Fylloïde
Fylloïden (enkelvoud: fylloïde of fylloied) zijn de platte, bladachtige structuren bij thallofyten ("lagere planten"), waaronder de bruinwieren, roodwieren, levermossen en bladmossen. De stengels bij deze groepen worden aangeduid met de term cauloïde.
De term fylloïde is een beschrijvende term. Het duidt op de afwezigheid van homologie met 'echte' bladeren bij zaadplanten.
Net als de bladeren van vaatplanten dienen fylloïden als orgaan voor fotosynthese, ze onderscheiden zich echter door hun eenvoudigere structuur en het ontbreken van echte vaatbundels.
Algen
[bewerken | brontekst bewerken]Fylloïden komen vooral voor bij fors ontwikkelde algen, zoals roodwieren en veel bruinwieren. Hierin zijn de fylloïden grof en kunnen tot enkele meters groot worden.
-
Het roodwier Hymenocladia sanguinea
herbarium-exemplaar -
De bruinwieren Durvillaea poha en Durvillaea willana
Mossen
[bewerken | brontekst bewerken]Ongesteelde fylloïden komen voor in bladmossen en bij veel levermossen, waar de meestal delicate structuren meestal "bladeren" en "blaadjes" worden genoemd. Bij de bebladerde levermossen zijn de fylloïden slechts één cellaag dik en ontbreekt een bladnerf. Bij veel mossen zijn er in de één cellaag dikke bladeren een of twee bladnerven aanwezig van meerdere cellagen dik.
-
Gelobd blad van 1 cellaag dik van het levermos Ptilidium ciliare
-
Blad van een mos met een enkele middennerf Anomobryum concinnatum.
Vaatplanten
[bewerken | brontekst bewerken]Bladeren bij varens en varenachtigen |
---|
|
Bij vaatplanten komen structuren met een bladachtige vorm voor bij Lycopodiopsida (paardestaartachtigen) en bij Euphyllophyta (planten met echte bladeren).
De bladachtige structuren bij Lycopodiopsida noemt men microfyllen. Microfyllen hebben evolutionair een andere ontstaanswijze, doordat ze zijn ontstaan als uitgroeiingen van de stengelachtige assen. Microfyllen zijn zittend (ongesteeld) en hebben gewoonlijk een enkele bladnerf.
-
Grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum)
-
Selaginella apoda met bladdimorfie (anisofyllie)
Bij Euphyllophyta wordt bij varens gesproken van macrofyllen en bij zaadplanten van 'echte' bladeren.
-
Nestvaren (Asplenium nidus) met ongedeelde bladen
-
Dubbel geveerd varenblad bij Balantium antarcticum
-
Een hertshoornvaren (Platycerium coronarium)
met steriele bladeren en fertiele bladeren
- Peter Sitte, Hubert Ziegler, Friedrich Ehrendorfer, Andreas Bresinsky: Strasburger, leerboek van plantkunde. Gustav Fischer, Stuttgart, Jena, New York 1991, ISBN 3-437-20447-5 , blz. 233-234, blz. 600 en 647.