Opwarming van de Aarde: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k taal en nettere bronvermelding
k Nu maar echt rigureus beginnen met consistente referenties. Deel 1.
Regel 45: Regel 45:
[[Bestand:Energy change inventory, 1971-2010dutch.svg|thumb|250px|left|Figuur 2: Ten minste sinds 1970 komt er gemiddeld meer straling naar de Aarde, dan dat de Aarde uitzendt. De energie van deze straling wordt opgeslagen in verschillende onderdelen van het klimaatsysteem. Het grootste reservoir is de oceaan, en dan vooral de bovenste 700 m.]]
[[Bestand:Energy change inventory, 1971-2010dutch.svg|thumb|250px|left|Figuur 2: Ten minste sinds 1970 komt er gemiddeld meer straling naar de Aarde, dan dat de Aarde uitzendt. De energie van deze straling wordt opgeslagen in verschillende onderdelen van het klimaatsysteem. Het grootste reservoir is de oceaan, en dan vooral de bovenste 700 m.]]


Er is een toename gevonden van het voorkomen enkele extreme weersomstandigheden. Er zijn meer uitzonderlijk warme dagen en minder uitzonderlijk koude dagen, en het is erg waarschijnlijk dat menselijke invloed hier de hoofdoorzaak van is.<ref name="SFPM" /> Bovendien zijn er vaker hittegolven en is de gemiddelde luchtvochtigheid toegenomen.<ref name=BAMS /><ref>[[Susan Solomon|Solomon]] ''et al'', [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/tssts-3-5.html Technical Summary: Table TS.4], p.52, in IPCC AR4 WG1 2007</ref> Het [[IPCC-rapport 2007|IPCC Fourth Assessment Report]] concludeerde dat menselijke activiteit waarschijnlijk (kans > 50%)<ref>Solomon et al, [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/ts.html Technical Summary],[http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/tssts-2.html Box TS.1: Treatment of Uncertainties in the Working Group I Assessment], in IPCC AR4 WG1 2007</ref> heeft geleid tot het vaker voorkomen van hevige regenbuien.<ref>{{Aut|IPCC}} [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/syr/en/spms2.html Sec. 2. Causes of change], p.5, in [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/syr/en/spm.html Summary for Policymakers], in IPCC AR4 SYR 2007.</ref>
Er is een toename gevonden van het voorkomen enkele extreme weersomstandigheden. Er zijn meer uitzonderlijk warme dagen en minder uitzonderlijk koude dagen, en het is erg waarschijnlijk dat menselijke invloed hier de hoofdoorzaak van is.<ref name="SFPM" /> Bovendien zijn er vaker hittegolven en is de gemiddelde luchtvochtigheid toegenomen.<ref name=BAMS /><ref>[[Susan Solomon|{{Aut|Solomon}}]] {{Aut|et al.}}, [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/tssts-3-5.html Technical Summary: Table TS.4], p.52, in IPCC AR4 WG1 2007</ref> Het [[IPCC-rapport 2007|IPCC Fourth Assessment Report]] concludeerde dat menselijke activiteit waarschijnlijk (kans > 50%)<ref>{{Aut|Solomon et al.}}, [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/ts.html Technical Summary],[http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/tssts-2.html Box TS.1: Treatment of Uncertainties in the Working Group I Assessment], in IPCC AR4 WG1 2007</ref> heeft geleid tot het vaker voorkomen van hevige regenbuien.<ref>{{Aut|IPCC}} [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/syr/en/spms2.html Sec. 2. Causes of change], p.5, in [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/syr/en/spm.html Summary for Policymakers], in IPCC AR4 SYR 2007.</ref>


Andere aanwijzingen zijn de (gedeeltelijke) afsmelting en [[terugtrekking van gletsjers sinds 1850|terugtrekking]] van de meeste [[gletsjer]]s,<ref name=BAMS /><ref>{{cite book|author=Cuffey, K.M. & Paterson, W.S.B.|title=The physics of glaciers|edition= 4th edition|publisher=Elsevier Amsterdam |year=2010|pages= 578-580}}</ref> het afsmelten van [[landijs]] bij de [[Zuidpool]],<ref name="SFPM" /><ref>{{Citeer web | author=National Snow and Ice Data Center | title=Larsen B Ice Shelf Collapses in Antarctica| work=The Cryosphere, Where the World is Frozen| url=http://nsidc.org/news/press/larsen_B/2002.html| date=March 21, 2002| accessdate=November 5, 2009}}</ref><ref>{{Cite journal | author=A. J. Cook and D. G. Vaughan| title=Overview of areal changes of the ice shelves on the Antarctic Peninsula over the past 50 years| url=http://www.the-cryosphere-discuss.net/3/579/2009/tcd-3-579-2009.html | journal=The Cryosphere Discussions | volume=3 | issue=2 | pages=579-630 | doi=10.5194/tcd-3-579-2009}}</ref> rond de [[Noordpool]] en van de [[ijskap]] op [[Groenland]], de [[stijging van de zeespiegel]].<ref name=BAMS /> Ook neemt men verzuring van de oceanen waar: de [[pH]] van water is met 0,1 afgenomen door toename van CO<sub>2</sub> sinds het begin van de [[industriële revolutie]], wat overeen komt met een toename van 26% in waterstofionconcentratie,<ref name="SFPM"/> vervroeging van de [[lente]] en verlenging van het groeiseizoen van zowel [[Flora (plantkunde)|flora]] als [[Fauna (biologie)|fauna]]. De boomgrens in de bergen is verhoogd, leefgebieden van flora en fauna zijn verschoven naar hogergelegen gebieden en gebieden dichter bij de polen. Zo is bijvoorbeeld de samenstelling van [[korstmos]]sen in Nederland veranderd naar een hogere percentage warmtelievende soorten.<ref name="Hoegroot">{{Citeer web|url=http://www.klimaatportaal.nl/pro1/general/start.asp?i=0&j=0&k=0&p=0&itemid=420|title=Hoe groot zijn de huidige effecten van klimaatverandering?|date=19 oktober 2007|publisher=Klimaatportaal}}</ref>
Andere aanwijzingen zijn de (gedeeltelijke) afsmelting en [[terugtrekking van gletsjers sinds 1850|terugtrekking]] van de meeste [[gletsjer]]s,<ref name=BAMS /><ref>{{cite book|author=Cuffey, K.M. & Paterson, W.S.B.|title=The physics of glaciers|edition= 4th edition|publisher=Elsevier Amsterdam |year=2010|pages= 578-580}}</ref> het afsmelten van [[landijs]] bij de [[Zuidpool]],<ref name="SFPM" /><ref>{{Citeer web | author=National Snow and Ice Data Center | title=Larsen B Ice Shelf Collapses in Antarctica| work=The Cryosphere, Where the World is Frozen| url=http://nsidc.org/news/press/larsen_B/2002.html| date=March 21, 2002| accessdate=November 5, 2009}}</ref><ref>{{Cite journal | author=A. J. Cook and D. G. Vaughan| title=Overview of areal changes of the ice shelves on the Antarctic Peninsula over the past 50 years| url=http://www.the-cryosphere-discuss.net/3/579/2009/tcd-3-579-2009.html | journal=The Cryosphere Discussions | volume=3 | issue=2 | pages=579-630 | doi=10.5194/tcd-3-579-2009}}</ref> rond de [[Noordpool]] en van de [[ijskap]] op [[Groenland]], de [[stijging van de zeespiegel]].<ref name=BAMS /> Ook neemt men verzuring van de oceanen waar: de [[pH]] van water is met 0,1 afgenomen door toename van CO<sub>2</sub> sinds het begin van de [[industriële revolutie]], wat overeen komt met een toename van 26% in waterstofionconcentratie,<ref name="SFPM"/> vervroeging van de [[lente]] en verlenging van het groeiseizoen van zowel [[Flora (plantkunde)|flora]] als [[Fauna (biologie)|fauna]]. De boomgrens in de bergen is verhoogd, leefgebieden van flora en fauna zijn verschoven naar hogergelegen gebieden en gebieden dichter bij de polen. Zo is bijvoorbeeld de samenstelling van [[korstmos]]sen in Nederland veranderd naar een hogere percentage warmtelievende soorten.<ref name="Hoegroot">{{Citeer web|url=http://www.klimaatportaal.nl/pro1/general/start.asp?i=0&j=0&k=0&p=0&itemid=420|title=Hoe groot zijn de huidige effecten van klimaatverandering?|date=19 oktober 2007|publisher=Klimaatportaal}}</ref>
Regel 80: Regel 80:
Het broeikaseffect is het proces waarbij zogenoemde broeikasgassen infrarood licht, oftewel warmtestraling, absorberen en deels weer terugzenden naar het Aardoppervlak. Het heeft als gevolg dat de lagere atmosfeer en het oppervlak van de Aarde warmer worden, en de hogere atmosfeer, de [[stratosfeer]] kouder wordt.<ref>{{cite web|url=http://www.knmi.nl/cms/content/26197/broeikaseffect|title= KNMI Broeikaseffect|uitgever=KNMI|date= 11 februari 2011|accessdate=2 juli 2014}}</ref>
Het broeikaseffect is het proces waarbij zogenoemde broeikasgassen infrarood licht, oftewel warmtestraling, absorberen en deels weer terugzenden naar het Aardoppervlak. Het heeft als gevolg dat de lagere atmosfeer en het oppervlak van de Aarde warmer worden, en de hogere atmosfeer, de [[stratosfeer]] kouder wordt.<ref>{{cite web|url=http://www.knmi.nl/cms/content/26197/broeikaseffect|title= KNMI Broeikaseffect|uitgever=KNMI|date= 11 februari 2011|accessdate=2 juli 2014}}</ref>


[[Joseph Fourier]] was de eerste die met het idee kwam in 1824, het werd voor het eerst aangetoond door [[John Tyndall]] en voor het eerst kwantitatief onderzocht door [[Svante Arrhenius]] in 1896. Vanaf de jaren 30 werd de theorie verder uitgewerkt door [[Guy Stewart Callendar]].<ref>{{Citeer boek|Voornaam=Spencer R.|Achternaam= Weart|Titel=The discovery of global warming|taal=en|Datum=2008|url=http://www.aip.org/history/climate/co2.htm|ISBN=0-674-03189-X|Uitgever=American Institute of Physics}}</ref> In 1979 kwamen Jule Charney en medewerkers in een rapport voor de Amerikaanse [[National Academy of Sciences]] tot de conclusie dat verdubbeling van het CO<sub>2</sub>-gehalte van de atmosfeer tot een temperatuurstijging van 3,0 ± 1,5&nbsp;°C zou leiden.<ref>[http://www.nap.edu/catalog.php?record_id=12181 Carbon Dioxide and Climate: A Scientific Assessment (1979)]. ''The National Academies Press'' ISBN 9780309119115</ref> Dit wordt de [[klimaatgevoeligheid]] genoemd.
[[Joseph Fourier]] was de eerste die met het idee kwam in 1824, het werd voor het eerst aangetoond door [[John Tyndall]] en voor het eerst kwantitatief onderzocht door [[Svante Arrhenius]] in 1896. Vanaf de jaren 30 werd de theorie verder uitgewerkt door [[Guy Stewart Callendar]].<ref>{{Citeer boek|Auteur = Weart S.R.|Titel=The discovery of global warming|Datum=2008|url=http://www.aip.org/history/climate/co2.htm|ISBN=0-674-03189-X|Uitgever=American Institute of Physics}}</ref> In 1979 kwamen Jule Charney en medewerkers in een rapport voor de Amerikaanse [[National Academy of Sciences]] tot de conclusie dat verdubbeling van het CO<sub>2</sub>-gehalte van de atmosfeer tot een temperatuurstijging van 3,0 ± 1,5&nbsp;°C zou leiden.<ref>[http://www.nap.edu/catalog.php?record_id=12181 Carbon Dioxide and Climate: A Scientific Assessment (1979)]. ''The National Academies Press'' ISBN 9780309119115</ref> Dit wordt de [[klimaatgevoeligheid]] genoemd.


Het IPCC concludeert in zijn rapport van 2007 dat de opwarming sinds de [[industriële revolutie]] vooral het gevolg is van de uitstoot van [[broeikasgas]]sen zoals [[kooldioxide]] (CO<sub>2</sub>), [[methaan]] (CH<sub>4</sub>), [[distikstofmonoxide|lachgas]] N<sub>2</sub>O en [[chloorfluorkoolstofverbinding]]en (CFK's). Antropogene componenten zouden een groot deel uitmaken van de stralingsforcering, de verandering van de [[stralingsbalans]] (grafiek 6) en bijdragen aan de opwarming van de Aarde (grafiek 7). De concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer zijn momenteel de hoogste in minstens 800.000 jaar.<ref>{{Cite journal
Het IPCC concludeert in zijn rapport van 2007 dat de opwarming sinds de [[industriële revolutie]] vooral het gevolg is van de uitstoot van [[broeikasgas]]sen zoals [[kooldioxide]] (CO<sub>2</sub>), [[methaan]] (CH<sub>4</sub>), [[distikstofmonoxide|lachgas]] N<sub>2</sub>O en [[chloorfluorkoolstofverbinding]]en (CFK's). Antropogene componenten zouden een groot deel uitmaken van de stralingsforcering, de verandering van de [[stralingsbalans]] (grafiek 6) en bijdragen aan de opwarming van de Aarde (grafiek 7). De concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer zijn momenteel de hoogste in minstens 800.000 jaar.<ref>{{Cite journal
Regel 86: Regel 86:
| url=http://www.nature.com/nature/journal/v453/n7193/pdf/nature06949.pdf
| url=http://www.nature.com/nature/journal/v453/n7193/pdf/nature06949.pdf
| title=High-resolution carbon dioxide concentration record 650,000–800,000 years before present
| title=High-resolution carbon dioxide concentration record 650,000–800,000 years before present
| publisher=Nature
| journal=Nature
| year=2008
| year=2008
| volume=453
| volume=453
| pages = 379-382
}}</ref>
}}</ref>
De toename is grotendeels het gevolg van menselijk handelen; vooral verbranding van fossiele brandstoffen (inclusief de onbedoelde [[Steenkoolbrand|kolenbranden]]), productie van [[Cement (bouwmateriaal)|cement]], maar ook door [[landbouw]], [[veeteelt]] en verandering van landgebruik, vooral ontbossing. Er zijn ook andere bijdragen aan de temperatuurschommelingen, zoals vulkanisme en de [[Milanković-parameters|Milanković-cycli]] maar deze zijn relatief (zeer) klein of slechts relevant op lange termijn.<ref name="ipcc"/> De emissies van CO<sub>2</sub> door vulkanen zijn veel lager dan antropogene emissies.<ref name="tar" >[http://www.grida.no/climate/ipcc_tar/wg1/pdf/TAR-03.PDF IPCC Third Assessment Report "Climate Change 2001: The Scientific Basis" p. 189]</ref> Met ''antropogeen'' wordt bedoelt dat wat louter door menselijke handelen is gebeurd.
De toename is grotendeels het gevolg van menselijk handelen; vooral verbranding van fossiele brandstoffen (inclusief de onbedoelde [[Steenkoolbrand|kolenbranden]]), productie van [[Cement (bouwmateriaal)|cement]], maar ook door [[landbouw]], [[veeteelt]] en verandering van landgebruik, vooral ontbossing. Er zijn ook andere bijdragen aan de temperatuurschommelingen, zoals vulkanisme en de [[Milanković-parameters|Milanković-cycli]] maar deze zijn relatief (zeer) klein of slechts relevant op lange termijn.<ref name="ipcc"/> De emissies van CO<sub>2</sub> door vulkanen zijn veel lager dan antropogene emissies.<ref name="tar" >[http://www.grida.no/climate/ipcc_tar/wg1/pdf/TAR-03.PDF IPCC Third Assessment Report "Climate Change 2001: The Scientific Basis" p. 189]</ref> Met ''antropogeen'' wordt bedoelt dat wat louter door menselijke handelen is gebeurd.


Van de belangrijkste broeikasgassen, blijft CO<sub>2 </sub> ook op lange termijn de grootste invloed hebben. Het merendeel wordt binnen enkele honderden jaren opgenomen door de oceanen en de biosfeer, maar ruwweg een kwart kan pas uit de atmosfeer verdwijnen door een aantal geologische processen, zoals [[verwering]] van gesteentes op Aarde en het begraven van [[sedimenten]], processen met tijdschalen van tienduizenden jaren.<ref name="carbon_lifetime1">{{Cite journal|url=http://geosci.uchicago.edu/~archer/reprints/archer.2005.fate_co2.pdf|author = D. Archer|title = Fate of fossil fuel CO<sub>2</sub> in geologic time|journal = [[Journal of Geophysical Research]]|volume = 110|issue=C9|pages=C09S05.1–6|year = 2005}}</ref><ref>{{Aut|IPCC 2013}} [http://www.climatechange2013.org/images/report/WG1AR5_Chapter06_FINAL.pdf Chapter 6: Carbon and Other Biogeochemical Cycles] in [http://www.ipcc.ch/report/ar5/wg1/ IPCC 2013: The Physical Science Basis]</ref>
Van de belangrijkste broeikasgassen, blijft CO<sub>2 </sub> ook op lange termijn de grootste invloed hebben. Het merendeel wordt binnen enkele honderden jaren opgenomen door de oceanen en de biosfeer, maar ruwweg een kwart kan pas uit de atmosfeer verdwijnen door een aantal geologische processen, zoals [[verwering]] van gesteentes op Aarde en het begraven van [[sedimenten]], processen met tijdschalen van tienduizenden jaren.<ref name="carbon_lifetime1">{{Cite journal|url=http://geosci.uchicago.edu/~archer/reprints/archer.2005.fate_co2.pdf|author = D. Archer|title = Fate of fossil fuel CO<sub>2</sub> in geologic time|journal = Journal of Geophysical Research|volume = 110|issue=C9|pages=C09S05.1–6|year = 2005}}</ref><ref>{{Aut|IPCC 2013}} [http://www.climatechange2013.org/images/report/WG1AR5_Chapter06_FINAL.pdf Chapter 6: Carbon and Other Biogeochemical Cycles] in [http://www.ipcc.ch/report/ar5/wg1/ IPCC 2013: The Physical Science Basis]</ref>


====Roet en deeltjes====
====Roet en deeltjes====
Regel 101: Regel 102:
=== Invloed van de natuur ===
=== Invloed van de natuur ===
[[Bestand:Solar-cycle-data.png|thumb|300px|Grafiek 8: Elektromagnetische straling afkomstig van de zon (rood), het aantal zonnevlekken (blauw) en de zonnevlamactiviteit (groen) zoals gemeten gedurende de drie meest recente zonnecycli, die elk elf jaar duren.]]
[[Bestand:Solar-cycle-data.png|thumb|300px|Grafiek 8: Elektromagnetische straling afkomstig van de zon (rood), het aantal zonnevlekken (blauw) en de zonnevlamactiviteit (groen) zoals gemeten gedurende de drie meest recente zonnecycli, die elk elf jaar duren.]]
Volgens een statistische analyse over de temperatuursveranderingen gedurende de periode van 1500 tot 2000 is het voor 99% zeker dat de opwarming van de Aarde sinds 1880 niet het gevolg is van natuurlijke fluctuaties.<ref>{{en}} {{aut|Lovejoy, S.}} [http://www.physics.mcgill.ca/~gang/eprints/eprintLovejoy/neweprint/Anthro.climate.dynamics.13.3.14.pdf Scaling fluctuation analysis and statistical hypothesis testing of anthropogenic warming] Climate Dynamics (2013): 1-13. DOI [http://link.springer.com/article/10.1007%2Fs00382-014-2128-2 10.1007/s00382-014-2128-2]</ref>
Volgens een statistische analyse over de temperatuursveranderingen gedurende de periode van 1500 tot 2000 is het voor 99% zeker dat de opwarming van de Aarde sinds 1880 niet het gevolg is van natuurlijke fluctuaties.<ref>{{cite journal|author=Lovejoy, S.|url=http://link.springer.com/article/10.1007%2Fs00382-014-2128-2 |title=Scaling fluctuation analysis and statistical hypothesis testing of anthropogenic warming|journal=Climate Dynamics |year=2014|pages=2339-2351|issue=9-10|volume=42}}</ref>


Natuurlijke fluctuaties, in bijvoorbeeld de zonne-activiteit, kunnen de opwarming van de aarde sinds 1900 niet verklaren.<ref>{{Cite journal|author= Stevens, M.J. & North, G.R.|year=1996|title= Detection of the Climate Response to the Solar Cycle| volume=53|pages= 2594–2608|journal=Journal of the Atmospheric Sciences|url=http://journals.ametsoc.org/doi/abs/10.1175/1520-0469%281996%29053%3C2594%3ADOTCRT%3E2.0.CO%3B2}}</ref><ref>{{cite journal|author=Lockwood, M. & Frohlich, C.|year=2007|url=http://rspa.royalsocietypublishing.org/content/463/2086/2447.full|title=Recent oppositely directed trends in solar climate forcings and the global mean surface air temperature|journal=Proceedings of the Royal Society A|volume=463|pages= 2447-2460}}</ref> Bij een grotere zonne-intensiteit zou zowel opwarming van de lage atmosfeer (de [[troposfeer]]) als de hogere atmosfeer (de [[stratosfeer]]) verwacht worden, maar er wordt slechts een stijging waargenomen in de troposfeer.<ref>Hegerl ''et al.'', [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/ch9.html Chapter 9: Understanding and Attributing Climate Change], [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/faq-9-2.html Frequently Asked Question 9.2: Can the Warming of the 20th century be Explained by Natural Variability?], in IPCC AR4 WG1 2007.</ref> Dit is wel wat men verwacht bij een opwarming veroorzaakt door broeikasgassen.
Natuurlijke fluctuaties, in bijvoorbeeld de zonne-activiteit, kunnen de opwarming van de aarde sinds 1900 niet verklaren.<ref>{{Cite journal|author= Stevens, M.J. & North, G.R.|year=1996|title= Detection of the Climate Response to the Solar Cycle| volume=53|pages= 2594–2608|journal=Journal of the Atmospheric Sciences|url=http://journals.ametsoc.org/doi/abs/10.1175/1520-0469%281996%29053%3C2594%3ADOTCRT%3E2.0.CO%3B2}}</ref><ref>{{cite journal|author=Lockwood, M. & Frohlich, C.|year=2007|url=http://rspa.royalsocietypublishing.org/content/463/2086/2447.full|title=Recent oppositely directed trends in solar climate forcings and the global mean surface air temperature|journal=Proceedings of the Royal Society A|volume=463|pages= 2447-2460}}</ref> Bij een grotere zonne-intensiteit zou zowel opwarming van de lage atmosfeer (de [[troposfeer]]) als de hogere atmosfeer (de [[stratosfeer]]) verwacht worden, maar er wordt slechts een stijging waargenomen in de troposfeer.<ref>Hegerl ''et al.'', [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/ch9.html Chapter 9: Understanding and Attributing Climate Change], [http://www.ipcc.ch/publications_and_data/ar4/wg1/en/faq-9-2.html Frequently Asked Question 9.2: Can the Warming of the 20th century be Explained by Natural Variability?], in IPCC AR4 WG1 2007.</ref> Dit is wel wat men verwacht bij een opwarming veroorzaakt door broeikasgassen.
Regel 302: Regel 303:
== Publiek bewustzijn ==
== Publiek bewustzijn ==
[[Bestand:Climate change opinion cause is human by country 2008-2009.png|thumb|300px|Percentage van de mensen die denkt dat de opwarming van de Aarde alleen veroorzaakt wordt door menselijk handelen, per land. Van de onderzochte Europese landen, is het percentage in Nederland het laagst.]]
[[Bestand:Climate change opinion cause is human by country 2008-2009.png|thumb|300px|Percentage van de mensen die denkt dat de opwarming van de Aarde alleen veroorzaakt wordt door menselijk handelen, per land. Van de onderzochte Europese landen, is het percentage in Nederland het laagst.]]
Het idee van een opwarmende Aarde verspreidde zich gedurende de jaren '80 richting het publiek domein. In 1981 had ongeveer een derde van de Amerikaanse bevolking gehoord over het [[broeikaseffect]] en had de ''[[New York Times]]'' voor het eerst een artikel over klimaatopwarming op haar eerste pagina. In 1988 nam het aantal artikelen in Amerikaanse kranten over klimaatopwarming met een factor tien toe in vergelijking met het jaar daarvoor.<ref>{{aut|Spencer Weart}}, [http://www.aip.org/history/climate/public2.htm The Discovery of Global Warming: The Public and Climate Change (cont.— since 1980)]. [[American Institute of Physics]], februari 2014.</ref> De ingang van het Kyoto Protocol in 2005 bracht de opwarming van het klimaat naar een breder publieke debat. De film ''[[An Inconvenient Truth]]'' van Al Gore zorgde er in 2006 voor dat vrijwel iedere Amerikaan gehoord had over de opwarming van de Aarde.<ref>[http://skeptoid.com/episodes/4309 The Science and Politics of Global Warming]. [[Skeptoid]] #309, 8 mei 2012</ref> Ondanks de toegenomen belangstelling in de Westerse wereld bleek in 2009 dat ongeveer eenderde van de wereldbevolking zich niet bewust was van de opwarming van de Aarde. In Europa denkt een groter percentage van de bevolking dat de opwarming van de Aarde veroorzaakt is door menselijk handelen, dan in de Verenigde Staten.<ref>{{cite web|url=http://www.gallup.com/poll/117772/Awareness-Opinions-Global-Warming-Vary-Worldwide.aspx|title=Awareness, Opinions About Global Warming Vary Worldwide|date=22 april 2009|author=Brett W. Pelham|accessdate= 7 juli 2014|publisher = Gallup World}}</ref> Volgens Gallup-polls over 2007 en 2011 ziet 42% van de wereldbevolking de opwarming van de Aarde als een persoonlijke bedreiging. In de VS en de EU is het percentage afgenomen, en in [[Zuid-Amerika]] toegenomen.<ref>{{cite web|url=http://www.gallup.com/poll/147203/Fewer-Americans-Europeans-View-Global-Warming-Threat.aspx|title = Fewer Americans, Europeans View Global Warming as a Threat|date=20 april 2011|accessdate=7 juli 2014|publisher=Gallup World|author=A. Pugliese}}</ref>
Het idee van een opwarmende Aarde verspreidde zich gedurende de jaren '80 richting het publiek domein. In 1981 had ongeveer een derde van de Amerikaanse bevolking gehoord over het [[broeikaseffect]] en had de ''[[New York Times]]'' voor het eerst een artikel over klimaatopwarming op haar eerste pagina. In 1988 nam het aantal artikelen in Amerikaanse kranten over klimaatopwarming met een factor tien toe in vergelijking met het jaar daarvoor.<ref>{{aut|Weart S.R.}}, [http://www.aip.org/history/climate/public2.htm The Discovery of Global Warming: The Public and Climate Change (cont.— since 1980)]. [[American Institute of Physics]], februari 2014.</ref> De ingang van het Kyoto Protocol in 2005 bracht de opwarming van het klimaat naar een breder publieke debat. De film ''[[An Inconvenient Truth]]'' van Al Gore zorgde er in 2006 voor dat vrijwel iedere Amerikaan gehoord had over de opwarming van de Aarde.<ref>[http://skeptoid.com/episodes/4309 The Science and Politics of Global Warming]. [[Skeptoid]] #309, 8 mei 2012</ref> Ondanks de toegenomen belangstelling in de Westerse wereld bleek in 2009 dat ongeveer eenderde van de wereldbevolking zich niet bewust was van de opwarming van de Aarde. In Europa denkt een groter percentage van de bevolking dat de opwarming van de Aarde veroorzaakt is door menselijk handelen, dan in de Verenigde Staten.<ref>{{cite web|url=http://www.gallup.com/poll/117772/Awareness-Opinions-Global-Warming-Vary-Worldwide.aspx|title=Awareness, Opinions About Global Warming Vary Worldwide|date=22 april 2009|author=Brett W. Pelham|accessdate= 7 juli 2014|publisher = Gallup World}}</ref> Volgens Gallup-polls over 2007 en 2011 ziet 42% van de wereldbevolking de opwarming van de Aarde als een persoonlijke bedreiging. In de VS en de EU is het percentage afgenomen, en in [[Zuid-Amerika]] toegenomen.<ref>{{cite web|url=http://www.gallup.com/poll/147203/Fewer-Americans-Europeans-View-Global-Warming-Threat.aspx|title = Fewer Americans, Europeans View Global Warming as a Threat|date=20 april 2011|accessdate=7 juli 2014|publisher=Gallup World|author=A. Pugliese}}</ref>


===Controverse===
===Controverse===

Versie van 8 jul 2014 17:14

De neutraliteit van dit artikel wordt betwijfeld.
Zie de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie.
Grafiek 1: Gemiddelde temperatuur 1880-2012. Het gemiddelde van de periode 1951-1980 is als referentie genomen. De groene staven geven de onzekerheid aan.
Figuur 1: Regionale verdeling van de mondiale temperatuurverandering in de periode 1999-2008 ten opzichte van het gemiddelde van 1940-1980.
Grafiek 2: De concentratie CO2 is sinds de industriële revolutie sterk toegenomen.

De opwarming van de Aarde is de stijging van de gemiddelde temperatuur die op de Aarde wordt waargenomen. De gemiddelde wereldtemperatuur is in de periode 1880 tot 2012 met ongeveer 0,85 °C (0,65-1,06 °C) gestegen.[1]

Het is volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zeer waarschijnlijk dat deze temperatuurstijging voornamelijk een gevolg is van de klimaatverandering veroorzaakt door menselijke activiteiten: door het verbranden van fossiele brandstoffen, ontbossing en bepaalde industriële en agrarische activiteiten stijgt de concentratie aan broeikasgassen in de aardatmosfeer.

Modelberekeningen voorspellen dat de temperatuur op Aarde tussen 1990 en 2100 met 1,1 tot 6,4 °C stijgt. Met name temperatuurstijgingen van meer dan 2 °C ten opzichte van de pre-industriële waarden zouden grote veranderingen met zich meebrengen voor mens en milieu, door zeespiegelstijging, toename van droogte- en hitteperioden, extreme neerslag en andere effecten.[2]

In de wetenschappelijke literatuur overheerst de consensus dat de gemiddelde temperaturen op Aarde duidelijk zijn toegenomen sinds de laatste decennia van de 20e eeuw en dat deze trend vooral wordt veroorzaakt door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen. Een beperkt aantal wetenschappers betwist de conclusies of de prognoses van het IPCC[3] geheel of op bepaalde punten.

Aanwijzingen

Grafiek 3: Tussen 1900 en 2000 is de zeespiegel 18,5 cm gestegen.
Grafiek 4: Toename CO2 in de aardatmosfeer.

Er zijn een groot aantal onafhankelijke observaties vanuit verschillende wetenschapsgebieden, zoals de meteorologie, glaciologie, oceanografie en biologie, die bewijs geven voor de opwarming van de aarde.

Uit de meteorologie blijkt dat de temperaturen boven land en boven de oceanen, gecorrigeerd voor effecten zoals het hitte-eilandeffect systematisch oplopen.[4] De gemiddelde wereldtemperatuur is in de periode 1880-2012 opgelopen met 0,85 °C (0,65-1,06 °C), waarbij de opwarming sterker is boven land dan boven de oceanen.[5] Uit analyse van vele gletsjers volgt dezelfde historische opwarmingskromme van de Aarde als uit directe temperatuursmetingen.[6] In de oceaan is opwarming waargenomen van de eerste 700 m van de oceaan, en van de diepe oceaan. De temperatuur in de eerste 75 meter is met 0,11 °C (0,09-0,13 °C) gestegen.[1]

Figuur 2: Ten minste sinds 1970 komt er gemiddeld meer straling naar de Aarde, dan dat de Aarde uitzendt. De energie van deze straling wordt opgeslagen in verschillende onderdelen van het klimaatsysteem. Het grootste reservoir is de oceaan, en dan vooral de bovenste 700 m.

Er is een toename gevonden van het voorkomen enkele extreme weersomstandigheden. Er zijn meer uitzonderlijk warme dagen en minder uitzonderlijk koude dagen, en het is erg waarschijnlijk dat menselijke invloed hier de hoofdoorzaak van is.[1] Bovendien zijn er vaker hittegolven en is de gemiddelde luchtvochtigheid toegenomen.[4][7] Het IPCC Fourth Assessment Report concludeerde dat menselijke activiteit waarschijnlijk (kans > 50%)[8] heeft geleid tot het vaker voorkomen van hevige regenbuien.[9]

Andere aanwijzingen zijn de (gedeeltelijke) afsmelting en terugtrekking van de meeste gletsjers,[4][10] het afsmelten van landijs bij de Zuidpool,[1][11][12] rond de Noordpool en van de ijskap op Groenland, de stijging van de zeespiegel.[4] Ook neemt men verzuring van de oceanen waar: de pH van water is met 0,1 afgenomen door toename van CO2 sinds het begin van de industriële revolutie, wat overeen komt met een toename van 26% in waterstofionconcentratie,[1] vervroeging van de lente en verlenging van het groeiseizoen van zowel flora als fauna. De boomgrens in de bergen is verhoogd, leefgebieden van flora en fauna zijn verschoven naar hogergelegen gebieden en gebieden dichter bij de polen. Zo is bijvoorbeeld de samenstelling van korstmossen in Nederland veranderd naar een hogere percentage warmtelievende soorten.[13]

Daarnaast is er een energie-imbalans aan de bovenkant van de atmosfeer waar te nemen met satellieten: er komt meer (stralings)energie binnen dan er wordt uitgezonden naar de ruimte, die voor het overgrote deel wordt omgezet in warmte.[14]

Historische context

Grafiek 5: Temperatuur van de afgelopen 2000 jaar, zoals geschat uit verschillende proxies.
Zie Klimaatverandering voor meer informatie over klimaatsveranderingen in het verleden.

De huidige opwarming van de Aarde kan vergeleken worden met klimaatveranderingen in het verleden. Voor 1860 werden temperatuurmetingen niet systematisch uitgevoerd en deze zijn vanwege het gebrek aan technische hulpmiddelen en de beperkte geografische spreiding onnauwkeurig. Metingen van de historische aardtemperatuur worden daarom gedaan aan de hand van secundaire effecten, zoals de jaarringen van bomen, de ontwikkeling van koraal en de resten van gassen in ijs op Antarctica. Deze afgeleide metingen, proxies genoemd, zijn onnauwkeuriger dan de moderne temperatuurmetingen, maar laten zien dat de temperatuur in het noordelijk halfrond ongekend hoog was gedurende de late 20e eeuw en begin 21ste eeuw in vergelijking met ten minste de laatste 1.000 jaar. Ook uitgesproken veranderingen zoals smeltende ijskappen en de terugtrekking van gletsjers over de hele wereld, lijken ongekend in vergelijking met ten minste de laatste 2.000 jaar (zie grafiek 5).[15]

Op een schaal van tienduizenden jaren zijn er glaciaalcycli waar te nemen. Op het moment bevindt de Aarde zich in een interglaciaal, die ruwweg 10.000 jaar geleden begonnen is. Deze duurt gemiddeld tussen de 10.000 en 30.000 jaar. In een ijstijd is het gemiddeld zo'n 5 tot 8 graden kouder dan in een interglaciaal en is de CO2-concentratie substantieel lager (zie grafiek 2).

Nog verder in het verleden kijkend, zien we dat de gemiddelde Aardtemperatuur zoveel substantieel lager als substantieel hoger is geweest dan de huidige waarden.

Mogelijke oorzaken

Zie Broeikaseffect voor meer informatie over de fysische oorzaken van de opwarming van de Aarde.

In het vierde rapport dat in de loop van 2007 werd voltooid, stelt het IPCC dat de opwarming van de Aarde "onmiskenbaar" aan de gang is en dat "het zeer waarschijnlijk is dat" het een antropogene oorzaak heeft.[2] In het vijfde rapport staat:

Human influence has been detected in warming of the atmosphere and the ocean, in changes in the global water cycle, in reductions in snow and ice, in global mean sea level rise, and in changes in some climate extremes. This evidence for human influence has grown since AR4. It is extremely likely that human influence has been the dominant cause of the observed warming since the mid-20th century.
(Menselijke invloed is waargenomen in de opwarming van de atmosfeer en de oceaan, in veranderingen in de globale waterkringloop, in de afname van sneeuw en ijs, in de wereldwijde gemiddelde zeespiegelstijging en in veranderingen in enkele klimaatextremen. Dit bewijs voor menselijke invloed is gegroeid sinds AR4. Het is extreem waarschijnlijk dat menselijke invloed de hoofdoorzaak is van de waargenomen opwarming sinds halverwege de 20e eeuw.)

— Werkgroep I van het 5e IPCC-rapport (2014)[1]

Invloed van de mens

Versterkt broeikaseffect

Grafiek 6: Verandering in de stralingsforcering (bijdrage aan het broeikaseffect) tussen 1750 en 2005.
Grafiek 7: Bijdrage van verschillende factoren aan de opwarming van de Aarde volgens modelberekeningen. De gemodelleerde (bruin) en gemeten (zwart) temperatuurverandering tussen 1900 en 1990 alsmede de bijdrage van verschillende factoren aan de modeltemperatuur worden weergegeven.

Het broeikaseffect is het proces waarbij zogenoemde broeikasgassen infrarood licht, oftewel warmtestraling, absorberen en deels weer terugzenden naar het Aardoppervlak. Het heeft als gevolg dat de lagere atmosfeer en het oppervlak van de Aarde warmer worden, en de hogere atmosfeer, de stratosfeer kouder wordt.[16]

Joseph Fourier was de eerste die met het idee kwam in 1824, het werd voor het eerst aangetoond door John Tyndall en voor het eerst kwantitatief onderzocht door Svante Arrhenius in 1896. Vanaf de jaren 30 werd de theorie verder uitgewerkt door Guy Stewart Callendar.[17] In 1979 kwamen Jule Charney en medewerkers in een rapport voor de Amerikaanse National Academy of Sciences tot de conclusie dat verdubbeling van het CO2-gehalte van de atmosfeer tot een temperatuurstijging van 3,0 ± 1,5 °C zou leiden.[18] Dit wordt de klimaatgevoeligheid genoemd.

Het IPCC concludeert in zijn rapport van 2007 dat de opwarming sinds de industriële revolutie vooral het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen zoals kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas N2O en chloorfluorkoolstofverbindingen (CFK's). Antropogene componenten zouden een groot deel uitmaken van de stralingsforcering, de verandering van de stralingsbalans (grafiek 6) en bijdragen aan de opwarming van de Aarde (grafiek 7). De concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer zijn momenteel de hoogste in minstens 800.000 jaar.[19] De toename is grotendeels het gevolg van menselijk handelen; vooral verbranding van fossiele brandstoffen (inclusief de onbedoelde kolenbranden), productie van cement, maar ook door landbouw, veeteelt en verandering van landgebruik, vooral ontbossing. Er zijn ook andere bijdragen aan de temperatuurschommelingen, zoals vulkanisme en de Milanković-cycli maar deze zijn relatief (zeer) klein of slechts relevant op lange termijn.[2] De emissies van CO2 door vulkanen zijn veel lager dan antropogene emissies.[20] Met antropogeen wordt bedoelt dat wat louter door menselijke handelen is gebeurd.

Van de belangrijkste broeikasgassen, blijft CO2 ook op lange termijn de grootste invloed hebben. Het merendeel wordt binnen enkele honderden jaren opgenomen door de oceanen en de biosfeer, maar ruwweg een kwart kan pas uit de atmosfeer verdwijnen door een aantal geologische processen, zoals verwering van gesteentes op Aarde en het begraven van sedimenten, processen met tijdschalen van tienduizenden jaren.[21][22]

Roet en deeltjes

Een andere antropogene forcering is de uitstoot van aerosolen. Dit zijn colloïdale deeltjes vaste stof of vloeistof in de lucht. Netto hebben deze deeltjes een afkoelend effect door verhoogde reflectie in de atmosfeer. Fijnstof en roet zijn voorbeelden van aerosolen uitgestoten door mensen. Aerosolen hebben een direct en indirect effect op het klimaat. Door hun reflecterende eigenschappen verhogen ze het vermogen van de atmosfeer om straling te weerkaatsen, ook wel de albedo genoemd. Dit leidt tot afkoeling. Daarnaast zijn sommige aerosolen, zoals sulfaten condensatiekernen en zorgen ze voor verhoogde wolkvorming die ook langer kan aanhouden. De onzekerheid over beide effecten is substantieel zoals ook kan worden gezien in grafiek 6. Door de korte levenstijd van aerosolen in de atmosfeer is de verspreiding van aerosolen niet homogeen over de atmosfeer: er zijn veel lokale verschillen. Roet, daarentegen, zorgt juist voor een afname van de albedo en daarmee opwarming, doordat het terechtkomt op sneeuw.

De meeste deeltjes die onder deze categorie vallen, zijn na enkele weken tot enkele jaren weer uit de atmosfeer verdwenen. Hoe hoger de deeltjes zich in de atmosfeer bevinden, hoe langer het duurt voordat ze neerslaan.[23]

Invloed van de natuur

Grafiek 8: Elektromagnetische straling afkomstig van de zon (rood), het aantal zonnevlekken (blauw) en de zonnevlamactiviteit (groen) zoals gemeten gedurende de drie meest recente zonnecycli, die elk elf jaar duren.

Volgens een statistische analyse over de temperatuursveranderingen gedurende de periode van 1500 tot 2000 is het voor 99% zeker dat de opwarming van de Aarde sinds 1880 niet het gevolg is van natuurlijke fluctuaties.[24]

Natuurlijke fluctuaties, in bijvoorbeeld de zonne-activiteit, kunnen de opwarming van de aarde sinds 1900 niet verklaren.[25][26] Bij een grotere zonne-intensiteit zou zowel opwarming van de lage atmosfeer (de troposfeer) als de hogere atmosfeer (de stratosfeer) verwacht worden, maar er wordt slechts een stijging waargenomen in de troposfeer.[27] Dit is wel wat men verwacht bij een opwarming veroorzaakt door broeikasgassen. De afgelopen halve eeuw kende een verhoogd aantal zonnevlekken, die een goede indicatie zijn van zonne-activiteit.[28] Sinds het begin van de directe metingen in 1978 is de zonne-activiteit niet toegenomen, en hierin kan dus geen verklaring gevonden worden van de versnelde opwarming in afgelopen 30 jaar.[29][30][31] Het aantal zonnevlekken correleert sinds 1950 redelijk met temperatuurfluctuaties, maar in de eerste helft van de 20ste eeuw is juist sprake van een anticorrelatie.[32][33]

Een andere hypothese over de invloed van de zon betreft de gevolgen van kosmische straling.[34] Volgens deze hypothese zouden door straling geioniseerde deeltjes bijdragen aan de vorming van condensatiekernen, deeltjes die wolkvorming bevorderen. De activiteit van de zon bepaalt hoeveel kosmische straling er op de aarde komt, en zou dus invloed hebben op de wolkvorming. Deze hypothese wordt op statistische gronden betwijfeld: slechts al je heel specifieke tijdreeksen neemt, bestaat er een verband.[32][33][35] De eerste resultaten van het CLOUD-project bevestigen deze uitspraken: kosmische straling heeft geen significant effect op de vorming van een belangrijke groep aerosolen die als nucleatiekernen dienen, maar de invloed op de vorming van andere aerosolen is nog niet uit te sluiten.[36]

Terugkoppelingen

Figuur 3: Een simpel diagram van een terugkoppeling. P heeft invloed op Q, en Q invloed op P. Een verandering in P kan zo indirect worden versterkt (positieve terugkoppeling) of verzwakt (negatieve terugkoppeling).

Het klimaatsysteem kent een aantal terugkoppelingen. Een positieve terugkoppeling, of meekoppeling, versterkt de initiële opwarming. Een negatieve terugkoppeling, of tegenkoppeling zorgt ervoor dat de initiële opwarming lager wordt. De CO2-concentratie gecombineerd met het netto-effect van de terugkoppelingen bepaalt de klimaatgevoeligheid: hoeveel warmt de aarde op bij een gegeven toename aan CO2.

De belangrijkste terugkoppeling is de waterdampterugkoppeling: een positieve terugkoppeling. Voor elke graad temperatuurstijging kan lucht ongeveer 7% meer waterdamp bevatten. Het versterkte broeikaseffect door waterdamp is sterker dan de directe invloed van CO2.[37] Een andere positieve terugkoppeling is het smelten van sneeuw en ijs bij hogere temperaturen. Hierdoor neemt de albedo van de aarde af, met als gevolg dat er minder zonnestraling gereflecteerd wordt.

Veranderingen in de wolkenbedekking van de aarde leiden waarschijnlijk tot een versnelde opwarming.[38] Wolken hebben een dubbel effect op de energiebalans van de Aarde. Aan de ene kant zorgen ze ervoor dat het albedo van de Aarde toeneemt, en meer licht wordt teruggekaatst naar de ruimte, aan de andere kant zorgen ze ervoor dat warmte minder makkelijk kan ontsnappen. Hoe sterk beide effecten zijn hangt af van het wolktype en de hoogte van de wolken. De grootte van het effect is zeer onzeker, en kan worden gezien in grafiek 6.[39]

Een belangrijke negatieve terugkoppeling komt voort uit de wet van Stefan-Boltzmann: bij een stijgende temperatuur zendt de aarde meer straling uit. Op het moment is de koolstofcyclus een negatieve terugkoppeling: de oceanen en biomassa op het land nemen nu grote hoeveelheden CO2 op. Er zijn aanwijzingen dat dit minder zal worden met verdere temperatuurstijging.[39]

Klimaatmodellen

Klimaatmodellen zijn modellen die klimatologische veranderingen in kaart brengen. Deze modellen worden gebruikt om beter vast te stellen wat het klimaat gedurende een historische periode was en om nauwkeurige voorspellingen te kunnen doen over het toekomstige klimaat. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van verscheidenheid aan bekende empirische gegevens, gecombineerd met natuurkundige wetten. De vijf onderdelen van het klimaatsysteem: de hydrosfeer, lithosfeer, atmosfeer, biosfeer en cryosfeer worden gerepresenteerd in huidige modellen.

Verschillende projecties van concentraties CO2-equivalent, gebruikt door het IPCC in haar vijfde rapport. De namen van de projecties RCP2.6, RCP4.5, RCP6.0 en RCP8.5 duiden op de stralingsforcering die in 2100 wordt verwacht.

De modellen die behalve natuurlijke processen, zoals de variabele instraling van zonlicht ook de effecten van de toegenomen concentraties van broeikasgassen en aerosolen in de atmosfeer op het klimaat betrekken geven een temperatuurstijgingstijging aan op termijnen van tientallen tot honderden jaren. Gebaseerd op deze modellen wordt door het IPCC voor de komende twee decennia een temperatuurstijging van ongeveer 0,2 °C per decennium verwacht, voor alle onderzochte emissiescenario's. Zelfs als de concentraties broeikasgassen en aerosolen gelijk blijft aan het niveau van 2000 neemt de temperatuur toe met ongeveer 0,1 °C per decennium. Na 2030 is de verwachte stijging afhankelijk van de hoeveelheid broeikasgasemissies. Bij een scenario waarbij de emissies laag worden ingeschat[40] komt de temperatuurstijging in 2100 uit op 1,8 °C (1,1-2,9 °C) ten opzichte van 1990. De andere door de IPCC ontwikkelde scenario's komen op 2,4 tot 4,0 °C (1,4-6,4 °C) in 2100. Onderzoekers van het MIT publiceerden in mei 2009 een artikel met modeluitkomsten die wijzen op een temperatuurstijging van 5,1 °C (3,5-7,4 °C) ten opzichte van 1990. Een van de oorzaken van de hogere temperatuurstijgingen dan die van het IPCC zijn de hogere broeikasgasemissies in de MIT scenario's.[41]

Op mondiale en continentale schaal worden waargenomen klimaatveranderingen, zoals veranderingen in neerslag en temperaturen, binnen redelijke onzekerheidsmarges gesimuleerd, maar op regionale schaal presteren de modellen minder goed. Om dit te verbeteren wordt vaak gebruik gemaakt van geneste modellen: modellen met een hogere resolutie worden in een model met een lagere resolutie gezet: de randen van dit model gebruiken dan de waarden (zoals luchtvochtigheid en temperatuur) uit het model met de lage resolutie.[42]

Volgens de gebruikte klimaatmodellen zou de troposfeer in de tropen sneller moeten opwarmen dan het aardoppervlak, maar dit is blijkt niet uit alle waarnemingen. Men verwacht dat de oorzaak hiervan de lage kwaliteit van de waarnemingen is, maar meer onderzoek is nodig om dit duidelijk te maken.[43][44] Ook de recentere vertraging van de temperatuurstijgingen van de atmosfeer kan niet goed gesimuleerd worden door een groot percentage van de klimaatmodellen.

De grootste onzekerheid bij het opstellen van klimaatmodellen is de dynamica van bewolking, welke voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor de grote spreiding in uitkomsten tussen modellen. Andere punten van verbetering zijn de simulatie van de waterkringloop, en de koolstofcyclus op de lange termijn.[42][45]

Een aantal belangrijke factoren die op lange termijn het klimaat bepalen zijn de afstand van de aarde tot de zon en de hoek die de rotatieas van de Aarde maakt met het vlak waarin de aarde om de zon draait. Dit zijn mechanismes die alleenstaand slechts kleine temperatuurschommelingen teweeg kunnen brengen, maar door positieve terugkoppelingen een groot effect op het klimaat kunnen hebben. In de jaren zeventig waren enkele wetenschappers er van overtuigd dat er een volgende ijstijd naderde, maar de meerderheid voorspelde toen al een netto opwarming.[46]

Verwachte gevolgen

Gevolgen voor het klimaat en de natuur

Het IPCC verwacht dat door het versterkte broeikaseffect in gletsjers, (land)ijs op de polen en op Groenland smelt, waardoor het zeeniveau stijgt. Een bijkomend gevolg van deze smeltende ijskappen is een afname van de albedo, het weerkaatsende effect van het ijs. Minder ijs betekent minder weerkaatsing - dus meer absorptie van zonlicht, wat een versterking van de temperatuurstijging teweegbrengt. Dat is de voornaamste reden dat de relatieve toename van de temperatuur aan de polen het hoogst is. Er wordt een zeespiegelstijging tussen de 26 en 82 cm verwacht in de periode 1981-2100 ten opzichte van de referentieperiode 1986-2005 (over de vorige eeuw geschat op 1 à 2 mm per jaar, 3 mm per jaar sinds 1992). Naast het smeltwater vanuit de ijskappen en de gletsjers, wordt dit ook veroorzaakt door thermische uitzetting.[38]

Als de temperatuur toeneemt, neemt ook de verdamping van warm (zee)water toe, wat mondiaal gezien leidt tot meer neerslag. Bij de polen en in hoger gelegen gebieden valt die neerslag in de vorm van sneeuw, hetgeen de krimp van de ijskappen weer afremt.[38] Ook kan er op de ene plaats meer neerslag vallen en op de andere juist meer verdamping optreden. De temperatuurschommelingen zullen zich uiten in stijgingen en dalingen van neerslag die niet noodzakelijkerwijs in één gebied plaatsvinden. Zo kan het smeltende Noordpoolijs leiden tot een lager zoutgehalte in de Noordzee. Zout water is zwaarder dan zoet water waardoor de warme Golfstroom niet meer vanuit het zuiden de Noordzee bereikt, wat voor West-Europa een daling van de temperatuur kan betekenen. Het precieze verloop hiervan is echter allerminst zeker en de scenario's hierover geven dan ook verschillende uitkomsten. Het KNMI verwacht geen grote effecten op de golfstroom voor 2100. Het gaat uit van een gemiddelde temperatuurstijging in 2100 tussen de 1,8 en de 4,6 °C in de winter en de 1,7 en 5,6 °C in de zomer ten opzichte van 1990. Men verwacht dat over het algemeen extreme weersomstandigheden zullen toenemen, hoewel er over enkele grote onzekerheid heerst, zoals orkanen. Op een aantal plaatsen kan klimaatverandering leiden tot meer droogte, met als mogelijke gevolgen een toename in bosbranden en woestijnvorming.

Deze veranderingen zullen leiden tot aantasting van ecosystemen: klimaatverandering gaat samen met de verschuiving van klimaatzones naar hoger gelegen gebieden en richting het noorden. Soorten die in koudere gebieden beter gedijen zullen in aantal afnemen bij opwarming en soorten die warmere klimaten prefereren zullen in aantal afnemen bij afkoeling. Wanneer de migratiesnelheid van soorten kleiner is dan de snelheid van de opwarming van de Aarde, kunnen soorten zich niet goed aanpassen aan de veranderingen. Biomen, specifieke geografische gebieden met karakteristieke soorten, zullen van plaats of van grootte veranderen.[47] Een groot deel van zowel soorten die op land leven als in het water, heeft een grotere kans op uitsterven, zeker wanneer de effecten van opwarming worden gecombineerd met andere impacten zoals habitat-veranderingen, over-exploitatie, vervuiling en invasieve soorten.[48] Koraalriffen zijn erg kwetsbaar en zullen waarschijnlijk op grote schaal afsterven. Dit door een combinatie van stijgende temperaturen en als rechtstreeks gevolg van de toename van CO2 en de daarmee samenhangende verzuring van het zeewater.[49]

Gevolgen voor de mens

De productie van graan wordt beïnvloed door de opwarming van de Aarde. Op midden- en hoge hoogtegraad neemt de oogst bij een lage temperatuurstijgingen (1 of 2 °C) mogelijk toe, bij lage hoogtegraden zal de opbrengt afnemen voor elke temperatuurstijging.[50]

De opwarming van de Aarde zal in de 21ste eeuw voor miljoenen mensen negatieve gevolgen hebben, zoals overstromingen bij kusten, vermindering in de beschikbaarheid van drinkwater, toegenomen ondervoeding een impacts op de gezondheid. Hoewel de temperatuur het snelst zal stijgen in de polen vanwege de verandering van de albedo, wordt verwacht dat de ecologische en sociale gevolgen het grootst zullen zijn in de tropen. Deze gebieden kennen van nature namelijk weinig klimaatvariatie vanwege de zwakte van seizoenen, en kennen daardoor relatief een grote temperatuurstijging. Bovendien bevinden veel ontwikkelingslanden zich in deze gebieden, waardoor adaptatie niet altijd betaalbaar zal zijn.[51] De economische gevolgen van klimaatverandering zijn nog erg onzeker.[52] De voorspelde gevolgen bij een kleine temperatuurstijging met behulp van mitigatie (tussen de 0 en 2 °C) kunnen zowel een stijging als een daling van het mondiale BBP teweeg brengen. Als de Aarde meer dan 2,5 °C of 3 °C opwarmt wordt door een groot deel van het beschikbare onderzoek een daling van het BBP aangegeven.[53]

De landbouwproductiviteit gaat veranderen: een afname wordt verwacht in gebieden waar droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals in het Midden-Oosten en India, en toename (bij matige klimaatverandering en mitigatie) in noordelijke gebieden door een verlenging van het groeiseizoen. Netto wordt een afname verwacht bij realistische waarden van temperatuurstijging.[48]

Het smelten van verschillende gebieden heeft ook positieve effecten: er komen natuurlijke grondstoffen bij de polen vrij voor ontginning, zoals olie. De Noordwestelijke Doorvaart in Canada komt vrij, waardoor schepen aan de noordkant om het Amerikaanse continent kunnen varen.[54]

Effecten op de gezondheid

De veranderende hydrologische cyclus, zoals veranderingen in neerslag en het smelten van gletsjers, heeft invloed op de beschikbaarheid en kwaliteit van drinkwater. Het aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen zal kunnen toenemen van 13 naar een kleine 100 miljoen per jaar, door de stijging van de zeespiegel. Laagliggende eilandstaten zoals de Maldiven en Tuvalu lopen het risico om onbewoonbaar te raken.[55] Infectie-ziekten zoals malaria en knokkelkoorts kunnen vaker voor gaan komen, daardat hun vectoren een groter leefgebied krijgen. Er zal een toegenomen risico op sterfte en ziekte zijn door hitte, ondervoeding en bosbranden. In sommige landen zal de sterfte door koude afnemen. Mogelijk zorgt toegenomen schaarste door klimaatverandering voor een grotere kans op conflicten. Migratiestromingen kunnen ook beïnvloed worden door voorgenoemde effecten.[48]

Abrupte klimaatverandering

Enkele grote veranderingen in het klimaatsysteem zouden abrupt plaats kunnen vinden. Een voorbeeld hiervan is het ontsnappen van methaan uit uit permafrost of methaanhydraten in de oceaan, wat als positieve terugkoppeling temperatuurstijgen zal versterken.[39][56] Over het algemeen is er nog veel onduidelijk over mechanismes die tot abrupte klimaatverandering kunnen leiden.[57] De waarschijnlijkheid van zulke veranderingen lijkt klein te zijn.[56][58] Bij sterkere opwarming is er een grotere kans op abrupte veranderingen.

Nederland en België

Grafiek 8: Gemiddelde temperatuur in De Bilt sinds 1706. Bron: KNMI
Grafiek 9: Een verandering van de voorjaarstemperatuur heeft een significante invloed op de gemiddelde datum van de vondst van het eerste kievitsei in Friesland.

Hoewel ontwikkelingslanden het meest kwetsbaar zijn, zullen ook Nederland en België te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering. In Nederland verliep de opwarming sinds 1950 twee keer zo snel als het wereldwijde gemiddelde.[59] Naast hogere temperaturen en een stijgende zeespiegel zal Nederland te maken krijgen met nattere winters, hevigere hagel en onweer. Ook zal het aantal dagen met mist afnemen. Andere voorspelde veranderingen in het klimaat zijn afhankelijk van de verschillende scenario's die het KNMI hanteert: De G-scenario's (G van gematigd) gaan uit van 1,5 °C toename van de gemiddelde wereldtemperatuur in 2085 ten opzichte van 1990, en de W-scenario's (W van warm) van 3,5 °C. Klimaatmodellen zijn niet eenduidig over de windrichting in het toekomstig klimaat in Noordwest-Europa. Sommige voorzien een verandering van de overheersende windrichting. Daarmee is rekening gehouden in de G+ en W+ scenario's. In deze '+'-scenario's zijn de zomers droger, en over het jaar gemiddeld iets warmer.[60]

Gevolgen

Een toename van neerslag zal ook gevolgen hebben voor de rivieren. De Rijn kan veranderen van een smeltwaterrivier in een regenrivier met hogere piekafvoeren. Deze rivier zal dan ’s winters meer en zomers juist minder water afvoeren. Om schade te voorkomen wordt het ruimtegebruik daar op ingesteld. Verder heeft de stijging van de zeespiegel niet alleen gevolgen voor de kustbescherming, maar ook voor de landbouw (verzilting) en voor de Waddenzee. Positieve gevolgen zullen er ook zijn, zoals een toename van de landbouwproductie, door een verlengd groeiseizoen. Ook zal het aantal gunstige recreatiedagen toe kunnen nemen.[61]

Ecosystemen veranderen omdat door de veranderende externe omstandigheden bepaalde dier- en plantensoorten zich beter, of juist minder goed, kunnen handhaven. Een toename van uitheemse dier- en plantensoorten (exoten) valt te verwachten, voorbeelden hiervan zijn de eikenprocessierups en de wespenspin. Andere soorten uit zuidelijker streken rukken op en vestigen zich in Nederland, zoals de bijeneter, terwijl soorten die vroeger in Nederland overwinterden, zoals de bonte kraai, verdwijnen.[61]

Maatregelen

Om de schade door opwarming op Aarde te beperken zijn er verschillende maatregelen om de oorzaken te bestrijden en aan te passen aan de gevolgen.

Mitigatie

Mitigatie wordt door het IPCC gedefinieerd als een menselijke interventie om het vrijkomen van broeikasgassen uit bronnen te verminderen en de werking van zogenoemde putten te versterken. Met een put bedoelt het IPCC ieder proces, activiteit of mechanisme dat broeikasgassen, een aerosol, of wat daar aan voorafgaat, uit de atmosfeer haalt.[62] Voorbeelden van natuurlijke putten zijn de oceanen en bossen die door hun opname van warmte en CO2 als een natuurlijke hitte- en koolstofput kunnen dienen. De volgende maatregelen worden dus onder mitigatie geplaatst: het verminderen van energieverbruik door energiebesparende maatregelen te nemen en de energie-efficiëntie te verbeteren; gebruik te maken van minder milieubelastende vormen van energie, zoals duurzame energie en kernenergie; en door CO2 direct bij verbrandig van fossiele brandstoffen of biobrandstoffen op te vangen en op te slaan.[63] Het is niet helemaal duidelijk wanneer het versterken van putten onder mitigatie, en wanneer dit onder geo-engineering valt.[62]

De kans op het overschrijden van verschillende temperatuurstijgingen voor verschillende CO2-concentraties. 
De kans op het overschreiden van temperatuurstijgingen van 2, 3, 4 en 5 graden Celcius onder verschillende equivalente CO2-concentraties. De data zijn ruwe indicaties, gebaseerd op het Stern review [64]

Adaptatie

Een andere maatregel is adaptatie. Het IPCC definieert dit als: "het proces van aanpassen aan huidige of verwachte klimaatverandering". In menselijke systemen houdt dit in dat schade wordt beperkt, en dat voordelen kunnen worden uitgebuit. In natuurlijke systemen kunnen mensen de veranderingen faciliteren.[65] Een gerelateerde term is de adaptatiecapaciteit: de mogelijkheid van systemen, organisaties, mensen en andere organismes om zich aan te passen aan de opwarming van de Aarde.[65] Deze adaptatiecapaciteit kan onder andere verhoogd worden door betere socio-economische omstandigheden.

Geo-engineering

Geo-engineering, ook wel klimaat-engineering genoemd, is het opzettelijk grootschalig aanpassen van het klimaat.[66] Er zijn twee categoriëen te onderscheiden: management van zonnestraling en verwijdering van CO2 uit de lucht. Voorbeelden van beiden zijn reflecterende sulfaatdeeltjes in de stratosfeer injecteren, en de Sahara volplanten met bomen, respectievelijk. In 2014 verscheen er een onderzoek naar een aantal veel genoemde methodes en concludeerde dat alle ofwel ineffectief waren, ofwel zeer grote bijwerkingen hebben en bij abrupt stoppen tot grotere opwarming zouden leiden dan in het geval dat er geen geo-engineering had plaatsgevonden.[67]

Internationale afspraken

In 1992 werd in Rio de Janeiro het "Raamverdrag Klimaatverandering"[68] van de Verenigde Naties gesloten, meestal genoemd het "Klimaatverdrag". De doelstelling hiervan is: "het stabiliseren van de concentratie broeikasgassen in de dampkring op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen." Nederland is een van de 177 landen die het Klimaatverdrag hebben goedgekeurd.

Tweegraden doelstelling

Het meest recente rapport van de IPCC stelt dat het wenselijk is, te zorgen dat de opwarming van de Aarde beperkt blijft tot maximaal 2 °C. Hierboven wordt de kans op ernstige problemen substantieel, zoals het smelten van de ijskap op Groenland, tekorten aan water voor honderden miljoenen en een aantasting van de mondiale voedselproductie. Om de kans dat de temperatuur meer dan 2 °C graden stijgt onder de 50% te houden, moet de CO2-equivalente concentraties (gemeten inclusief aerosolen) onder de 450 ppmv blijven.[69] In de huidige situatie compenseert de afkoelende werking van aerosolen ruwweg voor het opwarmend effect van andere broeikasgassen dan CO2, en zijn de CO2-concentratie en de CO2-equivalente concentratie ongeveer gelijk.

Zelfs als vergaande uitstootverminderingen plaatsvinden zal het klimaat blijven veranderen. Naast uitstootverminderingsbeleid is er daarom ook adaptatiebeleid nodig.

Kyotoprotocol

Figuur 4: Deelnemers (in groen) aan het Kyotoprotocol in 2009.

Het Kyotoprotocol werd in 1997 aangenomen als protocol bij het Klimaatverdrag. Industrielanden hebben afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008 - 2012 gemiddeld met vijf procent te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden andere verminderingspercentages. De vermindering geldt voor de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen zoals (HFK's, PFK's en SF6).

Op 16 februari 2005 trad het Kyoto-protocol officieel in werking. De Verenigde Staten hebben het Kyoto-protocol wel ondertekend, maar niet geratificeerd, en hoefden zich er dus niet aan houden. Landen als China en India doen wel mee, maar het protocol heeft voor ontwikkelingslanden geen verplichting voor uitstootvermindering.

Na afloop van het Kyoto-protocol in 2012 hebben landen slechts niet-bindende afspraken gemaakt op emissies te verminderen. In mei 2007, in de aanloop naar de 33e jaarlijkse conferentie van de G8, onderschreven alle nationale academies van wetenschappen van de G8+5-landen dat landen gezamenlijk maatregelen moeten treffen tegen klimaatverandering.[70] In 2009 vond de Klimaatconferentie Kopenhagen 2009 plaats waar het Akkoord van Kopenhagen gesloten werd.[71] Men verwacht dat in 2015 weer bindende afspraken gemaakt worden bij de conferentie in Parijs.[72]

Beleid op continentaal en nationaal niveau

De Europese Unie heeft afgesproken de uitstoot met 20% te verminderen in 2020 ten opzicht van 1990. Een van de middelen die ze hiervoor gebruikt het is handelssysteem in uitstootrechten.[73]

Met de economische groei in opkomende economieën, zoals China en India bestaat er ook een toenemende vraag naar energie. Aangezien het meerendeel van de energieproductie niet duurzaam is, zal de globale uitstoot van broeikasgassen toenemen ondanks dat andere landen verminderde CO2-uitstoot bewerkstelligen. Politiek gezien is de situatie ook zeer lastig doordat de uitstoot per hoofd van de bevolking in China nog altijd bijna twee keer zo laag ligt als in Nederland.[74]

Publiek bewustzijn

Percentage van de mensen die denkt dat de opwarming van de Aarde alleen veroorzaakt wordt door menselijk handelen, per land. Van de onderzochte Europese landen, is het percentage in Nederland het laagst.

Het idee van een opwarmende Aarde verspreidde zich gedurende de jaren '80 richting het publiek domein. In 1981 had ongeveer een derde van de Amerikaanse bevolking gehoord over het broeikaseffect en had de New York Times voor het eerst een artikel over klimaatopwarming op haar eerste pagina. In 1988 nam het aantal artikelen in Amerikaanse kranten over klimaatopwarming met een factor tien toe in vergelijking met het jaar daarvoor.[75] De ingang van het Kyoto Protocol in 2005 bracht de opwarming van het klimaat naar een breder publieke debat. De film An Inconvenient Truth van Al Gore zorgde er in 2006 voor dat vrijwel iedere Amerikaan gehoord had over de opwarming van de Aarde.[76] Ondanks de toegenomen belangstelling in de Westerse wereld bleek in 2009 dat ongeveer eenderde van de wereldbevolking zich niet bewust was van de opwarming van de Aarde. In Europa denkt een groter percentage van de bevolking dat de opwarming van de Aarde veroorzaakt is door menselijk handelen, dan in de Verenigde Staten.[77] Volgens Gallup-polls over 2007 en 2011 ziet 42% van de wereldbevolking de opwarming van de Aarde als een persoonlijke bedreiging. In de VS en de EU is het percentage afgenomen, en in Zuid-Amerika toegenomen.[78]

Controverse

Zie het hoofdartikel Controverse over de opwarming van de Aarde voor meer informatie.
Figuur 5: Iets meer dan 97% van de klimaatwetenschappers die regelmatig publiceren zegt dat mensen de opwarming van de aarde veroorzaken.

De controverse rond de opwarming van de aarde verwijst naar een verscheidenheid van geschillen, significant meer uitgesproken in de populaire media door enkele critici dan in de wetenschappelijke literatuur,[79][80] met betrekking tot de aard, oorzaken en gevolgen van opwarming van de aarde. De betwiste kwesties omvatten de oorzaken van de toegenomen mondiale gemiddelde luchttemperatuur, vooral sinds het midden van de 20e eeuw, of deze opwarmingstrend ongekend is of binnen de normale klimaatschommelingen valt, of de mensheid aanzienlijk heeft bijgedragen, en of de stijging geheel of gedeeltelijk een artefact is van slechte metingen. Andere geschillen hebben betrekking op schattingen van de klimaatgevoeligheid, voorspellingen van extra opwarming, en wat de gevolgen van de opwarming van de aarde zal zijn. Slechts een beperkt deel ervan is gepubliceerd in peer reviewed tijdschriften, zodat de wetenschappelijke waarde van de kritiek onduidelijk is.

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ongeveer 97% van de klimaatwetenschappers zegt dat het klimaat verandert en dat dit wordt veroorzaakt door invloed van de mens. De overige 3% publiceert gemiddeld minder en wordt als minder prominent beschouwd.[81][82] Het percentage met wetenschappers die zegt dat de huidige klimaatverandering wordt veroorzaakt door de mens lijkt gegroeid te zijn in de periode 1991-2011.[83]

Externe links

Literatuur

Overzichtsliteratuur

Referenties

  1. a b c d e f IPCC, Climate Change 2013: The Physical Science Basis - Summary for Policymakers, Observed Changes in the Climate System., in IPCC AR5 WG1 2013. "Extreem waarschijnlijk" is gedefinieerd als een waarschijnlijkheid tussen de 95-100% op p. 2.
  2. a b c IPCC (2007). Fourth Assessment Report
  3. Zie bijvoorbeeld: " US Senate Committee on Environment and Public Works over de consensus over klimaatverandering, Open Letter to the Secretary-General of the United Nations, 13 december 2007 gepubliceerd in de National Post.
  4. a b c d (en) Kennedy, J.J., et al. (2010). How do we know the world has warmed? in: 2. Global Climate, in: State of the Climate in 2009. Bull.Amer.Meteor.Soc. 91 (7).
  5. Michael P.B., O’Gorman, P. A. (2013). Land–Ocean Warming Contrast over a Wide Range of Climates: Convective Quasi-Equilibrium Theory and Idealized Simulations. Journal of Climate 26: 4000–4016.
  6. Oerlemans, J. (2005). Extracting a climate signal from 169 glacier records.. Science 308: 675–677.
  7. Solomon et al., Technical Summary: Table TS.4, p.52, in IPCC AR4 WG1 2007
  8. Solomon et al., Technical Summary,Box TS.1: Treatment of Uncertainties in the Working Group I Assessment, in IPCC AR4 WG1 2007
  9. IPCC Sec. 2. Causes of change, p.5, in Summary for Policymakers, in IPCC AR4 SYR 2007.
  10. Cuffey, K.M. & Paterson, W.S.B. (2010), The physics of glaciers, 4th edition. Elsevier Amsterdam, pp. 578-580.
  11. National Snow and Ice Data Center, Larsen B Ice Shelf Collapses in Antarctica. The Cryosphere, Where the World is Frozen (March 21, 2002). Geraadpleegd op 5 november 2009.
  12. A. J. Cook and D. G. Vaughan. Overview of areal changes of the ice shelves on the Antarctic Peninsula over the past 50 years. The Cryosphere Discussions 3 (2): 579-630. DOI: 10.5194/tcd-3-579-2009.
  13. Hoe groot zijn de huidige effecten van klimaatverandering?. Klimaatportaal (19 oktober 2007).
  14. Norman G. Loeb, J. M. Lyman, G. C. Johnson, R. P. Allan, D. R. Doelling, T. Wong, B. J. Soden & G. L. Stephens (2012). Observed changes in top-of-the-atmosphere radiation and upper-ocean heating consistent within uncertainty Nature Geoscience 5, pp. 110–113. doi:10.1038/ngeo1375
  15. Committee on Surface Temperature Reconstructions for the Last 2,000 Years, National Research Council. (2006) "Summary." Surface Temperature Reconstructions for the Last 2,000 Years. Washington, DC: The National Academies Press
  16. KNMI Broeikaseffect. KNMI (11 februari 2011). Geraadpleegd op 2 juli 2014.
  17. [1]. ISBN 0-674-03189-X. Kan Sjabloon:Citeer boek niet gebruiken, vanwege ontbrekende parameter titel.
  18. Carbon Dioxide and Climate: A Scientific Assessment (1979). The National Academies Press ISBN 9780309119115
  19. D. Lüthi, M. Le Floch, B. Bereiter, T. Blunier, J. Barnola, U. Siegenthaler, D. Raynaud, (...) T.F. Stocker (2008). High-resolution carbon dioxide concentration record 650,000–800,000 years before present. Nature 453: 379-382.
  20. IPCC Third Assessment Report "Climate Change 2001: The Scientific Basis" p. 189
  21. D. Archer (2005). Fate of fossil fuel CO2 in geologic time. Journal of Geophysical Research 110 (C9): C09S05.1–6.
  22. IPCC 2013 Chapter 6: Carbon and Other Biogeochemical Cycles in IPCC 2013: The Physical Science Basis
  23. D.J. Jacob (1999), Introduction to Atmospheric Chemistry. Princeton University Press, "CHAPTER 8. AEROSOLS".
  24. Lovejoy, S. (2014). Scaling fluctuation analysis and statistical hypothesis testing of anthropogenic warming. Climate Dynamics 42 (9-10): 2339-2351.
  25. Stevens, M.J. & North, G.R. (1996). Detection of the Climate Response to the Solar Cycle. Journal of the Atmospheric Sciences 53: 2594–2608.
  26. Lockwood, M. & Frohlich, C. (2007). Recent oppositely directed trends in solar climate forcings and the global mean surface air temperature. Proceedings of the Royal Society A 463: 2447-2460.
  27. Hegerl et al., Chapter 9: Understanding and Attributing Climate Change, Frequently Asked Question 9.2: Can the Warming of the 20th century be Explained by Natural Variability?, in IPCC AR4 WG1 2007.
  28. (nl) C. de Jager, G.J.M. Versteegh en R. van Dorland (2006). Zongedreven klimaatveranderingen: een wetenschappelijke verkenning (WAB), KNMI & NIOZ.
  29. Krivova, N., and Solanki, S., Solar Total and Spectral Irradiance: Modelling and a possible impact on Climate Proc. ISCS 2003, ESA SP-535
  30. Nir J. Shaviv & Ján Veizer (2003). Celestial Driver of Phanerozoic Climate. GSA Today 13 (7) (Geological Society of America).
  31. US NRC (2008). Understanding and responding to climate change: Highlights of National Academies Reports, 2008 edition, produced by the US National Research Council (US NRC) (National Academy of Sciences: Washington, D.C., USA)​.
  32. a b Draagt kosmische straling bij aan klimaatverandering?. Klimaatportaal (23 maart 2011). Geraadpleegd op 13 september 2014.
  33. a b Q. Schiermeier (2007). No solar hiding place for greenhouse sceptics. Nature 448: 8-9.
  34. Marsh, N. D., and H. Svensmark (2003). Galactic cosmic ray and El Niño – Southern Oscillation trends in International Satellite Cloud Climatology Project D2 Low Cloud Properties. Journal of Geophysical Research 108 (D6): 6-11.
  35. Sun, B., and R.S. Bradley (2004). Reply to comment by N.D. Marsh and H. Svensmark on “solar influences on cosmic rays and cloud formation: a reassessment”. Journal of Geophysical Research 109: 1-4.
  36. (en) CERN’s CLOUD experiment shines new light on climate change. CERN press office (6 oktober 2013).
  37. IPCC, Climate Change 2013: Chapter 8: Anthropogenic and Natural Radiative Forcing, pp. 666-667 in IPCC AR5 WG1 2013.
  38. a b c (en) [2]. Kan Sjabloon:Citeer boek niet gebruiken, vanwege ontbrekende parameter titel.
  39. a b c (en) Booth, Ben, Climate feedbacks. Met Office (27 september 2013). Geraadpleegd op 15 maart 2014.
  40. (en) Het B1-scenario: een wereld met een hoog milieubewustzijn en intensieve internationale samenwerking gericht op duurzame ontwikkeling.
  41. Sokolov et al. (2009). Probabilistic Forecast for Twenty-First-Century Climate Based on Uncertainties in Emissions (Without Policy) and Climate Parameters (inclusief Corrigendium). American Meteorological Society: Journal of Climate 22: 5175-5204.
  42. a b Flato, G., J. Marotzke, B. Abiodun, P. Braconnot, S.C. Chou, W. Collins, P. Cox, (...) M. Rummukainen, 2013: Evaluation of Climate Models. In: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change (Stocker, T.F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S.K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P.M. Midgley (eds.)). Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.
  43. Klimaatportaal: Hoe bruikbaar zijn klimaatmodellen?
  44. Santer, B.D., T.M.L. Wigley, C. Mears, F.J. Wentz, S.A. Klein, D.J. Seidel, K.E. Taylor, (...) G.A. Schmidt (2005). Amplification of Surface Temperature Trends and Variability in the Tropical Atmosphere, Science, 309, pp. 1551-1556.
  45. Siebesma, Pier, Verstoorde wolken in een opwarmend klimaat. KNMI (22 oktober 2010).
  46. Peterson, T.C., Connolley, W.M. & Fleck, J. (2008). The Myth of the 1970s Global Cooling Scientific Consensus. Bulletin of the American Meteorological Society 89.
  47. IPCC-rapport 2007, Werkgroep II, Hoofdstuk 4.
  48. a b c (en) [3]. Kan Sjabloon:Citeer boek niet gebruiken, vanwege ontbrekende parameter titel.
  49. C.M. Eakin, J. Kleypas, O. Hoegh-Guldberg, 1a. Global Climate Change and Coral Reefs: Rising Temperatures, Acidification and the Need for Resilient Reefs. International Coral Reef Initiative (2008).
  50. National Research Council. Climate Stabilization Targets: Emissions, Concentrations, and Impacts over Decades to Millennia. Washington, DC: The National Academies Press, 2011. Figuur 5.1
  51. Mora, C., Frazier A. G., Longman R. J., Dacks R. S., Walton M.M., Tong E.J., Sanchez J.J., (...) Giambelluca, T.W. (2013). The projected timing of climate departure from recent variability. Nature 502: 183–187.
  52. Jamet, S. & J. Corfee-Morlot (2009) Assessing the Impacts of Climate Change: A Literature Review. OECD Economics Department Working Papers 691. OECD.
  53. A. Jogalekar, Climate change might open up Northwest Passage to shipping by the middle of the century. Scientific American (6 maart 2013). Geraadpleegd op 4 juli 2014.
  54. Susin Park, Climate change and the risk of statelessness. United Nations High Commisioner for Refugees (2011).
  55. a b Clark, P.U., et al. (2008), Abrupt Climate Change. A Report by the U.S. Climate Change Science Program and the Subcommittee on Global Change Research. U.S. Geological Survey, Reston, Virginia, USA, "Executive Summary". , pp. 1–7. Report website
  56. US National Research Council (2010). Advancing the Science of Climate Change: Report in Brief (National Academies Press: Washington, D.C., USA)​. , p.3. PDF of Report
  57. IPCC, Climate Change 2013: Chapter 12: Long-term Climate Change: Projections, Commitments and Irreversibility, pp. 1114-1120 in IPCC AR5 WG1 2013.
  58. KNMI: De toestand van het klimaat in Nederland 2008.
  59. KNMI'14-klimaatscenario's: Scenario's samengevat. KNMI. Geraadpleegd op 26 juni 2014.
  60. a b W. Ligtvoet, J.G. van Minnen, L. van Bree, G. de Hollander (PBL) (2012). Effecten van klimaatverandering in Nederland: 2012 PBL.
  61. a b Planton, S. (ed.), IPCC, 2013: Annex III: Glossary. In: Stocker, T.F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S.K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P.M. Midgley (eds.), Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.
  62. O. Edenhofer et al. (ed.), IPCC, 2014: Summary for Policymakers. In: Climate Change 2014: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA
  63. Nicholas Stern (2007), Stern Review on the Economics of Climate Change. Cambridge University Press, Cambridge. ISBN 9780521700801.
  64. a b IPCC, 2014: Glossary [Agard, J. (ed.).] In: Climate Change 2014: Impacts, Adaptation, and Vulnerability. Contribution of Working Group II to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Joern Birkmann, Maximiliano Campos, Carolina Dubeux, Yukihiro Nojiri, Lennart Olsson, Balgis Osman-Elasha, Mark Pelling, Michael Prather, Marta Rivera-Ferre, Oliver C. Ruppel, Asbury Sallenger, Kirk Smith, Asuncion St. Clair]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.
  65. Royal Society (september 2009), Geoengineering the Climate: Science, Governance and Uncertainty (PDF). ISBN 978-0-85403-773-5. Geraadpleegd op 2014-14-04.
  66. David P. Keller, Ellias Y. Feng & Andreas Oschlies (2014). Potential climate engineering effectiveness and side effects during a high carbon dioxide-emission scenario. Nature Communications 5.
  67. United Nations Framework Convention on Climate Change
  68. Australian government|Climate Change Authority (2014). Chapter 3: A global emissions budget for 2 degrees or less in Reducing Australia’s Greenhouse Gas Emissions— Targets and Progress Review final Report
  69. Joint science academies’ statement on growth and responsibility: sustainability, energy efficiency and climate protection
  70. A brief history of climate change. BBC News (20 september 2013). Geraadpleegd op 16 maart 2014.
  71. Collyns, Dan, Lima talks should deliver first draft for 2015 climate deal, says Peru minister. The Guardian (31 januari 2014).
  72. The EU Emission Trading System. European Commission (2 juli 2014). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  73. United Nations Millennium Development Goals Indicators.
  74. Weart S.R., The Discovery of Global Warming: The Public and Climate Change (cont.— since 1980). American Institute of Physics, februari 2014.
  75. The Science and Politics of Global Warming. Skeptoid #309, 8 mei 2012
  76. Brett W. Pelham, Awareness, Opinions About Global Warming Vary Worldwide. Gallup World (22 april 2009). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  77. A. Pugliese, Fewer Americans, Europeans View Global Warming as a Threat. Gallup World (20 april 2011). Geraadpleegd op 7 juli 2014.
  78. Boykoff, M.; Boykoff, J. (2004). Balance as bias: global warming and the US prestige press . Global Environmental Change Part A 14 (2): 125–136. doi:10.1016/j.gloenvcha.2003.10.001
  79. Oreskes, N.; Conway, E.. Merchants of Doubt: How a Handful of Scientists Obscured the Truth on Issues from Tobacco Smoke to Global Warming (first ed.). Bloomsbury Press. ISBN 978-1-59691-610-4.
  80. Anderegg, W.R.L., Prall, J.W., Harold, J. & Schneider, S.H. (2010). Expert credibility in climate change. Proceedings of the Natural Academy of Sciences of the U.S.A. 107 (27): 12107–9.
  81. Doran, P.T., Zimmerman, M.K. (2009). Examining the Scientific Consensus on Climate Change. Eos, Transactions American Geophysical Union 30 (3).
  82. Cook J., Nuccitelli, D., Green, S.A., Richardson M, Winkler, B., Painting, R., Way, Jacobs, P. & Skuce, A. (2013). Expert credibility in climate change. Environ. Res. Lett. 8 (2).
Zie de categorie Global warming van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.