Naar inhoud springen

Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Agora (overleg | bijdragen) op 25 feb 2020 om 11:53. (Repareer link naar doorverwijspagina met Zeusmodus - Herman van KarnebeekHerman Adriaan van Karnebeek (1874-1942))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II
Coalitie RKSP, ARP, CHU
Zeteltal TK 32 + 16 + 11 = 59
Premier Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck
Beëdiging 18 september 1922
Demissionair 1 juli 1925
Ontslagdatum 4 augustus 1925
Voorganger Ruijs de Beerenbrouck I
Opvolger Colijn I
Overzicht kabinetten
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Dit artikel geeft een overzicht van alle ministers die actief waren tijdens de regeerperiode van het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II.

Het kabinet was in wezen een voortzetting van het vorige kabinet, Ruijs de Beerenbrouck I, dat demissionair was geworden na de Tweede Kamerverkiezingen van 1922. Hoewel het kabinet op 18 september 1922 aantrad, werd het eerst op 21 september 1922 beëdigd vanwege afwezigheid van de koningin, die op reis was naar de Scandinavische landen. Zij was ook op Prinsjesdag-1922 niet aanwezig. Wel aanwezig waren daar twee onbeëdigde ministers, Van Swaaij en Westerveld, die niet in het vorige kabinet hadden gezeten.

Bij het aantreden van het kabinet werd geen aparte minister van Landbouw, Nijverheid en Handel benoemd, hangende een voorgenomen reorganisatie. De functie van minister werd ad interim waargenomen door Ruijs de Beerenbrouck. Op 1 januari 1923 werd het departement gesplitst: het ministerie van Binnenlandse Zaken werd omgevormd tot het ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw; het ministerie van Arbeid werd omgevormd tot het ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid.

Op 26 oktober 1923 diende het kabinet zijn ontslag in nadat de Tweede Kamer het wetsontwerp inzake de vlootwet had verworpen. Er werd gepoogd een nieuw kabinet te vormen, maar deze pogingen mislukten. Uiteindelijk werd door de koningin op 7 januari 1924 het verzoek om ontslag niet ingewilligd en bleef het kabinet aan. De vlootwetcrisis had 73 dagen geduurd.

Ambtsbekleders

Ambtsbekleders Ministers / Ministerie Termijn Partij
Ch.J.M. (Charles) Ruijs de Beerenbrouck jhr.mr.
Ch.J.M.
(Charles) Ruijs de
Beerenbrouck

(1873–1936)
Voorzitter 9 september 1918 –
4 augustus 1925
RKSP
Minister Binnenlandse Zaken
H.A. (Herman) van Karnebeek jhr.mr.dr.
H.A. (Herman)
van Karnebeek

(1874–1942)
Minister Buitenlandse Zaken 9 september 1918 –
1 april 1927
O
(Oud-
Liberaal
)
D.J. (Dirk Jan) de Geer jhr.mr.
D.J. (Dirk Jan) de Geer

(1870–1960)
Minister Financiën 28 juli 1921 –
11 augustus 1923
(afgetreden)
CHU
H. (Hendrik) Colijn H. (Hendrik) Colijn
(1869–1944)
11 augustus 1923 –
8 maart 1926
ARP
T. (Theo) Heemskerk mr.
T. (Theo) Heemskerk

(1852–1932)
Minister Justitie 9 september 1918 –
4 augustus 1925
ARP
Ch.J.M. (Charles) Ruijs de Beerenbrouck jhr.mr.
Ch.J.M.
(Charles) Ruijs de
Beerenbrouck

(1873–1936)
Minister Landbouw, Nijverheid
en Handel
13 september 1922 –
1 januari 1923
(waarnemend)
RKSP
P.J.M. (Piet) Aalberse mr.
P.J.M. (Piet) Aalberse

(1871–1948)
Arbeid, Handel
en Nijverheid
1 januari 1923 –
4 augustus 1925
RKSP
J.J.C. van Dijk J.J.C. van Dijk
(1871–1954)
Minister Oorlog 28 juli 1921 –
4 augustus 1925
ARP
E.P. (Evert Pieter)
Westerveld

(1873–1964)
Marine 18 september 1922 –
4 augustus 1925
O
(Conservatief-
liberalisme
)
P.J.M. (Piet) Aalberse mr.
P.J.M. (Piet) Aalberse

(1871–1948)
Minister Arbeid 25 september 1918 –
1 januari 1923
RKSP
J.T. (Johannes Theodoor) de Visser dr.
J.T. (Johannes Theodoor)
de Visser

(1857–1932)
Minister Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen
25 september 1918 –
4 augustus 1925
CHU
G.J. van Swaaij dr.ir.
G.J. van Swaaij

(1867–1945)
Minister Waterstaat 18 september 1922 –
4 augustus 1925
RKSP
S. (Simon) de Graaff S. (Simon) de Graaff
(1861–1953)
Minister Koloniën 13 november 1919 –
4 augustus 1925
O
(Conservatief–
Protestants)
Bron: Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II Parlement & Politiek

Het kabinet was in wezen een voortzetting van het vorige kabinet, Ruijs de Beerenbrouck I, dat demissionair was geworden na de Tweede Kamerverkiezingen van 1922. Hoewel het kabinet op 18 september 1922 aantrad, werd het eerst op 21 september 1922 beëdigd vanwege afwezigheid van de koningin, die op reis was naar de Scandinavische landen. Zij was ook op Prinsjesdag-1922 niet aanwezig. Wel aanwezig waren daar twee onbeëdigde ministers, Van Swaaij en Westerveld, die niet in het vorige kabinet hadden gezeten.

Bij het aantreden van het kabinet werd geen aparte minister van Landbouw, Nijverheid en Handel benoemd, hangende een voorgenomen reorganisatie. De functie van minister werd ad interim waargenomen door Ruijs de Beerenbrouck. Op 1 januari 1923 werd het departement gesplitst: het ministerie van Binnenlandse Zaken werd omgevormd tot het ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw; het ministerie van Arbeid werd omgevormd tot het ministerie van Arbeid, Handel en Nijverheid.

Op 26 oktober 1923 diende het kabinet zijn ontslag in nadat de Tweede Kamer het wetsontwerp inzake de vlootwet had verworpen. Er werd gepoogd een nieuw kabinet te vormen, maar deze pogingen mislukten. Uiteindelijk werd door de koningin op 7 januari 1924 het verzoek om ontslag niet ingewilligd en bleef het kabinet aan. De vlootwetcrisis had 73 dagen geduurd.