Gebruiker:S.Kroeze/Heksen en hekserij

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Vraagteken
Er wordt getwijfeld aan de juistheid van een of meer onderdelen van dit artikel, of het is onvoldoende verifieerbaar gemaakt.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: talloze dubieuze/speculatieve beweringen; geen heldere afbakening van begrip; geen evenwichtig beeld van huidige opvattingen; sprookjes/volksverhalen als bron; hypothesen gepresenteed als feitelijkheid; literatuur is aantoonbaar niet gebruikt; onnodig veel aandacht voor triviale informatie
Vraagteken
John Gilbert: The ride through the murky air, illustratie bij een roman van W.H. Ainsworth, 1849.

Een heks is volgens het volksgeloof iemand, vaak een vrouw, die in contact treedt met boze machten, waardoor de heks mensen en dieren kan betoveren. Een heks brengt schade toe aan mensen en dieren, en aan het gewas. Soms worden aan een heks ook positieve, bijvoorbeeld geneeskundige, krachten toegeschreven. In de regel ligt in het volksgeloof sterk de nadruk op het kwaadaardig handelen van de heks. Onheil dat men niet kan verklaren wordt aan hekserij toegeschreven.
Hekserij is het gebruik van magie en/of tovenarij, met een - bijna altijd - boosaardige bedoeling. Er is dus sprake van het aanwenden van bovennatuurlijke krachten. Binnen het christendom werd mettertijd hekserij meer en meer in verband gebracht met aanbidding van de duivel.[1]

Vrijwel alle culturen en religies kennen een begrip 'heks'. De omschrijving ervan loopt echter nogal uiteen; ook onder historici en antropologen bestaat geen algemeen aanvaarde definitie. Daarom is de vraag of heksen bestaan niet te beantwoorden. Het antwoord is immers afhankelijk van de gekozen definitie.

Begripsbepaling[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel er geen algemeen aanvaarde definitie bestaat, is het wel mogelijk om in navolging van de literatuur drie 'soorten' heksen te onderscheiden. Dit zijn:

Dit artikel wil in de eerste plaats aandacht besteden aan de heks als cultureel-antropologisch fenomeen. Behringer (2004) vat het begrip 'hekserij' zoals dat door antropologen en historici gebruikt wordt als volgt samen: "De hypothese die ten grondslag ligt aan de hekserij, is dat de oorsprong van tegenspoed sociaal is. In een traditionele maatschappij wordt hekserij veelal gelijkgesteld aan het kwade, dat wordt gekenmerkt door de omkering van de morele kernwaarden. Zij is de asociale misdaad bij uitstek, belichaamt in optima forma de verdorvenheid en kwaadaardigheid van de mens, of het 'wezen van de immoraliteit'."[2]

In het begrip 'heks' komen allerlei tradities samen. Zowel onder de elite als onder het volk bestaat er in veel culturen angst voor kwaadaardige magie. Maar de opvattingen van de geleerden en priesters hoeven geen verband te houden met die van de boeren. Ook de 'geleerde' opvattingen inzake hekserij blijken bij nadere bestudering dikwijls divers en inconsistent. Dat verklaart tot op zekere hoogte het naast elkaar bestaan van verschillende definities van het begrip.

Het hedendaagse beeld van heksen en hekserij is in hoge mate het product van de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd. De 'vroegmoderne heks' was een verbond aangegaan met duivelse machten. De heksen gingen vliegend naar nachtelijke bijeenkomsten, de heksensabbat. Tijdens deze 'sabbat' eerden zij hun meester, bespotten zij religieuze ceremonieën en gingen zich aan allerlei perverse vormen van geslachtsverkeer te buiten. Ook vertelde iedere heks welke boze daden hij of zij verricht had. Alvorens naar huis terug te keren ontvingen de heksen poeders om nieuwe misdaden te begaan.

In de westerse cultuur zijn twee beelden van een heks dominant gebleven: enerzijds dat van de lelijke, oude toverkol, anderzijds dat van de mooie, jonge en verleidelijke heks. Onder kunstenaars bleef de naakte of schaarsgeklede jonge heks een populair thema.

Geloof in magie en hekserij[bewerken | brontekst bewerken]

Albrecht Dürer, De vier heksen (1497).

Geloof in magie is een bijna universeel verschijnsel. Dat in de westerse beschaving een rationalistisch wereldbeeld ontstond en op termijn andere visies verdrong, is een unieke ontwikkeling in de menselijke geschiedenis. Te vaak wordt deze ontwikkeling als onvermijdelijk voorgesteld.

In primitieve samenlevingen voelde de mens zich slechts veilig in zijn eigen woonplaats, te midden van verwanten en bekenden. De rondom liggende, onontgonnen natuur, werd als vijandig beschouwd, vol van gevaren. Aan de andere kant verschafte de natuur de mens voedsel en geneeskrachtige planten en kruiden.
Men geloofde algemeen dat de natuur bevolkt werd door duistere en lichte wezens; levenloze dingen en dieren hadden een ziel en konden door geesten bewoond worden. Het geloof in geesten, demonen, spookdieren en tovenaars komt, vaak met grote overeenkomsten, over de hele wereld voor. Vroeger werden deze overeenkomsten toegeschreven aan onderlinge beïnvloeding. Tegenwoordig neemt men aan dat dit universele geloof voortvloeit uit een diepgewortelde angst van de mens voor het duister en de ongetemde natuur.

Geloof in hekserij biedt een verklaring voor onverwachte rampen en ongelukken die mensen treffen, waarvoor andere verklaringsmodellen - zoals de wetenschap of een religie - geen bevredigende verklaring kunnen geven. Er wordt een verband verondersteld tussen menselijk handelen en het bovennatuurlijke. De antropoloog Evans-Pritchard (1902-1973) vatte het bondig samen: "witchcraft explains unfortunate events."[3]
Heksen zijn dus enerzijds mensen, en tegelijkertijd 'de vijand', een projectie van onze angsten. Doorgaans gelden zij als het summum van menselijke slechtheid en worden zij gedreven door negatieve emoties zoals jaloezie en haat. Aan hen worden de meest negatieve karaktertrekken en gedragingen toegeschreven, zoals hebzucht, afwijkend seksueel gedrag, voorkeur voor het donker, contact met geesten, en het begaan van misdaden als kindermoord en kannibalisme.
Opmerkelijk is verder het grote aantal fantastische, niet-functionele eigenschappen dat in vrijwel alle culturen aan heksen wordt toegedicht. Binnen het volksgeloof worden aan heksen onder andere de volgende bovennatuurlijke vermogens toegeschreven:

  • het vermogen tot vliegen;
  • de vaardigheid om zich in een dier of een ander levend wezen te veranderen (gedaanteverandering);
  • het vermogen zich onzichtbaar te maken;
  • het voorspellen van de toekomst;
  • magische krachten (positieve krachten = 'witte magie', negatieve krachten = 'zwarte magie');
  • het vermogen met dieren te spreken;
  • het vermogen het weer en andere natuurverschijnselen te beïnvloeden.

Ook aan sjamanen worden vergelijkbare machten toegeschreven.

Hans Baldung Grien, De heksen (1510).

Geloof in hekserij is deels te verklaren uit de verschillen in welstand en levensgeluk tussen individuen en groepen. In een traditionele economie ontbreekt het concept 'economische groei'. Als sommigen dus succesvoller zijn dan anderen wordt dit verklaard door het gebruik van magie: de melk en het graan zijn 'gestolen'. Het zijn dan ook vaak rampen zoals misoogsten die het geloof in kwaadaardige magie aanwakkeren. In grote delen van Afrika geloven ook heden ten dage velen in een oorzakelijk verband tussen hekserij en economisch succes.

Er bestaan opvallende overeenkomsten tussen geloof in heksen en samenzweringstheorieën.
Behringer wijst op de overeenkomsten tussen de traditionele ideeën over hekserij en verhalen over ontmoetingen met aliens, buitenaardse wezens. In beide gevallen is er dikwijls sprake van ontvoeringen en seksueel misbruik. Sommige 'slachtoffers' zijn ervan overtuigd dat zij bij deze ontmoetingen 'geheime kennis' hebben ontvangen. Deze ervaringen lijken op de belevenissen van sjamanen en ook op bijna-doodervaringen. Daarmee begeven wij ons op het terrein van fysiologie en psychologie. Misschien manifesteert zich hier het door Jung veronderstelde 'collectief onbewuste'.[4]

Oudheid en het christendom[bewerken | brontekst bewerken]

Het geloof in het bestaan van heksen en hekserij heeft oude wortels en komt in vrijwel alle beschavingen voor. Het is al bekend uit de tijd van de culturen in Mesopotamië. In de Romeinse tijd werd de cultus rond de godin Diana geassocieerd met magische rituelen die kwaad bedoelden te stichten.
In de geschriften van de antieken, de Grieken en Romeinen, komen allerlei woorden voor om magiërs, geestenbezweerders etc. aan te duiden. Om deze woorden te vertalen met 'heks' is onnauwkeurig. Maxwell-Stuart staat zelfs op het standpunt dat ons begrip 'heks' destijds "strikt genomen niet bestond."[5]

In vrijwel iedere cultuur speelt religie een essentiële rol bij de handhaving en legitimering van het gezag. Bij de Grieken en Romeinen werd de officiële cultus dan ook gezien als een kerntaak van de overheid. In het dagelijks leven van de Oudheid speelden daarnaast magische handelingen en rituelen een belangrijke rol. Geloof in de effectiviteit ervan was algemeen. Ook het christendom zou hier nauwelijks verandering in brengen. Vrijwel iedereen geloofde in het bestaan van geesten (daimones). Deze daimones waren semi-goddelijke wezens, bemiddelaars tussen de wereld van de goden en die van de mensen; in hoeverre zij de mensheid goedgezind waren, was een punt van discussie. Men meende dat het mogelijk was hen door middel van magie tot actief ingrijpen in de wereld van de mensen aan te zetten.
Met name de Romeinse overheid stond uitgesproken wantrouwig tegenover een dergelijk gebruik van magie. Ondermijnde de toepassing van magie immers niet de effectiviteit van de staatsgodsdienst? Deze opvatting werd onder andere verwoord door de Romeinse dichter Lucanus (eerste eeuw na Chr.). Ook de loyaliteit van diegenen die zich met magie inlieten, of vreemde (Egyptische) goden aanbaden, stond ter discussie. De gangbare term voor dergelijke praktijken was superstitio (bijgeloof). De angst voor de toepassing van schadelijke magie was er niet minder om.

Ook Jezus bedreef 'magie': hij genas zieken en dreef boze geesten uit. De apostelen zetten zijn werk voort. De Kerk introduceerde rituelen en ceremoniën, zoals de sacramenten en de eucharistie, die niet wezenlijk verschilden van magische riten. Niet-christenen beschouwden de 'wonderen' als magie. De Kerk hield dus het bestaande geloof in magie in stand; de opstanding van Christus was immers het fundament van de christelijke heilsleer. Tegelijkertijd werden niet-christelijke magiërs zoals Simon Magus en Apollonius van Tyana bestreden.

Het vliegen van heksen[bewerken | brontekst bewerken]

Vliegende heksen in Champion des dames (manuscript uit 1454), 1451.

Het gevoel van te vliegen en visioenen van vliegen zijn een bekend door antropologen geregistreerd fenomeen bij sjamanen over de hele wereld. De sjamanen gaan hierbij in trance en vertellen nadien hoe ze hun lichaam (bewustzijn) verlaten en naar andere plaatsen en werkelijkheden reizen. De trance wordt vaak opgewekt door trommels en psychedelisch werkende substanties. Net zoals heksen vliegen zij evenmin fysiek door de lucht, maar maken in hun verbeelding gebruik van shapeshifting waarbij zij een vogel of andere gedaante aannemen, zoals ook van heksen gezegd wordt dat zij zich in een kat, raaf of kraai kunnen veranderen.

In 906 verscheen de Canon episcopi van Regino van Prüm, een canonieke wet, waarin beschreven wordt hoe groepen (verdorven) vrouwen samen met Diana of Herodias 's nachts de aarde doorkruisen. Dergelijke verhalen worden door de schrijver hersenspinsels en hallucinaties genoemd, veroorzaakt door boze geesten. Ook de elfde-eeuwse bisschop Burchard van Worms veroordeelde de beweringen van mensen die vertelden deze magie te kunnen bedrijven.

Ondanks de kerkelijke afwijzing van de gedachte dat heksen konden vliegen, bleef het verhaal zijn aantrekkingskracht houden. Thomas van Cantimpré beschreef in het midden van de dertiende eeuw hoe een hooggeboren meisje elke nacht door boze geesten werd weggedragen. Haar broer (een monnik) probeerde dit te voorkomen, maar ze verdween zelfs als hij haar vasthield. Johannes Nider vertelde in zijn Formicarius over een dominicanes die beweerde met Diana te vliegen. Alhoewel de schrijver het verhaal niet geloofde, deden deze verhalen veel de ronde. Martin le Franc (de secretaris van tegenpaus Felix V) beschrijft in zijn Champion des dames vrouwen die op stokken vliegen als vogels door de lucht. Twee miniaturen geven twee vrouwen weer, één vliegt op een bezem en de ander op een lange staf. Ze worden Vaudoises genoemd (dit woord voor een bepaald soort ketter, de Waldenzen, werd al snel gebruikt om heksen aan te duiden). In een beeldhouwwerk aan de westelijke voorgevel van de kathedraal van Lyon is een heks op de rug van een vliegende geit afgebeeld. De heks houdt een soort kat aan de achterpoten vast. In de werken van Vincent van Beauvais en William van Malmesbury staan verhalen over een vrouw die door een boze geest op een paard naar de hel wordt afgevoerd. Olaus Magnus' Historia de gentibus septentrionalibus bevat een illustratie bij een dergelijke geschiedenis.[6]


Heksenjachten en -vervolgingen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Heksenvervolging voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Heksenjachten - al dan niet gerechtvaardigd door wet en ideologie - soms ook heksenvervolgingen, komen in vrijwel alle culturen ter wereld voor. Steeds wordt de heksenjacht voorgesteld als de bestrijding van het kwaad. Een noodzakelijke voorwaarde voor een heksenjacht is het geloof in heksen en hekserij. Hoe deze begrippen afgebakend worden kan van cultuur tot cultuur verschillen. De grens tussen hekserij en andere vormen van (zwarte) magie/tovenarij is immers vloeiend.
Het is niet zo dat in iedere samenleving waar geloof in hekserij wijdverbreid is heksenjachten en -vervolgingen plaatsvinden. Veel is onduidelijk omdat alleen het bronnenmateriaal uit Europa grondig is bestudeerd. Onhoudbaar is de opvatting dat heksenjachten en -vervolgingen een typisch 'westers' verschijnsel zijn. Er hebben grootschalige heksenjachten plaatsgevonden in het Romeinse Rijk, bij de Inca's, bij de Azteken, in Rusland, China en India en bij verschillende Bantoevolkeren. De vervolging in Europa verschilde niet wezenlijk van de vervolgingen elders.[7]
De angst voor hekserij, en daarmee de kans op vervolgingen, neemt doorgaans toe in perioden van crisis.

Het is waarschijnlijk dat een bepaald type mens een relatief grote kans maakt van hekserij beschuldigd te worden. Hier is nog maar weinig onderzoek naar gedaan. In het verleden zijn de beschikbare bronnen vaak te letterlijk genomen, wat geleid heeft tot onjuiste conclusies. Het onderwerp is al te vaak omgeven door de zucht naar sensatie.

In een samenleving waar angst voor hekserij wijdverbreid is, zijn er doorgaans ook velen die daar om politieke of economische redenen belang bij hebben. Collectieve angst kan maatregelen rechtvaardigen - bijvoorbeeld de versterking van het centraal gezag - die in een periode van stabiliteit en vertrouwen als onaanvaardbaar zouden worden afgewezen. Zo verbaast het ook niet dat in de periode der godsdienstoorlogen veel protestanten (bijv. John Knox) de katholieken in verband brachten met hekserij, en vice versa. In Bamberg bleek de beschuldiging van hekserij een machtig wapen tijdens een conflict tussen politieke facties.

Tychon, een 'goede geest' (agathos daimon), mozaïek, museum in Antakya (Antiochië), Turkije, tweede eeuw na Chr..
Tychon draagt - als teken van geluk - speten in zijn hand en heeft vergrote geslachtsdelen. Hij moest bescherming bieden tegen het 'boze oog'. De wens om zich tegen onheil te beschermen is van alle tijden.

In Afrika zijn verschillende christelijke kerkgenootschappen actief die beweren bescherming te kunnen bieden tegen hekserij. Waar de angst voor hekserij groot is, ontstaat ook een dringende behoefte aan en een levendige markt in 'tegen-magie': de verkoop van beschermende amuletten en spreuken, orakels en toverdokters die de boosaardige krachten opsporen en ontmaskeren.

Oudheid: vervolging van magie[bewerken | brontekst bewerken]

Al in het beroemde wetboek van Hammurabi (1792 v.Chr.-1750 v.Chr.) komt een bepaling inzake 'hekserij' voor. Hekserij werd bestraft met de dood. In het wetboek wordt de 'waterproef' genoemd. Onduidelijk is of de beklaagde bij een dergelijke test moest zinken of juist blijven drijven. Indien de beschuldigde door dit godsgericht zijn onschuld 'aantoonde', was het de aanklager die werd terechtgesteld.
In het Assyrische Rijk golden soortgelijke wetten. Vermoedelijk werden in de meeste oude culturen van Zuidwest-Azië 'heksen' ter dood gebracht. Uit de tijd van de Assyrische koning Esarhaddon (680 v.Chr.-669 v.Chr.) is een grote verzameling bezweringen en gebeden overgeleverd, die bescherming moesten bieden tegen betoveringen.
In het Oude Testament komen vergelijkbare bepalingen voor. Zo moet volgens Exodus 22:18 een tovenares worden gedood. Veelzeggend is ook Leviticus 20:27: "Wanneer een man of een vrouw door zich de geest van een dode laat spreken of een waarzeggende geest bezit, zullen zij zeker ter dood gebracht worden; stenigen zal men hen, hun bloedschuld is op hen."[8] In hoeverre deze wetten werden nageleefd is niet duidelijk.

De Griekse geschiedschrijver en etnograaf Herodotus vertelt dat de Scythen tovenaars ter dood brachten. 'Boze' sjamanen en waarzeggers werden gewoonlijk verbrand. Hierbij moesten andere waarzeggers de schuld van de beklaagde vaststellen. Ook in de Griekse stadstaten werden tovenaars/heksen gedood.

In de Griekse en Romeinse wetgeving was het belangrijk of iemand daadwerkelijk schade of letsel berokkend had. De intentie hiertoe was niet voldoende en beklaagden werden vaak vrijgesproken. Al in de Wet van de Twaalf Tafelen, opgetekend rond 450 v.Chr., staat een bepaling aangaande het 'stelen van de oogst door magie'. Kennelijk geloofde deze boerengemeenschap dat de totale landbouwopbrengst min of meer constant was. In 184-183 en 180-179 v.Chr. werden grote groepen mensen geëxecuteerd in de beruchte veneficia-zaken. Livius heeft het in zijn werken over twee- tot drieduizend mensen. Vaak waren de beschuldigden afkomstig uit een minder gunstige sociale positie, zoals vrouwen, slaven en buitenlanders. Er heerste een sfeer van grote paniek in het land.

Een decreet van keizer Constantius II schreef voor dat bij het bestrijden van de heidense godsdiensten alle 'tovenaars' in Rome voor de wilde dieren geworpen moesten worden.

Middeleeuwen en de rol van de Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Muurschildering in het Rilaklooster.
(Klik op de afbeelding voor een vertaling van de tekst.)

In het Europa van de Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd bracht de Kerk tovenarij in verband met demonen en de duivel. Satan en zijn trawanten waren de grote vijanden van de Kerk. Goed en Kwaad, Licht en Duister voerden een eeuwige strijd. Aan het bestaan van de duivel werd niet of nauwelijks getwijfeld. Anderzijds was er binnen het christendom een invloedrijke stroming die twijfelde aan de effectiviteit van hekserij en magie. De clerus stond doorgaans tamelijk sceptisch tegenover beschuldigingen van hekserij; vrijwel alle theologen verwezen verhalen over door de lucht vliegende heksen naar het rijk der fabelen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de "Canon episcopi", geschreven door een negende-eeuwse abt. Het vrij naïeve volksgeloof in heksen en demonen werd pas werkelijk gevaarlijk in de vijftiende eeuw: heksen werden vanaf die tijd door de Kerk beschouwd als duivelaanbidders en niet meer als onschuldige heidense kruidenvrouwtjes of medicijnmannen zoals tijdens de voorafgaande eeuwen.

Toch zijn er ook in de Middeleeuwen gevallen bekend waarbij mensen werden veroordeeld op beschuldiging van zwarte magie. Een misoogst of de dood van een dier of een mens was vaak aanleiding tot het zoeken naar een zondebok. Vaak bleef de straf echter beperkt tot verbanning of een geldboete. Ook zag men in de Middeleeuwen hekserij vaak als heidens overblijfsel, en was men onder de clerus doorgaans zeker genoeg van de eigen goddelijke waarheid om verhalen over nachtelijke bijeenkomsten als zinsbegoocheling af te doen. Voor heksen golden in de regel de normale procesregels. Diegenen die de verschillende soorten magie bedreven, werden meer en meer aan elkaar gelijkgesteld.

Anna Vögtli wordt als heks verbrand bij de muren van Willisau; ze zou een gewijde hostie gestolen hebben, 1447.

Wel hechtte men in de latere Middeleeuwen en de daarop volgende eeuwen groot belang aan rechtzinnigheid in de leer. Ketterijen en ketterse bewegingen werden fel bestreden. Ook hekserij werd meer en meer in verband gebracht met ketterij.
Waarschijnlijk heeft de door pestepidemieën veroorzaakte onzekerheid ertoe bijgedragen dat de samenleving in de latere Middeleeuwen bevangen werd door een grote angst voor heksen, met name in Noord-Europa. De grote kerkscheuring in de zestiende eeuw, het gevolg van de reformatie, deed de angst en onzekerheid nog toenemen.
De vermenging van verhalen leidde tot het idee van de beruchte vlucht naar de "duivelse" heksensabbat, waar de heksen elkaar ontmoetten, de duivel vereerden en geslachtsgemeenschap met elkaar hadden. Deze fantasie maakte in de tijd van de heksenvervolging vele slachtoffers. De opvatting dat heksen elkaar in het geheim ontmoeten, leidde er namelijk toe dat de beschuldiging van hekserij tot de "ontdekking" en veroordeling van grote hoeveelheden heksen kon leiden.

Vroege golven van paniek vonden plaats in de Alpenlanden: in de Dauphiné van 1420 tot 1450, in Zwitserland en het noorden van Italië van 1428 tot 1436.

Renaissance: toenemende angst voor hekserij[bewerken | brontekst bewerken]

In Scheer zu Waldsee werden in 1587 "heksen" tot de brandstapel veroordeeld (op 10 juni 21, op 11 juni 9 en de dag daarop 8) - afbeelding uit Wickiana-verzameling (1560-1588).

In Europa begon de periode van werkelijke heksenvervolging tijdens de Renaissance. (De ongunstige reputatie die de Middeleeuwen op dit punt genieten is niet terecht.) De elite veranderde van inzicht en beschouwde het opsporen en vervolgen van heksen voortaan als een serieuze zaak.
Velen die van hekserij werden beschuldigd werden nu daadwerkelijk terechtgesteld. In de waag, waar op marktdagen gewone handelsgoederen werden gewogen, kon ook iemand die van hekserij verdacht werd gewogen worden. Als de waag een gewicht aangaf dat volgens haar lichaamsbouw te verwachten viel, werd een certificaat uitgereikt dat de eigenaar ervan vrijwaarde van verdere beschuldigingen. De waag in Oudewater was als één van de weinige niet gemanipuleerd waardoor hij op nul bleef steken. Op andere plaatsen werd het heksenbewijs vaak vervalst door nietsontziende heksenjagers.

Een 'heks' wordt gearresteerd.

Een belangrijke rol in de vervolging speelde het boek "Malleus maleficarum" oftewel De Heksenhamer. Dit boek, dat vermoedelijk door twee dominicanen, Institoris (Heinrich Kramer) en Jakob Sprenger, in het Duitse Rijk is geschreven, verscheen in 1487. Het boek en de inspanningen van deze twee heksenjagers vonden aanvankelijk weinig weerklank bij de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten. Velen bezagen het optreden van Institoris als inquisiteur met argwaan. Pas enkele decennia later kregen de denkbeelden die erin beschreven worden grote invloed. De twee monniken waren van mening dat zij een nieuw kwaad ontdekt hadden, namelijk dat van de duivel, die door middel van heksen de wereldheerschappij wilde overnemen. De incidentele gevallen van hekserij die men in vroeger eeuwen had gekend, waren volgens de schrijvers in vergelijking hiermee onschuldig geweest.
De dreiging met dit enorme gevaar rechtvaardigde volgens de schrijvers een nieuwe procesvoering, speciaal gericht tegen hekserij. Omdat de aanklacht van hekserij, juist omdat ze op bijgeloof was gefundeerd, volgens de normale bewijsregels niet of nauwelijks te bewijzen viel, was voor deze unieke misdaad reeds een bekentenis van de beklaagde voldoende om hem of haar schuldig te bevinden. Deze bekentenis mocht op de pijnbank worden afgedwongen. Tijdens deze martelingen bekenden de slachtoffers alles wat hun ondervragers wilden horen en zij gaven op hun aansporing ook vaak de namen van andere 'heksen', die vervolgens eveneens werden gearresteerd en gefolterd totdat zij bekenden en anderen van hekserij beschuldigden. Zo ontstond een sneeuwbaleffect waarbij soms een derde van de bevolking van een plaatsje op de brandstapel eindigde.
Om het gezag van de publicatie te vergroten hadden Krämer en Sprenger een bul van paus Innocentius VIII uit 1484 als voorwoord toegevoegd. Feitelijk was er sprake van oplichterij. Niets wijst erop dat deze paus meer dan zijn voorgangers geïnteresseerd was in magie en hekserij.

Heksengevangenis in Bamberg. Folteringen vonden plaats in het vakwerkhuis.
De Hexenturm van Rheinbach.

'Heksen' werden ervan beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de dood van hun buren of van het vee. Ook de dood van kinderen werd dikwijls aan hekserij toegeschreven. Veel beschuldigingen waren het gevolg van burenruzies of vetes tussen families.

Voor de opvatting dat de heksenjacht gemotiveerd werd door de wens om de eigendommen van de heksen in bezit te krijgen is geen bewijs. In veel gevallen werd het bezit niet geconfisqueerd en de meeste veroordeelden hadden zo weinig bezit, dat hieruit niet eens de gemaakte proceskosten konden worden voldaan.[9] De veroordeling gebeurde wel door een wereldlijke of kerkelijke rechtbank, die immers de rechtsmacht hadden. Deze laatste (merendeels geestelijke) rechters waren vaak terughoudend om mensen te veroordelen op grond van op de pijnbank afgedwongen bekentenissen waarvoor verder geen enkel bewijs te vinden was. Het risico ervan beschuldigd te worden met de aangeklaagde heksen samen te spannen was echter groot. Van een slachtoffer op de pijnbank was iedere bekentenis af te dwingen, ook dat deze of gene rechter heksenmeester was.

Het ontkennen van het bestaan van hekserij maakte de scepticus zelf ook weer verdacht zodat weinigen kritiek durfden te geven op de heksenwaan. Voor de mens uit de tijd van de reformatie stond het als een paal boven water dat er mensen waren die door de lucht konden vliegen, zich in een dier konden veranderen en bedreven waren in het maleficium, dat wil zeggen 'de kwade hand' oftewel (zwarte) magie en toverij.

Een heksenproces eindigde meestal omdat de groep beschuldigden te groot werd en ook hoger geplaatsten beschuldigd werden. Dezen lieten het er meestal niet bij zitten maar stapten naar een hogere autoriteit, de vorst of een hoge kerkelijke autoriteit. Deze verklaarde vervolgens dat geen doodvonnissen ten uitvoer mochten worden gebracht en geen verdere beklaagden mochten worden gearresteerd zonder dat de vonnissen door hen nogmaals beoordeeld waren. Zo doofde de waan tenslotte uit en was de desbetreffende plaats weer gevrijwaard van verdere verschrikkingen.

De strijd tussen katholieken en protestanten heeft vermoedelijk de bestrijding en vervolging van 'hekserij' aangemoedigd. Beide richtingen hadden de pretentie de ware Kerk te zijn. Bestrijding van hekserij, het ultieme kwaad, was een middel om aan te tonen dat men het gelijk aan zijn zijde had.

Hoogtepunt van de vervolgingen: ~1560 - ~1680[bewerken | brontekst bewerken]

Heksenproces, 1664.

Werkelijk grootschalige vervolgingen vonden in Europa plaats vanaf ~1560. Deze periode van intense vervolgingen duurde meer dan een eeuw. De opvattingen zoals verwoord in de "Malleus maleficarum" waren inmiddels gemeengoed. Vrij plotseling werden in verschillende regio's in zowel het katholieke als het protestantse deel van Europa vervolgingen ingezet. Het eerste grote 'heksenproces' vond in 1563 plaats in Wiesensteig, een heerlijkheid in het zuidwesten van Duitsland.
Invloedrijk was de jezuïet Petrus Canisius (1521-1597). In vele preken moedigde hij de vervolgingen aan. Er waren overigens ook jezuïeten die opriepen tot matiging.

Tijdens de regering van Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje bereikten de heksenprocessen in de Zuidelijke Nederlanden een hoogtepunt. Er verschenen demonologische werken van vooraanstaande geleerden, zoals La démonomanie des sorciers (1580) en Disquisitiones Magicarum (1593).

De vervolging van heksen heeft in Duitsland het heftigst gewoed. Daarbij zijn echter duidelijke regionale verschillen aan te wijzen. Duitsland kende slechts een zwak centraal gezag, en bestond de facto uit ongeveer 300 zelfstandige staatjes. Het hing van het nuchtere verstand - of juist de blinde angst voor heksen - van de lokale vorsten (veelal bisschoppen of abten) af of de rondreizende heksenjagers wel of niet de ruimte kregen, waardoor eventueel de heksenwaan kon toeslaan. Een bekend en goedgedocumenteerd heksenproces uit deze periode was het proces tegen Katherina Kepler, dat duurde van 1615 tot 1621.
Ongekend fel woedde de heksenvervolging in enkele katholieke gebieden in Duitsland. Voorbeelden hiervan zijn de vorstendommen Trier, Mainz, Bamberg en Württemberg. Maxwell-Stuart spreekt van een "persoonlijke obsessie met zonde en de macht van satan" en "een kruistocht tegen de menselijke helpers van de duivel."[10] Binnen een jaar tijd werden in het prinsbisdom Würzburg onder bisschop Julius Echter von Mespelbrunn meer dan 300 heksen verbrand. Slechts een decennium later, vanaf 1626, sloeg de paniek weer toe: ditmaal vonden 900 slachtoffers met een uiteenlopende sociale achtergrond de dood. Een andere zeer fanatieke heksenjager was Johann Christoph von Westerstetten, abt van Ellwangen en later prins-bisschop van Eichstätt. In het keurvorstendom Keulen werden binnen tien jaar tijd in totaal ongeveer 2.000 heksen terechtgesteld. Op andere plaatsen had de katholieke overheid overigens juist een kalmerende invloed. Ook in enkele protestantse gebieden was sprake van intense vervolging. In het lutherse Mecklenburg vielen ongeveer 2.000 slachtoffers.

Onder Lodewijk XIII vonden in Loudon (Frankrijk) door Aldous Huxley in 'The devils of Loudon' boeiend navertelde, heksenprocessen plaats. Een aantrekkelijke priester liet een paar nonnen een blauwtje lopen. Als tegenreactie gingen de gefrustreerde vrouwen zich te buiten aan alle klassieke verschijnselen van behekst zijn. De priester werd als schuldige aangewezen en vervolgens verbrand. Lodewijk XIV geloofde niet in hekserij. Daardoor werden er tijdens zijn regering in Frankrijk betrekkelijk weinig heksen verbrand. Toch kon ook hier de paniek gemakkelijk toeslaan. Zo werden in 1670 in Rouen 525 mensen aangeklaagd wegens hekserij.

Ook op IJsland hebben heksenvervolgingen en heksenverbrandingen plaatsgevonden. Opvallend daarbij is dat van de 21 gedocumenteerde executies het twintig mannen betrof en slechts één vrouw.

Onduidelijk is welke oorzaken de grootschalige heksenvervolging in Europa hebben veroorzaakt. Er zijn zeer uiteenlopende verklaringen voor het fenomeen bedacht. Sommige daarvan klinken heel plausibel. Een sluitende verklaring is er echter niet.
Aannemelijk is dat de sociaal-economische omstandigheden een rol speelden. Misoogsten, stijging van de graanprijs en/of massale kindersterfte wakkerden heksenjachten aan.

Het is niet bekend hoevelen slachtoffer zijn geworden van de heksenvervolgingen in Europa. Schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen. Vermoedelijk zijn ten minste 50.000 mensen - maar niet veel meer - ten gevolge van de vervolgingen omgekomen.
Een interessante en legitieme vraag is waarom het aantal slachtoffers in Europa feitelijk beperkt is gebleven. Een belangrijke factor is daarbij door de eeuwen heen de invloed van het scepticisme geweest. Deze filosofische stroming gaat terug op Pyrrho van Elis (~360 v.Chr.-275 v.Chr.) en zijn leerling Sextus Empiricus.

Onderzoek van een 'heks'.
Landen in Europa met veel slachtoffers
Land Aantal geëxecuteerde heksen[11]
Duitsland 25.000
Frankrijk 5.000
Polen 4.000
Zwitserland 4.000
Zuidelijke Nederlanden 2.500
Italië 2.500

Heksentest[bewerken | brontekst bewerken]

Op verschillende manieren werd getest of iemand een heks was voor men tot vervolging overging. Een heks zou van nature buitengewoon licht zijn en daardoor op water kunnen blijven drijven. Een vrouw die verdacht werd van hekserij werd in het water geworpen. Bleef zij drijven dan was bewezen dat zij een heks was en kwam zij uiteindelijk op de brandstapel terecht. Bleef zij niet drijven, dan was daarmee haar onschuld bewezen. Dikwijls was het al te laat en was zij verdronken.
Bij een andere test werd van de weegschaal gebruik gemaakt. Een heks zou minder wegen dan haar lengte boven een meter in kilo's. De verdachte moest zich onder toezicht uitkleden om te kijken of zij geen gewichten in haar kleding verborgen had. Vervolgens kreeg zij een wit gewaad aan waarin zij gewogen werd. Bekend is de zogenaamde heksenwaag in Oudewater, die ook vandaag de dag nog, zij het als museum, is te bezichtigen.
Bij een andere heksentest werden pinnen in de verdachte gestoken. De verdachte moest dan de plekken aanwijzen. Mensen met veel eelt voelden de pin dus niet goed en konden daardoor de plek niet aanwijzen, waaruit geconcludeerd werd dat het een heks betrof.

Een heksenwaag in een museum.

Niet alle 'heksentesten' hadden een angstaanjagend karakter. Veel vrouwen die in water werden ondergedompeld, kwamen met de schrik vrij. Vooral in de zomermaanden was het te water laten van heksen vooral een vorm van ontspanning voor het volk. Het organiseren van dergelijke spektakels was soms een lucratieve bezigheid.

Zie ook godsoordeel.

Verzet tegen heksenvervolgingen[bewerken | brontekst bewerken]

Titelblad van De betoverde weereld, Balthasar Bekker (1691).

Een vroege criticus van de heksenvervolgingen was Nicolaas van Kues (1401-1464), prins-bisschop van Brixen. Volgens Nicolaas van Kues waren ook vrouwen die zelf bekenden heksen te zijn vermoedelijk geestesziek. In Duitsland en Oostenrijk kwam het dan ook vooralsnog niet tot grootschalige vervolgingen. In Italië woedde in de Late Middeleeuwen een heftig intellectueel debat tussen de dominicanen en de franciscanen. Veel dominicanen behoorden tot de Inquisitie; daarentegen waren het de franciscanen die de vervolgingen bestreden. Zo bestreed Samuel de Cassini, een franciscaan, de vele fantastische verhalen die er over heksen de ronde deden. Hij geloofde bijvoorbeeld niet dat heksen konden vliegen. Veel critici deden een beroep op het gezag van de klassieken, met name op Horatius.

In de tweede helft van de zestiende eeuw begon de Nederlandse, katholieke arts Johannes Wier tegen heksenvervolgingen te publiceren. In 1563 verscheen zijn De praestigiis demonum en in 1577 De lamiis liber. Wier betoogde dat vrouwen die van hekserij werden verdacht niet schuldig waren, maar zich dingen hadden laten aanpraten. De duivel had hen, maar ook hun rechters en de mensenmenigten, zinsbegoochelingen voorgespiegeld. Vooral arme, oude vrouwen werden slachtoffer van beschuldigingen van hekserij, zo was hem opgevallen. Dit boek was slechts één uitgave in een eeuwenlang voortdurende polemiek tussen voor- en tegenstanders van heksenvervolging.
De Duitse priester Anton Praetorius publiceerde in 1602 het boek “Gründlicher Bericht von Zauberey und Zauberern” (Bericht over hekserij en heksen) tegen heksenvervolging en marteling. Een invloedrijk boek waarin de toen heersende heksenmanie aan de kaak werd gesteld was het in 1691 door de Nederlandse gereformeerde predikant Balthasar Bekker gepubliceerde 'De betoverde wereld'.

Een gedeelte van een gedenkplaat voor mensen die in Duitsland als heksen ter dood zijn gebracht.
Gedenkteken voor Anna Bader, die als heks ter dood werd gebracht (Duitsland).
George Burroughs werd voor hekserij berecht in de heksenprocessen van Salem.
De heks van 's Heerenberg, Mechteld ten Ham bleef drijven bij de waterproef en ze belandde op de brandstapel.
Een beeld van een heks bij de heksendansplaats in Sachsen-Anhalt.

De tegenstanders van de heksenvervolgingen betwistten zelden rechtstreeks het geloof in heksen en hekserij. Zij legden er vooral de nadruk op dat de aangeklaagden dikwijls op onrechtmatige gronden veroordeeld werden. Het lag er vaak ook duimendik bovenop dat er met het bewijs geknoeid was of dat er haat en nijd in het spel waren. Een beklaagde die op de pijnbank bekende, werd als heks bestempeld. Indien zij de tortuur doorstond, werd zij òòk als heks gezien; de duivel zou er voor zorgen dat zij niet wilde bekennen. Ook als de ongelukkige onder de tortuur bezweek en bewusteloos raakte, gold dit als bewijs. Ook onder voorstanders van de vervolgingen groeide het besef dat er dikwijls onschuldigen veroordeeld werden.

In tegenstelling tot de zwarte legende en wijdverspreide misvattingen, heeft de Spaanse Inquisitie zich net als de pauselijke nooit laten overhalen om heksen te verbranden. Hun uitspraken golden protestanten en andere ketters. Bekende inquisiteurs streden tegen de aanklachten van hekserij. Vooral in de Nederlanden trachtten dorpsbevolkingen de inquisiteurs van Spanje tot vervolging van heksen aan te sporen, maar de Spaanse geestelijken weigerden in vrijwel alle gevallen. Bovendien mocht de Inquisitie zelf geen doodstraffen opleggen, maar slechts ketterij vaststellen. Kruidenkunde viel niet onder ketterij. Heidendom was voorts alleen in geval van afval uit het Christendom strafbaar.[12]

Tussen 1634 en 1640 werden de Huron getroffen door een reeks epidemieën. De mensen die van hekserij waren beschuldigd werden (ook bij de Irokezen) gemarteld en gedood. Veel inheemse stammen geloofden echter dat juist de jezuïeten-missionarissen aan hekserij deden en de beelden in kapellen, heilige hosties, etenswaren en medicijnen werden gewantrouwd. De Huron-opperhoofden bespraken zelfs of de "jezuïetenheksen" gedood moesten worden.

In de Verenigde Staten vond in 1692 onder puriteinen nog een grootschalige heksenvervolging plaats in Salem. Hekserij was in Groot-Brittannië al relatief vroeg tot een (bijna) dode letter in de wet geworden, maar bleef tot 1953 formeel verboden en strafbaar.

Verlichting[bewerken | brontekst bewerken]

De heksenvervolgingen zijn tijdens de Europese Verlichting, een periode in de 18e eeuw waarin de ontwikkelde Europeanen het belang van de natuurwetten begonnen in te zien en wetenschappelijk begonnen te denken, beëindigd. Wanneer natuurwetten onveranderlijk zijn is hekserij immers per definitie onmogelijk.

De laatste persoon die in Europa wegens hekserij[13] ter dood werd veroordeeld was Anna Göldi, in Zwitserland in 1782.

Het einde van de vervolgingen[bewerken | brontekst bewerken]

De wetgeving tegen heksen veranderde, een bekentenis van de beschuldigde was niet langer genoeg. Getuigen moesten hun verklaringen met bewijs kunnen onderbouwen en er werd vaker naar een medische dan naar een spirituele verklaring gezocht voor gevallen van bezetenheid. Dit hield echter niet in dat "heksen" nu niet langer bang hoefden te zijn gestraft te worden. De doodstraf werd vervangen door (soms levenslange) opsluiting in een gevangenis, dolhuis of soortgelijk instituut.

Gedenkteken voor geëxecuteerde mensen (1682 en 1685) in Engeland

Wetten op hekserij werden ingetrokken, soms onder groot protest van de bevolking. Het parlement in Groot-Brittannië trok in 1736 tegelijkertijd de Schotse wet uit 1563 en de Engelse wet uit 1604 in. Niet langer werden mensen opgehangen voor contact met boze geesten, ze werden als oplichter of zwerver berecht.
In 1944 werd in het Britse Portsmouth voor het laatst een vrouw gearresteerd wegens hekserij: de Schotse waarzegster Helen Duncan (1897-1956). Vermoedelijk was men bang dat zij over de voorgenomen invasie van de Franse kust (op 6 juni 1944) voorspellingen of onthullingen zou doen. De plaats van de landing en de datum waren Groot-Brittannië's grootste geheim.
De Witchcraft Act (de reeks wettelijke verboden op hekserij in Groot-Brittannië) werd pas geheel opgeheven in 1951, en vervangen door de Fraudulent Mediums Act 1951. De oude Britse wetgeving is echter nog steeds van kracht in Israël, het is opgenomen in het juridische systeem van het Britse mandaat over Palestina (Israël werd onafhankelijk voor de wet werd ingetrokken in Groot-Brittannië).

In Malines werd in 1643 de laatste heks terecht gesteld, in Estland in 1699, in Ierland in 1711, in Denemarken in 1722, in Schotland in 1727 en in Oostenrijk in 1756. Dit waren niet per se de laatste sterfgevallen vanwege hekserij, maar de laatste executies die volgens de wet plaatsvonden. In Zwitserland was de laatste wettige executie in 1782, maar in het kanton Glarus werd marteling toegepast tot 1851. Het laatste officiële heksenproces in Europa vond plaats in Polen in 1792.

Lynchpartijen vonden nog in de eerste decennia van de negentiende eeuw plaats, bijvoorbeeld in Les Landes de Cascogne in Frankrijk.

In het katholieke Zuid-Amerika was de laatste officiële heksenexecutie in 1830.

Onder druk van nabestaanden zijn later in vele gevallen heksenprocessen ongeldig verklaard en is de goede naam van de geëxecuteerde in ere hersteld. Bezittingen werden soms teruggegeven en er werden gedenktekens opgericht voor de slachtoffers van de heksenwaan.

Nadat de Europese elite haar geloof in hekserij verloren had, zag deze het als haar taak om het 'bijgeloof' waar mogelijk te bestrijden. Ook in de Europese koloniën werd de vervolging van hekserij onwettig verklaard en werden diegenen die de heksen 'opspoorden' tot misdadigers bestempeld; orakels werden verboden. Dergelijke wetgeving werd in 1905 ingevoerd in Nederlands-Indië, en in 1922 in oostelijk Afrika dat onder Brits gezag stond. Dit stuitte doorgaans op weerstand: de inheemse bevolking stond hier in de regel zeer wantrouwig tegenover. In haar beleving spanden de Europeanen samen met de heksen. Dikwijls probeerden de heksenjagers om de wetgeving te omzeilen. 'Heksen' werden vermoord of aangespoord om zelfmoord te plegen.
Sommige onderzoekers menen dat de kolonisatie door westerse mogendheden heksenjachten heeft aangemoedigd, of zelfs voor een groot deel veroorzaakt. Zij zien de strijd tegen hekserij als een daad van verzet tegen de overheerser. Deze redenering gaat echter voorbij aan het feit dat er in veel culturen ook al grootschalige heksenjachten plaatsvonden voor de komst van de Europeanen.

Nog aanzienlijk rigoureuzer gingen de communistische machthebbers in Rusland en China te werk. Ieder geloof in hekserij of sjamanisme werd door hen bestreden.

Recente heksenvervolgingen[bewerken | brontekst bewerken]

Ook buiten Europa was en is het geloof in heksen wijdverbreid. In een aantal Afrikaanse culturen heerst grote angst voor hekserij. Onder de Bantoevolkeren is het bij herhaling voorgekomen dat 'heksensnuffelaars' grote aantallen heksen 'ontmaskerden'. Deze werden ter dood gebracht.
Ook in andere delen van de wereld worden (vermeende) heksen vervolgd, ondanks wetgeving die dit verbiedt.[14] De Tanzaniaanse overheid noteerde 3072 gevallen van heksenvervolging in Sukumaland tussen 1970 en 1988. De British Witchcraft Ordinance van 1928 verbood nochtans alle kolonies van het Britse Rijk - waartoe Tanzania tot 1961 behoorde – om mensen van hekserij te beschuldigen en te vervolgen.[15]

Tijdens het presidentschap van Mathieu Kérékou vond in Benin vanaf 1975 een "campagne tegen hekserij" (La lutte contre la sorcellerie) plaats die vervolgens uit de hand liep, onder andere omdat de kindersterfte plotseling sterk was toegenomen. De regering had een klassenstrijd volgens de ideologie van Marx en Lenin willen ontketenen. Wie succesvol is, is in een traditionele economie al snel verdacht. Het waren echter hoofdzakelijk oude vrouwen die werden vervolgd. Via de radio werden de 'bekentenissen' van de heksen uitgezonden. Sommige vrouwen konden zich in uilen veranderen. In die gedaante verslonden zij kleine kinderen.

Op de Molukken, Papoea en Papoea-Nieuw-Guinea spreekt men van de soeanggi. Deze zouden zich bezighouden met een bepaalde vorm van zwarte magie. Vooral in afgelegen gebieden worden er regelmatig 'heksen' beschuldigd en gedood.

In 1990 begon een decennium van heksenjachten in het noorden van Zuid-Afrika. Daarbij vielen enkele honderden slachtoffers. In het dorpje Green Valley werden in 1990 vierendertig mensen beschuldigd van hekserij. Het ANC reageerde verdeeld. Lokale leiders van de jongerenafdeling van het ANC leidden de heksenjachten. De partijleiding van het ANC probeerde daarentegen tevergeefs de golf van geweld te doorbreken.

Mythen rond de vervolgingen[bewerken | brontekst bewerken]

Nog altijd kunnen bepaalde opvattingen over de heksenvervolgingen in Europa, die aantoonbaar onjuist zijn, op ruime aanhang en bekendheid rekenen. Zo is lange tijd het aantal slachtoffers schromelijk overdreven. Er wordt gerekend in miljoenen aan slachtoffers. Diane Purkiss spreekt in dit verband van de "myth of the Burning Times."[16] Ook woorden als 'holocaust' en 'gynocide' worden gebruikt om de vervolgingen te karakteriseren. Hoewel een ruime meerderheid van de slachtoffers inderdaad vrouw was, geldt dit niet voor alle culturen waar vervolgingen hebben plaatsgevonden. Bovendien trof en treft de beschuldiging van hekserij niet alleen de beschuldigde, maar ook zijn/haar familie. Zeker in traditionele gemeenschappen is eigenlijk altijd de eer van de familie in het geding, met name die van de pater familias.
In feministische kringen is de opvatting populair dat de 'heksen' genezers en vroedvrouwen waren. Zij zouden een zeer uitgebreide kennis van planten en kruiden bezitten, dicht bij de natuur staan en over 'mystieke kennis' beschikken uit de pre-christelijke periode. Juist vanwege haar kennis en kunde zou een heks een bedreiging zijn geweest voor de geneesheren, voor de Kerk en voor mannen in het algemeen.

Hedendaagse hekserij[bewerken | brontekst bewerken]

De renaissance van de zogeheten 'Oude Religie' begon min of meer met de publicatie van 'Aradia - Het evangelie van de Heksen' door Charles Leland[17] (1824-1903) in 1899. Het werd gevolgd door een aantal werken van Margaret Murray (1862-1963) en Robert Graves (1895-1985). De term 'oude religie' werd te pas en te onpas gebruikt voor een aantal geconstrueerde voorchristelijke tradities waarin het vrouwelijke een grote rol speelde, zoals de cultus van Moeder Natuur en de Moedergodin, priesteressen, heksen en andere geïnitieerden. Tegelijkertijd vond er einde 19e eeuw een heropleving plaats van esoterische en occulte genootschappen, astrologie, Hermetische Kabbala, tarot enz. Hierin ontvouwde zich een nieuwe visie op de 'heks' zoals bijvoorbeeld in Gerald Gardners (1884-1964) beweging van de wicca. De nieuwe naam 'wicca' (oorspronkelijk betekende wicca mannelijke heks) beoogde onder meer een deel om de negatieve weerklank van 'hekserij' te vermijden.

Wicca[bewerken | brontekst bewerken]

Drievoudige godin; Wassende maan, Vollemaan en Afnemende maan, zie ook triade

Wicca is een syncretische, samengestelde, godsdienst. In de Wicca poogt men rituelen te reconstrueren of nieuwe betekenisvolle rituelen te bedenken. Omdat onduidelijk is wat er nu in de Middeleeuwen voor georganiseerde heksencultus was is de vormgeving van de Wicca sterk romantisch, maar vooral speculatief, vormgegeven. Men borduurt voort op Keltische overleveringen, en oriënteert zich op de Gaiasofie en het beginsel van een vrouwelijke oerkracht. Wicca sluit ook aan bij het in deze tijd modieuze holisme en de New Age Beweging. Hoewel de Wicca New Age kenmerken heeft, is Wicca eigenlijk paganistisch (heidens).

De wicca is al halverwege de jaren '50 van de twintigste eeuw ontstaan in Groot-Brittannië. Tot wicca behoren een studierichting wiccastudies en een structuur met covens (groep waarin wiccans werken). Daarnaast zijn er solitaire heksen die liever zonder groep werken. Wat betreft ideologie ligt weinig vast zoals blijkt uit de stelling "doe wat je wil, maar doe niemand kwaad" en "alles wat je doet zal drie maal tot je terugkeren".

Triquetra; staat voor maagd, moeder en vrouw, symboliseert Leven, Dood en de Hergeboorte en de drie natuurkrachten Aarde, Lucht en Water

In de moderne hekserij (inclusief wicca) is geen sprake van angstaanjagende of satanische praktijken, die erop gericht zijn anderen kwaad te doen (zwarte magie). Een aantal heksen grijpt terug naar oude religies (Egypte, Kelten, Scandinavië, Indianen). De gedachte dat wicca de directe voortzetting van een eeuwenoude heksencultus is, wordt ook binnen wicca-kringen steeds minder aangehangen.

In Nederland bestaat een heksenopleiding aan de Heksehoeve in Appelscha. Deze opleiding tot heks is niet erkend door het Nederlandse ministerie van Onderwijs, maar de opleidingskosten kunnen aftrekbaar zijn voor de belasting.

In Groot-Brittannië is Wicca erkend als religie, waar zelfs in de gevangenis rekening wordt gehouden met eventuele wicca's die hun religie willen belijden. Ook in de Verenigde Staten is wicca erkend als religie. Zo werken in het Amerikaanse leger naast vertegenwoordigers van andere religies ook Wicca-priesters ten behoeve van geestelijke bijstand en religieuze vieringen. In 1975 werd de Rede (of Heksenwet) gepubliceerd.

Beeldende kunst[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf de vijftiende eeuw was de - doorgaans naakte - heks een populair thema in de beeldende kunst. Er was duidelijk vraag naar informatie over hekserij. De Heksenhamer werd enkele malen herdrukt. Dergelijke demonologieën bevatten in de regel houtsnedes als ilustraties. Een hoogtepunt hiervan was het rijkgeïllustreerde "Compendium maleficarum" (1608). De belangstelling voor vrouwelijk naakt was in zekere zin een voortzetting van de klassieke traditie. Veelal werden heksen in verband gebracht met wellust en seksuele orgieën. De Zuid-Duitse schilders Albrecht Dürer (1471-1528) en Baldung Grien vervaardigden een groot aantal werken met heksen als onderwerp. De laatste beeldde meerdere malen heksen en de duivel uit terwijl zij zich aan vleselijke lusten overgaven. De traditie werd voortgezet door Lucas Cranach en Pieter Bruegel (†1569), en in de zeventiende eeuw de Zuid-Nederlandse David Teniers de Jonge.
Ook in de negentiende en twintigste eeuw bleef de vaak jonge heks een populair thema. Lang niet alle afgebeelde heksen zijn lelijk of angstaanjagend; sommige zijn zelfs lieftallig. De heksen van Otto Greiner lijken op de meisjes in een bordeel. Verontrustender is een werk van Alfred Kubin uit 1920: Kubin toont ons een brute seksualiteit waar de vrouwelijke heks zich aanover geeft.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Behringer, W. (2004): Witches and witch-hunts. A global history, Polity, Cambridge/Malden (MA).
  • Gaskill, M. (2010): Witchcraft. A very short introduction, Oxford University Press, Oxford, New York enz..
  • Maxwell-Stuart, P.G. (2007): Heksen: de geschiedenis, Pearson Longman, Amsterdam.
  • Purkiss, D. (1996): The witch in history. Early modern and twentieth-century representations, Routledge, London/New York.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]