Portaal:Prehistorie/Neolithicum

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het neolithicum[1] of de jonge steentijd is een prehistorische periode die wordt gekenmerkt door technische en sociale veranderingen. Deze kwamen voort uit de overgang van een jager-verzamelaar-samenleving (vaak binnen een nomadisch bestaan) naar een samenleving gebaseerd op landbouw en veeteelt, hetgeen meestal gepaard ging met sedentarisme (het vormen van nederzettingen). Men ging voorraden aanleggen voor slechte tijden.

Het neolithicum schijnt in 3 plaatsen op de wereld onafhankelijk van elkaar op ongeveer dezelfde tijd ontstaan te zijn en zich vervolgens van daaruit over heel de wereld verspreid te hebben. De aanvang van het neolithicum en de snelheid waarmee het zich ontwikkelde, verschilt van regio tot regio.

De voornaamste vernieuwingen waren: het gebruik van werktuigen van gepolijste steen, keramisch vaatwerk (gebakken potten), de ontdekking van de metaalbewerking (koper), het wiel en het schrift.

Drieperiodensysteem
Holo-
ceen
Historische Tijd
La Tène-periode   Proto-
historie
Hallstattperiode
IJzertijd
  Laat  
Midden
Vroeg
Bronstijd
Neolithicum Kopertijd  
Laat Pre-
historie
Keramisch
Prekeramisch
Mesoli-
thicum
of
Epipaleo-
lithicum
Laat
Midden
Vroeg
Pleisto-
ceen
Paleo-
lithicum
Laat
Midden
Vroeg
Steentijd

Ontstaan in 3 kernen en verspreiding van daaruit[brontekst bewerken]

Het neolithicum ontstond eerst op die plaatsen die daar het gunstigst voor waren wat betreft klimaat en voedselbronnen. In zeer koude, hete of droge gebieden bleef men langer als jager-verzamelaar leven. Het neolithicum schijnt op 3 plaatsen in de wereld onafhankelijk van elkaar op ongeveer dezelfde tijd ontstaan te zijn:

Vervolgens verspreidde het zich van daaruit over heel de wereld.

Aanvang en snelheid per regio[brontekst bewerken]

Zie Neolithische revolutie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De aanvang van het neolithicum en de snelheid waarmee het zich ontwikkelde, verschilt van regio tot regio. In sommige regio's, zijn deze belangrijke veranderingen relatief snel gegaan en sommige auteurs menen dan ook te kunnen spreken van een Neolithische revolutie. Tegenwoordig spreekt men in de geschiedwetenschap eerder van een neolithische evolutie[2]. Het is namelijk gebleken dat deze overgang in veel regio's langer duurde en geleidelijker verliep dan men aanvankelijk dacht.

  • In zuid-Anatolië en de vruchtbare sikkel begon het ca. 10.000 v. Chr., direct na het einde van de laatste ijstijd (het Weichselien). Het voltrok zich daar zeer geleidelijk. Men kan hier beter van een evolutie [3] spreken.
  • In het Middellandse Zee gebied kwam het neolithicum rond 6.500 v. Chr. aan.
  • In noordwest-Europa kwam het ca. 6.000 v. Chr. aan.
  • In Limburg rond 5.500 v. Chr. De Neolithische revolutie voltrok zich hier zeer snel (landbouw, veeteelt en pottenbakken arriveerden tegelijkertijd), omdat het geïmporteerd werd door immigratie van reeds neolithische volkeren dan wel door handelsbetrekkingen ermee [4].
  • Primitieve volkeren op eilanden als Borneo en Nieuw-Guinea bevonden zich tot in de 20e eeuw nog in de steentijd. Bij hun "ontdekking" zijn zij meteen het computertijdperk in gekatapulteerd.

Zie datering per regio
Zie Overzichtstabel Neolithicum

Vestiging in nederzettingen, landbouw en veeteelt[brontekst bewerken]

Volgens de huidige inzichten hebben de mensen in de vruchtbare sikkel en zuid-Anatolië zich al in het late Mesolithicum of (Natufien) gevestigd in nederzettingen. Het begon direct na het einde van het Weichselien (de laatste ijstijd). ca. 10.000 v. Chr. Het ontstaan en de ontwikkeling van de nederzettingen en de manier waarop huizen worden gebouwd, verlopen per regio anders. Daarom worden ze per regio beschreven. Wel werden de nederzettingen in het algemeen steeds groter en werden ze ook steeds meer beveiligd. Uiteindelijk evolueerden ze tot stadstaten.

De in deze nederzettingen wonende mensen verzamelden in eerste instantie wilde gewassen voor hun levensonderhoud. Ze begonnen de velden met deze wilde gewassen enigszins te beschermen tegen wilde dieren [5]. Later ging men steeds meer aandacht schenken aan deze velden.

Mogelijk is de landbouw in het vroege neolithicum begonnen naar aanleiding van een klimatologische verandering[6]. Het Jonge Dryas (ca. 10.500 - 9.500 v. Chr.) was een koudeperiode waardoor het klimaat in het Nabije Oosten veel droger werd. Door te wieden en van elders verkregen zaad te planten begonnen ze met het beoefenen van landbouw. Er zijn echter veel theorieën over het ontstaan van de landbouw.

Nog later begon men ook aan veeteelt te doen. Tot dan toe joeg men voornamelijk op wilde dieren om zo aan de behoefte aan vlees te voorzien. Toen de kuddes wilde dieren geleidelijk aan begonnen te verdwijnen, begon men ter compensatie aan veeteelt te doen met de domesticatie van schapen, geiten, runderen en varkens.

Uitvindingen[brontekst bewerken]

Gepolijste steen[brontekst bewerken]

Gepolijste stenen vuistbijl (Archeologisch Museum van Thessaloniki).

De stenen werktuigen in het mesolithicum werden gemaakt door met andere stenen stukken af te slaan van een stuk vuursteen. In het midden-neolithicum begon men werktuigen te maken van geslepen stenen.

Keramiek[brontekst bewerken]

Zie keramiek en pottenbakkerswiel voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

De ontwikkelingen in het neolithicum over de uitvinding van het pottenbakken en de uitvinding van het pottenbakkerswiel verlopen per regio anders. Daarom worden ze per regio beschreven. In het midden-Oosten duurde het erg lang na de aanvang van het neolithicum (ca. 9.000 v. Chr.) voordat het pottenbakken werd uitgevonden (ca. 6.200 v. Chr.). In Limburg vestigden zich (ca. 5.500 v. Chr.) bij de aanvang van het neolithicum boeren (Bandkeramische cultuur) die tegelijkertijd aan landbouw en aan veeteelt deden en ook al konden pottenbakken.

Koper[brontekst bewerken]

Zie kopertijd voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Men rekent de kopertijd tot het late neolithicum. Het koper zou rond 5.500 v. Chr. zijn uitgevonden (mogelijk in zuid-Anatolië). Aanvankelijk werd gedegen koper gebruikt voor werktuigen en wapens. Dit is zacht en dus gemakkelijk te bewerken. Maar de zachtheid is ook een nadeel in het gebruik. Later werd koper uit erts gesmolten. Bij het smelten kwamen verontreinigingen terecht in het koper. Vaak werd het hierdoor harder en dus beter geschikt als gereedschap of als wapen. Soms werd het daardoor echter bros en daarmee ongeschikt. De producten werden tot op grote afstanden geëxporteerd.[7]. Later ging men koper legeren met tin. Dit is het begin van het bronstijdperk. Brons is harder en slijtvaster dan koper.

Het wiel[brontekst bewerken]

Trechterbeker uit Bronocice: Een wagen met een soort weg
Karren (eenassig) met houten spaakwielen

Lang plaatste men de baanbrekende uitvinding van het wiel in Sumer rond 4.000 v. Chr. Tegenwoordig gelooft men dat het op verschillende plaatsen ongeveer tegelijkertijd werd uitgevonden. Daarvóor werden lasten getransporteerd met behulp van sleeën en travois. Voor het transport door middel van rollende boomstammen had men een goed voorbereide weg nodig. De achterste stammen werden telkens weggenomen en vooraan gelegd. Zonder dit laatste transportmiddel zouden de Egyptische piramiden en Stonehenge niet gebouwd zijn.

Het draaibaar bevestigde wiel maakte het transport veel gemakkelijker en kon ook al in het Neolithicum met stenen werktuigen gemaakt worden. Het schijnt al eerder uitgevonden te zijn, maar werd pas na een paar eeuwen als verkeerstechnisch middel toegepast. Mesopotamische en Egyptische pottenbakkers gelden als de eersten die het wiel als pottenbakkerswiel hebben toegepast bij het maken van aardewerk. De eerste vondsten van wagens of afbeeldingen daarvan komen van rond 3.500 v. Chr. uit uiteenlopende streken. Uit landen rond de Alpen, uit zuid-Polen (Bronocide), uit de Noord-Kaukasus (Majkopcultuur, tegenwoordig in Rusland), uit Mesopotamië en uit de Induscultuur (Harappa). Het is goed denkbaar dat er in de toekomst nog meer plaatsen worden gevonden waar het wiel is uitgevonden. En onder de oudste vondsten zijn ook al twee-assige wagens.

Vaak ging de invoering van het wiel gepaard met het aanleggen van wegen, maar soms ook niet: afhankelijk van het terrein waarover men reed.

Al in de steentijd begon men het gewicht van het massieve wiel te verminderen door er gleuven in te maken. Een uitvinding uit de bronstijd was de spaak die rond 2.000 v. Chr. in het midden-Oosten werd ingevoerd. Met dit stevige en lichte spaakwiel bouwde men strijdwagens. De eerste spaakwielen hadden bronzen spaken, later werden ze van hout gemaakt. Wel bleef het lager met brons beslagen[8].

Het schrift[brontekst bewerken]

Schrift is een communicatiemiddel en men kan er gesproken informatie mee bewaren. Het is een van tevoren afgeproken systeem, waarin tekens een vaste betekenis hebben. Deze tekens worden op een drager geschreven, waardoor ze weer (gebruik makend van dezelfde afspraken) gedecodeerd ofwel gelezen kunnen worden.

griechisches Boustrophedon

Vóor de ontwikkeling van het schrift had men slechts de mondelinge overlevering. Dit borg het gevaar in zich dat onderdelen van het verhaal werden weggelaten, toegevoegd of veranderd. Het ontstaan van het schrift wordt geplaatst in bijna alle bekende culturen in het laat-Neolithicum: Sumer, Egypte, Indusbeschaving, Rijk van het midden, Olmeken en tegenwoordig ook wel in zuid-Anatolië.

Traditiegetrouw noemt men Sumer als de plaats waar het schrift voor het eerst ca. 3.300 v. Chr. is gebruikt. De tot nu toe oudste vondsten van schrift werden gedaan in een laag met afval onder de Uruk-III-laag. Daardoor zijn ze in het vierde millennium v. Chr. te dateren. Het gaat om handelsteksten. Het toegepaste schrift laat echter geen conclusies toe omtrent de taal, dus we weten niet zeker of het Sumerisch is.

Slechts weinig onderzoekers geloven dat de symbolen van de Vinčacultuur uit het vijfde millennium v. Chr. een echt schrift zijn.

De Egyptische hiërogliefen worden soms gezien als een idee dat uit voor-Azië is geïmporteerd, maar door nieuwe vondsten van Günter Dreyer denkt men dat het toch een zelfstandige uitvinding is.

In China en Midden-Amerika (Maya's) werd het schrift eveneens zelfstandig ontwikkeld. Het oudste schrift dat in Midden-Amerika ontdekt werd, is een ca. 3.000 jaar oude steen waarin 62 symbolen gekerfd staan. Enige van deze symbolen stonden ook op vondsten van de Olmeken.[9] [10].

Opkomst van specialisatie, hiërarchisering, oorlog en staten[brontekst bewerken]

Aanvankelijk was er in het Mesolithicum en het vroege Neolithicum een heterarchie, iedereen deed alles zelf en had evenveel te vertellen. Hooguit was er een ad-hocleider bij de jacht. Als er al sprake was van bestuur, dan was dit bottom-up.

Met de omschakeling van jager-verzamelaars naar een gevestigd boerenbestaan, kwam een toenemende specialisatie (bijv. éen herder per dorp, éen pottenbakker enz.). Later kwam er enige industrialisatie voor gebruiks- en siervoorwerpen. De (seriematige) productie hiervan was ook gespecialiseerd. [11]

Ook ontstond er geleidelijk aan een hiërarchische organisatie van de gemeenschap.

  • Grotere groepen van verwanten vervingen de kleine families
  • Gezamenlijke organisaties beschermden en bestuurden nu de interesses van het individu.
  • Behalve werken voor het levensonderhoud en het huishouden, waren er nu taken voor de gemeenschap (die hierdoor sociaal en economisch sterker werd)[12]. Het (verplicht) uitvoeren van taken voor de gemeenschap zou gezien kunnen worden als het begin van een belastingstelsel.

Er ontstond een nieuwe identiteit voor de mensen. In onderlinge competitie ontstond een snelle toename van de kennis over het beheer van de omgeving. Men kon zich nu economisch aanpassen en omgaan met tekorten in de opbrengst van de omgeving, iets wat daarvoor onmogelijk was. Er kwamen voorraden en voorraadbeheer. Er was in toenemende mate industriële productie en technische vernieuwing. Er kwam geleidelijk aan handel, soms met verre gebieden.

Er kwam een zekere mate van welstand voor sommige mensen in sommige nederzettingen. Daarmee kwamen er echter toenemende conflicten tussen en binnen de nederzettingen. Geleidelijk aan werden de nederzettingen versterkt, er kwamen muren omheen. De nederzettingen werden steeds groter, de vorming van stadstaten begon en oorlog werd een middel om belangen te behartigen.

Door het aanleggen van voorraden en het verzamelen van kapitaal begon het verschijnsel "privé-eigendom" maar ook diefstal op te treden. Er kwamen mogelijk vormen van rechtspraak.

Ook ontstond door de aanleg van voorraden een sterke bevolkingsgroei. Toch werden mensen nu (in vergelijking met het paleolithicum) kleiner, daalde hun levensverwachting en hadden ze meer infecties. Dit wordt wel toegeschreven aan het feit, dat ze door in nederzettingen te wonen niet meer zo mobiel waren om bij een slechter wordend klimaat snel te verhuizen. Daardoor zouden zij nu juist eerder het slachtoffer zijn geworden van hongersnoden[13].

Voorouderverering, religie en kunst[brontekst bewerken]

Aangezien de kunst en de religie per regio verschillen, worden ze besproken bij de artikelen over de regio's.
Over het algemeen zou men kunnen stellen dat er in het vroege neolithicum mogelijk alleen sprake was van voorouderverering die later mogelijk in sommige regio's overging in de verering van een moedergodin. Later zouden er geleidelijk aan mannelijke goden bijgekomen zijn, terwijl er op het einde van het neolithicum ontwikkelingen waren in de richting van een pantheon met goden en mythologische verhalen die aan de hoven de ronde deden [14]. Voor het gewone volk bleef de voorouderverering belangrijk tot diep in de ijzertijd.

Meer klimaat[brontekst bewerken]

Rond 6.200 v.Chr. vond dan ook nog "de 8k2 gebeurtenis" plaats.[15]. Een door klimatologen zo genoemde ontwikkeling, waarbij de temperatuur over de hele wereld enkele graden daalde. Deze gebeurtenis markeerde in de Levant het einde van het pre-keramische tijdperk.

Ötzi[brontekst bewerken]

Een van de bekendste recente vondsten uit het neolithicum is Ötzi, een ijsmummie die ca. 3.300 v.Chr. leefde. Zijn lichaam werd in ontdooiend ijs op een berg tussen Italië en Oostenrijk aangetroffen. Hij had typische steentijdartefacten bij zich, zoals lederen kleren, pijl en boog en ook een koperen bijl.

Noten[brontekst bewerken]

  1. Een van de eersten om deze term te gebruiken was Sir John Lubbock (Pre-historic Times, Londen - Edinburgh, 1865, p. 60 (= 18692, p. 74.).), hoewel de term neolithic al eerder was geïntroduceerd (A. O'Connor, Finding Time for the Old Stone Age. A History of Palaeolithic Archaeology and Quaternary Geology in Britain, 1860-1960, Oxford, 2007, p. 102.).
  2. R.S. Mac Neish, The Origins of New World Civilization, in Scientific American 211 (1964), p. 37: « think more in terms of Neolithic "evolution" than "revolution". »
  3. R.S. Mac Neish, The Origins of New World Civilization, in Scientific American 211 (1964), p. 37: « think more in terms of Neolithic "evolution" than "revolution". »
  4. M. Lodewijckx, De Aanvang van het neolithicum (ca. 9.000 - 4.700 v.C.), in J. Capenberghs (ed.), Gisteren voorbij. Een archeologische kijk op de geschiedenis van de oudste tijden, Leuven - Apeldoorn, 1991, p. 84.
  5. Göbekli Tepe, Klaus Schmidt
  6. O. Bar-Yosef, The Natufian Culture in the Levant, Threshold to the Origins of Agriculture, in Evolutionary Anthropology 6 (1998), pp. 159-177.
  7. Op sommige neolithische vindplaatsen zijn grote hopen zwarte stenen gevonden: de slakken van de neolithische kopersmelterijen
  8. Verschillende Auteurs, art. Rad, de.Wikipedia.org (2003-2008). (vertaald naar Duitstalige Wikipedia, zie daar voor bronnen en referenties)
  9. SZ Wissen 12/2006, p. 14
  10. De tekens en symbolen zouden een eigen geschiedenis kunnen hebben. De tekeningen in de holen van Lascaux zijn 20.000 jaar oud. Ook daar werden al abstracte tekens gebruikt die misschien een magische en symbolische betekenis hadden. Dit soort afbeeldingen wordt al tienduizenden jaren gebruikt om boodschappen achter te laten. Maar men kan pas van schrift spreken als er een van te voren afgeproken systeem is, waarin tekens een vaste betekenis hebben.
    Reeds rond 9.500 v. Chr. (Göbekli Tepe) werden er stenen gemaakt met geometrische lijnen, waarvan onderzoekers met enige zekerheid zeggen, dat ze dienden voor het rekenen. Rekenen is waarschijnlijk de belangrijkste fundament voor de ontwikkeling van een echt schrift. De gevonden stenen kregen de latijnse naam calculi, waaruit het woord “calculeren” (rekenen) is ontstaan.
  11. Opgraving te Ba'ja, bevat vele referenties en foto's
  12. H.G. Gebel, The Neolithic of the Near East An essay on apolycentric process and other research problems, in A. Hausleiter - S. Kerner - B. Müller-Neuhof (edd.), Material Culture and Mental Spheres, Münster, 2002, pp. 313-324, Ibidem, Subsistenzformen, Siedlungsweisen und Prozesse des sozialen Wandels vom akeramischen bis zum keramischen Neolithikum, Teil II: Grundzüge sozialen Wandels im Neolithikum der südlichen Levante, diss. Universität Freiburg, 2002
  13. S. Wells, Die Wege der Menschheit. Eine Reise auf den Spuren der genetischen Evolution, Frankfurt/Main, 2003, p. 273.
  14. Georges Dumézilen:Trifunctional hypothesis, en:Origin of religion, en:Prehistoric religion (en:Paleolithic religion)
  15. P.M.M.G. Akkermans - R. Cappers - C. Cavallo - O. Nieuwenhuyse - B. Nilhamn - I.N. Otte, Investigating the Early Pottery Neolithic of Northern Syria: New Evidence from Tell Sabi Abyad, in AJA 110 (2006), pp. 123-156.

Referenties[brontekst bewerken]

  • J. Lubbock, Pre-historic Times, Londen - Edinburgh, 1865.
  • A. O'Connor, Finding Time for the Old Stone Age. A History of Palaeolithic Archaeology and Quaternary Geology in Britain, 1860-1960, Oxford, 2007.

Verder lezen[brontekst bewerken]

Zie de categorie Neolithic van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

[[Categorie:Archeologie]] [[Categorie:Prehistorie]] [[Categorie:Neolithicum| ]]