Struweel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door RomaineBot (overleg | bijdragen) op 9 sep 2019 om 04:57. (|{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Opgaand struweel in moerassig gebied
Struweel in duingebied

Een struweel (Oudfr. struvel) is een vegetatie van struiken van 1 tot 5 meter hoog. Als mantel is het struweel vooral aan de rand van een bos, op open plekken en in houtsingels dikwijls goed ontwikkeld. Als onderdeel van een bos wordt het de struiklaag genoemd. Onder bomen is het struweel dikwijls ijler.

Natuur en natuurbeheer

Struweel komt van nature voor aan bosranden en in gebieden waar de bomen door klimaatomstandigheden net niet meer kunnen groeien, zoals langs de kust in duingebieden met veel wind en boven de boomgrens.

De aanwezigheid en instandhouding van struwelen is belangrijk omdat het de leefomgeving vormt voor veel planten, vogels, vlinders en andere insecten, amfibieën en kleine zoogdieren. Struwelen bieden beschutting, nestgelegenheid en voedsel. In een natuurlijke wildernis met grote grazers, zoals runderen, paarden, herten, wisenten en elanden, bestaat een bos uit een boomgroep omgeven door bosranden van struweel.

Het struweel, vaak bestaande uit stekelige struiken als sleedoorn, braam, meidoorn en hondsroos, is in eerste instantie boomloos. Doordat de grazers er niet binnendringen bestaat voor bomen de mogelijkheid tot ontwikkeling te komen.

Cultuurlandschap

Een struweelheg is een halfnatuurlijk lijnvormig landschapselement dat dienstdoet als perceelscheiding en/of beschutting tegen de elementen. Een dergelijke heg bestaat meestal uit meerdere struiksoorten, zoals meidoorn, braam en sleedoorn. Ze kan enkele meters hoog worden. Vroeger werd struweel ook aangelegd op landweren, waarbij de voorkeur uitging naar de stekeliger gewassen.

Soorten

De volgende natuurtypen worden onderscheiden onder struwelen en mantels: