Kabinet-Rutte IV
Kabinet-Rutte IV | ||||
---|---|---|---|---|
Coalitie | VVD, D66, CDA, ChristenUnie | |||
Zeteltal TK | 34 + 24 + 14 + 5 = 77 | |||
Premier | Mark Rutte | |||
Beëdiging | 10 januari 2022 | |||
Demissionair | 7 juli 2023 | |||
Voorganger | Rutte III | |||
![]() | ||||
Overzicht kabinetten | ||||
|
Het kabinet-Rutte IV is sinds 10 januari 2022 het Nederlandse kabinet.[1] Het wordt gevormd door de partijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie en staat onder voorzitterschap van minister-president Mark Rutte. Het kabinet werd op 10 januari 2022 beëdigd als opvolger van het kabinet-Rutte III, na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2021 en de daaropvolgende kabinetsformatie. Het kabinet bood na de kabinetscrisis over asiel op 7 juli 2023 ontslag aan en is sindsdien demissionair.[2]
Totstandkoming[bewerken | brontekst bewerken]
Formatie[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Tweede Kamerverkiezingen hadden de partijen van het demissionaire kabinet-Rutte III wederom een meerderheid in de Tweede Kamer. Coalitiepartner D66 blokkeerde in eerste instantie een voortzetting van het kabinet-Rutte III, omdat die partij veranderingen wilde op medisch-ethische thema's die lastig lagen bij de ChristenUnie. Een andere voor de hand liggende mogelijkheid was VVD, D66 en CDA aangevuld met Partij van de Arbeid en/of GroenLinks. PvdA en GroenLinks wilden echter alleen gezamenlijk deelnemen aan een kabinet, terwijl VVD en CDA hoogstens met een van de twee wilden regeren.
De formatie werd nog complexer toen de notities van verkenner Kajsa Ollongren uitlekten, met onder meer de tekst "positie Omtzigt, functie elders". Alle fractievoorzitters ontkenden met de verkenners over CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt gesproken te hebben. Toen echter bleek dat Mark Rutte gesproken had over Omtzigt, ontstond er wantrouwen om te regeren met de VVD onder leiding van Rutte.
Een maandenlange impasse volgde waarbij meerderheidscoalities, minderheidscoalities en extraparlementaire kabinetten onderzocht werden, maar niets leidde tot een doorbraak. Eind september hief D66 de blokkade tegen de ChristenUnie op om de impasse te doorbreken en nieuwe verkiezingen te voorkomen. De daaropvolgende maanden werd door VVD, D66, CDA en ChristenUnie onderhandeld, wat in december leidde tot een coalitieakkoord. Het kabinet werd beëdigd op 10 januari 2022, na de langste kabinetsformatie tot dan toe.
De coalitie heeft in de Tweede Kamer een meerderheid van twee zetels (77 van de 150). In de Eerste Kamer, de senaat, vormen de kabinetspartijen een minderheid (24 van de 75 zetels).
Coalitieakkoord[bewerken | brontekst bewerken]
Het coalitieakkoord bevatte onder meer afspraken over een versnelling van de Nederlandse klimaatambities (55% CO2-reductie in 2030), aanpassing van kinderopvangbekostiging, voorbereidingen voor nieuwe kerncentrales en invoering van het rekeningrijden vanaf 2030, versnelde stikstofreductie (-50% in 2030), afschaffen van de verhuurderheffing, verdere regulering van de vrije huursector, versterking van de sociale advocatuur, gelijktrekken van de lerarensalarissen in het basisonderwijs met die van het middelbaar onderwijs, een terugkeer van de basisbeurs, verhoging in termijnen wettelijk minimumloon met 7,5% en meer geld voor defensie.
Verloop[bewerken | brontekst bewerken]
Het kabinet kreeg al vanaf het moment van aantreden te maken met financiële tegenslagen, waardoor het coalitieakkoord onder druk kwam te staan. Vlak voor aantreden deed de Hoge Raad een uitspraak over vermogensrendementsheffing, waarna het kabinet belastingbetalers uit verleden moest compenseren. De energieprijzen stegen sterk, waardoor de koopkracht verminderde. Dit werd nog eens verergerd door de in februari 2022 uitgebroken oorlog in Oekraïne. Het kabinet besloot daarom enkele malen hiervoor te compenseren. De Oekraïne-oorlog was ook een reden voor het kabinet om de defensiebegroting nog verder te verhogen.[3] Hier stond tegenover dat het kabinet minder ging uittrekken voor fondsen voor het klimaat, stikstof en investeringen in infrastructuur, onderzoek en innovatie.
Koloniale verleden[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 2022 bood het kabinet, bij monde van Mark Rutte, zijn excuses aan aan de bevolking van Indonesië voor het stelselmatig en extreem geweld door Nederlandse militairen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en het consequent wegkijken van vorige kabinetten. De excuses golden tevens voor alle groepen in Nederland die met de gevolgen hiervan hebben moeten leren leven - waaronder de veteranen.[4]
In december 2022 bood het kabinet - namens al zijn institutionele voorgangers - excuses aan voor het Nederlandse, met name trans-Atlantische, slavernijverleden, deze veroordelend als misdaad tegen de menselijkheid. In het Nationaal Archief sprak de minister-president de excuses ook uit in het Sranantongo, Papiaments en Engels. Het kabinet erkende voor het eerst dat er in Nederland een doorwerking bestaat van het slavernijverleden in de vorm van institutioneel racisme. Ze stelde daarop een fonds in van 200 miljoen euro voor maatregelen betreffende 'bewustwording, betrokkenheid en doorwerking'.[5]
Koopkracht/energie[bewerken | brontekst bewerken]
De stijgende energieprijzen en hoge inflatie brachten het kabinet ertoe in 2022 maatregelen te nemen om huishoudens financieel tegemoet te komen. Kleinverbruikers kregen in november en december 2022 een vaste korting van € 190 per maand op de energierekening. In 2023 zijn er tot bepaalde verbruiken prijsplafonds, apart voor gas, elektriciteit en warmte en voor elk voor de periode tot en die vanaf de jaarafrekening, evenredig met het gemiddelde over alle huishoudens van het verbruik in die twee perioden. Onbedoeld is daarmee een rekeningjaar dat samenvalt met een kalenderjaar het gunstigst. Voor de uitvoerbaarheid is hier toch voor gekozen, ook omdat bij wisseling van energieleverancier, waardoor er mogelijk meerdere afrekeningen in een jaar zijn, het prijsplafond op analoge wijze over meer dan twee perioden kan worden verdeeld.[6][7][8] Tevens werd een regeling voor het midden- en kleinbedrijf in het leven geroepen voor bedrijven met een hoog energieverbruik.
Stikstofbeleid[bewerken | brontekst bewerken]


Minister voor Stikstof en Natuur Christianne van der Wal publiceerde in juni 2022 een kaart met doelstellingen voor stikstofreductie in de agrarische sector per gebied. De gelijktijdige brief van minister van Landbouw Henk Staghouwer had voor perspectief voor boeren moeten zorgen, maar werd bestempeld als 'broddelwerk'. Met name het stikstofkaartje leidde tot boerenprotesten tegen stikstofbeleid. Het kabinet besloot daarom Johan Remkes als 'gespreksleider' tussen onder andere kabinet, boeren en natuurorganisaties aan te stellen. Tijdens Remkes' opdracht gaf Hoekstra aan dat het in het regeerakkoord afgesproken doel van 2030 voor hem "niet heilig was".[9] Dit leidde tot onvrede binnen het kabinet.[10] Remkes bracht in oktober verslag uit, waarbij hij aangaf dat 2030 nog steeds het doel moest zijn, maar dat op twee tussenmomenten gekeken moest worden of dit haalbaar was.
Opvang asielzoekers[bewerken | brontekst bewerken]

In de zomer van 2022 bleek de Nederlandse overheid niet in staat om de asielaanvragen uit Syrië (naar aanleiding van de Syrische Burgeroorlog) en uit Oekraïne (als gevolg van de Russische invasie) te verwerken. De bewuste verschraling van de capaciteit voor (nood-)opvang en voor dossierverwerking die sinds 2015 was ingezet, stremde de doorstroming naar reguliere opvang en woningen. HIerdoor raakte het asielzoekerscentrum in Ter Apel uiteindelijk in de zomer van 2022 oververzadigd[11]. Op 21 juli 2022 waren er 70.230 vluchtelingen uit Oekraïne geregistreerd bij Nederlandse gemeenten (volgens de BRP). Dit omvatte zowel de particuliere als gemeentelijke opvang.[12] Staatssecretaris Eric van der Burg kondigde maatregelen aan om gemeenten te bewegen voor meer opvang te zorgen. Over de afspraak uit augustus 2022 om gemeenten wettelijk te dwingen asielzoekers op te vangen werd nog niet gestemd en de passage uit het regeerakkoord werd pas uitgewerkt in de laatste maanden.
Samenstelling[bewerken | brontekst bewerken]
Het kabinet Rutte IV bestaat uit twintig ministers en negen staatssecretarissen. De VVD leverde acht ministers en drie staatssecretarissen, D66 zes ministers en drie staatssecretarissen, het CDA vier ministers en twee staatssecretarissen en de ChristenUnie twee ministers en een staatssecretaris.[13][14][15] Het kabinet telde bij aanvang een recordaantal vrouwen.[16] Na het aantreden van Mariëlle Paul had een kabinet zelfs voor het eerst meer vrouwen dan mannen.
Bewindslieden[bewerken | brontekst bewerken]
Personele wijzigingen[bewerken | brontekst bewerken]
- Op 6 september 2022 trad Henk Staghouwer af als minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij vond dat hij niet de juiste persoon was om de uitdagingen rondom stikstof in de landbouw aan te gaan.[17] Carola Schouten nam tijdelijk zijn portefeuille waar tot op 3 oktober Piet Adema werd beëdigd als opvolger van Staghouwer.[18]
- Op 22 juni 2023 trad Dennis Wiersma af als minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs naar aanleiding van berichten over het intimiderende gedrag van Wiersma.[19] Op 21 juli 2023 werd voormalig Kamerlid Mariëlle Paul (VVD) beëdigd als demissionair minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.[20]
- Per 1 september 2023 trad Wopke Hoekstra af als tweede vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken, omdat hij kandidaat-eurocommissaris was geworden en zich wilde voorbereiden voor de ondervraging door het Europees Parlement. Liesje Schreinemacher werd op 1 september aangesteld als waarnemend minister van Buitenlandse Zaken.
- Per 5 september 2023 wijzigden er een aantal posities in het kabinet. Hanke Bruins Slot werd aangesteld als minister van Buitenlandse Zaken. Hugo de Jonge verving haar als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarbij er voor Volkshuisvestiging en Ruimtelijke Ordening, dat onder dit ministerie valt, geen nieuwe minister kwam. Karien van Gennip werd aangesteld als tweede vicepremier.[21]
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Noten
Referenties
|