der Helst, Nicolaes Eliasz. Pickenoy en Joachim von Sandrart.[2]

Rembrandt woonde aan de Breestraat, niet ver van de Kloveniersdoelen. Het motief of het eigenlijke onderwerp van het grote doek staat kort beschreven in het latere familiealbum van Banninck Cocq, naast een kleine aquarel van het schilderij; de heren dragen hier hun chique naam als landjonker: Schets van de schilderije op de groote Sael van de Cleveniers Doelen, daerinne de Jonge Heer van Purmerlandt als Capiteijn, geeft last aen zijnen Lieutenant, de Heer van Vlaerdingen, om sijn Compaignie burgers te doen marcheren.

Rembrandt heeft het doek waarschijnlijk in een galerij op de binnenplaats van zijn woning geschilderd.[3] Toen het doek klaar was, klaagden sommige geportretteerden over hun onherkenbaarheid op het werk. Daarop heeft later een andere schilder een medaillon bijgeschilderd, rechts in de boog van de poort, met de namen van al de 18 geportretteerden.

De onderlinge familiebetrekkingen van de 18 personen die zijn afgebeeld op De Nachtwacht werden in 2009 ontrafeld door Dudok van Heel.[4]

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Het doek toont de schutterscompagnie van kapitein Frans Banninck Cocq, zelf ten voeten uit geportretteerd in deftig zwart met de rode sjerp van zijn rang en een wandelstok. Met een stevig handgebaar onderstreept hij zijn commando, zet zijn stok schrap en begint te lopen. Naast hem zet Ruytenburch zich ook in beweging; met in de hand het fraaie steekwapen, een partizaan-lans, naar voren gericht geeft hij de marsrichting aan. Minder prominent zijn de vaandrig (met vaandel), de sergeant (met hellebaard) en 14 andere leden, totaal 18 schutters. De schutters demonstreren het behendig vullen van een musket met kruit (de in het rood geklede man links), het afvuren (door de enigszins verschrikte man tussen de kapitein en de luitenant in, met de rug van zijn hand de loop van de musket omhoogdrukkend om ongevallen te voorkomen), en het wegblazen van resten niet ontploft kruit uit de pan van zijn musket (de man achter de linkerschouder van Willem van Ruytenburgh). De tamboer staat klaar om een roffel in te zetten, een hond blaft, de banieren en lansen zijn geheven, en opgewonden kinderen rennen tussen de schutters rond. Sommige schutters zijn in een druk gesprek verwikkeld en lijken niet in de gaten te hebben dat ze worden geschilderd. Rembrandt gooide alle remmen los om een sfeer vol opwinding te creëren, door rijke contrasten tussen licht en donker, tussen glanzende en doffe kleuren, door grote variatie in houdingen, gebaren en gelaatsuitdrukkingen in tegengestelde bewegingen dwars over het beeldvlak en uit het beeldvlak weg, door een complexe ruimtelijke opzet die de blik zigzaggend naar voren en naar achteren leidt. Het geheel wekt de indruk van een dynamisch ogende momentopname. Rembrandt zette het saaie onderwerp om tot een nog nooit vertoond in scène gezet toneelstuk. Hij regisseerde zijn portretklanten in een halfdonkere toneelruimte, waar rondzwervende lichtplekken hun gezichten zo markeerden dat zij als portret nog net herkenbaar waren. Nog nooit was dat door een kunstenaar met zo veel bravoure en kunstzinnige eigenzinnigheid gedaan.

Anoniem, Frans Banning Cocq, geschilderd in 1630-1631. Museum Het Prinsenhof, Delft.
SA 7329-De overlieden van de Handboogdoelen-De vier overlieden van de Handboog- (St Sebastiaan) doelen te Amsterdam

Stijl[bewerken | brontekst bewerken]

De schuttersstukken uit die tijd kwamen vaak stijf over. Samuel van Hoogstraten vergeleek de figuren met de poppetjes op een kaartspel. Frans Hals portretteerde de leden van de Haarlemse schutterij terwijl zij aanzaten aan een banket. Rembrandt bedacht een dramatische oplossing voor het probleem hoe de vele individuele portretten tot één geheel te maken. Een van de leerlingen van Rembrandt schreef ooit: "Zijn oeuvre is zo een sprookjesachtige uitvinding en heeft zo een slimme compositie, is zo vol kracht, dat alle andere schilderijen hierbij vergeleken op speelkaarten lijken." Deze uitspraak is zeker van toepassing op De Nachtwacht.

Bij Rembrandts tijdgenoten Nicolaes Eliasz. Pickenoy en Backer is hetzelfde thema voorspelbaar uitgewerkt: alle leden van de compagnie vlak, mat en afstandelijk kijkend op een rij met de twee officieren en de vlag in het midden. Bij Rembrandt echter is de compositie (de ordening van de personen op het doek) en het beeldaspect clair-obscur (afwisseling van licht en donker) uiterst bedacht en met een groot gevoel voor evenwicht weergegeven. Op een hecht netwerk van loodrecht op elkaar staande evenwijdig verlopende compositielijnen (gevormd door lansen, geweren en gestrekte armen) is de ordening van het werk doorgeweven met daarbij een accent door goed geplaatste lichtvlekken. Dit is ook het kenmerk van elk groot kunstwerk uit de barok (vgl. muziek Johann Sebastian Bach): een vast dwingend onderliggend stramien waarop boeiend en dynamisch gevarieerd wordt, zonder in clichés te vervallen.

Rembrandt hield het schilderij tamelijk donker waardoor hij met lichteffecten de aandacht op bepaalde partijen kon vestigen. Door verkleuring van het vernis werd het schilderij nog veel donkerder, waardoor onterecht werd aangenomen dat het scenario op het schilderij zich 's nachts afspeelt. Zo kreeg het in de 18e eeuw als bijnaam De Nachtwacht.

Signatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Rembrandts signatuur is aangebracht precies onder de lege handschoen, rechts van de voet van de musketier.

De enigszins gesleten maar nog steeds goed leesbare signatuur 'Rembrandt f 1642' is aangebracht op de onderste trede, rechts van de voet van de musketier in het centrum die zijn wapen afvuurt.[5]

Rembrandts voorbeelden[bewerken | brontekst bewerken]

Door Rembrandt nagevolgde afbeelding van de vuurhouding uit De Gheyns Wapenhandelinghe uit 1607.

De houding van twee kloveniers is losjes ontleend aan het exercitiehandboek voor het Staatse leger, de Wapenhandelinghe (1607) van Jacques de Gheyn. Het gaat om de kleine figuur die achter de kapitein zijn musket afvuurt en om de in het rood geklede man achter Van Ruytenburch die de kruitresten van zijn musket blaast.[6] Daarnaast zijn er aanwijzingen dat een niet bewaard gebleven schilderij van Jan Tengnagel het model heeft geleverd voor de schutter die links ten voeten uit is geschilderd bij het laden van zijn musket. Tengnagel had De Gheyns afbeelding niet goed begrepen 'en Rembrandt kopieerde zijn vergissing: de kolf van een musket moet niet bovenhands worden vastgepakt maar onderhands'.[7]

Het handboek van De Gheyn was eveneens de leverancier van de houdingen der piekeniers. De eerste fase van het richten van de piek wordt verricht door de figuur met de pluimhoed die rechts op het doek staat.[8] De tweede beweging, het aan de schouder brengen van de piek, wordt uitgevoerd door de man met de hoge hoed die achter de kapitein staat. De gehelmde schutter achter de luitenant, ten slotte, voert een beweging uit van de draaghouding door de piek diagonaal over de borst te houden.[9]

Volgens Schwartz ligt er geen coördinerend principe ten grondslag aan al deze handelingen, maar ontleend de compositie zijn samenhang aan het bevel van de kapitein en aan Rembrandts artistieke creativiteit.[10]

Interpretatie[bewerken | brontekst bewerken]

Als rollenportret[bewerken | brontekst bewerken]

De interpretatie van het schilderij als een voorstelling van coherente activiteit wordt tegengesproken door drie figuren in de groep: de twee meisjes en de vurende musketeer in het midden.[11]

Aan het schilderij is symbolen die onderwerp zijn van veel discussie. De uitgetrokken handschoen van de kapitein is mogelijk te duiden als een uitdaging (iemand de handschoen toewerpen), of vertoon van bereidheid tot strijd; de dode haan (of kip) aan de riem van het gouden meisje zal het symbool zijn van de kloveniers (die ook wel klauwiers heetten, vandaar een haan met klauwen), het handgebaar van de kapitein, waarbij de schaduw van zijn duim en wijsvinger precies het stadswapen van Amsterdam op de jas van de luitenant omvatten, geeft als het ware aan dat de schutters de stad zullen beschermen. De eikenblaadjes op de helm van de vurende musketier 'Den Eyck-looven krans met den Eyckelen, beteyckende van outs de bescherminghe der Borgers', aldus Karel van Mander in zijn uitlegging van Ovidius uit 1616, die aan de eik ook nog de betekenis 'deught, en sterckheyt' toekent.[12]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Kopie van De Nachtwacht met de afgesneden stukken gemarkeerd

Toen De Nachtwacht in de grote feestzaal van de Kloveniersdoelen aan de huidige Amsterdamse Nieuwe Doelenstraat hing, mat het doek ongeveer 5 meter bij 3,87 meter. In 1715 verhuisde het schilderij naar het stadhuis op de Dam, het huidige Paleis op de Dam. Sindsdien meet het schilderij 4,37 bij 3,63 meter[13] (ofwel 82% van het oorspronkelijke oppervlak). Het moest daar namelijk tussen twee deuren hangen, en daarom werd er aan alle zijden een strook afgesneden. Hierdoor verdwenen er aan de boven-, onder- en rechterzijde enkele details. Van de linkerzijde werd het grootste deel verwijderd, waardoor een brugleuning, twee schutters en de pluim van de hoed van een derde man nu niet meer op het schilderij staan en het effect van een bewegend gezelschap is afgezwakt. Aangezien Frans Banning Cocq een replica en een aquarel van het schilderij heeft laten maken, kan men indirect nog steeds de weggesneden gedeelten bestuderen, zij het op veel kleiner formaat. Zo meet de replica door Gerrit Lundens in de National Gallery slechts 67 bij 85,5 cm.[14] te Londen).

Tussen 1817 en 1885 hing het schilderij in het Trippenhuis in Amsterdam, in de voormalige Grote Sael van Hendrick Trip.

Sinds 1885 hangt De Nachtwacht als bruikleen van de gemeente Amsterdam in het Rijksmuseum dat toen geopend werd; sinds 1906 in een speciaal hiervoor gebouwde zaal.

Tijdens de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898 werd De Nachtwacht even uit het museum gehaald om een tentoonstelling in het Stedelijk Museum ter gelegenheid van de feestelijkheden meer aanzien te geven.

De Nachtwacht opgerold in de mergelgrotten bij Maastricht

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd De Nachtwacht eerst overgebracht naar kasteel Radboud in Medemblik. Het Rijksmuseum heeft een aparte smalle doorgang om het schilderij weg te halen in noodgevallen. Na Medemblik verhuisde het doek naar een kustbunker in de duinen bij Castricum, waartoe het uit de lijst moest worden gehaald en werd opgerold. In april 1942 werd De Nachtwacht uit de rijkskluis van Heemskerk naar de mergelgrotten in de Sint-Pietersberg bij Maastricht overgebracht. Op 25 juni 1945 arriveerde het schilderij per binnenschip in Amsterdam. De toenmalige directeur van het Rijksmuseum, Van Schendel, viel bij die gelegenheid bovenop het schilderij, dat hiervan geen ernstige schade ondervond.

Op 11 december 2003 werd De Nachtwacht tijdelijk naar een andere vleugel overgebracht. Tijdens de met veel publiciteit omgeven onderneming werd het doek uit de lijst gehaald; ingepakt in vetvrij papier; in een houten frame gehangen dat in twee beschermhoezen werd gestoken; op een kar over straat naar de andere vleugel gereden; omhooggetakeld, en door een speciale gleuf het gebouw binnengebracht.

Tijdens de meer dan 10 jaar durende verbouwing en renovatie van het Rijksmuseum hing De Nachtwacht tijdelijk in de Philipsvleugel. Op 27 maart 2013 werd het schilderij teruggeplaatst in de Nachtwachtzaal. Dit was een forse operatie, onder strenge veiligheidsmaatregelen. De politie had hiervoor de wijde omgeving van het museum afgezet. Het schilderij werd in een houten raamwerk geplaatst, en daaromheen werd een beschermhoes aangebracht met sensoren die de temperatuur, de luchtvochtigheid en schokken registreerden. Daaromheen zat weer een stalen omhulsel van 300 kilo en een isolatielaag van speciaal schuim. Op 13 april 2013 werd het Rijksmuseum heropend en was De Nachtwacht na bijna 10 jaar weer op haar originele locatie in het museum te aanschouwen voor het publiek.

Beschadigingen[bewerken | brontekst bewerken]

Polygoonjournaal over de restauratie na de aanslag in 1975

In 1715 en 1771 werd het doek schoongemaakt.[15] Kunsthistoricus Schwartz noemt drie oorzaken waardoor het schilderij beschadigd werd. Het doek bevat 63 grotere en kleinere scheuren en gaten.[16] De eerste oorzaak is natuurlijke veroudering, waardoor in de loop der jaren niet alleen barsten in het verfoppervlak zijn ontstaan, maar door chemische processen zijn ook de kleur en helderheid veranderd.[17]

De tweede en meest spectaculaire oorzaak is vandalisme. Op 13 januari 1911 hakte een man met een schoenmakersmes in op het schilderij. Op 25 juni 1945 arriveerde het schuttersstuk via een binnenschip in Amsterdam. De toenmalig directeur van het Rijksmuseum viel toen bovenop het schilderij. Hierdoor ontstond geen schade. Wel werd het schilderij na het jarenlange verbergen schoongemaakt.[18]

Op 14 september 1975 beschadigde een gestoorde man het schilderij met een keukenmes, waarmee hij twaalf steken wist te maken, een aantal door het canvas heen: de meest linkse beschadigden Banning Cocq en de meest rechtse steken raakten de trom. De lengte van de beschadigingen liepen van 39 cm tot een meter.[19] Toch was de beschadiging minder ernstig dan op het eerste gezicht leek: slechts 'een fractie oorspronkelijk materiaal' ging verloren. Behalve hersteld werd het doek meteen schoongemaakt en gerestaureerd.[20]

Op 9 april 1990 voorkwam snel ingrijpen van een suppoost ernstige schade toen een man het doek met zoutzuur besproeide. Het goedje werd meteen geneutraliseerd, doordat de suppoost direct gedemineraliseerd water op het schilderij spoot.[21] Hierdoor raakte alleen de vernislaag aangetast.[22]

Een derde oorzaak zijn incidentele ongelukken en goedbedoelde maar desastreuze restauratiemethoden. In 1843 viel de hamer van een timmerman door het schilderij bij de installatie van banken.[23] Uitvoerige herstelwerkzaamheden vonden plaats in 1851.[24] Het schilderij werd ter ere van Rembrandts 300ste geboortejaar in 1906 gerestaureerd.[25]

Ongeveer eens per eeuw moet nieuw linnen achter tegen een doek worden aangebracht, omdat anders materiaalmoeheid kan ontstaan, waardoor het doek slap wordt en de verfhuid kraakt. Kunsthistoricus Gary Schwartz noemt dit een 'vrij drastische ingreep', waarbij het schilderij ondersteboven wordt neergelegd en er druk op moet worden uitgeoefend om een goede hechting van de lijm te verkrijgen. Bij vroegere verdoekingen 'werd lijm door het linnenweefsel heen gedrukt tot in de craquelure van het oppervlak'; eenmaal hard geworden kan deze lijm een medeoorzaak zijn van het donker worden van het schilderij.[26] De waarschijnlijk eerste verdoeking van De Nachtwacht vond plaats omstreeks 1761, de andere in 1851, 1946/1947 en in 1976.[27][28]

Tussen de jaren 1880 en de Tweede Wereldoorlog werd de soepelheid en transparantie van de vernislaag verbeterd door een behandeling met alcoholdamp. Daarnaast werd het doek 'ingesmeerd met een Zuid-Amerikaanse medicinale substantie, copaiva balsem, die doffe plekken opfrist.'[29] Samen hebben beide methoden tot gevolg dat de verf anders reageert op de gangbare middelen die bij een gewone schoonmaak worden gebruikt. Bovendien is gedurende een eeuw bij elke schoonmaakbeurt een minuscule hoeveelheid van de pigmenten verloren gegaan.[30]

Technische gegevens[bewerken | brontekst bewerken]

Ontwerptekening voor de Nachtwachtzaal
Soort werk
Groepsportret in opdracht, voor de nieuwe grote zaal die in 1638 gereedgekomen was, van schutters van de Kloveniersdoelen; grootste en duurste werk tot dan toe van Rembrandt, en zijn enige schuttersstuk.
Eigenaar
Gemeente Amsterdam, in eeuwigdurende bruikleen aan het Rijksmuseum te Amsterdam
Onderwerp
Kunsthistoricus Bas Dudok van Heel stelt dat het in werkelijkheid om Banninck Cocq, een gereformeerd advocaat, en niet Banning Cocq uit een andere Amsterdamse familie gaat.[31]
Afgebeelde personen
De 18 schutters met diverse wapens bij het verlaten van het schuttersgebouw en het afdalen van enkele treden op een bruggetje, plus een tamboer, rennend meisje in het geel (volgens sommigen een mythologische geest), een ander meisje, een jongetje; bovendien aanvankelijk nog drie toeschouwers links (later afgesneden); in totaal aanvankelijk 27 of 28 figuren, na afsnijden nog 24 of 25 (plus een hondje). In 2009 maakte de historicus Bas Dudok van Heel bekend dat hij erin geslaagd was alle 18 schutters, plus de tamboer, op het schilderij te identificeren.[32]
Uitvoering
Olieverf op doek, aanvankelijk 5 meter bij 3,87 meter, na de verhuizing naar het stadhuis in 1715 verkleind tot 4,38 bij 3,63 meter, waardoor drie bijfiguren en een brugleuning wegvielen.
Prijs
Meer dan 1600 gulden, van 16 personen is bekend dat zij gemiddeld 100 gulden betaalden; het was Rembrandts duurste schilderij (een jaarloon voor een werkman bedroeg toen 250-350 gulden).
Correcties
Na levering bracht Rembrandt (of een leerling van hem) op verzoek van de geportretteerden nog een schild aan, rechts in de poort, waarop de namen van de 18 betalende geportretteerden staan. Volgens Dudok van Heel zou dit bijschrift pas omstreeks 1715 op het doek zijn aangebracht.[31]
Afgebeelde wapens
Klover: een 16e-eeuws musket, hier zes stuks geheel of gedeeltelijk zichtbaar, vandaar de term 'kloveniers'. Aan de gordel van het meisje in het geel hangt nog een pistool. Lans van de luitenant (deze lans heet een partizaan): dit is volgens het Rijksmuseum een stokwapen van twee tot drie meter met een platte, ijzeren kling (punt), waar onderaan kleine vleugels of oren zitten. De drager van dit wapen was bij de 17e-eeuwse schutterijen steevast de luitenant. Lansen: 15 stuks, meestal in gebruik tegen ruiterij. Hellebaard: hier afgebeeld in handen van de sergeant (traditioneel de drager van een hellebaard bij schutterijen); dit exemplaar is een fantasiewapen dat Rembrandt verzon. Zwaarden en een dolk, twee pieken. Veel informatie over wapens en de hantering ervan zal Rembrandt volgens kenners ontleend hebben aan het handboek Wapenhandelinghe van Jacques de Gheyn, verschenen in 1607. Helmen, ijzeren halskragen, schilden: enkele helmen, zoals de man pal boven de luitenant, zijn fantasiestukken. Schutters droegen overigens in die tijd geen helmen meer. Halsbergen: vier van deze ijzeren halskragen, onder meer de kapitein en de luitenant. Verder een rond en een ovale ijzeren schild.

Afgebeelde personen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1715 werd aan het schilderij een schild toegevoegd met de namen van de afgebeelde personen. Het was echter tot in de moderne tijd onbekend welke naam bij welke persoon hoorde. In 2009 publiceerde historicus Bas Dudok van Heel de identiteit van de afgebeelde personen waarop onderstaande lijst is gebaseerd.[33]

Afbeelding Naam Afbeelding Naam
Kapitein Frans Banninck Cocq, Heer van Purmerlandt en Ilpendam Luitenant Willem van Ruytenburch, Heer van Vlaerdingen
Kapitein d'armes Jan Adriaensen Keijser Musketier Jan van der Heede
Sergeant Reinier Engelen Jan Pietersen Bronchorst
Rondassier Herman Jacobsen Wormskerck Musketier Elbert Willemsen
Vaandrig Jan Visscher Cornelissen Rondassier Claes van Cruijsbergen
Piekenier Jan Ockersen Piekenier Walich Schellingwou
Musketier Jan Claesen Leijdeckers Piekenier Barent Harmansen Bolhamer
Sergeant Rombout Kemp Piekenier Paulus Schoonhoven
Tamboer Jacob Jorisz Schild met de namen van de afgebeelde personen

Geldelijke waarde[bewerken | brontekst bewerken]

De waarde van het schilderij kan niet in geld uitgedrukt worden. Het is niet te koop of ooit te koop geweest. De schutterij die destijds de opdracht aan Rembrandt verstrekte was een stedelijke instelling en De Nachtwacht is sindsdien eigendom van de gemeente Amsterdam, in eeuwigdurende bruikleen aan het Rijksmuseum. Het televisieprogramma De Rekenkamer kwam in de uitzending van 9 september 2011 tot een geschatte waarde van ruim 500 miljoen euro.

Adaptaties en invloed[bewerken | brontekst bewerken]

In 1942 schreef de Nederlandse componist Henk Badings zijn opera De Nachtwacht over het leven van Rembrandt.

De Britse filmregisseur Peter Greenaway begon in juni 2006 aan een film over Rembrandt en De Nachtwacht. De film heet Nightwatching en gaat over de drie vrouwen van Rembrandt en de gevolgen die het schilderen van De Nachtwacht voor Rembrandt had. De film zou oorspronkelijk uitkomen tijdens het Rembrandtjaar, vierhonderd jaar na Rembrandts geboorte, maar kwam uiteindelijk uit in 2008. In datzelfde jaar beeldde Greenaway de personages van De Nachtwacht uit in een installatie in het Rijksmuseum.

Ten behoeve van de verbouwing van het Rijksmuseum Amsterdam vond een bouwhistorisch onderzoek plaats. In dat onderzoek werd ook gekeken naar "De route naar de Nachtwacht".

De Nachtwacht is als vensternummer 16 in de Canon van Amsterdam opgenomen.

De beeldengroep Nachtwacht in 3D op het Amsterdamse Rembrandtplein met op de achtergrond het grote gietijzeren Rembrandtstandbeeld uit 1852, door beeldhouwer Louis Roger
  • De Nachtwacht in drie dimensies van Michael Dronov en Alexander Taratinov bestaat uit bronzen beelden die de belangrijkste figuren uit het beroemde schilderij weergeven. De beelden zijn in 2006 op het Rembrandtplein in Amsterdam geplaatst ter gelegenheid van het Rembrandtjaar op initiatief van de plaatselijke ondernemingsvereniging.
    In de nacht van zondag op maandag 5 juni 2006 werd een van de beelden door vandalen vernield.
  • De nachtwachtbrigade is een verhaal uit de Suske en Wiske-reeks en het schilderij heeft hierin een hoofdrol. Het verhaal is geschreven ter ere van het vierhonderdste geboortejaar van Rembrandt van Rijn.
  • De Nachtwacht komt voor in alle spellen van de Animal Crossing-series, onder de naam "amazing painting".
  • Op het album Starless and Bible Black van de Engelse rockgroep King Crimson staat een nummer met de naam "The Night Watch", waarin lyricist Richard Palmer-James zijn indrukken over het schilderij en de Nederlandse samenleving verwoordt.
  • Ayreon heeft een nummer aan het schilderij gewijd, namelijk The Shooting Company of Captain Frans B. Cocq, van het album Universal Migrator Part 2: Flight of the Migrator.

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bruyn, J., B. Haak, S.H. Levie, P.J.J. van Thiel, E. van de Wetering (1989). 'A 146. The "Night watch", or Officers and men of the company of Captain Frans Banning Cocq and Lieutenant Willem van Ruytenburgh.' Stichting/Foundation Rembrandt Research Project (RRP) A Corpus of Rembrandt Paintings III 1635-1642. Dordrecht . Boston . London: Martinus Nijhoff Publishers, p. 430-485.
  • Schwartz, Gary (2008). De Nachtwacht. Vertaling Loekie Schwartz. Derde herziene druk, Amsterdam: Rijksmuseum en Nieuw Amsterdam Uitgevers. ISBN 9789086890378
Zie de categorie De Nachtwacht van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.