Moi (groet)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De groet moi(n) dient binnen de toeristenbranche als regionale merknaam. Embleem te Fehndorf, Haren (Ems), 2019
Moin-embleem te Norderhastedt, Kreis Nordfriesland, 2018
De groet moi(n) speelt tevens een rol in de jongerentaal in Noord-Nederland en Noord-Duitsland. Muurschildering in Groningen, 2020

Moi, ook moj, moin, mojn of moien, soms verdubbeld tot moin moin, is de alledaagse groet, die zich in de 20e eeuw vooral in Noordwest-Duitsland en Noordoost-Nederland heeft verbreid, en dan met name in de streken waar Nedersaksische dialecten worden of werden gesproken. In dialectwoordenboeken uit de 19e eeuw komt het woord hier nog niet voor. De eerste vermeldingen in Groningen dateren uit 1921 (môje) en 1931 (moi), in Drenthe uit 1930 (mojje) en in Oost-Friesland uit 1924 (moin). In Berlijn, Hamburg en Bremen was de groet moin al rond 1900 gangbaar. Waarschijnlijk betreft het een groet die zich vooral verbreid heeft via de jongerentaal en (aanvankelijk) door mannen onder elkaar. De betekenis is daarbij verschoven van "goedemorgen" naar "goedendag" en "tot ziens".

Het gaat - net als bij de Nederlandse tegenhangers hoi, hallo en doei - vooral om een informele groet die zich van de oudere en meer formele aanspreekvormen onderscheidt. In Oost-Groningen raakte het woord vroegtijdig ingeburgerd. Daarentegen gold het moi-zeggen - volgens de taalkundige Siemon Reker - elders in de provincie Groningen nog rond 1980 als familiair. Ook in Drenthe gold het lange tijd als ongepast deze groet tegenover ouderen te gebruiken.[1] In Duitsland dateren de oudste voorbeelden uit de 19e eeuw en zijn ze waarschijnlijk afkomstig uit de stadstaal en uit kringen van jonge officieren en studenten. Ook daar was het nog omstreeks 1980 ongebruikelijk om meerderen op deze manier te begroeten.[2][3] Dat is sindsdien snel veranderd.[4] In Duitsland wordt de groet tevens in het publieke domein gebruikt.

De groet wordt sinds de jaren zeventig in verschillende streken opgevat als uiting van regionale identiteit en verbonden met begrippen als gelijkwaardigheid, kameraadschap, nabuurschap en gemeenschapszin. Het is bij uitstek een democratische groet. De uitroep moin moin speelt daarnaast een belangrijke rol bij de toeristische marketing en in het merkmanagement. De groet wordt verder gebruikt in de stereotiepe beeldvorming over Noord-Nederlanders en Noord-Duitsers. In detectiveverhalen (de zogenaamde Ostfriesenkrimis) wordt de groet veelvuldig gebruikt om een couleur locale te creëren.

Het woord moi wordt in Nederland en in de Oost-Friese grensstreek uitgesproken als [mɔj]?. Des spelling moet niet verward worden met het Franse woord voor "mij". De Noord-Duitse variant moin wordt uitgesproken als [mɔːɪn]? of [mɔːɪŋ]?, Saterfries [mɔy̯n]?, het Deense mojn als [mʌjn]?. De Duitse vorm wordt soms verdubbeld tot moin moin ['mɔjn mɔːɪn]?, met de nadruk op de eerste lettergreep. Luxemburg heeft moien, Zwitserland de regionale vorm moin, Finland moi, Polen mòjn.

De herkomst van de groet moi(n) in omstreden. Het meest waarschijnlijk is een afleiding van "goedemorgen", waarvan verkorte vormen zich sinds het midden van de 19e eeuw in Noord-Duitsland, Noord-Nederland, Zuidwest-Denemarken, Luxemburg en delen van Zwitserland, Polen en Finland hebben verbreid. De stelling dat het woord moi(n) de (Nederlandse) wortel mooi ("aangenaam, goed") zou bevatten, geldt als onbewezen.

Vormen[bewerken | brontekst bewerken]

Moin moin uithangbord in Hamburg, 2015
Installatie met de moien-groet in het Justus-Lipsius gebouw te Brussel tijdens het EU-voorzitterschap van Luxemburg, 2005

De groet moi(n) wordt gewoonlijk met hetzelfde woord beantwoord, waardoor een zekere gelijkwaardigheid tussen de sprekers wordt gesuggereerd. Taalsociologen noemen dit een "gekopieerde" of "reciproke" begroetingsformule (een echo-groet), die gebaseerd is op een symmetrische relatie tussen de sprekers.[5] Ook toonhoogte en intonatie zijn belangrijk: wie een groet beantwoordt, doet dat gewoonlijk op een iets lagere toonhoogte. De groet wordt uitdrukkelijk uitgesproken; de spreker heft zijn hoofd en zoekt oogcontact met degene die hij aanspreekt. Dat kan als confronterend worden ervaren en is soms ook zo bedoeld: de toevallige passant wordt nadrukkelijk begroet en er wordt een passende reactie verwacht. De dubbele vorm moin moin is iets minder direct; de persoonlijke uitroep wordt hier genuanceerd, de spreker neemt als het ware een voorschot op het antwoord van de ander. Moin moin kan echter ook dienen als antwoord op een eerdere groet moin, met name om te bevestigen dat men deze groet wel degelijk heeft gehoord.[6] Het gaat in alle gevallen om een spel van aanspreken en antwoorden, waarbij de verhouding tussen beide sprekers (vertrouwelijk, gedistantieerd, competitief of juist hiërarchisch) ter discussie staat. Er is geen moi(n) dat hetzefde klinkt.

In Nederland is de groet moi vooral in Groningen en Drenthe gebruikelijk.[7] Hij is sinds het einde van de 20e eeuw ook in grote delen van Overijssel, met name in Twente (moi(n)), en in de Achterhoek populair.[8][9] Daarnaast wordt de groet in een deel van de Stellingwerven (moj)[10] en in oostelijk Brabant (moi(n))[11] gebruikt. In Oost-Groningen wordt de uitspraak soms uitgerekt tot moie! (moijeuh), dat - net als het Nederlandse goeie morgen! - tevens als uiting van verbazing of afschuw kan gelden. De korte vorm moi (1931) schijnt aanvankelijk typerend voor Noord-Groningen te zijn geweest.

In Noord-Duitsland klinkt de groet meestal als moin (aanvankelijk ook als meun of moign geschreven[12]), of wordt hij verdubbeld tot moin moin, hetzij als groet dan wel als antwoord. In Zuid-Jutland (Denemarken) gebruikt men de groet mojn, doorgaans één keer achter elkaar, aan de westkust voornamelijk als afscheidsgroet. Ten zuiden van de Deense grens dient moin alleen als begroeting.[13] De dubbele vorm is met name in Noord-Friesland wijd verbreid, deels onder invloed van het kusttoerisme. In andere streken, zoals Oost-Friesland en Dithmarschen, is het dubbele moin moin als dagelijkse groet minder gebruikelijk.[14] Vaak wordt hij als te familiair ervaren. In Oldenburg zou hij alleen 's middags worden gebruikt.[15]

Verwante groetvormen zijn bekend uit omliggende regio's. De neiging om de beleefdheidsformule "goedemorgen" af te korten bestond in de meeste Germaanse talen. De korte groet ontstond doorgaans in de informele sfeer en werd tot ver in de 20e eeuw geregeld als onbeschaafd, autoritair of ongeïnteresseerd ervaren. Ook werden er grappen over gemaakt; in het Duits wordt wel gesproken over Morgenmuffel ("ochtenlucht").[16] De korte groet morgen! wordt in Duitsland in 1823 voor het eerst (spottend) beschreven;[17] in Engeland als morning! in 1838.[18] De verkorte Nederlandse groetvorm morgen! is niet eerder gedocumenteerd dan de tweede helft van de 19e eeuw.[19] Hieruit zijn weer informele vormen môgge (1900), môje (1904), mòjje (1927) en morrie (1931) afgeleid, die tot de straattaal werden gerekend.[20] Het West-Fries heeft de groet môj (1984, uit morrie),[21] het Twents en het Stellingwerfs morn (naast moi), het Afrikaans môre,[22] Papiaments mòru.[23] De Friese variant is moarn (1847); het gebruik daarvan gold nog rond 1900 in veel situaties als ongepast.[24]

Ook de Scandinavische talen kennen de verkorte groet morgen!, morgens (1847), of kortweg mors (1900), verdubbeld tot mor'n mor'n (1912) of mors mors (1941).[25] In het Fins gebruikt men naast het Zweedse leenwoord morje(n)s (1887) tevens de korte vorm moi (1910) als begroeting, terwijl de dubbele vorm moi moi dient als afscheidsgroet.[26] Moi is hier waarschijnlijk een leenwoord uit het Nederduits. Dat is ook het geval bij het Kasjoebisch in Noordwest-Polen, waar de groet mòjn gebruikt wordt. In het Luxemburgs kan moien (moije, moin) op ieder tijdstip van de dag worden gebezigd.[27] Hetzelfde geldt voor het Zwitserduitse moin of moinz.[28]

Verbreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Nedersaksisch taalgebied tot 1945. De groet moi(n) was aanvankelijk vooral verbreid in de noordelijke en oostelijke delen van het gebied.

Het groetwoord moi(n) heeft zich vooral vanuit het Nederduits verbreid, in wisselwerking met andere talen. De groet wordt vermoedelijk sinds de laatste decennia van de 19e eeuw gebruikt in het gebied rond Hamburg en Bremen en in het Oostzeegebied, na 1900 ook in Groningen, Oost-Friesland, Sleeswijk-Holstein (met name in Noord-Friesland en de Duits-Deense grensstreek, minder in oostelijk Holstein).[29] In Zuid-Jutland gebruikt men de vorm mojn. Rond 1900 was de groet tevens verbreid in Berlijn en andere steden, vooral onder jonge mannen, verder in het Baltische gebied, Oost-Pruisen, Mecklenburg en Pommeren (moin, mojn of morn), Zwitserland (moin) en Luxemburg (moien), maar alleen in de laatste regio en in de Zwitserse kantons Graubünden en Bern is het woord gangbaar gebleven.

Recenter is de verbreiding in Drenthe, Twente, Emsland, oostelijk Nedersaksen en (kennelijk opnieuw) inMecklenburg, vooral bij jongere generaties.[30][31] In de Friestalige enclaves is moin evenens de gangbare groet geworden. De groet heeft een plek gekregen in de standaardtaal en wordt - vooral in Duitsland - veelvuldig gebruikt door sprekers die het dialect niet meer beheersen.

Als modewoord uit de jongerentaal heeft de kreet moin moin zich sinds de laatste decennia van de 20e eeuw over grote delen van Duitsland verbreid, onder andere via de cabaretier Otto Waalkes en de stripfiguur Werner, die steevast de groet moin gebruikt.[32] Binnen de Duitse Bundeswehr was de begroetingsvorm vanaf 1987 een tijdlang toegestaan, zij het uitsluitend voor Oost-Friezen.[33] In Sleeswijk-Holstein geldt moin ook als toost.[34] Onder jongeren - met name in Hamburg - wordt tevens de vorm moinsen gebruikt. In de stad Groningen geldt dit voor de uitroep moi eem! Typerend voor Groningen is verder de invloed op de groet hoi, die hiersinds de jaren zeventig - net als moi - ook als afscheidsgroet wordt gebruikt, hetgeen elders in Nederland minder gebruikelijk is.

De oudste vermelding stamt uit Berlijn, waar in 1828 wordt bericht dat officieren elkaar begroeten met moin! en moin moin! in de betekenis van "goedemorgen".[35] Het woord zal in de plaatselijke tongval als ['mɔʁjn̩]? zijn uitgesproken.[36] Ook de Bremense predikant Waldemar Sonntag noemt in 1889 de informele groet moi’n moi’n een voorrecht dat jonge officieren en studenten zich zouden hebben aangemeten.[37] Vermoedelijk heeft heeft het woord moin zich - met de nauw verwante vormen moign en morjn - vooral via militairen, studenten, rondreizende handwerkers, kooplui en zeevarenden verspreid.[38] In het stadsdialect van Berlijn kende men al rond 1840 de begroeting n'morjen! of morjen! [ⁿmɔɐ̯jɘn]? (afgeleid uit ju(te)n morjen).[39] In Hamburg werd in 1857 'n morgen gebruikt,[40] op Helgoland al in 1848 kortweg morgen! (beide vermoedelijk uitgesproken als ['mɔrʝɘn]?),[41] in Oldenburg 1867 morgn,[42] in Westfalen en aan de Nederrijn tevens de afscheidsgroet bis morgen.[43] Ook enkele Zuidwest-Duitse regimenten van het Pruisische leger hanteerden sinds 1867 de formele groet 'n morjen als verkorte vorm van guten Morgen.[44] In grote delen van Noord-Duitsland (waaronder Berlijn) diende (guten) Morgen tevens als afscheidsgroet, in tegenstelling tot Gutentag, dat vooral in het zuiden gangbaar was.[45]

Daarnaast kwamen verdubbelde (herhaalde) vormen voor, zoals als mo'in mo'in (Oost-Pruisen 1846),[46] 'moorjen ’moorjen (Berlijn 1850),[47] morrn morrn (Mecklenburg 1857),[48] morgn morgn (Oldenburg 1867),[42] moen moen (Oekraïne 1886),[49] moigen moigen (Sleeswijk 1895)[50] en het veel oudere guten morgen morgen (1786),[51] dat ook in de 19e eeuw populair bleef.[52] Deze verdubbelde groet is mogelijk ontleend aan het Franse bonjour bonjour,[53] maar hij bestond eveneens in andere talen en dialecten.[54] Het negeren van een dubbele groet werd als onvriendelijk ervaren, zoals blijkt uit een bekend toneelstuk van August Iffland uit 1804, waarin de antiheld Franz Moor wordt bekritiseerd:

Ernst: Nu dan, goeden morgen, goeden morgen mijn heer Moor! goeden morgen!
Moor: Babbelaar, tijdverspiller! Eens goeden morgen is genoeg.
Ernst: Nu ja – eens geknord is reeds te veel.[55]

Het ligt voor de hand dat de jongere formule moin moin door deze klassieke beleefdheidsvormen is beïnvloed.

In het dagelijkse spraakgebruik gold de korte groet 'n morgen nog in 1874 als onbeleefd, behalve als het ging om goede bekenden.[56] In Zürich duikt de begroeting moin omstreeks 1875 op, kennelijk als nabootsing van het Berlijnse n'morjen.[57] De groet moin als afkorting van guten Morgen wordt in Noord-Duitsland voor het eerst genoemd door een taalkundige uit Leszno (toen nog Pruisisch) in 1860.[58] In Oost-Pruisen en de Baltische steden was de groet moign, môjen of mo'en al in 1870 wijd verbreid, zowel bij het komen als het gaan.[43] De vormen moin, moign, mô'jn en moj'n worden in 1888 gedocumenteerd in het Ammerland bij Oldenburg,[59] 1892 in Glückstadt (aan de Elbe),[60] 1895 in Hamburg,[61] 1903 in Mecklenburg,[62] 1904 in Riga,[63] 1908 in Bremen,[64] 1909 op Helgoland[41] en omstreeks dezelfde tijd ook in Zuidoost-Jutland.[65] In Zuidwest-Duitsland was 'n mojen in 1912 algemeen bekend.[66] Zelfs uit Leipzig werd in 1906 bericht dat moin inmiddels de favoriete groet van mannen met eenzelfde sociale positie was.[67] Het is kennelijk het topje van een ijsberg. Woordenlijsten uit het begin van de 20e eeuw laten in het hele Duitse taalgebied vergelijkbare korte ochtendgroetformules zien, van morjn, morn, mórjә, moәn, en moin in oosten, mōrijen, morjen, morje en moije in het westen, tot morng, moagŋ en moiŋ in het zuiden.[68] De Duitse vorm mòje(n) raakte in Noord-Limburg en oostelijk Brabant in zwang.[69][11] Slechts enkele van deze vormen zijn gangbaar gebleven, zoals morje, moije en mojen in delen van Rijnland-Palts en moi(n) in Brabant. De groet ontbreekt in het (oudere) Plautdietsch van de doopsgezinden in Oost-Europa.

Volgens de Berlijnse taalkundige Richard Löwe hoorde de begroeting moin in 1891 al bij de straattaal ("Vulgärdeutsch") en was het de meest voorkomende variant van guten Morgen.[70] Moraalridders beklaagden zich over de vluchtigheid waarmee stadsbewoners elkaar met moin begroetten, maar anderen noemden de groet juist gemoedelijker.[71][36] Het lijkt erop dat vooral het Berlijnse stadsdialect veel invloed heeft gehad op de verbreiding van de groet. Hij komt onder andere voor in het literaire werk van Arno Holz, Gerhart Hauptmann en Kurt Tuscholsky.[72] Na 1900 werd de groet ook in het noorden bekender dankzij gerenommeerde auteurs als de Hamburger marineschrijver Gorch Fock (1880-1916), streekromanschrijver Otto Ernst (1862-1926) en anderen uit de regio rond Hamburg en Bremen. Het was geen standaardgroet en de spelling verschilde van persoon tot persoon.[73] De groet komt bovendien voor in boeken van schrijvers uit andere landsdelen. In Oost-Friesland dateren de eerste bekende vermeldingen uit 1924 (moin) en omstreeks 1930 (moien, moi'n).[74] De eerste vermelding uit Noord-Friesland is uit 1927 (mâin); hij betreft het Friese dialect van de Wiedingharde.[75] Op de Noord-Friese eilanden had gut moin vermoedelijk al eerder de oudere groetformulies verdrongen.[76] De bronnen laten in het midden of ook vrouwen met moin werden aangesproken en of zij deze groet zelf gebruikten.

Over de verdere verbreiding van de groet is weinig bekend. Mogelijk is hij in Nederland beland via seizoensarbeiders bij Duitse bouwprojecten.[77] De eerste die het woord in een publicatie gebruikte, was de Winschoter sportjournalist Max Adriani Engels (1901-1976). In april 1921 beschrijft hij een gesprek met een scout van de Nijmeegse voetbalclub N.E.C., die in Oost-Groningen naar voetbaltalent zoekt:

― "Avond", zei ie.
― ”Môje” antwoordde 'k’m, zooals ’n onvervalscht Noordeling betaamt.[78]

Tegelijkertijd werd de korte groet vaak als ongepast ervaren. "Tegen meester mag je geen mojje zeggen", heet het nog in 1948 uit de Groninger Veenkoloniën.[79] In het meer behoudende Noord-Groningen en in kerkelijke kring zette de groet zich vermoedelijk pas in de jaren vijftig en zestig door.[80] In de Gronings-Drentse Veenkoloniën en de stad Groningen gebruikte men aanvankelijk de vormen mojje of môje (1922)[81], in Noord-Groningen moi (1931)[82]. De eerste auteur die het woord mojje in Drenthe gebruikte, was de romanschrijver Anne de Vries in 1930.[83]

In Nazi-Duitsland werden regionale groetformules na 1933 verdrongen door de verplichte Hitlergroet.[84][85] De groeiende populariteit van de groet moin (moin) na de Tweede Wereldoorlog staat daarmee in scherp contrast. De huidige populariteit in Hamburg zou uit het einde van de jaren zeventig dateren.[86]

Beslissend was vooral de verschuiving in betekenis van "goedemorgen" naar "goedendag" of zelfs "tot ziens".[87] Die moet zich in Groningen, Oost- en Noord-Friesland, daarnaast in Oldenburg, Zuid-Jutland en de Baltische steden al vroegtijdig voltrokken hebben. In studentenkringen was dit "goedemorgen" wensen eerder spottend bedoeld.[88] Deze verschuiving ging vooral ten koste van het formelere "goedendag", dat zich minder goed liet afkorten. In andere regio's - zoals rond Hamburg en Bremen - zette het gebruik van het beschaafde guten Tag zich mogelijk juist verder door, met name toen tijdens de Eerste Wereldoorlog de deftige Franse afscheidsgroet adieu (atschüs) voor ongewenst werd verklaard. Ook morrn morrn bleef hier gangbaar.[89] Moin (moin) verbreidde zich hier als dagelijkse groet (dus niet alleen in de ochtend) pas in de jaren zeventig of later, nadat het informele tschüs ("tot ziens") al eerder een comeback had gemaakt.

Sinds de jaren tachtig wordt de groet moin - in tegenstelling tot de oudere vorm morgen! - in Duitsland ook in het publieke domein gebruikt, zowel in de media als in maatschappelijke organisaties en de politiek.[90] Dat gebeurde onder andere door vooraanstaande SPD-politici als Helmut Schmidt, Björn Engholm, Gerhard Schröder en Olaf Scholz. Deze status wordt gedeeld met het Zuid-Duitse Grüß Gott. In Nederland bleef het publieke gebruik beperkt tot het regionale vlak.

Het Deense of Sønderjyske mojn (ook møjn) is volgens de gangbare opvatting ontleend aan het Nederduits, dat tevens in Noord-Friesland de omgangstaal is. Het zou rond 1910 vanuit Berlijn naar het noorden zijn gekomen, eerst naar Tønder, later ook naar andere plaatsen in de grensstreek. In Zuid-Jutland gold het nog in de jaren dertig als een modewoord onder de jeugd, maar het werd door critici als ongewenst ervaren omdat het een Duits leenwoord was (mojn er forbojn, "mojn is verboden"). De begroeting werd na 1970 juist als uiting van regionale identiteit gezien, die Duits- en Deenstaligen verbond. Dit werd door de stad Sønderborg middels een reclamecampagne ondersteund.[91] Marketingcampagnes die zich van de kreet moin (moin) bedienden zijn tevens bekend uit Oost-Friesland (vanaf 1979) en Oldenburg (1981).[92] Uit onderzoek in 2001 bleek dat moj in Denemarken terrein verliest aan het Deense hej, en dat vooral bij vrouwen. Op Helgoland geeft men na de Tweede Wereldoorlog de voorkeur aan het neutrale hallo, gecombineerd met meer formele aanspreekvormen.[93]

Herkomst en betekenis[bewerken | brontekst bewerken]

De groet moi(n) wordt vaak opgevat als teken van gastvrijheid. Spandoek op het ministerie van milieu van de deelstaat Nedersaksen te Hannover, 2015

De herkomst van het woord moi(n) is omstreden. Het is volgens de meeste taalkundigen een verkorting van morgen in begroeting goedemorgen of guten Morgen.[94][15][95][96][8] Deze elliptische vorm zou vervolgens verdubbeld zijn tot moin moin. De romanist Hugo Schuchart bracht deze stelling voor het eerst naar voren in 1885. Hij veronderstelde een tussenvorm *g'moin.[97] Zijn Zwitserse collega Louis Gauchat noemde in 1893 de ontwikkeling van guten Morgen naar mojn "een lange weg, die zich in een korte periode heeft voltrokken".[98]

De germanist Karl Prause documenteerde in 1930 een groot aantal regionale varianten. Naast de ontwikkeling van (gut) morjən > mǭrjənmoin, die kennelijk typerend was voor Noord-Duitsland, zag hij elders een andere reeks, namelijk gūtn morgŋ > 'n mórgŋ > mogŋ (ŋ staat voor een nasale n-klank).[68][99] Ook de Groningse dialectschrijver Kornelis ter Laan stelde in 1952 dat de groet mòi(den) (vermoedelijk bedoelde hij moi'n[100]) een variant was van het Nederlandse "goeiemorgen". In zijn beleving (hij woonde lange tijd in Zaandam) was mòi dus een Hollands modewoord.[101] De betekenis "goede morgen" strookt met meldingen uit delen van Drenthe, waar de groet moi nog in 1985 vooral 's ochtends voorkwam.[102]

De oorspronkelijke vorm is volgens deze opvatting gou'n mörgen (Groningen), goe mörgen (Drenthe), good(en) mörgen (Oost-Friesland), go'n morgen, gun moign, gumorgen of go'morn (Nederduits), gooden meen (Wangerooge), gur miaren (Sylt), gudmaaren (Föhr) of gomårn (Sønderjysk). Deze beleefdheidsvorm is weer afgeleid van (protestantse) zegenwensen als Ick wensch u goeden morgen (1627)[103], God geve u goeden dach (1544)[104] en het oudere Gude morgen geve ju Got (1498).[105] De oudste vormen verwijzen op hun beurt naar het katholieke ochtendgebed (ave matutinum).[106] Deze formule is sinds de 13e eeuw ook uit Hoogduits bekend[107] en sinds de 14e eeuw in het Engels.[108]

Het groetwoord moi(n) wordt sinds de 20e eeuw op elk tijdstip van de dag gebruikt, meestal zowel bij het komen als bij het gaan. Dat zou te maken kunnen hebben met de onherkenbaarheid van de oorspronkelijke vorm: als een woord verbasterd wordt, herkent de taalgebruiker het woord niet meer, en is hij eerder geneigd er een ruimere betekenis aan toe te kennen. Alleen de bedoeling om te groeten blijft bewaard in de vorm van een uitroep.[109] Opvallend genoeg heeft deze ontwikkeling zich het eerst in de grensgebieden voltrokken, waar de oorspronkelijke vorm "(goede)morgen" onder invloed van verwante talen (Nederland, Fries, Deens) mogelijk sneller is afgesleten.[110]

De groeiende populariteit van de korte groet moi(n) maakt deel uit van een informaliserings- en democratiseringsproces dat weer samenhangt met groeiende sociale mobiliteit en het afbrokkelen van traditionele vormen van hiërarchie sinds de 19e eeuw.[111] Hij past in de ontwikkeling van de aanspreek- en beleefdheidsvormen van afstandelijke formuleringen (doorgaans in de derde persoon) via formele zegenwensen naar meer informele groetformules. Die ontwikkeling heeft zich het eerst voltrokken bij de stedelijke burgerij. Op het Noord-Duitse platteland waren indirecte aanspraakvormen (in de derde persoon) nog in de 19e eeuw gebruikelijk. Minderen dienden bovendien te wachten tot ze door hun meerdere werden gegroet of alleen stilzwijgend een groet uit te brengen.[112] In regio's war de sociale verhoudingen minder star waren, werd van de meerderen verwacht dat ze een belangstellend gesprek aangingen in plaats van in het voorbijgaan te groeten. Het gebruik van de groet moin - in plaats van guten Morgen - is vergelijkbaar met de verbreiding van het tutoyeren en duzen, met name na 1970. Beide tendenzen ontstonden het eerst onder collega's, bekenden en verwanten en gingen vaak samen.[113]

De informele groet moin was minder afhankelijk van de sociale hiërarchie; hij stelde grotere groepen in staat deel te nemen aan het sociale verkeer zonder het verwijt te krijgen dat men voor zijn beurt praatte of zich onttrok van de conversatie. De Zwitserse taalkundige Angelika Linke spreekt daarom over een nieuw soort vrijblijvendheid.[95] De korte groet doorbrak het patroon van sociale verplichtingen, dat eerder door het uitspreken van goede wensen en het daarvoor bedanken in stand werd gehouden. Beslissend was kennelijk het verdwijnen van het accusatief -n, dat de herinnering aan de oudere formule (gute)n Morgen in stand hield.[114] De meegedeelde wens veranderde hierdoor in een simpele uitroep (een tussenwerpsel). Het standsonderscheid en de daarbij horende beleefdheidsvormen bleven echter in intonatie, toonhoogte, mimiek en lichaamstaal nog lang merkbaar.[115]

Het gebruik van de korte groet kon echter ook dienen als kritiek op knellende beleefdheidsvormen en sociale ongelijkheid. De succesvolle verbreiding van de informele vormen moi(n) en moin moin (en niet morgen!, hoi of hallo) laat zien dat er een nieuwe groepsnorm ontstond, die zich kenmerkte door meer gelijkwaardigheid en gemeenschapszin. De groet kon gezien worden als een uitnodiging, het antwoord als instemming met de voorwaarden van communicatie. Bekend is het verwijt Ku'j gien moi zeggen? (Drenthe), wanneer iemand niet groette of vergat te groeten.[116] In veel streken werd sinds de tweede helft 20e eeuw een verschil ervaren tussen de inheemse bevolking en nieuwkomers die geen moi(n) zeiden. Het uitspreken van de (juiste) groet gold als bevestiging dat men deel wilde uitmaken van de lokale gemeenschap.

Ze maakten een schifting tussen alle nieuwe dorpsbewoners, en er waren precies twee soorten: Seggt moin en Seggt keen moin. Groeten was de lakmoesproef. Wie zonder te groeten door het dorp wandelde, niet zijn hand opstak als hij langsfietste, in het buitengebied zwijgend achter zijn hond aansjokte, die maakte in Brinkebüll een melaatse van zichzelf, die kon meteen een leprozenmantel omslaan.[117]

Verkorte groetformules als het Nederlandse morgen samen (1873),[118], Gronings goun mörgen soam (1882) en dagsoam (1887),[119] Fries moarn jimme (1854) en goe' moarn allegearre (1871)[120] waren kennelijk - net als het verdubbelde moin moin of morrn morrn - overgangsvormen die teruggrepen op oudere beleefdheidsvormen die door de sprekers als veilig werden ervaren.[121] Tegelijkertijd creëerden ze echter een nieuwe gemeenzaamheid. Datzelfde geldt voor de vele klankvarianten en intonatievormen van moi(n), die - zoals de taalkundige Jürgen Byl stelt - vooral tot doel hebben de "militaristisch korte klank door het leggen van klemtonen muzikaal te verlengen en te verzachten".[122]

Alternatieve verklaringen[bewerken | brontekst bewerken]

Een alternatieve verklaring die sinds de jaren tachtig vooral in Duitsland populair is, gaat uit van het dialectwoord mōi of mooi (= "mooi, aangenaam, goed").[123] De groet moin moin zou zijn afgeleid van de (hypothetische) begroetingsformules moien dag, moien mor(g)en en moien abend. De uitgang -n is dan het restant van een accusatief, dat verwijst naar de uitgesproken wens. Deze verklaring is tevens te lezen in enkele naslagwerken, waaronder het Niedersächsische Wörterbuch (sinds 2011)[124] en de Duden (sinds 2004), die bovendien suggereert dat het woord aan het Oost-Friese dialect zou zijn ontleend. Deze stelling werd in 1980 voor het eerst geformuleerd door Gertrud Nordnann in een publicatie over de taal van het Deens-Duitse grensgebied.[125] In Nederland heeft taalkundige Siemon Reker deze verklaring voorgesteld.[100] Ook voor Luxemburg wordt dit wel aangenomen.[126]

Het woord mōi ("mooi") is een leenwoord uit het Nederlands en komt sinds de 16e en 17e eeuw eeuw vooral in Noordwest-Duitsland, rond de Weichselmonding en in Scandinavië voor, onder andere in de zeemanstaal.[127][128] Het wordt vrijwel nooit in een groetformule gebruikt. Het woord gaat terug op het Middelnederlandse mooy of *mōi, dat uitsluitend in de Zuidelijke Nederlanden en Zeeland gedocumenteerd is.[129] De alternatieve verklaring veronderstelt soms dat dit woord een tegenhanger moet hebben gehad in de vorm van een (hypothetisch) Middelnederduits *mōi(e) en een Oudfries *mōi.[130] Dit zou de verbreiding van het groetwoord in Noord-Duitsland kunnen verklaren. Waarschijnlijker is echter dat het woord mooi zich pas na 1500 via migratie en scheepvaart heeft verbreid.[131]

De critici stellen dat het dialectwoord mōi/mooi maar in een deel van het gebied voorkomt en daar pas relatief laat is geïntroduceerd.[132] Ook is het minder waarschijnlijk dat alleen het bijvoeglijke naamwoord van de groet is overgebeven (vergelijk echter de korte groet goeie, goode of gude). Taalkundig kan de verkorte vorm moi(n) niet eenvoudig worden herleid op de tweeklank mōj-. Theoretisch is het echter wel mogelijk dat het woord mooi [moːj]? vroeger anders is uitgesproken, waardoor het accusatief mo(o)ien een eerdere klankstelling [mɔjən]? kan hebben bewaard.[133] Ten slotte strookt de alternatieve verklaring niet met de historische verbreidingsgegevens van de groet moin.

Deze verklaring zou daarom zijn gebaseerd op een volksetymologie.[134] Deze verklarig werd vooral via reclamecampagnes verbreid.[94] Daarbij wordt aangeknoopt bij gedachten over een gemeenschappelijke afstamming of een gedeelte maritieme cultuur, die terug zou gaan op de Hanzetijd. In sommige toeristische gidsen werd de geschiedenis van het woord volledig in deze zin herschreven.[135] Zo wordt beweerd dat de groet ontleend zou zijn aan de (fictieve) zeemanswens mojen wind.[136] Dit onder verwijzing naar een 19e-eeuws rommelpotliedje.[137] Het genootschap voor Sleeswijk-Holsteinse geschiedenis noemt dergelijke verklaringen "een recent bedenksel van tv-presentatoren" en een tegenhanger van het Amerikaanse Have a nice day.[138] De marketing-deskundigen wilden de toeristen "een rad voor ogen draaien dat het er in Oost-Friesland bijzonder vrolijk toegaat", spotte de taalkundige Jürgen Byl in al 1989. En kennelijk met succes, stelde hij vast: de toeristen namen de moin-groet met graagte over.

Een weinig aannemelijke verklaring is dat moi van het Franse moi´n zou komen en in de Franse tijd werd gebruikt om soldaten te bespotten.[bron?] Dit idee berust op de oppervlakkige overeenkomst tussen beide woorden en is eveneens een volksetymologie.

Allerlei[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Moin Moin Wochenzeitung verscheen van 1977 tot 2023 in de regio Flensburg met afzonderlijke edities voor Angeln, Schleswig en Südtondern
    De gemeente Oldambt kondigde zijn oprichting in 2010 aan met een boek dat onder alle inwoners werd verspreid onder de titel Moi!
  • Moin, Moin Heimatblatt is de naam van een huis-aan-huisblad in de regio's Emden en Aurich (sinds 1981)
  • Moin Moin heet de ochtendshow van radiozender Radio FFN in Nedersaksen
  • Moin heet de ochtendshow van radiozender Energy Bremen
  • Moin.de is een online portaal van de Funke Mediengruppe in Hamburg (sinds 2020)
  • MOIN Filmförderung Hamburg Schleswig-Holstein is een stimuleringsfonds voor filmproducties in de deelstaten Hamburg en Sleeswijk-Holstein
  • Moin! Hamburg is een reclameleus van het boulevardblad Hamburger Morgenpost, eerder ook een rubriek in deze krant (sinds 1987)
  • MoinMoin Wochenzeitung was de naam van een huis-aan-huisblad in de regio Flensburg, dat verscheen van 1977 tot 2023 met een oplage van 160.000, waarvan een deel verscheen onder de naam Nordfriesland Palette[139]
  • Radio Mojn was een commercieel radiostation te Aabenraa (Denemarken), dat uitzond van 1989 tot 2014
  • Project Moien was een overheidsprogramma in Luxemburg, dat van 1998 tot 2003 de bedoeling had de belangstelling voor het gebruik van het Lëtzebuergesch te bevorderen
  • Mòjn Pòmòrskô was in 2015 een regionale ontmoetingsdag voor de regio's Kasjoebië en Pommeren (Polen)
  • Moin moin ist schon gesabbel! ("Moin moin is gebrabbel") – een leuze die in Noord-Duitsland gebruikt wordt tegenover toeristen die te pas en onpas deze (dubbele) groet zouden gebruiken

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Randi Brodersen, 'Hvad kunne der stå om "mojn" i Jysk Ordbog?', in: Inger Schoonderbeek Hansen, Kirsten Lyshøj en Viggo Sørensen (red.), Fraseologi – genveje og omveje. Festskrift til Torben Arboe, Aarhus 2018, p. 33-40
  • Jürgen Byl, 'Moin! Die lange Erklärung eines kurzen Grußes', in: Ostfriesland – Zeitschrift für Kultur, Wirtschaft und Verkehr (1982), nr. 2, p. 32-37, 48.
  • Jürgen Byl, 'Nochmals: "Moin-moin!". Der Ostfriesengruß greift weiter um sich', in: Ostfriesland – Zeitschrift für Kultur, Wirtschaft und Verkehr (1989), nr. 1, p. 10-19
  • Abel Darwinkel, 'Kuj gien moi zeggen? Drentse begroetingen', in: V. De Tier, J. Swanenberg en T. van de Wijngaard (red.), Moi, adieë en salut. Groeten in Nederland en Vlaanderen, Groesbeek 2009, p. 83-101
  • Jarich Hoekstra. ‘Grüße aus Nordfriesland. Zur Begrüßung und Verabschiedung im Nordfriesischen’, in: Nordfriesisches Jahrbuch 39 (2003), p. 39-53
  • Peter Jørgensen, ‘En sønderjysk hilsen’, in: Poul Andersen (red.), Studier i Dansk Dialektologi og Sproghistorie, Kopenhagen 1971, p. 151-156
  • Adrian Leemann e.a., Grüezi, Moin, Servus! Wie wir wo sprechen, Reinbek bei Hamburg 2018
  • Karen Margrethe Pedersen, 'Mojn eller moin', in: Mette Kunøe en Erik Vive Larsen (red.), 5. Møde om udforskningen af Danske sprog. Aarhus Universitet 13.-14. oktober 1994, Aarhus 1995, p. 229-238
  • Karen Margrethe Pedersen, 'Mojn - moin', in: Mål & Mæle 20 (1997), nr. 2. p. 5-12
  • Karen Margrethe Pedersen, 'Sprogbrug og sprogsyn hos flertal og mindretal i den dansk-tyske grænseregion', in: Henrik Lorentzen en Lars Trap-Jensen (red.), Nordiske Studier i Leksikografi, dl.8: Rapport fra Konference om Leksikografi i Norden Sønderborg 24.-28. maj 2005, Kopenhagen 2006, p. 323-347
  • Karl Prause, Deutsche Grußformeln in neuhochdeutscher Zeit, Breslau 1930
  • Siemon Reker, 'Groet'n oet Grunnen', in: V. De Tier, J. Swanenberg en T. van de Wijngaard (red.), Moi, adieë en salut. Groeten in Nederland en Vlaanderen, Groesbeek 2009, p. 65-81
  • Siemon Reker, Kennismaking met het Gronings. Een introductie op het eigentijdse dialect van Stad en Provincie, Assen 2004
Zie de categorie Moin van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.