Gebruiker:Zomerklokje/Schilderlijst
Dit is een lijst van schilders die in de Gouden Eeuw actief waren op het grondgebied van de toenmalige Republiek. De ook wel gehanteerde term Hollandse school is misleidend. Holland was weliswaar de plek waar de bloei van de schilderkunst geconcentreerd was, maar veel schilders die in Holland werkten, waren uit andere regio's en (vooral in het begin) uit Vlaanderen afkomstig of hadden daar hun roots liggen. Als ruwe grens is aangehouden de periode van Frans Hals tot en met Johannes Vermeer, aangevuld met de belangrijkste schilders ervoor (Hendrick Goltzius, Jacob de Gheyn) en erna (Adriaen van der Werff).
Welp[bewerken | brontekst bewerken]
Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]
Vroeger werd er altijd van uitgegaan dat het woord verwant is aan woorden als het Oudnoorse hvellr ("een schril geluid makend") en het Oudengelse hwelan ("brullen, razen"). Het dier zou in dat geval naar zijn geluid zijn genoemd.[1] Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands uit 2003-2009 is wat minder stellig.[A]
Hond en wolf[bewerken | brontekst bewerken]
In de middeleeuwen was welp de gebruikelijke aanduiding voor het jong van een (jacht)hond.
In het dagelijks spraakgebruik is het woord grotendeels vervangen door het Engelse leenwoord puppy, dat mogelijk is afgeleid van het Oudfranse poupée ("pop") en dus eigenlijk "popje" betekent.
Leeuw[bewerken | brontekst bewerken]
Vos[bewerken | brontekst bewerken]
Beer[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen en noten
|
Kunst[bewerken | brontekst bewerken]
Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]
Het woord kunst is afgeleid van kunnen en betekende oorspronkelijk kennis, vaardigheid. Een kunstenaar was iemand die iets kende of iets kon: iemand die een vak beheerste (het huidige vakman of ambachtsman), maar ook iemand die een "kunstje" beheerste zoals een acrobaat of een goochelaar. De laatste betekenis is nog te herkennen in het woord kunstenmaker (straatartiest, aansteller). In andere talen heeft het begrip dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Het Latijn gebruikte het woord ars, waarvan zowel artisanaal ("ambachtelijk") als artiest is afgeleid, en het Grieks kende het woord technè, de oorsprong van ons woord techniek. [In het Engels zowel artisan als artist] [1]
Definities van het begrip kunst[bewerken | brontekst bewerken]
Prehistorie[bewerken | brontekst bewerken]
De voorwerpen en afbeeldingen uit de prehistorie en de oudheid, die we tegenwoordig "kunst" noemen, kunnen grotendeels worden onderverdeeld in twee categorieën: gebruiksvoorwerpen en religieuze of rituele uitingen. Dat wil niet zeggen dat de mensen vroeger geen gevoel voor "schoonheid" zouden hebben gehad – wat dat ook moge betekenen. Volgens sommige historici is daaraan juist het ontstaan van de moderne mens af te lezen: het moment waarop mensen voorwerpen gaan bewerken op een manier die geen duidelijke functie heeft, in tegenstelling tot een bijvoorbeeld een vuistbijl. Maar het blijft onmogelijk om vast te stellen of degene die bijvoorbeeld versieringen en figuren op een bot of een steen heeft gekerfd, dit uit een soort magisch bijgeloof deed om een talisman te maken of puur voor zijn plezier "iets moois" wilde maken. Waarschijnlijk allebei tegelijk.
Oude Egypte en Mesopotamië[bewerken | brontekst bewerken]
De oudste kunstenaars – Deir el-Medina? Amarna?
Klassieke oudheid[bewerken | brontekst bewerken]
In het Athene van de vijfde eeuw voor Christus vinden we de eerste kunstenaars die zelfverzekerd hun werk signeren en elkaar uitdagen om de artistieke grenzen te verleggen met opmerkingen als "zo goed kan ... het niet".[2]
Horatius: Exegi monumentum
Europese middeleeuwen[bewerken | brontekst bewerken]
De middeleeuwen kende het begrip de "zeven vrije kunsten", maar hiermee werden niet de beeldende kunsten bedoeld. In feite ging het om wat we nu wetenschap, filosofie en literatuur noemen: wiskunde, logica (dialectica), grammatica
De schilders, beeldhouwers, de makers van gebrandschilderde ramen en de verluchters van manuscripten werkten grotendeels anoniem.
Renaissance en barok[bewerken | brontekst bewerken]
Het onderscheid tussen de ambachtsman en de beeldende kunstenaar in de moderne betekenis is in de renaissance ontstaan, toen schilders en beeldhouwers zichzelf op één lijn gingen stellen met schrijvers, dichters en filosofen, die al vanaf de veertiende eeuw werden gezien als mensen die tijdens hun scheppende werk [bevangen] werden door een goddelijke vonk. Uit dezelfde tijd stamt het moderne idee van het "genie", de scheppende kunstenaar die geraakt werd door een goddelijke vonk.[A]
Door het werk van Vasari werd Michelangelo gezien als het prototype van de geniale, door een furor divinus ("goddelijke razernij") bezeten kunstenaar.(Gombrich, Panofsky) In Noord-Europa werd dit idee al rond 1500 omarmd door Albrecht Dürer [zijn Melencolia I wordt wel gezien als een uitbeelding van de 'verheven melancholie' van het genie], en later in de zeventiende eeuw ook door onder meer Rembrandt. [Hij...][3] "const"
18e en 19e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]
Degas: kunstenaar als misdadiger
In de loop van de achttiende eeuw, maar vooral in de negentiende eeuw, kreeg het woord "kunstenaar" de moderne betekenis van "beeldend kunstenaar". Daarvoor werden ze simpelweg aangeduid naar hun discipline, zoals "schilder", "beeldsnijder", "graveur" of "glasschilder". In de negentiende eeuw werd het onderscheid tussen de ambachtsman en de kunstenaar verder benadrukt met begrippen als les beaux arts ("de schone kunsten"), l'art pour l'art ("kunst om de kunst") en arts and crafts ("kunsten en ambachten"). De aanhangers van de arts-and-craftsbeweging bepleitten een terugkeer naar de ambachtelijke vaardigheden uit de middeleeuwen om ze vervolgens te verheffen tot kunst. [wilden een synthese tot stand brengen tussen moderne kunst en middeleeuwse ambachten] [Ruskin?]
In de negentiende eeuw werd het onderscheid tussen de ambachtsman en de kunstenaar verder benadrukt, enerzijds om het verhevene en unieke van de kunst uit te drukken, bijvoorbeeld met begrippen als les beaux arts ("de schone kunsten") en l'art pour l'art ("kunst om de kunst"), anderzijds om aan te geven dat de kunstenaars juist naar een synthese streefden van kunst en (middeleeuwse) ambachten, zoals in het geval van de arts and crafts-beweging ("kunsten en ambachten"). De aanhangers van de arts-and-craftsbeweging bepleitten een terugkeer naar de ambachtelijke vaardigheden uit de middeleeuwen om ze vervolgens te verheffen tot kunst. [wilden een synthese tot stand brengen tussen moderne kunst en middeleeuwse ambachten] [Ruskin?]
20e en 21e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]
In de eerste helft twintigste eeuw kreegt het begrip kunst een nieuwe inhoud. / ontstonden er radicale veranderingen in de opvatting over wat kunst is. Terwijl daarvoor stijlen als renaissance, barok en classicisme pas achteraf hun naam kregen, bedachten de kunstenaars voortaan hun eigen stromingen met pakkende namen als futurisme, suprematisme en rayonisme. Kandinsky maakte het eerste abstracte schilderij En Duchamp gaf met zijn Fontein een nieuwe definitie aan kunst: iets is kunst als de kunstenaar het kunst noemt./zegt dat het kunst is. Hij was hiermee de grondlegger van de conceptuele kunst.
>>>Van Gogh en Cézanne vormen rond 1900 de inspiratiebronnen tot een reeks kunststromingen, te beginnen met expressionisme en kubisme, kunststijlen waarin de karikatuur tot kunst verheven. Terwijl vroeger stijlen als renaissance, barok en classicisme pas achteraf hun naam kregen, bedenken vanaf nu de kunstenaars hun eigen stromingen met pakkende namen als futurisme, suprematisme en rayonisme. [aeropitturo enzovoorts]
>>>Wassily Kandinsky wordt gezien als degene die het eerste abstracte schilderij maakte, dwz: (itt decoratieve schilderingen) een niet-figuratieve voorstelling die niet – zoals een abstract behangetje – alleen ter decoratie bedoeld is, maar de pretentie heeft even waardevol/artistiek/diepzinnig te zijn als een historieschilderij, een portret of een sfeervol landschap. [filosofie, religieuze dimensie/pretentie, al snel gevolgd door Mondriaan, Malevitsj]
>>>De naoorlogse kunst borduurt voort op de nieuwe richtingen die de kunst in de eerste helft van de twintigste eeuw is ingeslagen. ->
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- (en) Boardman, John,
- (en) Buck, Carl Darling, 1949, A Dictionary of Selected Synonyms in the Principal Indo-European Languages. A Contribution to the History of Ideas, Chicago / Londen, The University of Chicago Press (herdruk in paperback uit 1988)
- (en) Gombrich, E.H., 1960/1977 (1991), The Story of Art (vijfde editie), Oxford, Phaidon (vertaald als: Eeuwige schoonheid)
- (en) Gombrich, E.H., 1960/1977 (1991), Art & Illusion. A study in the psychology of pictorial representation (vijfde editie), Oxford, Phaidon
- (en) Gombrich, E.H., 1966/1985, Norm and Form, Oxford, Phaidon
- (en) Gombrich, E.H., 1972, Symbolic Images, Oxford, Phaidon
- (en) Gombrich, E.H., 1976, The Heritage of Apelles, Oxford, Phaidon
- (en) Gombrich, E.H., 1986, New Light on Old Masters, Oxford, Phaidon
- (nl) Erwin Panofsky, 1970 (1984), Iconologische studies, SUN, Nijmegen (vertaald uit het Engels)
- (en) Erwin Panofsky, 19, Renaissance and Renascences in Western Art,
- (en) Wetering, Ernst van de, 1997, Rembrandt. The painter at work, Amsterdam, Amsterdam University Press
- (en) Wetering, Ernst van de, 2016, Rembrandt. The painter thinking, Amsterdam, Amsterdam University Press
Voetnoten
|
Hollandse school[bewerken | brontekst bewerken]
Hollandse school is een verouderde term om de Nederlandse schilderkunst in de Gouden Eeuw aan te duiden. Hollandse school is niet de benaming van een stijl, zoals renaissance of barok. Er was niet één school van schilderen die in de hele Republiek beoefend werd, maar er waren veel verschillende stijlen die naast elkaar bestonden. Bovendien dekt de term "Hollands" niet helemaal de lading. Weliswaar was de productie van schilderijen en prenten voor een groot deel in de Hollandse steden geconcentreerd, maar veel schilders waren afkomstig uit andere regio's (vooral de Zuidelijke Nederlanden) of hebben voor enige tijd in het buitenland gewerkt.[1] De term wordt soms nog wel door veilinghuizen en musea gebruikt voor anonieme schilderijen die niet in een bepaald atelier of een stad geplaatst kunnen worden.
Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]
Het idee dat de Hollandse kunst uit de zeventiende eeuw een unieke plaats in de kunstgeschiedenis inneemt, werd al geformuleerd door de Duitse filosoof Hegel, maar raakte vooral in zwang door twee invloedrijke boeken uit de tweede helft van de negentiende eeuw: Musées de la Hollande. Amsterdam et la Haye. Études sur l'école hollandaise (1858-1860) van Thoré-Bürger en Het land van Rembrand [sic] (1882-1884) van Busken Huet.[2] De "Hollandsche school" was in deze werken geen kunsthistorisch begrip of de beschrijving van een bepaalde schilderstijl. De Hollandse schilderkunst werd vooral gedefinieerd aan de hand van de uitgebeelde onderwerpen en de mentaliteit (vrijheid, ondernemingszin, soberheid) die uit de schilderijen zou spreken. Verder werd de nadruk gelegd op het vermeende realisme van onder andere de genrestukken, landschappen, stadsgezichten en schutterstukken.[3]
Ook Huizinga gebruikte de zeventiende-eeuwse schilderkunst als een middel om een typisch Nederlandse mentaliteit op het spoor te komen. Met zijn Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw, waarin hij bewust de schaduwkanten van die zeventiende eeuw wegliet, stak hij in 1941 de bevolking tijdens de bezetting een hart onder de riem. Hij zette "het Hollandse karakter van [Frans] Hals", dat zich uitte in "forsche natuurlijkheid en oprechte eenvoud", waar de geportretteerde regenten zich maar naar te schikken hadden, tegenover Antoon van Dyck met zijn (in Huizinga's ogen) achterhaalde "gratie, virtuositeit, raffinement en distinctie".[4]
Hoe briljant en meeslepend deze boeken ook waren, er werd over het hoofd gezien dat bijvoorbeeld de genrestukken, die als kenmerkend voor de kunst van de Gouden Eeuw gezien werden, maar een klein onderdeel van de totale zeventiende-eeuwse productie aan schilderijen uitmaakten. In de Hollandse huizen waren vooral portretten van familieleden en bijbelse voorstellingen populair.[5] Voor de grote projecten zoals de Oranjezaal en het stadhuis van Amsterdam, werd een beroep gedaan op kunstenaars die in de stijl van Rubens werkten, zowel uit Holland als uit Antwerpen.[6] En ondanks de "forse natuurlijkheid en oprechte eenvoud" die Huizinga bij Frans Hals waarnam, was diens werk even geraffineerd als dat van het Antoon van Dyck. De ogenschijnlijk nonchalante en geïmproviseerde stijl van Hals en de late Rembrandt was in werkelijkheid een Hollandse versie van de Italiaanse sprezzatura, waarmee de regenten hun aristocratische ambities benadrukten,[7] want de Franse en de Italiaanse invloed, die volgens de negentiende-eeuwse kunsthistorici mede de oorzaak was van het verval van de Hollandse schilderkunst na 1680, was al in de hele zeventiende eeuw aanwezig.[8] Een oorzaak voor het vertekende beeld dat later ontstond, is dat het buitenland en de kleinere verzamelaars, die zich geen schilderijen konden veroorloven, de Nederlandse kunst uit de zeventiende eeuw vooral leerden kennen dankzij de verspreiding van enorme aantallen prenten, waarin de boerenscènes, genrestukken, stillevens, landschappen en zeegezichten domineerden.[9]
Deels als reactie op het boek Overvloed en onbehagen uit 1988 van de Britse historicus Simon Schama, dat volgens veel Nederlandse historici een origineel en erudiet maar ook nu weer te eenzijdig beeld gaf van de Nederlandse zeventiende eeuw, richt het kunsthistorische onderzoek zich sindsdien juist op de grote diversiteit van de zeventiende-eeuwse schilderkunst (en de Hollandse cultuur in het algemeen) die uit allerlei verschillende invloeden ontstaan is.[10]
Voetnoten
|
Deze pagina bestaat uit drie delen: twee overzichten van de belangrijkste schilders geordend naar genre en naar stad, gevolgd door een zo compleet mogelijke alfabetische lijst. Voor een overzicht van de Vlaamse schilderkunst in deze periode zie Vlaamse barokschilderkunst.
De voornaamste gebruikte bronnen zijn Hollandse schilders in de Gouden Eeuw van Bob Haak (voor de selectie van de eerste twee lijsten) en de website van het RKD (voor de volledigheid en de recentste gegevens).
Schilders per genre (selectie)[bewerken | brontekst bewerken]
Vermeld zijn de schilders die zich gespecialiseerd hebben in een bepaald genre, en schilders die een kleine, maar belangrijke bijdrage aan het genre hebben geleverd (zoals de landschappen van Rembrandt of de stadsgezichten van Vermeer). Schilders die groepsportretten schilderden, hebben meestal ook 'gewone' portretten geschilderd. Die zijn daarom niet altijd ook nog een keer onder 'portret' vermeld.
Bijbelse en historische voorstellingen[bewerken | brontekst bewerken]
Mythologische en allegorische voorstellingen[bewerken | brontekst bewerken]
Portret[bewerken | brontekst bewerken]
Schuttersstuk en groepsportret[bewerken | brontekst bewerken]
Genre en figuurstuk[bewerken | brontekst bewerken]
- Herberginterieurs en boerengezelschappen: Jan Steen
- Burgerinterieurs en binnenplaatsen: Pieter de Hooch – Johannes Vermeer
Landschap[bewerken | brontekst bewerken]
- Rivieren en polders: Jan van Goyen – Salomon van Ruysdael
- Bossen: Jacob van Ruysdael
- Duinen: Jan van Goyen
- Mediterraan:
- Scandinavië: Allaert van Everdingen – Jacob van Ruysdael
- Exotische landschappen: Frans Post – Albert Eckhout
Dierstuk[bewerken | brontekst bewerken]
Zeegezicht[bewerken | brontekst bewerken]
Caspar van den Bos*? – Jan Claesz. Rietschoof
Stadsgezicht[bewerken | brontekst bewerken]
Johannes Vermeer – Jan van der Heyden – Gerrit Berckheyde
Kerkinterieur[bewerken | brontekst bewerken]
Stilleven en bloemstuk[bewerken | brontekst bewerken]
Trompe l'oeil[bewerken | brontekst bewerken]
Schilders per stad (selectie)[bewerken | brontekst bewerken]
Deze lijst geeft een overzicht van de steden waarin de belangrijkste schilders actief waren, min of meer in chronologische volgorde. Een * achter de naam van de schilder geeft aan dat hij of zij ook in de desbetreffende stad geboren is.
Haarlem[bewerken | brontekst bewerken]
Hendrick Goltzius – Hendrick Cornelisz. Vroom* – Floris van Dyck –
Utrecht[bewerken | brontekst bewerken]
Abraham Bloemaert – Paulus Moreelse* – Adam Willaerts –
Amsterdam[bewerken | brontekst bewerken]
Het Noorderkwartier: Alkmaar en Hoorn[bewerken | brontekst bewerken]
- Assendelft: Jan Saenredam
- Alkmaar: Caesar van Everdingen* – Allaert van Everdingen*
- Hoorn: Jan Albertsz. Rotius – Caspar van den Bos*? – Jan Claesz. Rietschoof*?
Middelburg[bewerken | brontekst bewerken]
Ambrosius Bosschaert de Oude –
Leiden[bewerken | brontekst bewerken]
Den Haag[bewerken | brontekst bewerken]
Jacob de Gheyn (II) – Jan van Ravesteyn(*) –
Delft[bewerken | brontekst bewerken]
Michiel Jansz. Miereveld* – Willem Jacobsz. Delff –
Dordrecht[bewerken | brontekst bewerken]
Rotterdam[bewerken | brontekst bewerken]
Leeuwarden[bewerken | brontekst bewerken]
Overijssel[bewerken | brontekst bewerken]
- Zwolle en Deventer: Gerard ter Borch
- Kampen: Hendrick Avercamp
Praag[bewerken | brontekst bewerken]
- Hendrick van Balen 1575-1632 -> Antwerpen
- Hendrik van Steenwijk de Jongere 1580-1649
- Andries Stock 1580-1648
- Cornelis Claesz. van Wieringen 1580-1633
- Cornelius Liefrinck 1581-1640
- Frans Hals 1582-1666
- Hendrick Goudt 1583-1648
- Pieter Lastman 1583-1633
- Jan Pynas 1583-1631
- David Bailly 1584-1657
- Jan Tengnagel 1584-1635
- Willem van der Vliet 1584-1642
- Arent Arentsz 1585-1631
- Hendrick Avercamp 1585-1634
- Hendrick Gerritsz. Pot 1585-1657
- Jacob Pynas 1585-1650
- Cornelis van Poelenburch 1594/1595-1667
- Esaias van de Velde 1587-1630
- Claes Jansz. Visscher 1587-1652
- Nicolaes Eliasz. Pickenoy 1588-1655
- Hendrick ter Brugghen 1588-1629
- Adriaen Pietersz. van de Venne 1589-1662
- Bartholomeus van Bassen 1590-1652
- Christoffel van den Berghe 1590-1645
- Gerrit van Honthorst 1590-1656
- Daniel Mytens 1590-1647
- Floris van Schooten 1590-1655
- Hercules Seghers 1590-1638
- Moyses van Wtenbrouck 1590-1648
- Cornelis Verbeeck 1590-1637
- Abraham de Vries 1590-1662
- Willem Buytewech 1591-1624
- Dirck Hals 1591-1656
- Claes Cornelisz. Moeyaert 1591-1655
- Cornelis Vroom 1591-1661
- Pieter van Laer 1592-1642
- Wybrand de Geest 1592-1661
- Balthasar van der Ast 1593-1656
- Jan van de Velde (II) 1593-1641
- Jacob Gerritsz. Cuyp 1594-1650
- Willem Claesz. Heda 1594-1680
- Dirck van Baburen 1595-1624
- Jacob van Campen 1595-1657
- Lucas Vorsterman 1595-1675
- Leonard Bramer 1596-1674
- Jan van Goyen 1596-1656
- Thomas de Keyser 1596-1667
- Peter Wtewael 1596-1660
- Jan van Bijlert 1597-1671
- Salomon de Bray 1597-1664
- Pieter Claesz 1597-1660
- Pieter Jansz. Saenredam 1597-1665
- Jan Cornelisz. Verspronck 1597-1662
- Bartholomeus Breenbergh 1598-1657
- Lambert Jacobsz 1598-1636
- Jan Ludewick Wouters 1599-1663
- Pieter Codde 1599-1678
- Willem Cornelisz. Duyster 1599-1678
- Jan Miel 1599-1664
- Hans Bollongier ca. 1600-na 1645
- Jacob Duck 1600-1667
- Pieter de Grebber 1600-1653
- Pieter Anthonisz. van Groenewegen 1600-1658
- Gerard Houckgeest 1600-1661
- Salomon van Ruysdael 1600-1670
- Gerard Soest 1600-1681
- Matthias Stom ca. 1600-na 1649
- Herman van Swanevelt 1600-1655
- Simon de Vlieger 1600-1653
- Salomon Mesdach ca. 1600-na 1632
- Pieter de Bloot 1601-1658
- Anthonie Palamedesz. 1601-1673
- Pieter Jansz. van Asch 1603-1678
- Adriaen Hanneman 1603-1671
- Simon Kick 1603-1652
- Aert van der Neer 1603-1677
- Abraham Willaerts 1603-1669
- Dirck van Delen 1605-1671
- Anthonie Jansz. van der Croos 1606-1661
- Jan Davidsz. de Heem 1606-1683
- Pieter Jansz Quast 1606-1647
- Rembrandt van Rijn 1606-1669
- Jan Lievens 1607-1674
- Cornelis Saftleven 1607-1681
- Jacob Adriaensz Backer 1608-1651
- Pieter Jacobsz. Duyfhuysen 1608-1677
- Willem de Poorter 1608-1648
- Salomon Koninck 1609-1656
- Judith Leyster 1609-1660
- Herman Saftleven 1609-1685
- Jan Both 1610-1652
- Anthonie de Lorme 1610-1679
- Gerard Donck 1610-1640
- Simon Luttichuys 1610-1661
- Jan Miense Molenaer 1610-1668
- Adriaen van Ostade 1610-1685
- Dirck Dircksz. van Santvoort 1610-1680
- Dirck Stoop 1610-1686
- Egbert van Heemskerk I 1610-1680
- Pieter Verbeeck 1610-1652
- Jacob de Wet (I) 1610-1671
- Hendrick Martensz. Sorgh 1611-1670
- Willem van de Velde 1611-1693
- Hendrick Cornelisz. van Vliet 1611-1675
- Barend Avercamp 1612-1679
- Andries Both 1612-1641
- Benjamin Gerritsz. Cuyp 1612-1652
- Harmen Steenwijck 1612-1656
- Pieter van den Bosch 1613-1663
- Gerrit Dou 1613-1675
- Bartholomeus van der Helst 1613-1670
- Jacob Marrel 1613-1681
- Johannes Mijtens 1614-1670
- Jan Asselyn 1615-1652
- Hendrick Coster 1615-1664
- Govert Flinck 1615-1660
- Joris Abrahamsz. van der Haagen 1615-1669
- Jacob van Mosscher 1615-1655
- Pieter de Ring 1615-1660
- Ferdinand Bol 1616-1680
- Ludolf de Jongh 1616-1679
- Isaack Luttichuys 1616-1673
- Thomas Wyck 1616-1677
- Caesar van Everdingen 1617-1678
- Gerard Terborch 1617-1681
- Emanuel de Witte 1617-1691
- Philips Koninck 1619-1688
- Otto Marseus van Schrieck 1619-1678
- Jan Victors 1619-1676
- Philips Wouwerman 1619-1668
- Cornelis Bega 1620-1664
- Nicolaes Berchem 1620-1683
- Abraham Hendrickz. van Beyeren 1620-1690
- Aelbert Cuyp 1620-1691
- Jan van Noordt 1620-1676
- Jan van de Velde (III) 1620-1662
- Gerbrand van den Eeckhout 1621-1674
- Allart van Everdingen 1621-1675
- Cornelis de Man 1621-1706
- Isaac van Ostade 1621-1649
- Egbert Lievensz. van der Poel 1621-1664
- Jan Baptist Weenix 1621-1663
- Quirijn van Brekelenkam 1622-1670
- Abraham Diepraam 1622-1670
- Karel Dujardin 1622-1678
- Carel Fabritius 1622-1654
- Willem Kalf 1622-1693
- Johannes Lingelbach 1622-1674
- Adam Pynacker 1622-1673
- Abraham van den Tempel 1622-1672
- Govert Dircksz Camphuysen 1623-1672
- Pieter Janssens Elinga 1623-1682
- Herman Naiwincx 1623-1654
- Reinier Nooms 1623-1664
- Jan van de Cappelle 1624-1679
- Lambert Doomer 1624-1700
- Barent Fabritius 1624-1673
- Abraham Hondius 1625-1691
- Paulus Potter 1625-1654
- Jan Adriaensz. van Staveren 1625-1668
- Jan Steen 1625-1679
- Jan Gabrielsz Sonjé 1625-1707
- Johannes van Wijckersloot 1625/1630–1687
- Jacob Esselens 1626-1687
- Jan van Kessel 1626-1679
- Willem van Aelst 1627-1683
- Jan de Bray 1627-1697
- Hendrick van der Burch 1627-1699
- Samuel van Hoogstraten 1627-1678
- Jacob van der Ulft 1627-1689
- Hendrick Verschuring 1627-1690
- Jan Hackaert 1628-1685
- Jacob van Ruisdael 1628-1682
- Pieter de Hooch 1629-1684
- Gabriel Metsu 1629-1667
- Cornelius Droochsloot 1630-1673
- Willem Drost 1630-1680
- Klaes Molenaer 1630-1676
- Maria van Oosterwijck 1630-1693
- Gillis Rombouts 1630-1678
- Jan Vonck 1630-?
- Roelof van Vries 1630-1681
- Jan Wynants 1630-1684
- Ludolf Bakhuysen 1631-1708
- Esaias Boursse 1631-1672
- Cornelis de Heem 1631-1695
- Juriaan van Streek 1632-1687
- Johannes Vermeer 1632-1675
- Jan de Baen 1633-1702
- Dirck Helmbreeker 1633-1696
- Frederik de Moucheron 1633-1686
- Willem van de Velde 1633-1707
- Cornelis Bisschop 1634-1674
- Nicolaes Maes 1634-1693
- Eglon Hendrick van der Neer 1634-1703
- Jacob Ochtervelt 1634-1682
- Egbert van Heemskerk II 1634-1704
- Pieter van Anraedt 1635-1678
- Abraham van den Hecken 1635-1655
- Dirck van der Lisse 1635-1669
- Frans van Mieris (I) 1635-1681
- Caspar Netscher 1635-1684
- Abraham Storck 1644-1708
- Melchior d'Hondecoeter 1636-1695
- Adriaen van de Velde 1636-1672
- Abraham Begeyn 1637-1697
- Martin Desjardins 1637-1694
- Jan van der Heyden 1637-1712
- Pieter Mulier de Jonge 1637-1701
- Gerrit Adriaensz. Berckheyde 1638-1698
- Meindert Hobbema 1638-1709
- Hendrik Bary 1640-1707
- Edwaert Collier 1640-1707
- Gerard de Lairesse 1640-1711
- Abraham Mignon 1640-1679
- Pieter Cornelisz. van Slingelandt 1640-1691
- Jacob Toorenvliet 1640-1719
- Jan Weenix 1640-1719
- Jan van Kessel 1641-1680
- Jacobus Storck 1641-1688
- Harman Verelst 1641-1699
- Abraham van Calraet 1642-1722
- Godfried Schalcken 1643-1706
- Simon Pietersz. Verelst 1644-1721
- Cornelis Vermeulen 1644-1708
- Aert de Gelder 1645-1727
- Michiel van Musscher 1645-1705
- John Griffier 1646-1718
- Matthijs Naiveu 1647-1721
- Gerard Hoet 1648-1733
- Elias van den Broeck 1649-1708
- Jan Jansz. de Heem 1650-1695
- Salomon Rombouts 1650-1702
- Johannes Verkolje 1650-1693
- Daniel Vosmaer 1650-1666
- Jan Wyck 1652-1702
- Johannes Kip 1653-1722
- Casper van Wittel 1653-1736
- Jan van Kessel 1654-1708
- Jacobus Vrel 1654-1662
- Nicolaes Lachtropius 1656-1700
- Jacob de Heusch 1657-1701
- Adriaen van der Werff 1659-1722
- Adriaen Coorte 1660-1707
- Cornelis Dusart 1660-1704
- Jan van Mieris 1660-1690
- Willem van Mieris 1662-1747
- Rachel Ruysch 1664-1750
- Pieter van der Werff 1665-1722
- Philip van Kouwenbergh 1671-1729
Alfabetische lijst[bewerken | brontekst bewerken]
Dit is een zo volledig mogelijke lijst van de schilders die in de Gouden Eeuw actief waren. De gegevens zijn zo goed mogelijk gecontroleerd op basis van de vermelde bronnen en literatuur.
- Balthasar van der Ast (Middelburg?, 1593/94 [tussen 30 juni 1593 en 13 september 1594] – Delft, 1657)
- Hendrick Avercamp (Amsterdam, gedoopt 27 januari 1585 – Kampen, begraven 15 mei 1634)
- Bartholomeus van Bassen (? [herkomst onbekend] – Den Haag, begraven 28 november 1652)
- Abraham Bloemaert (Gorinchem, 24 december 1566 – Utrecht, 1651)
- Gerard ter Borch, de Oude (Zwolle, 1582/83 – Zwolle, 1662)
- Ambrosius Bosschaert de Oude (Antwerpen, gedoopt 18 november 1573 – Den Haag, 1621)
- Ambrosius Bosschaert de Jonge
- Willem Buytewech (Rotterdam, 1591/92 – Rotterdam, 23 september 1624)
- Gillis van Coninxloo (Antwerpen, 24 januari 1544 – Amsterdam, eind december 1606 / begraven 4 januari 1607)
- Cornelis Cornelisz. van Haarlem (Haarlem, 1562 – Haarlem, 11 november 1638)
- Jacob Willemsz. Delff (I) (Gouda, circa 1540/45 – Delft, 1601)
- Willem Jacobsz. Delff (Delft, 1580 – Delft, 1638)
- Floris van Dyck (Delft, circa 1575 – Haarlem, [april ?] 1651)
- Jacob de Gheyn II (Antwerpen, 1565 – Den Haag, 3 maart 1629)
- Jacob de Gheyn III (Leiden, circa 1596 – Utrecht, 5 juni 1644)
- Hendrick Goltzius (Mühlbracht, begin 1558 – Haarlem, 1 januari 1617)
- Dirck Hals (Haarlem, gedoopt 19 maart 1591 – Haarlem, begraven 17 mei 1656)
- Frans Hals (Antwerpen, 1582/83 – Haarlem, begraven 1 september 1666)
- Pieter Isaacsz (Helsing/or, 1568/69 – Helsing/or, 14 september 1624 (Denemarken))
- Cornelis Ketel (Gouda, 18 maart 1548 – Amsterdam, begraven 8 augustus 1616)
- Pieter Lastman (Amsterdam, circa 1583 – Amsterdam, begraven 4 april 1633)
- Karel van Mander (Meulebeke, mei 1548 – 11 september 1606)
- Michiel Jansz. van Mierevelt (Delft, 1567 – Delft, 1641)
- Paulus Moreelse (Utrecht, 1571 – Utrecht, 6 maart 1638)
- Adriaen van Nieulandt (Antwerpen, 1586/87 – Amsterdam, juli 1658)
- Nicolaes Eliasz. Pickenoy (Amsterdam, 1588 – Amsterdam, 1650/56)
- Pieter Pietersz. (Antwerpen, 1540/41 – Amsterdam, 1603)
- Jan Pynas (Alkmaar, circa 1581/82 – Amsterdam, begraven 31 december 1631)
- Jan van Ravesteyn (?, circa 1572 – Den Haag, begraven 21 juni 1657)
- Hans Savery de Oude
- Jacob Maertensz Savery (Kortrijk, 1565/67 – Amsterdam, begraven 23 april 1603)
- Roelant Savery (Kortijk, 1578 – Utrecht, februari 1639
- Hercules Segers (Haarlem, 1589/90 – Den Haag, 1633/38)
- Bartholomeus Spranger (Antwerpen, 21 maart 1546 – Praag, augustus 1611)
- Jan Tengnagel (Amsterdam, gedoopt 9 september 1584 – Amsterdam, begraven 23 maart 1635)
- Johannes Torrentius (Amsterdam, 1589 – Amsterdam, begraven 17 februari 1644)
- Werner van den Valckert ([Den Haag?], circa 1580/85 – Amsterdam, in of kort na 1627)
- Esaias van de Velde (Amsterdam, gedoopt 17 mei 1587 – Den Haag, begraven 18 november 1630)
- Adriaen van de Venne (Delft, 1589 – Den Haag, 1662)
- David Vinckboons (Mechelen, 13 augustus 1576 – Amsterdam, circa 1632)
- Cornelis van der Voort (Antwerpen, circa 1576 – Amsterdam, 1624)
- Jacob Woutersz. Vosmaer (Delft, circa 1584 – Delft, 1641)
- Paul Vredeman de Vries (Antwerpen, 1566/67 – Amsterdam, na 1616[?])
- Hendrick Cornelisz. Vroom (Haarlem, 1566 – Haarlem, begraven 4 februari 1640)
- Cornelis Claesz. van Wieringen (Haarlem, circa 1580 – Haarlem, 29 september 1633)
- Adam Willaerts (Antwerpen, 1577 – Utrecht, begraven 4 april 1664)
- Joachim Wtewael (Utrecht, 1566 – Utrecht, 1 augustus 1638)
- --- ROTTERDAM ---
- Gerrit Battem
- Jacob Bellevois (Adriaensz. )
- Pieter de Bloot
- Cornelis Brouwer (schilder)
- (Buytewech -1624!)
- Willem Willemsz. Buytewech (1625-1670)
- Isaack Adamsz. (de) Colonia
- Adam Isaacksz. (de) Colonia
- Jan Daemen Cool
- Jacob Court (Coert)
- Anthonie Delorme (De Lorme)
- Olivier van Deuren
- Abraham Diepraam
- Heymand Dullaert
- Adriaen Lucasz. Fonteyn
- Joost van Geel
- David de Haen
- Abraham Hondius (De Hondt)
- Pieter de Hooch
- Balthasar Huys
- Ludolf de Jongh
- Nicolaas Juweel (I)
- Willem Kalf
- Jacob Koninck (I)
- Philip Jansz. van Leeuwen
- Jacob Lois
- Cornelis Pietersz. de Mooy (C.P. Mooy)
- Michiel van Musscher
- Eglon van der Neer
- Jacob Ochtervelt
- Hendrik Patijn
- Johannes Penninks
- Pieter Peuteman
- Cornelis Picolet
- Egbert van der Poel (E. Lievensz. vdP)
- Gerrit Pompe
- Jan Porcellis
- Julius Porcellis
- Abraham van de Rande
- Cornelis Saftleven
- Herman Saftleven (III)
- Adriaen Cornelisz. Salm (van/van der)
- Cornelis Snellinck
- Jan Gabrielsz. Sonjé
- Hendrick Martensz. Sorgh
- Adriaen Hendricksz. Verboom
- Lieve Verschuier (L. Pietersz. V.)
- François Verwilt
- Jan Harmensz. Vinck
- Willem Willemsz. Viruly (II)
- Simon de Vlieger (Jacobsz.)
- Crijn Hendricksz. Volmaryn
- Abraham de Vries
- Jan Vucht (Johannes) (van) (van der)
- Adriaen van der Werff
- Pieter van der Werff
- Abraham Evertsz. Westervelt (van)
- Claes Jansz. van der Willigen
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- (nl) Haak, B., 1984 (2003), Hollandse schilders in de Gouden Eeuw, Zwolle, Waanders, ISBN 9040087911
- (nl) Luijten, Ger e.a. (red.), 1993, Dageraad der Gouden Eeuw. Noordnederlandse kunst 1580-1620, Zwolle, Waanders / Rijksmuseum Amsterdam, ISBN (p. 299-327)
- (nl) Marijnissen, Peter e.a. (red.), 1992, De Zichtbaere Werelt [schilders uit Dordrecht], Zwolle, Waanders / Dordrechts Museum, ISBN 9066303670
- (nl) Kersten, M. & Lokin, D. (red.), 1996, Delftse meesters, tijdgenoten van Vermeer. Een andere kijk op perspectief, licht en ruimte, Zwolle, Waanders, ISBN 9040098263
- (nl) Schadee, Nora (red.), 1994, Rotterdamse meesters uit de Gouden Eeuw, Zwolle, Waanders, ISBN 9066304839
Externe links[bewerken | brontekst bewerken]
- RKD
- Teylersmuseum
- Mauritshuis
- Rijksmuseum Amsterdam
- Museum Boijmans van Beuningen
- Frans Halsmuseum
- Utrechts Museum
- Groninger Museum
- enz.