Portaal:Middeleeuwen/werkplaats/Richard I van Engeland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Richard I
Richard I op zijn troon met zijn wapenschild met drie leeuwen (detail van een paginagrote afbeelding van vier koningen uit een 13e-eeuws manuscript van Matthew Paris; MS Cotton Claudius D. VI, folio 9v, British Library).
Koning van Engeland
Regeerperiode 1189 - 1199
Kroning 3 september 1189 in Westminster Abbey
Voorganger Hendrik II
Opvolger Jan zonder Land
Hertog van Aquitanië
Regeerperiode 1172 - 1199
Voorganger Hendrik I
Opvolger Jan I
Huis Plantagenet
Vader Hendrik II van Engeland
Moeder Eleonora van Aquitanië
Geboren 8 september 1157
Oxford
Gestorven 6 april 1199
Châlus, Aquitanië
Begraven Abdij van Fontevraud
Partner Berengaria van Navarra
Religie Rooms-katholiek

Richard I (8 september 1157 – 6 april 1199) was van 6 juli 1189 tot aan zijn dood koning van Engeland. Hij was daarnaast ook hertog van Normandië, Aquitanië en Gascogne, Heer van Cyprus, graaf van Poitiers, Anjou, Maine en Nantes en was op verschillende tijdstippen in deze periode opperheer van Bretagne. Hij was de derde oudste van de vijf zonen van koning Hendrik II van Engeland en hertogin Eleonora van Aquitanië. Hij werd bekend als Richard Cœur de Lion of Richard the Lionheart (Richard Leeuwenhart) omwille van zijn reputatie als groot militair leider en krijger.[1] Hij was in het Occitaans ook bekend als Oc e No/Oc-e-No (Ja en nee), omdat hij de reputatie had beknopt te zijn in zijn antwoorden.[2]

Toen hij 16 jaar oud was, nam Richard het commando over zijn eigen leger op om opstanden tegen zijn vader in Poitou neer te slaan.[3] Richard was een van de belangrijkste christelijke aanvoerders tijdens de Derde Kruistocht en leidde de campagne na het vertrek van Filips II van Frankrijk en behaalde aanzienlijke overwinningen tegen zijn islamitische tegenhanger, Saladin, hoewel hij Jeruzalem niet kon heroveren op Saladin.[4]

Richard sprak zowel Frans als Occitaans.[5] Hij was weliswaar in Engeland geboren en bracht er zijn kindertijd door, maar bracht alvorens koning te worden het merendeel van zijn volwassen leven in het hertogdom Aquitanië in Zuidwest-Frankrijk door. Na zijn troonsbestijging bracht hij maar weinig tijd door in Engeland, mogelijk amper zes maanden. Het merendeel van zijn koningschap zou hij op kruisvaart, in gevangenschap of met actief zijn gebieden in Frankrijk te verdedigen doorbrengen. Eerder dan zijn koninkrijk te beschouwen als een verantwoordelijkheid die zijn aanwezigheid als heerser vereiste, is hij vaak beschouwd als iemand die verkoos het slechts te gebruiken als een bron van inkomsten om zijn legers te ondersteunen.[6] Desalniettemin werd hij door zijn onderdanen als een vrome held beschouwd.[7] Hij blijft ook een van de weinige koningen van Engeland die eerder wordt herinnerd door zijn epitheton dan door zijn nummer en is in zowel Engeland als Frankrijk een blijvende iconische figuur.[8]

Jeugd en de opvolging in Aquitanië[brontekst bewerken]

Kindertijd[brontekst bewerken]

Het grootzegel van koning Richard I uit 1189.

Richard werd op 8 september 1157,[9] vermoedelijk in Beaumont Palace in Oxford,[10] geboren als zoon van koning Hendrik II en Eleonora van Aquitanië. Hij was een jongere broer van graaf Willem IX van Poitiers, Hendrik de Jongere en hertogin Mathilde van Saksen.[11] Als derde wettige zoon van koning Hendrik II werd hij niet verwacht ooit de troon te zullen bestijgen.[12] Hij was ook een oudere broer van hertog Godfried II van Bretagne, koningin Eleonora van Castilië, koningin Johanna van Sicilië en graaf Jan van Mortain, die hem als koning zou opvolgen. Richard was langs moederszijde ook de jongere halfbroer van de Franse prinsessen gravin Maria van Champagne en gravin Adelheid van Blois.[11] De oudste zoon van Hendrik II en Eleonora, Willem van Poitiers, was reeds in 1156 overleden, nog voordat Richard werd geboren.[11] Richard wordt vaak voorgesteld als de favoriete zoon van zijn moeder.[13] Zijn vader was van Angevijns-Normandische afkomst en een achterkleinzoon van Willem de Veroveraar. Zijn tijdgenoot en geschiedschrijver Radulfus de Diceto voerde zijn afstamming over Mathilde van Schotland terug tot de Angelsaksische koningen van Engeland en Alfred de Grote, en vandaar linkte hij hem aan Noach en Wodan. Volgens een Angevijnse legende zou er zelfs hels bloed in de familie stromen.[10]

Terwijl zijn vader zijn gebieden bezocht van Schotland tot in Frankrijk, bracht Richard waarschijnlijk zijn kindertijd in Engeland door. Zijn eerste vastgelegde bezoek aan het vasteland was in mei 1165, toen zijn moeder hem en zijn oudste zus, Mathilde, met zich meenam naar Normandië.[14] Zijn min was Hodierna van St Albans, aan wie hij een genereus pensioen gaf eens hij koning was geworden.[14] Er is maar weinig geweten over Richards opvoeding.[15] Hoewel hij in Oxford werd geboren en tot zijn achtste levensjaar in Engeland verbleef, is het niet geweten in welke mate hij Engels gebruikt of begreep; hij was een onderlegde man die poëzie componeerde en schreef in zowel het Limousin (lenga d'òc) als in het Frans.[16] Tijdens zijn gevangenschap werd de Engelse vooroordelen tegenover buitenlanders op berekende wijze door zijn broer Jan gebruikt om de autoriteit van Richards kanselier, Willem Longchamp, die een Normandiër was, te helpen vernietigen. Een van de specifieke beschuldigingen die Longchamp door Jans aanhanger, bisschop Hugo van Coventry, ten laste werd gelegd, was het feit dat hij geen Engels kon spreken. Dit wijst erop dat tegen het einde van de 12e eeuw een kennis van het Engels werd verwacht van zij die in Engeland een autoriteitspositie innamen.[17]

Richard werd gezegd zeer aantrekkelijk te zijn geweest: zijn haarkleur was iets tussen rood en blond en hij had lichte ogen met een bleke teint. Hij was blijkbaar van bovengemiddelde lengte: volgens Clifford Brewer was hij 1,96 m.[18] Net als zijn veronderstelde gebrek aan kennis van het Engels, komt de vraag of hij inderdaad zo'n grote gestalte had voort uit het gebrek aan bewijs omdat zijn stoffelijke resten sinds ten laatste de Franse Revolutie zijn verloren gegaan en zijn exacte lengte ons onbekend is. Van Jan, zijn jongste broer (met dezelfde vader en moeder), was geweten dat hij 1,65 m groot was. Het Itinerarium peregrinorum et gesta regis Ricardi, een Latijns prozaverhaal over de Derde Kruistocht, zegt: "Hij was groot, met een elegante lichaamsbouw; de kleur van zijn haar was tussen rood en goud; zijn ledematen waren soepel en recht. Hij had lange armen geschikt voor het hanteren van een zwaard. Zijn lange benen deden niet onder voor de rest van zijn lichaam".[19]

Vanaf jonge leeftijd toonde hij een aanmerkelijke politieke en militaire vaardigheid, waarbij hij werd opgemerkt voor zijn ridderlijkheid en moed terwijl hij vocht om de opstandige edelen van zijn eigen gebieden te controleren. Zijn oudere broer, Hendrik de Jongere, zou nog tijdens hun vaders leven tot koning worden gekroond.

Huwelijksallianties waren gebruikelijk onder middeleeuwse koningshuizen: ze leidden tot politieke allianties en vredesverdragen en stonden families toe opvolgingsrechten te krijgen in elkaars landen. In maart 1159 werd het gearrangeerd dat Richard met een van de dochters van graaf Ramon Berenguer IV van Barcelona zou trouwen; deze overeenkomst mislukte echter en het huwelijk zou nooit plaatsvinden. Hendrik de Jongere was op 2 november 1660 met Margaretha, dochter van Lodewijk VII van Frankrijk, getrouwd.[20] Ondanks deze alliantie tussen het Huis Plantagenet en het Huis Capet, het Franse koningshuis, lagen deze twee koningshuizen soms in conflict met elkaar. In 1168 was de tussenkomst van paus Alexander III nodig om een wapenstilstand tussen hen te verzekeren. Hendrik II had Bretagne veroverd en de controle over Gisors en de Vexin overgenomen, die deel uitmaakten van Margaretha's bruidsschat.[21]

Begin van de jaren 1160 werd er het voorstel gedaan dat Richard met Adelheid, de vierde dochter van Lodewijk VII, zou trouwen; omwille van de rivaliteit tussen de koning van Engeland en Frankrijk werd het huwelijk lange tijd door Lodewijk tegengehouden. Nadat men in januari 1169 een vredesverdrag had gesloten, werd Richards verloving met Adelheid bevestigd.[22] Tijdens de ceremonie waarbij Richards verloving werd bevestigd, deed Richard hommage bij de koning van Frankrijk voor Aquitanië, aldus de banden van vazalliteit tussen hen beiden verzekerend.[23]

Hendrik II plande daarop zijn en Eleonora's gebieden te verdelen onder hun drie oudste nog in leven zijnde zonen: Hendrik zou koning van Engeland worden en de controle krijgen over Anjou, Maine en Normandië; Richard zou Aquitanië en Poitiers erven van zijn moeder; en Godfried ten slotte zou hertog van Bretagne worden door zijn huwelijk met Constance, de vermoedelijke erfgename van Conan IV.

Nadat Hendrik II in 1170 ernstig ziek was geworden, zette hij zijn plan in werking voor de verdeling van zijn rijk, hoewel hij de algemene autoriteit over zijn zonen en hun gebieden zou behouden. In 1171 vertrok Richard samen met zijn moeder naar Aquitanië en Hendrik II stond hem op verzoek van Eleonora het hertogdom Aquitanië af.[24] Richard en zijn moeder begon in 1171 aan een tour doorheen Aquitanië in een poging de lokale bevolking te pacificeren.[25] Tezamen legden ze de eerste steen van de Sint-Augustinusabdij in Limoges. In juni 1172 werd Richard formeel erkend als hertog van Aquitanië toen hij de lans en banieremblemen van deze positie werden toegekend; de ceremonie vond plaats in Poitiers en werd herhaald in Limoges, waarbij hij de ring van Valerie van Limoges droeg, die de personificatie van Aquitanië was.[26]

Opstand tegen Hendrik II[brontekst bewerken]

Zie Opstand van 1173-1174 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Volgens Ralf van Coggeshall instigeerde Hendrik de Jongere de opstand tegen Hendrik II: hij wou onafhankelijk regeren over ten minste een deel van het territorium dat zijn vader hem had beloofd en lost te breken van zijn afhankelijk van Hendrik II, die de hand op de knip hield.[27] Er waren geruchten dat Eleonora mogelijk haar zonen had aangespoord om tegen hun vader in opstand te komen.[28]

Hendrik de Jongere verliet het hof van zijn vader en trok naar het Franse hof om er de bescherming van Lodewijk VII te zoeken. Zijn jongere broers, Richard en Godfried, zouden kort daarop zijn voorbeeld volgen, terwijl hun vijf jaar oude broer, Jan, in Engeland achterbleef. Lodewijk schonk zijn steun aan de drie broers en zou Richard zelfs tot ridder slaan, waarmee hij hen door vazalschap aan zich te binden.[29] Jordan Fantosme, een poëet en tijdgenoot, omschreef de opstand als een "oorlog zonder liefde".[30]

Godfried de Rancon zijn kasteel van Taillebourg, het kasteel waarin Richard zich terugtrok, nadat de strijdkrachten van Hendrik II bij de inname van Saintes 60 ridders en 400 boogschutters die voor Richard vochten hadden gevangen genomen.[31]

De drie broers legden aan het Franse hof een eed af dat ze geen verdrag met Hendrik II zouden afsluiten zonder instemming van Lodewijk VII en de Franse baronnen.[32] Met de steun van Lodewijk wist Hendrik de Jongere verscheidene baronnen voor zijn zaak te winnen door beloftes van land en geld: één zo'n baron was Filips van Vlaanderen, die £1,000 en verscheidene kastelen werd beloofd. De broers hadden ook aanhangers klaarstaan om in Engeland in opstand te komen. Robert de Beaumont, 3e graaf Leicester, verbond krachten met Hugo Bigod, 1e graaf van Norfolk, Hugo de Kevelioc, 5e graaf van Chester, en Willem I van Schotland voor een opstand in Suffolk. De alliantie met Lodewijk was aanvankelijk succesvol en tegen juli 1173 belegerden de rebellen Aumale, Neuf-Marché en Verneuil en had Hugo de Kevelioc Dol in Bretagne ingenomen.[33] Richard trok naar Poitou en bracht de baronnen die loyaal waren aan hemzelf en zijn moeder ertoe in opstand te komen tegen zijn vader. Eleanora werd door de troepen van Hendrik II gevangen genomen, zodat Richard op zijn eentje de campagne moet leiden tegen de aanhangers van Hendrik II in Aquitanië. Hij marcheerde naar La Rochelle om deze in te nemen maar door de inwoners verworpen; hij trok zich terug in de stad Saintes, waar hij zijn uitvalsbasis zou inrichten.[34][35]

Intussen had Hendrik II een zeer duur leger van meer dan 20 000 huurlingen[36] op de been gebracht om aan de opstand het hoofd te bieden.[33] Hij trok op tegen Verneuil en Lodewijk trok zich terug van zijn strijdkrachten. Het leger ging verder met de herovering van Dol en onderwierp Bretagne aan Hendriks gezag. Toen deed Hendrik II een vredesvoorstel aan zijn zonen, dat op advies van Lodewijk werd afgewezen.[37] De strijdkrachten van Hendrik II namen Saintes bij verrassing in en namen het merendeel van het garnizoen gevangen, hoewel Richard met een kleine groep soldaten wist te ontsnappen. Hij zocht voor de rest van de oorlog zijn toevlucht in het kasteel van Taillebourg.[34] Hendrik de Jongere en de graaf van Vlaanderen hadden intussen het plan opgevat om in Engeland te lanen om de opstand onder leiding van de graaf van Leicester te steunen. Hendrik II, die hierop anticipeerde, keerde met 500 soldaten en zijn krijgsgevangenen (waaronder Eleonora en de echtgenotes en verloofdes van zijn zonen) terug naar Engeland,[38] Daar vernam hij bij zijn aankomst echter dat de opstand reeds in elkaar was gestuikt. Willem I van Schotland en Hugo Bigod waren respectievelijk op 13 en 25 juli gevangen genomen. Hendrik II keerde daarop terug naar Frankrijk en legde het beleg voor Rouen, waar Hendrik de Jongere zich bij Lodewijk VII had aangesloten nadat hij zijn plannen voor een invasie in Engeland had laten varen. Lodewijk werd verslagen en in september 1174 werd een vredesverdrag,[37] het verdrag van Mont-Louis (30 september 1174),[39] getekend.[40]

Toen Hendrik II en Lodewijk VII op 8 september 1174 een wapenstilstand sloten, sloten de voorwaarden ervan expliciet Richard uit.[41] In de steek gelaten door Lodewijk VII en er tegenopziend om zijn vaders leger in de strijd het hoofd te bieden, trok Richard op 23 september naar het hof van Hendrik II te Poitiers en smeekte om vergiffenis, huilend en aan Hendriks voeten vallend, die Richard daarop de vredeskus schonk.[41] Verscheidene dagen later zouden Richards broers zijn voorbeeld volgen en zich met hun vader verzoenen.[38] De voorwaarden die de drie broers nu accepteerden waren minder genereus dan deze die hen eerder in het conflict waren aangeboden (toen werd Richard nog vier kastelen in Aquitanië en de helft van de inkomsten van het hertogdom aangeboden):[32] Richard werd de controle over twee kastelen in Poitou gegeven en de helft van de inkomsten van Aquitanië; aan Hendrik de Jongere werden twee kastelen in Normandië gegeven; en aan Godfried werd de helft van Bretagne toegewezen. Eleonora bleef tot aan diens dood de gevangene van Hendrik II, ten dele als garantie dat Richard zich zou gedragen.[42]

Laatste regeringsjaren van Hendrik II[brontekst bewerken]

Een zilveren denier van Richard, geslagen in zijn hoedanigheid als graaf van Poitiers.

Nadat de oorlog was beëindigd, begon het proces van de pacificatie van de tegen Hendrik II in opstand gekomen provincies. De koning reisde met dit doel af naar Anjou, terwijl Godfried zich met de pacificatie van Bretagne bezighield.[43] In januari 1175 werd Richard naar Aquitanië uitgezonden om de baronnen, die tijdens de oorlog voor hem hadden gevochten, te straffen voor hun afvalligheid, waarbij Roger van Hoveden onze hoofdbron is voor Richards activiteiten in deze periode.[43] Volgens deze moest het merendeel van de kastelen, die aan de rebellen toebehoorden, worden teruggebracht tot de staat waarin ze zich vijftien dagen voor het uitbreken van de oorlog in bevonden, terwijl anderen met de grond gelijkgemaakt moesten worden.[43] Omdat het toen gebruikelijk was geworden voor kastelen om uit steen te worden opgetrokken, hadden verscheidene baronnen hun kastelen uitgebreid of opnieuw versterkt, hetgeen geen makkelijke taak was.[44] Roger van Hoveden vermeldt ook het twee maanden durende beleg van Castillon-sur-Agen: hoewel dit kasteel "algemeen bekend" stond als "sterk", brachten Richards belegeringswerktuigen de verdedigers ertoe zich over te geven.[45] Omstreeks deze tijd zou Richard de bijnaam "Leeuw" of "Leeuwenhart" hebben verdiend, omwille van zijn nobel, moedig en heftig leiderschap.[46] Hij werd ten vroegste in 1187 (of 1189) in de Topographia Hibernica van Gerald van Wales genoemd als "deze leeuw van ons" (hic leo noster) en als met een "leeuwenaard" (leonino more),[47] terwijl de bijnaam "leeuwenhart" (le quor de lion) voor het eerst werd neergeschreven door Ambroise in zijn L'Estoire de la Guerre Sainte in de context van zijn campagne tegen Akko van 1191.[48]

Hendrik leek onwillig om ook nog maar aan een van zijn zonen middelen toe te vertrouwen die tegen hem konden worden gebruikt. Bovendien werd Hendrik ervan verdacht om prinses Adelheid, Richards verloofde en dochter van Lodewijk VII van Frankrijk bij diens tweede echtgenote, tot zijn minnares te hebben gemaakt.[49] Dit maakte een huwelijk tussen Richard en Adelheid technisch gezien onmogelijk in de ogen van de Rooms-Katholieke Kerk, maar Hendrik zocht uitvluchten: hij beschouwde Adelheids bruidschat, Vexin in de Île-de-France, als te waardevol om kwijt te spelen.[50] Richard werd er lange tijd van weerhouden om Adelheid te verstoten, omdat ze een zus was van koning Filips II van Frankrijk en hij deze niet voor het hoofd wenste te stoten.[51]

Na zijn falen om zijn vader van de troon te stoten, concentreerde Richard zich op het neerslaan van interne opstanden door de edelen van Aquitanië, in het bijzonder in de regio Gascogne. De toenemende wreedheid van zijn heerschappij leidde in 1179 tot een grote opstand daar. In de hoop Richard te onttronen, zochten de rebellen de hulp van zijn broers Hendrik de Jongere en Godfried. Het keerpunt kwam er in het voorjaar van 1179 in de vallei van de Charente. Het goed verdedigde fort van Taillebourg leek onneembaar, aan drie kanten omringd door een klif en een stad aan de vierde kant met een drie ommuringen. Maar Richard vernietigde eerst de boerderijen en de gebieden die het fort omgaven, waardoor de verdedigers zonder versterkingen of terugtrekkingsmogelijkheden achterbleven. Het garnizoen deed een uitval vanuit het kasteel en viel Richard aan: deze slaagde erin het leger onderwerpen en volgde dan de verdedigers door de open poorten, waar hij met gemak in twee dagen tijd het kasteel overnam. Richards overwinning bij Taillebourg schrikte vele baronnen af om te denken aan opstand en dwong hen hun loyaliteit aan hem te verklaren. Het leverde Richard ook een reputatie op als een bekwame militaire aanvoerder.

In 1181–1182 werd Richard geconfronteerd met ene opstand over de opvolging in het graafschap Angoulême. Zijn tegenstanders richtten zich tot Filips II van Frankrijk voor hulp en de gevechten verspreiden zich doorheen Limousin en Périgord. De excessieve wreedheid van Richards strafexpedities wekte nog meer vijandigheid op onder de Aquitaanse bevolking.[52] Met de steun van zijn vader en zijn broer, Hendrik de Jongere, wist Richard uiteindelijk echter de burggraaf Aimar V van Limoges en graaf Elie van Périgord ertoe te brengen zich over te geven.

Nadat Richard zijn opstandige baronnen had onderworpen, begon hij opnieuw zijn vader uit te dagen. Van 1180 tot 1183 namen de spanningen tussen Hendrik en Richard toe, want toen koning Hendrik II aan Richard het bevel gaf om hommage te doen aan Hendrik de Jongere weigerde deze dit te doen. In 1183 zouden Hendrik de Jongere en hertog Godfried van Bretagne ten slotte Aquitanië binnenvallen om Richard te bedwingen. Richards baronnen mengden zich nu ook in de strijd en keerden zich tegen hun hertog. Richard en zijn leger slaagden er echter in de invallende legers terug te houden en executeerden elke krijgsgevangene. Het conflict werd in juni 1183 kort stopgezet nadat Hendrik de Jongere was gestorven. Met de dood van Hendrik de Jongere was Richard nu de oudst overgebleven zoon en daardoor erfgenaam van de Engelse kroon. Koning Hendrik II eiste dat Richard Aquitanië zou opgeven (hetgeen hij van plan was aan zijn jongste zoon Jan als diens erfdeel te geven). Richard weigerde en het conflict werd weer opgenomen. Hendrik II gaf Jan kort daarop toestemming om Aquitanië binnen te vallen.

Richard verbond zich in 1187, teneinde zijn positie te versterken, met de 22 jaar oude Filips II, de zoon van Eleonora's ex-man Lodewijk VII bij Adelheid van Champagne. Roger van Hoveden schreef hierover:

Et propter illum vehementem amorem qui inter illos esse videbatur, rex Angliæ nimio stupore arreptus, mirabatur quid hoc esset, et præcavens sibi in futurum, frequenter misit nuncios suos in Franciam ad revocandum Ricardum filium suum; qui simulans se pacificum, et ad patrem suum venire volentem, transitum fecit per Chinonem, et maximam partem thesaurorum patris sui, invito custode, secum asportavit, et castella sua Pictaviæ inde munivit, nec tamen ad patrem suum venire voluit: ...
The King of England was struck with great astonishment, and wondered what [this alliance] could mean, and, taking precautions for the future, frequently sent messengers into France for the purpose of recalling his son Richard; who, pretending that he was peaceably inclined and ready to come to his father, made his way to Chinon, and, in spite of the person who had the custody thereof, carried off the greater part of his father's treasures, and fortified his castles in Poitou with the same, refusing to go to his father.
En wegens deze krachtige liefde die (er) tussen hen scheen te zijn, heeft de door buitengewone verbazing overmande koning van Engeland, die zich verwonderde wat dit moge wezen, en zich voorzorgsmaatregelen treffend voor de toekomst, regelmatig zijn gezanten naar Frankrijk gezonden voor het terugroepen van zijn zoon Richard; die zich voordoend als vredelievend, en als naar zijn vader willende komen, de overtocht heeft gemaakt naar Chinon, en het grootste deel van de schatten van zijn vader, met de onvrijwillige bewaker, met zich heeft meegenomen, en zijn kastelen in Poitou (met geld) daaruit heeft versterkt, toch heeft hij niet gewenst naar zijn vader te gaan: ...

— Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1187 (= Stubbs, II, p. 318).[53]

Roger van Hoveden was voornamelijk geïnteresseerd in de intriges achter de relatie tussen Richard en koning Filips. Gillingham heeft de theorieën besproken die suggereren dat deze politieke relatie ook seksueel was, waarvan hij vermoed dat dit is gebaseerd uit een officieel verslag dat aankondigden dat als een symbool van eenheid tussen beide landen de koningen van Engeland en Frankrijk één nacht in hetzelfde bed hadden geslapen. Gillingham heeft dit gekarakteriseerd als "an accepted political act, nothing sexual about it;... a bit like a modern-day photo opportunity" ("een aanvaarde politieke handeling, waar niet seksueel aan is;... een beetje zoals een hedendaagse fotogelegenheid").[54]

In ruil voor Filips' hulp tegen zijn vader, beloofde Richard zijn rechten op zowel Normandië als Anjou af te staan. Richard deed in november 1187 hommage aan Filips. Toen het nieuws hem bereikt over de slag bij Hattin, nam hij te Tours in het gezelschap van andere Franse edelen het kruis op.

In 1188 plande Hendrik II Aquitanië over te laten aan zijn jongste zoon Jan. Maar Richard peinsde er nog niet aan Aquitanië af te staan: hij meende dat Aquitanië van hem was en dat Jan ongeschikt was om het gebied over te nemen dat eens toebehoorde aan zijn geliefde moeder. Deze weigering was wat uiteindelijk Hendrik II ertoe bracht om Eleonora uit haar gevangenschap vrij te laten. Hij zond haar naar Aquitanië en eiste dat Richard zijn gebieden zou overdragen aan zijn moeder die opnieuw over deze landen zou regeren.[55]

Het jaar daarop trachtte Richard de troon van Engeland over te nemen door deel te nemen aan Filips' expeditie tegen zijn vader. Op 4 juli 1189 versloegen de strijdkrachten van Richard en Filips het leger van Hendrik II bij Ballans. Hendrik II stemde er daarop, met Jans instemming, met in om Richard tot zijn beoogd opvolger te benoemen. Twee dagen later zou Hendrik II in Chinon overlijden en Richard volgde hem nu op als koning van Engeland, hertog van Normandië en graaf van Anjou. Roger van Hoveden beweerde dat Hendriks lijk in Richards aanwezigheid uit de neus bloedde, wat werd aangenomen een teken te zijn dat Richard zijn dood had veroorzaakt.[56]

Koning en kruisvaarder[brontekst bewerken]

Kroning en anti-Joods geweld[brontekst bewerken]

Richard I wordt gekroond tijdens zijn kroning in Westminster Abbey (uit een 13e-eeuwse kroniek).

Richard I werd op 20 juli 1189 officieel bevestigd als hertog van Normandië en op 3 september 1189 in Westminster Abbey tot koning gekroond.[57] Richard bande alle Joden en vrouwen van de inhuldiging, maar sommige Joodse leiders kwamen af om geschenken aan de nieuwe koning aan te bieden.[58] Volgens Radulfus de Diceto zouden Richards hovelingen de Joden hebben ontkleed en gegeseld en dan uit het hof hebben laten gooien.[59]

Toen een gerucht de ronde deed dat Richard het bevel had gegeven dat alle Joden moesten worden gedood, vielen de inwoners van Londen de Joodse bevolking aan.[59] Verscheidene huizen van Joden werden afgebrand en verschillende Joden werden onder dwang gedoopt.[59] Sommigen zochten hun toevlucht in de Tower of London en anderen slaagden erin te ontsnappen. Onder de slachtoffers was ook Jacob van Orléans, een gerespecteerd Joods geleerde.[60] Roger van Hoveden beweert in zijn Gesta Regis Ricardi dat de jaloerse en onverdraagzame inwoners met de rellen begonnen en dat Richard de daders strafte, een bekeerde Jood toestand terug te keren naar zijn oorspronkelijke geloof. Boudewijn van Forde, aartsbisschop van Canterbury, reageerde hierop met de opmerking: "Als de koning niet Gods man is, dan kan hij maar die van de duivel zijn"(? "Since he does not wish to be a Christian let him be the Devil's man" (Vgl. J. Jacobs (ed. trad.), Jews of Angevin England; documents and records, from the Latin and Hebres sources, printed and manuscript, New York - Londen, 1893, p. 106).[61]

Zilveren penny van Richard I (York Museums Trust).

Richard, die besefte dat de aanvallen op de Joden zijn rijk konden destabiliseren op de vooravond van zijn vertrek op kruistocht, beval de executie van deze verantwoordelijk voor de verschrikkelijkste moorden en vervolgingen, waaronder relschoppers die per ongeluk huizen van christenen hadden afgebrand.[62] Hij liet een koninklijk bevelschrift verspreiden waarin hij beval dat de Joden met rust werden gelaten. Het edict werd echter losjes nageleefd en het jaar daarop in maart vond er verder geweld plaats, waaronder een bloedbad te York.

Kruistochtplannen[brontekst bewerken]

Richard had reeds in 1187 als graaf van Poitiers het kruis opgenomen. Zijn vader en Filips II hadden dit op 21 januari 1188 te Gisors gedaan toen ze het nieuws vernamen dat Jeruzalem in handen was gevallen van Saladin. Nadat hij koning was geworden, kwamen hij en Filips II overeen tezamen deel te nemen aan de Derde Kruistocht, aangezien beiden vreesden dat de andere tijdens zijn afwezigheid zijn gebieden zou overnemen.[63]

Richard zwoer een eed waarin hij zijn verdorven verleden verwierp zodat hij zichzelf waardig zou tonen het kruis op te nemen. Hij begon een nieuw kruisvaardersleger te lichten en uit te rusten. Hij spendeerde het merendeel van zijn vaders schatkist (gevuld met geld opgebracht door het Saladintiende), hief belastingen en stemde er zelfs mee in om in ruil voor 10 000 marken koning Willem I van Schotland van zijn eed van dienstigheid/ondergeschiktheid aan Richard te ontslaan. Hij verwierf nog meer inkomsten nadat hij het recht had verkocht om officiële posities, gebieden en andere privileges te verwerven aan zij die hierin waren geïnteresseerd.[64] Zij die reeds waren aangesteld, werd gedwongen grote sommen geld te betalen om hun post te mogen behouden. Willem Longchamp, bisschop van Ely en kanselier van de koning, liep te koop met het feit dat hij £ 3 000 had geboden om als kanselier te mogen aanblijven. Hij werd naar het overtroffen door een zekere Reginald de Italiaan, maar diens bod werd geweigerd.[65]

Richard trof enige laatste schikkingen op het continent.[66] Hij herbevestigde zijn vaders aanstelling van Willem FitzRalph op de belangrijke post van seneschalk van Normandië. In Anjou werd Stefanus van Tours als seneschalk vervangen en tijdelijk opgesloten voor fiscaal mismanagement. Payn de Rochefort, een Angevijnse ridder, werd verheven tot de post van seneschalk van Anjou. In Poitou werd de ex-proost van Benon, Peter Bertin, aangesteld tot seneschalk en ten slotte werd in Gascogne de huishoudfunctionaris Helie de La Celle gekozen voor het seneschalkschap daar. Na dat deel van zijn leger dat hij achterliet om zijn Franse bezittingen te bewaken te hebben gerepositioneerd, trok Richard ten lange leste in de zomer van 1190 op kruistocht (Zij uitstel werd bekritiseerd door troubadours als Bertran de Born).[66] Hij duidde Hugo de Puiset, bisschop van Durham, en Willem de Mandeville, 3e graaf van Essex — die kort daarop stierf en werd vervangen door Richards kanselier Willem Longchamp - aan als regenten.[67] Richards broer Jan was niet tevreden met deze beslissing en begon plannen te smeden tegen Willem Longchamp. Toen Richard nog bezig was met fondsen te verwerven voor zijn kruistocht, zou hij hebben gezegd: "Ik zou ook Londen verkopen, als ik een geschikte koper zou vinden".[68]

Bezetting van Sicilië[brontekst bewerken]

Richard en Filips van Frankrijk (Frans manuscript van 1261, Bibliothèque nationale de France).

In september 1190 kwamen Richard en Filips II aan in het koninkrijk Sicilië.[69] Na de dood van koning Willem II van Sicilië had diens neef Tancred de macht gegrepen en was begin 1190 tot koning Tancred I van Sicilië gekroond, hoewel de wettelijke erfgename Willems tante, Constance, was, de echtgenote van de pas verkozen keizer Hendrik VI. Tancred had Willems weduwe, koningin Johanna, die tevens Richards zus was, opgesloten en weigerde haar het geld te geven dat Willem haar had nagelaten in zijn testament. Toen Richard aankwam, eiste hij dat zijn zus werd vrijgelaten en haar erfenis werd gegeven: Johanna werd op 28 september vrijgelaten, maar kreeg de erfenis evenwel niet terug.[70] De aanwezigheid van buitenlandse troepen zorgde ook voor onrust: in oktober kwamen de inwoners van Messina in opstand en eisten dat de buitenlanders zouden vertrekken.[71] Richard viel daarop Messina aan en nam de stad op 4 oktober 1190 in.[71] Na de stad te hebben geplunderd en afgebrand, richtte Richard hier zijn uitvalsbasis in, maar dit zorgde voor spanningen tussen Richard en Filips II van Frankrijk. Hij bleef daar totdat Tancred er op 4 maart 1191 ten slotte mee instemde een verdrag te tekenen. Dit verdrag werd door zowel Richard en Tancred, als door Filips II getekend.[72]

De belangrijkste voorwaarden van dit verdrag waren:[73]

  • Johanna zou 570 kg goud krijgen ter compensatie voor haar erfenis, die Tancred behield.
  • Richard riep officieel zijn neef, Arthur I van Bretagne, zoon van zijn oudere broer Godfried, uit tot zijn erfgenaam en Tancred beloofde een van zijn dochters uit te huwelijken aan Arthur wanneer hij meerderjarig werd, waarbij hij nog eens 570 kg goud gaf dat door Richard zou worden teruggeven indien Arthur toch niet met een van Tancreds dochters zou trouwen.

De twee koningen een tijdje achter op Sicilië, maar dit resulteerde in toenemende spanningen tussen hen en hun manschappen, waarbij Filips II samen met Tancred plannen smeedde tegen Richard.[74] De twee koningen, Richard en Filips II, ontmoetten elkaar uiteindelijk om de zaken uit te praten en bereikten een overeenkomst, waaronder het beëindigen van Richards verloving met Filips' zus Adelheid (die werd gedacht de minnares te zijn geweest van Richards vader, Hendrik II).[75]

Verovering van Cyprus[brontekst bewerken]

Het Nabije Oosten in 1190 (Cyprus in purper).

In april 1191 verliet Richard Messina om naar Akko te varen, maar een storm dreef zijn grote vloot uiteen.[76] Na enige tijd te hebben gezocht, kwam men erachter dat het schip dat zijn zus Johanna en zijn nieuwe verloofde Berengaria vervoerde aan de zuidkust van Cyprus voor anker lag, samen met de wrakken van verschillende andere vaartuigen, waaronder het schatschip. Overlevenden van de scheepswrakken waren gevangen genomen door de heerser van het eiland, Isaäk Komnenos.[77]

Op 1 mei 1191 kwam Richards vloot aan in de haven van Lemesos (Limassol) op Cyprus.[77] Hij beval Isaäk om de gevangenen vrij te laten en de schatkist terug te geven.[77] Isaäk weigerde, waarop Richard met zijn troepen landde en Limassol innam.[78] Verschillende prinsen van het Heilige Land kwam tezelfdertijd aan in Limassol, waaronder Gwijde van Lusignan. Allen verklaarden hun steun aan Richard op voorwaarde dat hij Gwijde zou steunen tegen zijn rivaal, Koenraad van Monferrato.[79]

De lokale magnaten lieten Isaäk in de steek, die overwoog om met Richard vrede te sluiten, hem op kruistocht te vergezellen en aan te bieden zijn dochter uit te huwelijken aan de persoon die door Richard werd aangeduid.[80] Isaäk veranderde echter van gedachten en trachtte te vluchten. Richards troepen hadden onder leiding van Gwijde van tegen 1 juni heel het eiland veroverd. Isaäk gaf zich nu over en werd geboeid met zilveren kettingen aangezien Richard hem had beloofd hem niet met ijzer zou boeien.[81] Richard benoemde Richard de Camville en Robert van Thornham tot gouverneurs. Hij verkocht het eiland later aan de grootmeester van de Tempeliers, Robert de Sablé en werd vervolgens in 1192 aangeschaft door Gwijde vanLusignan en werd een stabiel feodaal koninkrijk.[82]

De snelle verovering van het eiland door Richard is belangrijker dan het misschien op het eerste zicht lijkt. Het eiland neemt een belangrijke strategische positie in voor de zeeroutes naar het Heilige Land, waarvan de bezetting door de christenen slechts kon worden volgehouden met steun vanop zee.[82] Cyprus bleef tot de slag bij Lepanto (1571) een christelijk bolwerk.[83] Richards heldendaad werd veel ruchtbaarheid gegeven en droeg bij aan zijn reputatie en hij hield ook significante financiële voordelen over aan de verovering van het eiland-.[83] Richard verliet op 5 juni Cyprus om met zijn bondgenoten naar Akko te varen.[83]

Huwelijk[brontekst bewerken]

Voordat hij Cyprus verliet, trouwde Richard met Berengaria van Navarra, de eerstgeboren dochter van koning Sancho VI van Navarra. Richard kwam voor het eerst met haar echt in contact tijdens een toernooi dat in haar geboorteland Navarra werd gehouden.[84] De trouw werd op 12 mei 1191 in Limassol gehouden in de Sint-Joriskapel en bijgewoond door Richards zus, Johanna, die hij had laten overbrengen vanuit Sicilië. Het huwelijk werd met de nodige pracht en praal gevierd, met vele feesten en entertainments, publieke parades en festiviteiten om de gebeurtenis te vieren. Een van de andere grote ceremonies was een dubbele kroning. Richard liet zichzelf tot koning van Cyprus kronen en Berengaria tot koningin van zowel Engeland als Cyprus. Toen Richard met Berengaria trouwde, was hij nog steeds officieel verloofd met Adelheid, maar hij koos voor dit huwelijk in de hoop het koninkrijk Navarra in handen te krijgen zoals zij vader dit met Aquitanië had gedaan. Bovendien werd deze verbintenis door zijn moeder, Eleonora, gesteund, aangezien Navarra een grens met Aquitanië deelde, waarmee de zuidelijke grens van haar voorouderlijke landen zouden worden veiliggesteld. Richard nam zijn nieuwe vrouw kortelings met hem mee op kruistocht, maar beiden zouden elk apart terugkeren. Berengaria ondervond haast evenveel moeilijkheden op haar tocht huiswaarts als haar man en zou Engeland pas zien nadat haar man was overleden. Na zijn vrijlating uit Duitse gevangenschap toonde Richard enige spijt voor zijn eerdere gedrag, maar hij zou voor zijn overlijden niet meer met zijn echtgenote worden herenigd.[85] Het huwelijk bleef kinderloos.

In het Heilige Land[brontekst bewerken]

Voorstelling van Richard (links) en Saladin (rechts) (ca. 1250-1260).

Koning Richard landde op 8 juni 1191 in Akko.[86] Hij gaf zijn steun aan zijn vazal uit Poitou, Gwijde van Lusignan, die troepen had gestuurd om hem te helpen in Cyprus. Gwijde was de weduwenaar van een nicht van Richards vader, Sibylla van Jeruzalem, en trachtte het koningschap van Jeruzalem in handen te houden, ondanks het feit dat zijn vrouw - die degene was die aanspraak maakte op dit koninkrijk - het jaar ervoor tijdens het beleg van Akko was overleden.[87] Gwijde's aanspraak werd betwist door Koenraad van Monferrato, tweede echtgenoot van Sibylla's halfzus, Isabella: Koenraad, wiens verdediging van Tyrus in 1187 het koninkrijk had gered, werd gesteund door Filips II van Frankrijk, zoon van zijn neef Lodewijk VII van Frankrijk, en zijn neef, hertog Leopold V van Oostenrijk.[88] Richard sloot ook een bondgenootschap met Humfred IV van Toron, Isabella's eerste echtgenoot, van wie ze in 1190 was gedwongen geweest te scheiden. Humfred was loyaal aan Gwijde en sprak vloeiend Arabisch, waardoor hij door Richard werd ingezet als vertaler en onderhandelaar.[89]

Richard en zijn strijdkrachten hielpen bij de inname van Akko, ondanks het feit dat de koning ernstig ziek was. Op een bepaald punt, terwijl hij leed onder scheurbuik, werd Richard gezegd met een kruisboog wachters van de stadswallen te hebben afgeschoten terwijl hij op een draagberrie werd gedragen. Uiteindelijk beëindigde Koenraad van Monferrato de onderhandelingen over de overgave van Saladins strijdkrachten binnen de muren van Akko en liet de baniers van de koningen in de stad hijsen. Richard bekvechtte met hertog Leopold V van Oostenrijk over de afzetting van Isaäk Komnenos van Cyprus (die een verwant waas van Leopolds Byzantijnse moeder) en zijn positie onder de kruisvaarders. Leopolds banier was namelijk naast de Engelse en Franse standaarden gehesen. Dit werd door zowel Richard als Filips als enorm arrogant beschouwd, want Leopold was slechts een vazal van de keizer van het Heilig Roomse Rijk (hoewel hij de hoogste in rang was onder de overgebleven leiders van de keizerlijke strijdkrachten). Richards mannen haalden zijn banier neer en gooiden het in de slotgracht van Akko.[90] Leopold verliet daarop onmiddellijk de Kruistocht. Filips II zou ook kort daarop in slechte gezondheid en na verdere disputen met Richard over de status van Cyprus (Filips eiste de helft van het eiland op) en het koningschap van Jeruzalem vertrekken.[91] Richard bevond zich nu zonder bondgenoten in vijandig gebied.

Richard had 2 700 moslimkrijgsgevangenen als gijzelaars bijgehouden om te garanderen dat Saladin aan alle voorwaarden van de overgave van de gebieden rond Akko zou voldoen.[92] Filips II had deze voor zijn vertrek aan Koenraad toevertrouwd, maar Richard had hem gedwongen ze aan hem te overhandigen. Richard vreesde ervoor dat zijn strijdkrachten zouden komen klem te zitten in Akko aangezien hij geloofde dat hij zijn veldtocht niet kon voortzetten met zoveel gevangenen in zijn oorlogskaravaan. Hij beval daarom dat alle gevangenen werden geëxecuteerd en beweerde dat hij dit deed omdat Saladin zich niet aan de voorwaarden zou hebben gehouden. HIj trok vervolgens zuidwaarts, waar hij op 7 september 1191 Saladins strijdkrachten versloeg in de slag bij Arsoef 50 km ten noorden van Jaffa. Saladin trachtte Richards leger door aanvallen te dwingen formatie te breken om dan de kleinere legereenheden te kunnen verslaan. Richard wist echter de defensieve formatie van zijn leger aan te houden totdat de Hospitaliers de rangen braken om tegen de rechtervleugel van Saladins strijdkrachten te chargeren. Richard beval dan een algemene tegenaanval in te zetten, waarmee hij de slag witst te winnen. Zijn zege bij Arsoef was een belangrijke overwinning. Het moslimleger was weliswaar ondanks aanzienlijke verliezen niet vernietigd, maar was wel op de vlucht gedreven; dit werd door moslims als schaamtevol beschouwd en was goed voor het moreel van de kruisvaarders. In november 1191, na de val van Jaffa, trok het kruisvaardersleger het binnenland in richting Jeruzalem. Het leger marcheerde dan naar Beit Nuba, slechts 12 mijl van Jeruzalem. Het moreel van de moslims in Jeruzalem was zo laag dat de aankomst van de kruisvaarders mogelijk al genoeg geweest zou zijn om de stad snel te doen vallen. Het weer was ever afschuwelijk slecht, koud met hevige regen en hagelstormen; dit in combinatie met de vrees dat het kruisvaarderslegers als het Jeruzalem zou belegeren zou kunnen worden in de tang genomen door een ontzettingsmacht leidde tot de beslissing om zicht terug te trekken naar de kust.[93] Richard poogde te onderhandelen met Saladin, maar dit was onsuccesvol. In de eerst helft van 1192 zouden hij en zijn troepen Ascalon opnieuw versterken.

Een verkiezing dwong Richard Koenraad van Monferrato te accepteren als koning van Jeruzalem en hij verkocht daarop Cyprus aan zijn in de verkiezing verslagen protégé, Guy de Lusignan. Enkele dagen later, op 28 april 1192, werd Koenraad doodgestoken door Hashshashin (Assassijnen)[94] alvorens hij kon worden gekroond. Acht dagen later was Richards neef, Hendrik II van Champagne, reeds getrouwd met Koenraads weduwe, Isabella, hoewel ze reeds Koenraads kind droeg. De moord werd nooit echt opgelost en Richards tijdgenoten hadden het vermoeden dat hij er bij betrokken was, hoewel ook de toenmalige leider van de Assassijnen, Rashid al-Din Sinan, en Saladin verdacht werden.[95]

Het kruisvaardersleger trok opnieuw op tegen Jeruzalem en in juni 1192 kwam de stad reeds in zocht toen onenigheid onder haar leiders ertoe leiden dat men zich opnieuw terugtrok. Richard en de meerderheid van de legerraad wensten namelijk Saladin dwingen Jeruzalem af te staan door zij machtsbasis aan te vallen door middel van een invasie van Egypte. De leider van het Franse contingent, hertog Hugo III van Bourgondië, was er echter rotsvast van overtuigd dat er een directe aanval op Jeruzalem moest worden gemaakt. Dit splitste het kruisvaardersleger op in twee facties en geen van beiden was sterk genoeg om haar doelen te bereiken. Richard verklaarde dat hij aan eender welke aanval op Jeruzalem zou deelnemen maar slechts als gewoon soldaat; hij weigerde het leger hierbij aan te voeren. Zonder een verenigd commando restte het leger maar weinig keus buiten zich terugtrekken naar de kust.[96]

Er begon nu een periode van kleine schermutselingen met Saladins strijdkrachten, met als orgelpunt een volgende nederlaag op het slagveld voor het Ajjoebidische leger in de slag bij Jaffa. Baha ad-Din ibn Shaddad, een contemporain moslimsoldaat en biograaf van Saladin, tekende het volgende neer over Richards krijgshaftige dapperheid: "Ik ben verzekerd geweest ... dat op die dag de koning van Engeland, lans in de hand, langsheen heel de lengte van ons leger van rechts naar link reed en niet een van onze soldaten de rangen verliet om hem aan te vallen. De sultan was hierdoor vergramd en verliet in woede het slagveld ..." ("I have been assured ... that on that day the king of England, lance in hand, rode along the whole length of our army from right to left, and not one of our soldiers left the ranks to attack him. The Sultan was wroth thereat and left the battlefield in anger...").[97] Beide zijden beseften dat hun respectievelijke posities onhoudbaar werden. Richard wist dat zowel Filips II als zijn eigen broer Jan bezig waren tegen hem samen te zweren en het moraal was in Saladins leger ver te zoeken na de opeenvolging van nederlagen. Saladin drong echter aan op het slechten van de door Richards manschappen herbouwde fortificaties van Askalon en enkele andere punten. Richard deed een laatste poging zijn onderhandelingspositie te versterken door Egypte binnen te vallen — Saladins belangrijkste punt van bevoorrading - maar dit lukte hem door weerstand in eigen kamp niet. Uiteindelijk kon Richard zich het niet langer permitteren nog langer te talmen: hij realiseerde zich dat zijn terugkeer niet langer kon worden uitgesteld aangezien zowel Filips als Jan hun voordeel bleven halen uit zijn afwezigheid. Hij kwam ten slotte op 2 september 1192 (verdrag van Jaffa (1192)) met Saladin tot een overeenkomst. De voorwaarden voorzagen in de verwoesting van de fortificaties van Askalon, maar stond christelijke pelgrims en handelaars de toegang tot Jeruzalem toe en betekende het begin van een driejarige wapenstilstand.[98] Richard, die terug last had van scheurbuik, verliet ten slotte op 9 oktober 1192 het Heilige Land.[99]

Gevangenschap, losgeld en terugkeer[brontekst bewerken]

Voorstelling van Richard die wordt gepardoneerd door keizer Hendrik VI (ca. 1196).

Slecht weer dwong Richards schip Corfu aan te doen en dus te landen op het grondgebied van de Byzantijnse keizer Isaäk II Angelos, die Richards annexatie van Cyprus, een voormalig Byzantijns territorium, afkeurde. Vermomd als Tempelier zeilde Richard met vier volgelingen weg van Corfu, maar zijn schip leed schipbreuk nabij Aquileia, waardoor Richard en zijn gevolg gedwongen waren een gevaarlijke landroute doorheen Centraal-Europa te nemen. Op zijn weg naar het grondgebied van zijn schoonbroer, Hendrik de Leeuw, werd Richard kort voor kerstmis van 1192 in de buurt van Wenen door hertog Leopold V van Oostenrijk gevangen genomen, die Richard ervan beschuldigde de moord op zijn neef Koenraad van Monferrato te hebben gearrangeerd. Daarenboven had Richard hem ook persoonlijk Leopold beledigd door diens standaard neer te halen van op de muren van Akko.

Hertog Leopold vertrouwde hem toe aan zijn ministeriaal Hadmar van Kuenring, die Richard gevangen hield in zijn kasteel van Dürnstein.[100] Zijn onfortuinlijk lot geraakte al snel bekend in Engeland, maar de regenten waren enige weken lang onzeker over zijn verblijfplaats. Terwijl hij gevangen zat schreef Richard Ja nu(n)s hons pris of Ja nuls om pres ("Er is geen gevangen man"), waarin hij zich richtte tot zijn halfzus Maria van Champagne. Hij schreef het lied in een Oudfranse en Occitaanse versie om zijn gevoelens te zijn verlaten door zijn volk en zijn zus uit te drukken. De opsluiting van een kruisvaarder was in strijd met het publiek recht[101][102] en op grond hiervan werd hertog Leopold door paus Celestinus III geëxcommuniceerd.

Ruïnes van het kasteel van Dürnstein, waar Richard werd gevangen gehouden.

Op 28 maart 1193 werd Richard naar Speyer gebracht en aan keizer Hendrik VI overhandigd, die hem opsloot in Rijksburcht Trifels. Hendrik VI was gegriefd door de steun die het Huis Plantagenet had gegeven aan de familie van Hendrik de Leeuw en door Richards erkenning van Tancred in Sicilië.[101] Hendrik VI had geld nodig om een leger op de been te brengen om zijn rechten over Zuid-Italië te doen geleden hield daarom Richard vast voor losgeld. In antwoord hierop werd ook Hendrik VI door paus Celestinus III, zoals deze dat ook met Leopold V had gedaan, geëxcommuniceerd voor het voortzetten van de onrechtmatige opsluiting van de kruisvaarder Richard. Richard zou hebben geweigerd eerbied te tonen voor de keizer en hebben verklaard: "I am born of a rank which recognises no superior but God ("Ik ben geboren in een positie die buiten God geen meerdere erkent")".[103] Ondanks zijn beklag waren de omstandigheden van zijn gevangenschap niet streng of zwaar.

De keizer eiste dat er 150 000 marken (100 000 pond zilver) aan hem moest worden geleverd alvorens hij de koning zou vrijlaten, hetzelfde bedrag als enkele jaren eerder met de Saladintiende was opgehaald,[104] en 2 à 3 keer het jaarlijkse inkomen van de Engelse Kroon onder Richard. Eleonora van Aquitanië zette zich nu in om het losgeld bijeen te kregen. Zowel clerici als leken werden belast voor een vierde van de waarde van hun eigendom, de gouden en zilveren kerkschatten werden geconfisqueerd en geld werd opgeleverd door de scutage- en carucage-taksen. Tezelfdertijd boden Richards broer, Jan, en koning Filips II van Frankrijk 80 000 marken aan de keizer aan om Richard gevangen te houden tot Sint-Michielsdag van 1194.[105] De keizer wees het aanbod af, al zou men de brief van Jan wel aan Richard hebben getoond. Het losgeld werd door de ambassadeurs naar Duitsland overgebracht, zij het dat Richard zelf verantwoordelijk was ervoor (indien het onderweg zou zijn verloren gegaan, zou Richard ervoor worden verantwoordelijk gehouden), en Richard werd uiteindelijk op 4 februari 1194 vrijgelaten. Filips II zou hierop een bericht naar Jan hebben gestuurd met de boodschap: "Zorg voor jezelf; de duivel is los" ("Look to yourself; the devil is loose").[106]

Latere jaren en overlijden[brontekst bewerken]

In Richards afwezigheid kwam zijn broer, Jan, met de hulp van Filips II Augustus in opstand; onder de veroveringen van Filips tijdens Richards gevangenschap bevond zich ook Normandië.[107] Richard vergaf Jan toen ze elkaar opnieuw ontmoeten en benoemde hem tot zijn erfgenaam in plaats van hun neef, Arthur.

Richard begon daarop aan zijn herovering van Normandië. De verovering van het kasteel van Gisors door de Fransen in 1196 zorgde voor een gat in de Normandische defensielijn. Daarom begon men te zoeken naar een nieuwe plaats voor de bouw van een nieuw kasteel om het hertogdom Normandië te verdedigen en te dienen als uitvalsbasis van waaruit Richard zijn campagne voor de herovering van Vexin op de Fransen kon lanceren.[108] Er werd een van nature goed te verdedigen positie gevonden die van bovenaf uitkeek op Seine, een belangrijke transportroute, in de heerlijkheid van Andeli. Volgens de voorwaarden van het verdrag van Louviers (december 1195) tussen Richard en Filips II mocht geen van beide koningen deze plaats versterken;[109] desondanks was Richard nu van plan er het enorme kasteel Gaillard op te trekken.[110] Richard trachtte de heerlijkheid door onderhandelingen te verwerven. Walter de Coutances, aartsbisschop van Rouen, was onwillig de heerlijkheid te verkopen daar het een van de meest winstgevende van zijn diocese was en andere gebieden die tot de diocese behoorden recent onder oorlog hadden geleden.[110] Toen Filips echter Aumale in Normandië belegerde, was Richard het wachten beu en nam hij de heerlijkheid gewapenderhand in,[110][111] hoewel deze daad door de Kerk werd afgekeurd (temeer daar het kasteel op kerkelijk land werd gebouwd).[112] De aartsbisschop vaardigde een interdict uit om niet langer kerkdiensten te doen in het hertogdom Normandië; Roger van Hoveden beschrijft hoe de "onbegraven lichamen van de doden in de straten en op de pleinen van steden in Normandië lagen".[113] Het interdict was nog steeds van kracht toen men begon met de bouw van het kasteel, maar paus Celestinus III herriep het in april 1197 nadat Richard land had geschonken aan de aartsbisschop en de diocese van Rouen, waaronder twee heerlijkheden en de welvarende haven van Dieppe.[114]

Ruïnes van het kasteel Gaillard.

De koninklijke uitgave aan kastelen nam af in vergelijkingen met wat hieraan werd gespendeerd onder Hendrik II, hetgeen wordt toegeschreven aan de concentratie van middelen voor Richards oorlog met de koning van Frankrijk.[115] Het werk aan het kasteel Gaillard was echter een van de meest kostelijke van zijn tijd en kostte een geschat bedrag van £15 000 tot £20 000 tussen 1196 en 1198.[116] Dit was meer dan het dubbele van wat Richard spendeerde aan kastelen in Engeland, dat wordt geschat op £7 000.[117] Ongezien in constructiesnelheid was het kasteel in twee jaar tijd grotendeels afgewerkt, terwijl een dergelijk constructie meestal een groot deel van een decennium innam.[116] Volgens Willem van Newburgh waren in mei 1198 Richard en de arbeiders die aan de bouw van het kasteel werkten gedrenkt in een "regen van bloed". Terwijl sommige van zijn adviseurs dachten dat de regen een slecht voorteken was, was Richard hierdoor niet afgeschrikt.[118]

Aangezien er geen meester-metselaar wordt vermeld in de voor de rest gedetailleerde verslagen van de bouw van het kasteel, heeft de militaire historicus Allen Brown gesuggereerd dat Richard zelf de algemene architect was; dit wordt ondersteund door de interesse die Richard toonde in het werk door zijn frequente aanwezigheid op de werf.[119] In zijn laatste regeringsjaren werd het kasteel Richards favoriete residentie, en bevelschriften en oorkondes werden hier geschreven met de vermelding "apud Bellum Castrum de Rupe" ("bij het Mooie Kasteel van de Rots").[120]

Het kasteel Gaillard was zijn tijd vooruit met innovaties die bijna een eeuw later zouden worden overgenomen in kasteelarchitectuur.[120] Allen Brown omschrijft het kasteel Gaillard as "one of the finest castles in Europe" ("een van de fijnste/meest voortreffelijke kastelen in Europa"),[120] en militair historicus Sir Charles Oman schreef dat het werd beschouwd als "the masterpiece of the time. The reputation of its builder, Coeur de Lion, as a great military engineer might stand firm on this single structure. He was no mere copyist of the models which he had seen in the East, but introduced many original details of his own invention into the stronghold" ("het meesterwerk van die tijd. De reputatie van haar bouwheer, Cœur de Lion, als een groot militair ingenieur mag mogelijk stevig overeind staan op basis van deze ene structuur. Hij was niet louter een kopieerder van de modellen die hij in het oosten had gezien, maar introduceerde vele originele details van eigen vinding in het bolwerk").[121]

Vastbesloten weerstand te bieden aan Filips' plannen met gecontesteerde Angevijnse gebieden zoals Vexin en Berry, wierp Richard al zijn militaire expertise en enorme middelen in de strijd tegen de Franse koning. Hij vormde een alliantie tegen Filips, waarvan graaf Boudewijn IX van Vlaanderen, graaf Reinoud van Boulogne en zijn schoonvader koning Sancho VI van Navarra, die Filips' gebieden vanuit het zuiden plunderde, deel uitmaakten. Maar nog belangrijker was het feit dat hij erin slaagde de Welfse erfenis in Saksen wist te verzekeren voor zijn neef en zoon van Hendrik de Leeuw, Otto van Poitou, die in 1198 werd verkozen tot keizer Otto IV.

Omgekeerd wapenschild van Richard om aan te geven dat hij is overleden uit een manuscript van Chronica Majora door Matthew Paris (13e eeuw).[122]

Ten dele als gevolg van deze en andere intriges, wist Richard verscheidene overwinningen op Filips te behalen. In 1194, net na Richards terugkeer naar Frankrijk na zijn gevangenschap en geldinzameling in Engeland, vluchtte Filips weg bij Fréteval, waarbij hij zijn hele archief van financiële audits en documenten achterliet zodat Richard deze kon buit maken. In de slag bij Gisors (soms slag bij Courcelles genoemd) in 1198 nam Richard Dieu et mon Droit—"God en mijn Recht"— aan als zijn motto (dat tot op de dag van vandaag door de Britse monarchie wordt gebruikt), hetgeen een echo was van zijn vroegere opschepperij tegenover keizer Hendrik dat zijn rang geen meerdere erkende buiten God.

In maart 1199 was Richard in Limousin om een opstand van burggraaf Adhemar V van Limoges neer te slaan. Hoewel het Vastentijd was, "verwoestte" hij "het land van de burggraaf te vuur en te zwaard".[123] Hij belegerde het nietig, virtueel weerloze kasteel van Châlus-Chabrol. Sommige kroniekschrijvers beweerden dat hij het belegerde omdat een plaatselijke boer er een schat aan Romeins goud had ontdekt,[124] die Richard van Adhemar claimde in zijn hoedanigheid als zijn feodale opperheer.

In de vroege avond van 25 maart 1199 liep Richard zonder zijn maliënkolder rond de perimeter van het kasteel om de vooruitgang van de sappeurs aan de kasteelmuren te bestuderen. Projectielen werden van tijd tot tijd afgeschoten vanop de kasteelmuren, maar er werd weinig aandacht aan geschonken. Een verdediger in het bijzonder wist de koning ten zeerste te amuseren — een man die op de muren stond met een kruisboog in de ene hand en in de andere een koekenpan die hij de hele dag had gebruikt als schild om projectielen met af te weren. Hij mikte doelbewust op de koning, hetgeen de koning toejuichte; een andere kruisboogschutter raakte toen echter de koning in zijn linkerschouder in de buurt van zijn nek. Hij trachtte deze eerst zelf eruit te trekken in zijn tent maar dit mislukte; een chirurgijn, die door Roger van Hoveden een "slager" wordt genoemd, verwijderde hem daarbij "achteloos" de arm van de koning in het proces "verminkend".

De wond geraakte al snel door gangreen aangetast. Richard vroeg dat de kruisboogschutter tot bij hem zou worden gebracht. De schutter, die door de kroniekschrijvers de namen Pierre (of Peter) Basile,[125] Johannes Sabraz,[126] Dudo,[127] en Bertrannus de Gurdon (van de stad Gourdon),[128] bleek - althans volgens sommige, zij het niet alle bronnen - een jongen te zijn. Hij zei tegen Richard dat deze zijn vader en twee broers had gedood en dat hij Richard uit wraak had gedood. Hij verwachtte te worden geëxecuteerd, maar als een laatste daad van clementie vergaf Richard hem de daad en zei: "Live on, and by my bounty behold the light of day". Hierna beval hij dat de jongen zou worden vrijgelaten en weggestuurd met 100 shillings.[129] Het is onduidelijk of het pardon van de koning na zijn dood werd nageleefd. Richard bracht dan zijn zaken in orde en vermaakte al zijn gebieden aan zijn broer Jan en zijn juwelen aan zijn neef Otto.

Graftombe met daarin het hart van koning Richard I in de kathedraal van Rouen.
Richard stierf op 6 april 1199 in de armen van zijn moeder; er werd later gezegd dat "As the day was closing, he ended his earthly day"/"Terwijl de dag ten einde liep, eindigde hij zijn aardse dag".[130] Omwille van de omstandigheden van zijn dood, werd ernaar verwezen als "de door een mier afgemaakte leeuw".[131] Volgens Roger van Hoveden was Richards laatste daad van ridderlijkheid echter vruchteloos, want de beruchte huurlingenkaptein Mercadier liet de kruisboogschutter levend villen en ophangen zodra Richard was overleden.[132]

Richards hart werd te Rouen in Normandië begraven, zijn ingewanden in Châlus (waar hij overleed) en de rest van zijn lichaam aan de voeten van zijn vader in de abdij van Fontevraud in Anjou.[133] In 2012 hebben wetenschappers het stoffelijk overschot van Richards hart geanalyseerd en ontdekten daarbij dat het met verschillende substanties was gebalsemd, waaronder olibanum, een vanuit symbolisch oogpunt belangrijke substantie omdat het zowel bij de geboorte als bij de balseming van Jezus Christus aanwezig was.[134]

Hendrik Sandford, bisschop van Rochester (1226–1235), verkondigde dat hij in maart 1232 een visioen had gehad van Richard die ten Hemele opsteeg (samen met Stephen Langton, de voormalige aartsbisschop van Canterbury), waarbij de koning gedacht werd 33 jaar in het vagevuur te hebben doorgebracht als boetedoening voor zijn zonden.[135]

Richard verwekte tijdens zijn leven geen wettelijke erfgenamen en erkende slechts één buitenechtelijke zoon: Filips van Cognac. Als een gevolg hiervan werd hij door zijn jongere broer, Jan, opgevolgd als koning van Engeland.[136] Zijn Franse gebieden wezen aanvankelijk echter Jan af als zijn opvolgers, omdat zij diens neef Arthur I van Bretagne, de zoon van hun overleden broer Godfried, verkozen. Het gebrek aan directe erfgenamen van Richard was de eerste stap in de richting de ontbinding van het Angevijnse Rijk.[136]

Karakter en seksualiteit[brontekst bewerken]

Tijdsgenoten beschouwden Richard als zowel een koning als ridder befaamd voor persoonlijke krijgshaftige ridderlijkheid; hij was, blijkbaar, het eerste voorbeeld van een dergelijke combinatie.[137] Hij stond bekend als een moedig, competent militair leider en als een individueel vechter die dapper en genereus was. Tegelijkertijd werd hij beschouwd als vatbaar voor zondes als lust, trots, hebzucht, en bovenal excessieve wreedheid. Ralf van Coggeshall, Richards carrière samenvattend, betreurde het feit dat de koning een van "het immense cohort van zondaars" was.[138] Hij werd door geestelijke kroniekschrijvers bekritiseerd omdat hij de clerus zowel voor de kruistocht als voor zijn losgeld had getaxeerd, terwijl de Kerk en de clerus gewoonlijk waren vrijgesteld van belastingen.[139]

In de historiografie van de twee helft van de 20e eeuw werd er veel interesse getoond in Richards seksualiteit of geaardheid, in het bijzonder of er overtuigende bewijs was van homoseksualiteit. Het onderwerp was niet ter sprake gebracht door victoriaanse of edwardiaanse historici, hetgeen een feit was dat door John Harvey (1948) werd afgedaan als bewijs van een "samenzwering van stilzwijgen" ("conspiracy of silence").[140] Het argument is voornamelijk gebaseerd op verslagen van Richards gedrag, alsook zijn confessies en penitenties/bekentenissen en boetedoeningen, en zijn kinderloos huwelijk.[141] Richard had minstens één buitenechtelijke zoon (Filips van Cognac) en er zijn vermeldingen van zijn seksuele relaties met plaatselijke vrouwen tijdens zijn campagnes.[142] Historici blijven echter verdeeld over de vraag van Richards geaardheid.[143] Harvey pleit in het voordeel van zijn homoseksualiteit[144] maar is door andere historici, in het bijzonder door John Gillingham (1994), in vraag gesteld, die argumenteert dat Richard vermoedelijk heteroseksueel was.[145] Flori (1999) is echter dan weer overtuigd van Richards homoseksualiteit, op basis van Richards twee publieke biechten en penitenties (in 1191 en 1195) die volgens Flori verwezen naar de zonde van sodomie.[146] Flori geeft echter toe dat er eigentijdse verslagen bestaan van Richard die vrouwen verkrachtte,[147] waaruit hij opmaakt dat hij waarschijnlijk seksuele relatie had met zowel mannen als vrouwen.[148] Flori en Gillingham zijn het er evenwel over eens dat de verslagen over het delen van een bed niet de suggestie ondersteunt dat Richard een seksuele relatie met koning Filips II had zoals door sommige moderne auteurs is gesuggereerd.[149]

Nalatenschap[brontekst bewerken]

Heraldiek[brontekst bewerken]

De "drie leeuwen" van het koninklijk wapen van Engeland.

Het tweede grootzegel van Richard I (1198) toont hem met een schild van drie gaande aanziende leeuwen. Dit is het oudst bekende voorbeeld van dit blazoen, dat later werd ingesteld als het koninklijk wapen van Engeland. Het is daarom waarschijnlijk dat Richard dit heraldisch ontwerp invoerde.[150] In zijn oudere grootzegel van 1189 gebruikte hij ofwel één klimmende leeuw (lion rampant) of twee klimmende klauwende leeuwen (lions rampants combatants), een wapen dat hij mogelijk had overgenomen van zijn vader.[151]

Aan Richard wordt ook het eerst gebruik van het Engelse helmteken van een lion statant (nu statant-guardant) toegeschreven.[152] Het wapen met drie leeuwen blijft gebruikt worden om Engeland te vertegenwoordigen op verscheidene munten van de Pond Sterling, vormt de basis van verscheidene emblemen van Engelse nationale sportteams (zoals het Engels voetbalelftal, en het lijflied "Three Lions" ervan),[153] en blijft een van de meest herkenbare nationale symbolen van Engeland.[154]

Cultureel[brontekst bewerken]

Richard stond bekend als een mecenas van vele troubadours en hij zou een aantal van hen ook hebben meegenomen op Kruistocht. Onder de troubadours die aan Richards hof verbleven behoorde ook Bertran de Born. De Born droeg enkele liederen aan Richard op na diens terugkeer uit gevangenschap. Ook van Richard Leeuwenhart zelf is bekend dat hij het vak beoefende maar er zijn slechts twee gedichten bewaard gebleven waar hij in het een zijn gevoelens ten tijde van zijn gevangenschap beschrijft en in het ander zijn geschil mer Robert IV van Auvergne. Beide gedichten zijn in het Frans geschreven.[155]

Middeleeuwse folklore[brontekst bewerken]

Zie Matter of England voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Richard huwt Robin Hood en Maid Marian op een plaque buiten Nottingham Castle.

Rond het midden van de 13e eeuw zouden er zich verschillende legendes ontwikkelen zoals die dat naar Richards gevangenname de minstreel Blondel de Nesle door Europa van kasteel naar kasteel reisde, luid een lied zingend dat enkel hem en Richard bekend was (aangezien ze dit samen zouden hebben gecomponeerd).[156] Uiteindelijk kwam hij bij de plaats waar Richard werd vastgehouden en Richard beantwoordde toen hij het lied hoorde dit met het bijhorende refrein, waardoor Blondel wist te achterhalen waar Richard werd gevangen gehouden. Dit verhaal lag aan de basis van André Ernest Modeste Grétry zijn opera Richard Cœur-de-Lion en lijkt ook de openingsscène van Richard Thorpes verfilming van Ivanhoe (1952) te hebben geïnspireerd. Er lijkt echter weinig verband te zijn met de historische Blondel de Nesle, een aristocratische trouvère. Het komt ook niet overeen met de historische realiteit, aangezien de gevangenbewaarders van de koning het niet verborgen hielden; sterker nog, ze maakten het zelfs publiekelijk bekend waar ze hem vasthielden.[157]

Rond de 16e eeuw begonnen de verhalen over Robin Hood te vermelden dat hij een tijdgenoot en aanhanger zou zijn geweest van koning Richard Leeuwenhart, waarbij Robin tijdens Richards afwezigheid op kruistocht en onder het wanbestuur van Richards kwaadaardige broer Jan tot een leven buiten de wet zou zijn gedreven.[158]

Historiografie[brontekst bewerken]

Richard Cœur de Lion, Carlo Marochetti zijn standbeeld van Richard I buiten het Palace of Westminster in Londen.

Richards reputatie is volgens historicus John Gillingham (?) doorheen de jaren "grillig veranderd" ("fluctuated wildly").[159] Terwijl eigentijdse/contemporaine bronnen zijn strenge en meedogenloze aard en zijn excessieve wreedheid benadrukten, was zijn imago slechts enkele decennia na zijn dood reeds veranderd in een romantisch beeld dat hem afschilderde als een genereus van hart zijnde preux chevalier.[160]

Richard liet grotendeels omwille van zijn militaire exploten tot op de dag van vandaag een ongelooflijke stempel/indruk na op de verbeelding en zijn populaire imago had de neiging te worden gedomineerd door zijn positieve kwaliteiten van hoffelijkheid en militaire competentie.[137] Dit blijkt ook uit het oordeel van Steven Runciman over Richard I: "he was a bad son, a bad husband, and a bad king, but a gallant and splendid soldier" ("hij was een slechte zoon, een slechte echtgenoot en een slechte koning, maar een galante en schitterende soldaat").[161] Intussen schreven moslimschrijvers[162] tijdens de periode van de Kruistochten en daarna over hem: "Nooit hebben we een dappere of subtielere tegenstander gehad om het hoofd te bieden" ("Never have we had to face a bolder or more subtle opponent").[162]

In het victoriaans tijdperk waren de meningen verdeeld over Richard: verscheidene victorianen bewonderden hem als kruisvaarder en man van God en richtten ter zijner ere een heroïsch standbeeld van hem op buiten het Palace of Westminster. De laat-victoriaanse geleerde William Stubbs vond hem echter "een slechte zoon, een slechte echtgenoot, een zelfzuchtig heerser en een wreed man" ("a bad son, a bad husband, a selfish ruler, and a vicious man").[163] Gedurende zijn tienjarige regering was hij niet meer dan zes maanden in Engeland en volledig afwezig voor de laatste vijf jaar van zijn regering.[159] Stubbs zei verder het volgende over Richard:

He was a bad king: his great exploits, his military skill, his splendour and extravagance, his poetical tastes, his adventurous spirit, do not serve to cloak his entire want of sympathy, or even consideration, for his people. He was no Englishman, but it does not follow that he gave to Normandy, Anjou, or Aquitaine the love or care that he denied to his kingdom. His ambition was that of a mere warrior: he would fight for anything whatever, but he would sell everything that was worth fighting for. The glory that he sought was that of victory rather than conquest.
Hij was een slecht koning: zijn grote exploten, zijn militaire vaardigheid, zijn pracht en extravagantie, zijn poëtische smaken, zijn avontuurlijke geest, mogen niet dienen om zijn volledig gebrek aan sympathie, of zelfs consideratie, voor zijn volk toe te dekken. Hij was geen Engelsman, maar daaruit volgt niet dat hij Normandië, Anjou of Aquitanië de liefde of zorg schonk die hij zijn koninkrijk ontzegde. Zijn ambitie was dat van een simpele krijger: hij zou voor om het even wat hebben gevochten, maar hij zou alles verkopen dat de moeite waard was voor te vechten. De glorie die hij zocht was die van overwinning eerder dan die van verovering.[164]

Toen Britse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog onder generaal Edmund Allenby Jeruzalem innamen, printte de Britse pers cartoons van Richard Leeuwenhart die neerkeek vanuit de Hemelen met het onderschrift: "Eindelijk is mijn droom werkelijkheid geworden" ("At last my dream has come true").[165][166][167] Generaal Allenby tekende echter protest aan tegen het feit dat zijn campagne werd voorgesteld als een moderne kruistocht en verklaarde: "Het belang van Jeruzalem lag in haar strategische belang, er was geen religieuze impuls in deze campagne" ("The importance of Jerusalem lay in its strategic importance, there was no religious impulse in this campaign").[168]

Voorstellingen in moderne fictie[brontekst bewerken]

19e-eeuws portret van Richard Leeuwenhart door Merry-Joseph Blondel.

Richard is een van de meest prominente monarchen in Britse populaire cultuur, die zowel als hoofd- als nevenpersonage opduikt in zowel geschreven als audiovisuele fictiewerken. Zoals hierboven opgemerkt duikt Richard in verband met Robin Hood op in Sir Walter Scott zijn roman Ivanhoe. Hij is bovendien een van de hoofdpersonages in diens andere roman The Talisman, die zich afspeelt ten tijde van de Derde Kruistocht. De opera Riccardo Primo door George Frideric Handel is gebaseerd op Richards invasie van Cyprus.

Richard is een hoofdpersonage in James Goldmans The Lion in Winter, waarin wordt verwezen naar de vermeende homoseksuele affaire tussen Richard en Filips II van Frankrijk. Richard was gespeeld door Sir Anthony Hopkins in Anthony Harveys The Lion in Winter en Andrew Howard in de door Andrei Konchalovsky geregisseerde remake uit 2003, waarin Sir Patrick Stewart zijn vader Hendrik II speelde.

Muurschildering van Sean Connery als Richard Leeuwenhart in Akko (Israël).

Richard verschijnt in verschillende andere fictieverhalen over de Derde Kruistocht en haar vervolg, bijvoorbeeld Graham Shelbys The Kings of Vain Intent en The Devil is Loose. Richard is het hoofdpersonage in Norah Lofts haar roman The Lute Player, in Martha Rofhearts Lionheart!: A Novel of Richard I, King of England, in Cecelia Hollands The King's Witch, Gore Vidals A Search For the King en in Sharon Kay Penmans The Devil's Brood en Lionheart. Hij duikt ook op in drie boeken van Angus Donalds serie Outlaw Chronicles, die op de legende van Robin Hood is gebaseerd. Richard werd door Henry Wilcoxon vertolkt in Cecil B. DeMilles epische film, The Crusades (1935), door Ian Hunter in The Adventures of Robin Hood (1938), door George Sanders in King Richard and the Crusaders (1954), door Dermot Walsh in Richard the Lionheart (1962–1963), door Julian Glover in Doctor Who – The Crusade (1965) én Ivanhoe (1982), door Richard Harris in Robin and Marian (1976) en door Sean Connery op het einde van Robin Hood: Prince of Thieves (1991). Connerys vertolking van Richard Leeuwenhart werd door Patrick Stewart geparodieerd in Robin Hood: Men in Tights (1993) van Mel Brooks. In Ridley Scotts film Kingdom of Heaven (2005) is er voor Richard (gespeeld door Iain Glen) slechts een kleine rol weggelegd. Op het eind van de film ziet men hem met zijn leger oprijden tegen Jeruzalem, nadat Saladin het innam. In Ridley Scotts Robin Hood (2010) vertolkte acteur Danny Huston Richard tijdens diens dood gedurende het beleg van het kasteel van Châlus-Chabrol. In de film Richard The Lionheart (2013) werd Richard door acteur Chandler Maness vertolkt als jonge en luimige/schelmse/prikkelbare (petulant) prins. In de sequel, Richard the Lionheart: Rebellion, hernam Maness zijn rol als Richard, waarin Richard een opstand tegen zijn vader leidt.

Voorouders[brontekst bewerken]

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
16. Fulco IV van Anjou
 
 
 
 
 
 
 
8. Fulco V van Anjou
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
17. Bertrada van Montfort
 
 
 
 
 
 
 
4. Godfried V van Anjou
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
18. Eli I van Maine
 
 
 
 
 
 
 
9. Ermengarde van Maine
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
19. Mathilde van Château-du-Loir
 
 
 
 
 
 
 
2. Hendrik II van Engeland
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
20. Willem de Veroveraar
 
 
 
 
 
 
 
10. Hendrik I van Engeland
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
21. Mathilde van Vlaanderen
 
 
 
 
 
 
 
5. Mathilde van Engeland
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
22. Malcolm III van Schotland
 
 
 
 
 
 
 
11. Mathilde van Schotland
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
23. Margaretha van Schotland
 
 
 
 
 
 
 
1. Richard I van Engeland
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
24. Willem VIII van Aquitanië
 
 
 
 
 
 
 
12. Willem IX van Aquitanië
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
25. Hildegarde van Bourgondië
 
 
 
 
 
 
 
6. Willem X van Aquitanië
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
26. Willem IV van Toulouse
 
 
 
 
 
 
 
13. Philippa van Toulouse
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
27. Emma van Mortain
 
 
 
 
 
 
 
3. Eleonora van Aquitanië
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
28. Boso II van Châtellerault
 
 
 
 
 
 
 
14. Aimery I van Châtellerault
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
29. Alienor van Thouars
 
 
 
 
 
 
 
7. Aénor van Châtellerault
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
30. Barthélemy de L'Isle Bouchard
 
 
 
 
 
 
 
15. Dangerose de l'Isle Bouchard
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
31. Gerberge de Blaison
 
 
 
 
 
 

Zie ook[brontekst bewerken]

Referenties[brontekst bewerken]

Noten[brontekst bewerken]

  1. ? R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014), p. 71.
  2. K. Lewent, Old Provençal Miscellany, in Modern Language Review 38 (1943), pp. 113-114.
  3. R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014), p. 58.
  4. C.G. Addison, The History of the Knights Templars, the Temple Church, and the Temple, Londen, 1842, pp. 141-149.
  5. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 20.
  6. J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948, pp. 62-64.
  7. ? R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014), p. 204 (?).
  8. J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948, p. 58.
  9. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 1.
  10. a b J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 24.
  11. a b c J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. ix.
  12. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 2.
  13. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 28.
  14. a b J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 28.
  15. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 10.
  16. T.A. Leese, Royal: Issue of the Kings and Queens of Medieval England, 1066–1399, Bowie, 1996, p. 57.
  17. J.O. Prestwich, The Place of War in English History, 1066–1214, Woodbridge - Rochester, 2004, p. 76, P. Stafford - J.L. Nelson - J. Martindale, Law, Laity and Solidarities, Manchester, 2002, pp. 168-169.
  18. C. Brewer, The Death of Kings, Londen, 2000, p. 41.
  19. F. McLynn, Lionheart and Lackland: King Richard, King John and the Wars of Conquest, Londen, 2012, p. 24.
  20. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 23–25.
  21. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 26–27.
  22. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 25, 28.
  23. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 27–28.
  24. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 29.
  25. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 29–30.
  26. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 40.
  27. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 31–32.
  28. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 32.
  29. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 32–33.
  30. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 41.
  31. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 49–50.
  32. a b J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 48.
  33. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 33.
  34. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 34–35.
  35. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 49.
  36. Robert van Torigni, Chronica s.a. 1173 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., IV, Londen, 1889, p. 259); Roger van Hoveden, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, II, Londen, 1867, p. 49-54-59); Ralph van Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 374); Ralph van Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1173 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, pp. 50-54); Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum II 28 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, pp. 174-175).
  37. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 33-34.
  38. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 35.
  39. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 50-51.
  40. Gervasius van Canterbury, Chronicon s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), The Historical Works of Gervase of Canterbury, I, Londen, 1879, p. 250); Benedictus van Peterborough, Gesta Regis Henrici Secundi s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), Gesta Regis Henrici Secundi Benedicti Abbatis, I, Londen, 1867, p. 77-79), Ralph van Diceto, Abbreviationes Chronicorum s.a. 1174 (= W. Stubbs (ed.), Radulfi de Diceto decani Lundoniensis opera historica, I, Londen, 1876, p. 394).
  41. a b J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 35, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 50.
  42. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 36.
  43. a b c Roger van Hoveden, Gesta I 81-83. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 52.
  44. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 41.
  45. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 41-42.
  46. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 41, D. Jäckel, Der Herrscher als Löwe: Ursprung und Gebrauch eines politischen Symbols im Früh- und Hochmittelalter, Keulen, 2006, p. 83.
  47. Gerald van Wales, Topographia Hibernica III 50 (= F. Dimock, Rolls Series, XXI.5, Londen, 1867, p. 196).
  48. L'Estoire de la Guerre Sainte v. 2310 (= G. Paris (ed.), Collection de documents inédits sur l'histoire de France, XI, Parijs, 1897, col. 62).
  49. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 382, J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 82, 142.
  50. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 82.
  51. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 5, 95.
  52. R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014), p. 204.
  53. Roger van Hoveden, Riley, 1853, p. 64
  54. H. Castor, Why Richard I shared his bed with the king of France, in The Guardian (19/03/2008).
  55. D. Jones, The Plantagenets: The Kings Who Made England, New York, 2012, p. 94.
  56. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1189 (= Stubbs, II, p. (p. 367).
  57. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 107.
  58. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 94-95.
  59. a b c J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 95.
  60. H. Graetz, History of the Jews, III, Philadelphia, 1894, p. 411. Vgl. J. Jacobs (ed. trad.), Jews of Angevin England; documents and records, from the Latin and Hebres sources, printed and manuscript, New York - Londen, 1893, pp. 99-108
  61. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 465-466. Zoals geciteerd door Flori vermeldt de kroniekschrijver Gerald van Wales dat Richard ervan hield om een verhaal te vertellen waarin hij een afstammeling was van een hertogin van Anjou die in feite de fee Melusine was, waaruit hij concludeerde dat heel zijn familie "van de duivel afkomstig was en naar de duivel zou terugkeren".
  62. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 319-320.
  63. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 100.
  64. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 97-101.
  65. Richard van Devizes, Chronicon de rebus gestis Ricardi Primi sector. 10 (= p. 6).
  66. a b J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 101.
  67. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 99.
  68. Willem van Newburgh, Historia rerum Anglicarum IV 5 (= R. Howlett (ed.), Chronicles of the reigns of Stephen, Henry II., and Richard I., I, Londen, 1884, p. 306): Lundonias quoque venderem, si emptorem idoneum invenirem. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 118.
  69. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 111.
  70. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 114.
  71. a b J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 116.
  72. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 117.
  73. Roger van Hoveden, Gesta Regis Ricardi s.a. 1190 (= W. Stubbs (ed.), The Chronicle of the reigns of Henry II and Richard I, A.D. 1169-1192, II, Londen, 1867, pp. 132-138).
  74. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 124-126.
  75. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 127-128.
  76. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 131.
  77. a b c J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 132.
  78. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 133-134.
  79. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 134.
  80. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 134-136.
  81. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 152.
  82. a b J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 137.
  83. a b c J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 138.
  84. J. Abbott, Richard I, New York - Londen, 1902, pp. 145-146.
  85. J. Abbott, Richard I, New York - Londen, 1902, p. 334.
  86. Volgens Baha ad-Din ibn Shaddad op 7 juni, maar het Itinerarium en de Gesta vermelden 8 juni als de datum voor zijn aankomst in Akko (L. Landon, The itinerary of King Richard I, with studies on certain matters of interest connected with his reign, Londen, 1935, p. 50.).
  87. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 148.
  88. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 148-149.
  89. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 149.
  90. Anoniem auteur, Richard Coer de Lyon II vv. 6027-6028: Kyng R. let breke his baner, / And kest it into þe reuer.
  91. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 154.
  92. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 167-171.
  93. J. Gillingham, Richard the Lionheart, New York, 1979, pp. 198-200.
  94. A.-M. Eddé - trad. J.M. Todd, Saladin, Harvard, 2011, p. 266: "two members of the Assassin Sect, disguised as monks".
  95. A.-M. Eddé - trad. J.M. Todd, Saladin, Harvard, 2011, p. 266
  96. J. Gillingham, Richard the Lionheart, New York, 1979, pp. 209-212.
  97. Baha ad-Din ibn Shaddad, trad. C.W. Wilson, Saladin Or What Befell Sultan Yusuf, Londen, 1897, p. 376.
  98. J. Abbott, Richard I, New York - Londen, 1902, pp. 298-300.
  99. A.-M. Eddé - trad. J.M. Todd, Saladin, Harvard, 2011, pp. 267-269.
  100. B. Arnold, German knighthood, 1050-1300, Oxford, 1985, p. 128.
  101. a b art. Richard I., EB1911 23 (1911), p. 295.
  102. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 188-189.
  103. E. Longford, The Oxford Book of Royal Anecdotes, Oxford, 1989, p. 85.
  104. T.F. Madden, Crusades: The Illustrated History, 2005, p. 96. (?)
  105. Richard van Hoveden, ?.
  106. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 244. T. Purser, Medieval England 1042–1228, Oxford, 2004, p. 161.
  107. J. Gillingham, art. Richard I [called Richard Coeur de Lion, Richard the Lionheart], in Oxford Dictionary of National Biography (2004). https://doi.org/10.1093/ref:odnb/23498
  108. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 303–305.
  109. T. Bonnin (ed.), Cartulaire de Louviers, I, Évreux, 1870, pp. 68-69.
  110. a b c J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 301.
  111. R. Turner, Richard Lionheart and English Episcopal Elections, in Albion 29 (1997), p. 10.
  112. S. Packard, King John and the Norman Church, in The Harvard Theological Review 15 (1922), pp. 19-20.
  113. Chronica s.a. 1196 (= W. Stubbs (ed.), Chronica magistri Rogeri de Houedene, IV, Londen, 1871, p. 16).
  114. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 302-304.
  115. A. Brown,Allen Brown's English Castles, Woodbridge, 1954 (= 1976); Allen Brown, 1955, pp. 355–356.
  116. a b T. McNeill, English Heritage Book of Castles, Londen, 1992, p. 42.
  117. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 304.
  118. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), p. 303.
  119. A. Brown,Allen Brown's English Castles, Woodbridge, 1954 (= 1976), p. 113.
  120. a b c A. Brown,Allen Brown's English Castles, Woodbridge, 1954 (= 1976), p. 62.
  121. C. Oman, A History of the Art of War, II, Londen, 1898, p. 533.
  122. S. Lewis, The Art of Matthew Paris in the Chronica Majora, Berkeley - Los Angeles - Londen, 1987, p. 181.
  123. Ralph van Coggeshall, Chronicon Anglicanum, p. 94
  124. King Richard I of England Versus King Philip II Augustus, Historynet.com (23/08/2006). (archive)
  125. Roger van Hoveden, Chronica (?). Vgl. Roger van Wendover, Flores Historiarum, Matthew Paris, Chronica Majora (= H.R. Luard (ed.), II, p. 451).
  126. Gervasius van Canterbury
  127. Willem de Bretoen, Philippidos vv. 440-620. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 233-254.
  128. Roger van Hoveden, Chronica (= W. Stubbs, IV, pp. 82-84).
  129. Hoewel er verschillende varianten van de details van dit verhaal bekend zijn, wordt het niet betwist dat Richard de persoon die de schicht afschoot pardonneerde. Zie: J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 234.
  130. bron?
  131. Roger van Hoveden, Chronica s.a. 1199.
  132. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 238.
  133. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 235.
  134. P. Charlier - J. Poupon - G.-F. Jeannel - e.a., The embalmed heart of Richard the Lionheart (1199 A.D.): a biological and anthropological analysis, in Nature (28/02/2013).
  135. J. Gillingham, Richard the Lionheart, New York, 1979, p. 8, Roger van Wendover (Flores historiarum, p. 234) dateert Sandfords visioen op de dag voor Palmzondag (3 april 1232).
  136. a b P. Saccio, Shakespeare's English Kings: History, Chronicle, and Drama, Oxford - e.a., 20002, pp. 190-191.
  137. a b J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 484-485.
  138. "Among the sins for which the King of England was criticised, alongside lust, those of pride, greed, and cruelty loom large. Ralph of Coggeshall, describing his death in 1199, summarises in a few lines Richard's career and the vain hopes raised by his accession to the throne. Alas, he belonged to 'the immense cohort of sinners'" (J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 335).
  139. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 322.
  140. J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948, pp. 33-34. Deze vraag werd echter al gesteld in A. Richard, Histoire des comtes de Poitou, 778–1204, II, Parijs, 1903, p. 130 (295 ?). Geciteerd in J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 448 (French).
  141. Samengevat in McLynn, pp. 92-93. Roger van Hoveden tells of a hermit who warned, "Be thou mindful of the destruction of Sodom, and abstain from what is unlawful", and Richard thus "receiving absolution, took back his wife, whom for a long time he had not known, and putting away all illicit intercourse, he remained constant to his wife and the two become one flesh". Roger van Hoveden, The Annals, trans. Henry T. Riley, 2. Vols. (Londen: H.G. Bohn, 1853; repr. New York: AMS Press, 1968)
  142. F. McLynn, Lionheart and Lackland: King Richard, King John and the Wars of Conquest, Londen, 2006, p. 93. Zie ook: J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 119–139.
  143. W.E. Burgwinkle, Sodomy, Masculinity and Law in Medieval Literature: France and England, 1050-1230, Cambridge - e.a., 2004, pp. 73-74.
  144. Zoals geciteerd in J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 448. Zie bijvoorbeeld ook: J.A. Brundage, Richard Lion Heart, New York, 1974, pp. 38, 88, 202, 212, 257; S. Runciman, A History of the Crusades, III, Cambridge, 1951, p. 41 ("Richard, whose own tastes did not lie in the direction of marriage, ..."); J. Boswell, Christianity, Social Tolerance and Homosexuality, Chicago, 1980 (= 2015), pp. 231-232.
  145. J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002), pp. 119-139.
  146. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 386-391.
  147. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 391-392.
  148. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, p. 393.
  149. J. Flori - trad. J. Birrell, Richard the Lionheart: Knight and King, Edinburgh, 1999, pp. 385-386. Eigentijdse verslagen verwijzen naar verschillende tekenen van vriendschap tussen hen twee, toen Richard in 1187 tijdens zijn opstand tegen zijn vader Hendrik II aan het hof van Filips verbleef en met hem in hetzelfde bed sliep. Maar volgens zowel Flori als Gillingham waren dergelijke tekenen van vriendschap deel van de gebruiken van die tijd, die een indicatie waren van vertrouwen en zelfvertrouwen ("trust and confidence") en mogen zij niet worden geïnterpreteerd als bewijs voor de homoseksuele geaardheid van een of beiden van hen.
  150. BL Cotton Charter XVI.1. S. Lewis, The Art of Matthew Paris in the Chronica Majora, Berkeley - Los Angeles - Londen, 1987, p. 180.
  151. Michel Pastoureau, Heraldry: An Introduction to a Noble Tradition, Thames and Hudson Ltd. (1997), p. 59.
  152. Woodward and Burnett, Woodward's: A Treatise on Heraldry, British and foreign, With English and French Glossaries, p. 37. Ailes, Adrian (1982). The Origins of The Royal Arms of England. Reading: Graduate Center for Medieval Studies, University of Reading. pp. 52–63. Charles Boutell, A. C. Fox-Davies, ed., The Handbook to English Heraldry, 11th ed. (1914).
  153. S. Ingle, Why do England have three lions on their shirts?, in The Guardian (29/04/2016).
  154. Boutell, Charles, 1859. The Art Journal London. p. 353.
  155. H.J. Chaytor (1912): The Troubadours, Cambridge, Cambridge University Press, blz. 134.
  156. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, pp. 191–2 .
  157. J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999, p. 192 .
  158. J.C. Holt, Robin Hood, Londen, 1982, p. 170.
  159. a b J. Gillingham (?), Richard I, in J.A. Cannon - A. Hargreaves (edd.), The Kings & Queens of Britain, Oxford - e.a., 20092, p. 194.
  160. S. Lewis, The Art of Matthew Paris in the Chronica Majora, University of California Press, 1987, pp. 180-181.
  161. S. Runciman, History of the Crusades, III, Cambridge - New York - e.a., 1951, p. 75.
  162. a b A. Holt, art. Jonathan Phillips, Crusades-encyclopedia.com (30/03/2012). (archief)
  163. W. Stubbs (introd. ed.), ''Chronicles and Memorials of the Reign of Richard I, I, Londen, 1864, p. xvii.
  164. W. Stubbs, The Constitutional History of England, I, Oxford, 18915, pp. 550-551.
  165. Punch Magazine
  166. Andrew Curry, "The First Holy War", U.S. News and World Report, 8 April 2002.
  167. Bundan iyisi Şam'da kayısı/Gezi, Tatil/Milliyet blog.
  168. J. Phillips, Holy Warriors: a modern History of the Crusades, Londen, 2009, pp. 327-331.

Bibliografie[brontekst bewerken]

  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Richard_I_of_England op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  • J. Abbott, Richard I, New York - Londen, 1902.
  • C.G. Addison, The History of the Knights Templars, the Temple Church, and the Temple, Londen, 1842.
  • Arnold, B (1999) [1985], German Knighthood 1050–1300, Oxford: Clarendon Press, ISBN 0-19-821960-1.
  • A. Brown, Allen Brown's English Castles, Woodbridge, 1954 (= 1976). ISBN 1-84383-069-8.
  • Brewer, Clifford (2000), The Death of Kings, London: Abson Books, ISBN 978-0-902920-99-6.
  • Cannon, John & Hargreaves, Anne (eds). Kings and Queens of Britain, Oxford University Press 2001, 2004, ISBN 0-19-860956-6. Richard I, by John Gillingham
  • J. Flori, Richard Coeur de Lion: le roi-chevalier, Parijs, 1999f. ISBN 978-2-228-89272-8.
  • J. Gillingham, Richard the Lionheart, New York, 1979. ISBN 0-8129-0802-3.
  • Gillingham, John (1989), Richard the Lionheart, Butler and Tanner Ltd.
  • Gillingham, John (1994), Richard Coeur De Lion: Kingship, Chivalry And War In The Twelfth Century, London.
  • J. Gillingham, Richard I, Londen, 1999 (= 2002). ISBN 0300094043
  • J. Gillingham, art. Richard I [called Richard Coeur de Lion, Richard the Lionheart], in Oxford Dictionary of National Biography (2004). https://doi.org/10.1093/ref:odnb/23498
  • H. Graetz, History of the Jews, III, Philadelphia, 1894.
  • J.H. Harvey, The Plantagenets, 1154-1485, Londen - New York, 1948. ISBN 0006329497
  • Leese, Thelma Anna (1996), Royal: Issue of the Kings and Queens of Medieval England, 1066–1399, Heritage Books Inc, ISBN 978-0-7884-0525-9.
  • K. Lewent, Old Provençal Miscellany, in Modern Language Review 38 (1943), pp. 106-116 (in het bijzonder pp. 113-114).
  • Longford, Elizabeth (1989), The Oxford Book of Royal Anecdotes, Oxford University Press, ISBN 0-19-214153-8.
  • Maalouf, Amin (1984), "L'impossible rencontre", in J'ai lu, Les Croisades vues par les Arabes (in French) (XI, part V), p. 318, ISBN 2-290-11916-4.
  • Madden, Thomas F. (2005), Crusades: The Illustrated History (annotated, illustrated ed.), University of Michigan Press, ISBN 0-472-03127-9.
  • Martin, Nicole (18 March 2008). "Richard I slept with French king 'but not gay'". The Daily Telegraph. p. 11. See also "Bed-heads of state". The Daily Telegraph. 18 March 2008. p. 25. Archived from the original on 5 June 2008..
  • T. McNeill, English Heritage Book of Castles, Londen, 1992. ISBN 0713470259
  • C. Oman, A History of the Art of War in the Middle Ages, II, Londen, 1924.
  • Packard, Sydney (1922), "King John and the Norman Church", The Harvard Theological Review, Cambridge University Press, 15 (1): 15–40, doi:10.1017/s0017816000001383
  • Prestwich, J.O. (2004) The Place of War in English History, 1066–1214. Boydell Press.
  • Purser, Toby (2004), Medieval England 1042–1228 (illustrated ed.), Heinemann, ISBN 0-435-32760-7
  • Ralph of Coggeshall, Chronicon Anglicanum.
  • Roger of Hoveden; Riley, Henry T. (translator) (1853), The annals of Roger de Hoveden: comprising The history of England and of other countries of Europe from A.D. 732 to A.D. 1201, 2, London: H.G. Bohn.
  • Roger of Hoveden, Gesta Regis Henrici II & Gesta Regis Ricardi Benedicti Abbatis, ed. William Stubbs, 2 vols, (London, 1867), available at Gallica.
  • Roger of Hoveden, Chronica Magistri Rogeri de Houedene, ed. William Stubbs, 4 vols, (London, 1868–71), available at Gallica.
  • Stafford, P., Nelson, J.L and Martindale, J. (2002) Law, Laity and Solidarities. Manchester University Press.
  • R. Turner, Richard Lionheart and English Episcopal Elections, in Albion 29 (1997), pp. 1–13. doi:10.2307/4051592.
  • R.V. Turner - R. Heiser, The Reign of Richard Lionheart: Ruler of The Angevin Empire, 1189-1199, Londen - New York, 2000 (= 2014).ISBN 0-582-25659-3.

Verder lezen[brontekst bewerken]

  • Ambroise, The History of the Holy War, trad. M. Ailes, Boydell Press, 2003.
  • Ralph of Diceto, Radulfi de Diceto Decani Lundoniensis Opera Historica, ed. William Stubbs, 2 vols (London, 1876).
  • D. Berg, Richard Löwenherz, Darmstadt, 2007.
  • P.W. Edbury, The Conquest of Jerusalem and the Third Crusade: Sources in Translation, Ashgate, 1996. [Bevat de brieven van Richard die handelen over de gebeurtenissen van de Derde Kruistocht (pp. 178–182).] ISBN 1-84014-676-1.
  • F. Gabrieli (ed. trad.), Arab Historians of the Crusades, English translation 1969, ISBN 0-520-05224-2.
  • J. Gillingham, Richard Cœur de Lion: Kingship, Chivalry and War in the Twelfth Century, , 1994. ISBN 1-85285-084-1.
  • J.L. Nelson (ed.), Richard Cœur de Lion in History and Myth, , 1992. ISBN 0-9513085-6-4.
  • H.J. Nicholson (ed.), The Chronicle of the Third Crusade: The Itinerarium Peregrinorum et Gesta Regis Ricardi, , 1997. ISBN 0-7546-0581-7.
  • S. Runciman, A History of the Crusades, 1951–54, II-III, Cambridge, 1953-1954.
  • W. Stubbs (ed.), Itinerarium Peregrinorum et Gesta Regis Ricardi, Londen, 1864. (Gallica). (PDF of anon. translation, Itinerary of Richard I and others to the Holy Land (Cambridge, Ontario, 2001)).
  • Medieval Sourcebook: Guillame de Tyr (William of Tyre): Historia rerum in partibus transmarinis gestarum (History of Deeds Done Beyond the Sea).
  • P.A. Williams, The Assassination of Conrad of Montferrat: Another Suspect?, in Traditio 26 (1970).
  • Reston, James Jr. "Warriors of God", 2001, ISBN 0-385-49562-5.

Externe links[brontekst bewerken]