Gebruiker:Evil berry/Kladblok/Hendrik IV van Engeland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hendrik IV
15 april 1367 - 20 maart 1413
Portret van Hendrik IV aan het eind van de 16e eeuw.
Koning van Engeland en heer van Ierland
Periode 13 oktober 1399 - 20 maart 1413
Voorganger Richard II
Opvolger Hendrik V
Geboren Bolingbroke Castle, Lincolnshire (Engeland)
Overleden Westminster, Londen (Engeland)
Vader Jan van Gent
Moeder Blanche van Lancaster
Kinderen Eduard
Hendrik V van Engeland
Thomas van Clarence
Jan van Bedford
Humphrey van Gloucester
Blanche van Engeland
Filippa van Engeland
Handtekening Handtekening

Zie onderaan

Hendrik IV (Bolingbroke Castle, 15 april 1367[1] - Westminster, 20 maart 1413[2]) was koning van Engeland van 1399 tot aan zijn dood. Hij was ook heer van Ierland van 1399 tot 1413 en hernam de aanspraken van zijn grootvader Eduard III op de troon van Frankrijk, in volle Honderdjarige Oorlog. Hij werd geboren in Bolingbroke Castle en stond - voordat hij in 1399 koning werd - bijgevolg bekend als Hendrik (van) Bolingbroke.[2]

Zijn vader, Jan van Gent, derde zoon van Eduard  III, speelde een invloedrijke rol tijdens de regering van zijn neef Richard II, wiens plaats Hendrik uiteindelijk zelf zou innemen. Hendriks troonsbestijging in 1399 luidde het begin van de heerschappij van het Huis Lancaster in, een jongere tak van het Huis Plantagenet, die tot in 1461 de koningen van Engeland zou blijven leveren. Hij was de eerste koning van Engeland die het Engels als moedertaal had sinds de invasie van Willem de Veroveraar.[3]

Familie en jeugd[bewerken | brontekst bewerken]

Verluchting met een portret van Bolingbroke als hertog van Lancaster, rond 1402.

Hendrik, geboren op 15 april 1367, was de zoon[4] van Jan van Gent en Blanche van Lancaster. Door zijn vader was hij een kleinzoon van koning Eduard III van Engeland. Hendrik werd in 1367 geboren in Bolingbroke Castle in het graafschap Lincolnshire en stond - voordat hij in 1399 koning werd - bijgevolg bekend als "Hendrik (van) Bolingbroke".[2] Zijn moeder stierf rond 1368. Zijn vader hertrouwde met Constance de Castilië in 1371 vervolgens met zijn maîtresse Katherine Swynford in 1396. Richard II legitimeerde in 1397 de kinderen van Jan van Gent en Katherine onder de naam Beaufort.

Hendrik had goede betrekkingen met zijn schoonmoeder Katherine maar zijn relaties met zijn halfbroers varieerden doorheen de tijd. In zijn jeugd leek hij heel close met hen te zijn, maar hij geraakte vanaf 1407 - het jaar waarin hij hen als niet in aanmerking komend voor de troon verklaarde - in conflict met zijn halfbroers, kardinaal Beaufort en Thomas Beaufort.

Zijn schoonbroer, Ralph Neville, bleef een van zijn meest trouwe compagnons, net als zijn halfbroer Jan van Beaufort of Thomas Swynford, een zoon van Katherine uit een eerste huwelijk. Thomas was opperbevelhebber op het Pontefract Castle, waar de afgezette koning Richard in februari 1400 onder mysterieuze omstandigheden zou sterven.

Hendrik was als kind een speelkameraadje van zijn neef Richard van Bordeaux. Deze laatste besteeg de troon na de dood van Eduard III in 1377. Hendrik werd aangesteld als graaf van Derby. Hij werd graaf van Northampton in 1384 en vervolgens hertog van Hereford in 1397 door een ordonnantie van Richard II. Hij werd in 1385 lid van het House of Lords.

Onder Richard II[bewerken | brontekst bewerken]

Lid van de Lords Appellant en eerste stappen in de politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk trouw aan Richard bij het begin van diens regering, zou Hendrik zich in 1387 aansluiten bij een groep van hoge edelen die zich verzetten tegen de koninklijke excessen: de Lords Appellant. Op 19 december 1387 versloeg hij de koninklijke troepen onder leiding van Robert de Vere in de slag bij Radcot Bridge. Deze overwinning zorgde ervoor dat de Lord Appelants in 1388 de kring van favorieten van de koning konden elimineren tijdens het zogenaamde Merciless Parliament. Richard hernam de controle over de macht in mei 1389.

Hendrik verliet Engeland van 1389 tot 1393. In 1390 vocht hij samen met 300 ridders van de Duitse Orde bij het beleg van Vilnius. Hij maakte vervolgens een pelgrimage naar Jeruzalem. Hij zweerde toentertijd een eed dat hij deze stad zou ontdoen van "ongelovigen", hetgeen hij desalniettemin nooit heeft weten te realiseren. Hij bracht een bezoek aan de koning van BohemenWenceslaus, en die van HongarijeSigismund, in 1391. In 1392 verbleef hij enige tijd aan het hof van de hertog van OostenrijkAlbert III, trok vervolgens naar Venetië en Rodos alvorens in 1393 als held terug te keren naar Engeland. Hij verwierf zich nu door zijn getoonde moed en vroomheid een grote populariteit bij het volk, de clerus en de adel.

In 1395 maakte hij deel uit van de regentschapsraad die werd voorgezeten door zijn oom Edmund van Langley, hertog van York, tijdens de afwezigheid van de koning die op veldtocht was in Ierland.

Ballingschap[bewerken | brontekst bewerken]

In 1397 werden de drie voornaamste Lords Appellant — Thomas van Woodstock1e hertog van Gloucester en oom van Richard II, Richard FitzAlan, 4e graaf van Arundel en Thomas Beauchamp, 12e graaf van Warwick — gearresteerd en ter dood of tot de gevangenis veroordeeld, terwijl Bolingbroke door zijn neef Richard werd gespaard.[5]

In september 1398 geraakte Hendrik in conflict met Thomas de Mowbray, waarbij beiden elkaar beschuldigden van verraad. Het geschil zou door een duel worden uitgevochten, maar op het laatste moment kwam Richard tussenin en sprak verbanning uit voor beide heren: 10 jaar voor Bolingbroke, voor het leven voor Norfolk (Thomas de Mowbray). Hendrik nam in oktober 1398 de wijk naar Parijs en vervolgens naar Bretagne. Toen zijn vader, Jan van Gent, op 3 februari 1399 overleed, werd Hendrik van zijn goederen vervallen verklaard, maar volgde hij desondanks toch zijn vader op met de titels van graaf van Lancaster, Leicester en hertog van Lancaster.

Ontscheping en abdicatie van Richard II[bewerken | brontekst bewerken]

Bolingbroke ontmoet Richard in Flint Castle, Harleycollectie.

Op 4 juli 1399 ontscheepte hij in het geheim te Ravenspurn[6] in Yorkshire. Al snel sloten mannen van alle vier uithoeken van het land zich bij hem aan. Het merendeel van de ridders en vertrouwensmannen van de koning waren hem gevolgd naar Ierland en Hendrik ontmoette geen werkelijke weerstand tijdens campagne richting het zuiden. Edmond de Langley, belast met het beschermen van het koninkrijk in afwezigheid van de koning, had geen andere keus dan de kant van Hendrik te kiezen.[7]

Gedurende deze periode werd de Richards terugkeer uit Ierland vertraagd en hij landde pas in 24 juli in Wales.[8] Hij trok vervolgens richting Conwy, waar hij op 12 augustus de graaf van Northumberland  ontmoette om te onderhandelen.[9] Een week later gaf Richard II zich op het Flint Castle over aan Hendrik in ruil voor de belofte dat zijn leven zou worden gespaard.[10] De twee mannen keerden daarop terug naar Londen, waarbij de gevangen koning heel de weg lang achter Hendrik aanreed. Hij werd bij hun aankomst op 1 september direct opgesloten in de Tower of London.[11]

Bolingbroke eist in september 1399 de troon op. Naar een eigentijds handschrift, British Library, Harleycollectie.

Hendrik was nu vastbesloten de troon te bestijgen, maar moet eerst deze actie zien te rechtvaardigen. Er werd vaak gezegd dat Richard, omwille van zijn tiranniek en slecht bestuur, zichzelf onwaardig had getoond koning te zijn.[12] Desalniettemin was Hendrik niet de eerste in rij in de troonsopvolging: de wettelijke troonopvolger was Edmund Mortimer, die zijn afkomst kon terugvoeren op de tweede zoon van Eduard IIILionel van Antwerpen. Hendriks vader, Jan van Gent, was daarentegen slechts de derde zoon van Eduard III.[13] Hij loste dit probleem op door het feit te benadrukken dat hij van een directe "mannelijke" lijn afstamde, terwijl Edmund Mortimer zijn afstamming terugvoerde op zijn grootmoeder.[14] Richard accepteerde op 29 september officieel om zijn kroon aan Hendrik over te laten.[15] Het bijeengeroepen Parlement aanvaardde op 30 september de troonsafstand van Richard.[16]

Koning van Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

De kroning van Hendrik IV. Miniatuur uit een manuscript van de Chroniques van Jean Froissart.

Hendrik werd op 13 oktober 1399 in Westminster Abbey te Londen door Thomas Arundel, aartsbisschop van Canterbury, tot koning gekroond. Tijdens zijn troonsbestijging richtte hij zich als eerste Engelse koning sinds 1066 in het Engels tot de edelen.[3]

Opstanden en rebellies[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik IV bracht het merendeel van zijn regering door met het onderdrukken van rebellies van edelen of complotten. Hij slaagde er evenwel in om tegen 1401 ervoor te zorgen dat meer dan 60% procent van de vrederechters in Engeland aanhangers van hem waren.[17]

De Epifanie-opstand en de dood van Richard II[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Epifanie-opstand voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het exacte lot van Richard II na zijn afzetting is niet erg duidelijk. Hij verbleef in de Tower of London alvorens hij in oktober 1339 naar het Pontefract Castle werd overgebracht.[18] Hoewel Hendrik aan Richard aanvankelijk had beloofd hem in leven te laten, veranderde hij al snel van mening toen hij in december 1399 een complot ontdekte dat was georganiseerd door de oude favorieten van Richard, die woest waren over het ontnemen van hun titels,om hem te vermoorden en Richard terug aan de macht te brengen.[19] De samenzweerders vluchtten naar de Welsh Marches, maar werden opgepakt door de lokale autoriteiten. Ze werden allemaal geëxecuteerd in januari 1400.

Hoewel hij het had verwacht, maakte dit plot het maar al te duidelijk welk risico Hendrik liep zolang Richard in leven was. Richard zou rond 14 februari 1400 in gevangenschap overlijden, hoewel er ernstige twijfel bleeft bestaan over de exacte datum en de werkelijke doodsoorzaak. Het lichaam werd op 17 februari weggevoerd naar St Paul's Cathedral, voordat hij op 6 maart werd begraven in de kerk van Kings Langley, waar het zou blijven rusten totdat koning Hendrik V (de zoon van Hendrik IV) zijn lichaam terugbracht naar Londen en het liet begraven in de graftombe in de graftombe die Richard voor hemzelf had laten optrekken in Westminster Abbey.[20]

Begrafenis van Richard II.

Geruchten dat Richard nog in leven zou zijn, bleven een tijdlang de ronde doen, maar zouden nooit echt serieus worden genomen in Engeland.[21] In Schotland zou een man genaamd Richard in Stirling Castle zijn onderbracht door de hertog van Albany, Robert Stuart, en er werd gezegd dat hij een belangrijk personage was, die verantwoordelijk was voor verschillende intriges van de Lollards en tegen de dynastie van Lancaster in Engeland. Hij werd toen hij in 1419 overleed omschreven als een bedelaar, maar werd echter wel als een koning begraven in het klooster van de Dominicanen van Stirling.

De opstand van Glyndŵr in Wales[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Opstand in Wales (1400-1415) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Begin 1400 werd in Wales aan verschillende personen als Owain Glyndŵr voor de eerste keer gevraagd naar wie hun loyaliteit uitging. De Welshmen werden traditioneel gezien als aanhangers van Richard, die zijn vader, de Zwarte Prins, in 1376 was opgevolgd als prins van Galles. Met de afzetting van Richard zagen ze de mogelijkheden tot promotie die hen waren aangeboden plots enorm afnemen, hetgeen er talrijke Welshmen toe bracht over hun toekomst na te denken. De onrust barstte in januari 1400 los langsheen de grens tussen Wales en Engeland.

De opstand begon met een simpel geschil tussen Owain Glyndŵr en zijn Engelse buurman. Owain Glyndŵr kwam in conflict met Reginald Grey, 3e baron Grey de Ruthyn. Deze laatste maakte van zijn invloed en vriendschap met de koning gebruik om het pleit te winnen. Grey slaagde er ook in een koninklijk oproep te veinzen die Glyndŵr gelastte deel te nemen aan de campagne van de koning tegen Schotland in augustus 1400. Door niet op de koninklijke oproep in te gaan, maakte hij zich dus schuldig aan verraad. Hieruit volgde dat Hendrik IV Glyndŵr tot verrader verklaarde en de confiscatie van zijn landen beval. Dit liet Glyndŵr geen andere keuze dan te ontsnappen en tot een openlijke opstand over te gaan.

Owain Glyndŵr, de zelf-uitgeroepen prins van Wales, nam in september 1400 de leiding over een opstand tegen Hendrik IV in Wales en de Welsh Marches. Glyndŵr voerde een doeltreffende guerrillaoorlog  tegen de troepen van Hendrik. Hij boekte in juni 1401 zijn eerste grote overwinning in de slag bij Mynydd Hyddgen.[22] Hoewel de koning aan de meerderheid van de rebellen vergiffenis wenste te schenken, namen de Welshmen Conwy Castle in. Edmund Mortimer, een nauwe verwant van Richard II (zijn neef Edmund was in 1399 de erfgenaam van Richard II), werd in 1402 door Glyndŵr gevangen genomen in de slag bij Bryn Glas. Hendrik weigerde zijn losgeld te betalen, waarop Mortimer zich bij Glyndŵr aansloet.

Vanaf 1403 werd de revolte echt een nationale opstand en stak heel Wales aan. Glyndŵr ging in het westen en het zuiden over tot het offensief. Hij werd in 1404, toen hij te Harlech werd gekroond, werkelijk soeverein van Wales. Hij ontving de steun van de Fransen en Bretoenen alsook van Engelse edelen in opstand tegen Hendrik IV. Het Engelse verzet beperkte zich inmiddels tot enkele kastelen, versterkte steden en geïsoleerde landgoeden.

Desalniettemin zou de revolte vanaf 1405 ineenstorten na de Engelse overwinningen bij Grosmont en Pwll Melyn. De Fransen trokken in 1406 het grootste deel van hun troepen terug. Aberystwyth en Harlech werden in 1408 en 1409 heroverd. De familie van Glyndŵr werd gevangen genomen bij Harlech en in de Tower of London opgesloten. Glyndŵr werd uit zijn versterkte plaatsten verjaagd en verloor zijn meest briljante tactici tijdens een zelfmoordmissie in 1410. Glyndŵr werd in 1412 voor het laatste vermeld in de regio Snowdonia. Hij stierf omstreeks 1416. De autoriteit van de koning van Engeland over Wales à ce moment-là est alors fermement rétablie.

De opstanden van de familie Percy[bewerken | brontekst bewerken]

De slag bij Shrewsbury[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk aanhangers van Hendrik toen hij in 1399 de troon usurpeerde, zouden Northumberland en zijn zoon Hotspur geleidelijk aan steeds meer teleurgesteld zijn in de nieuwe koning. Hotspur beschuldigde de koning van verschillende zaken, waaronder zijn slechte financiële erkentelijkheid tegenover hem voor het verdedigen van de grens met Schotland, zijn weigering om hem losgeld te laten vragen voor de Schotten die waren gevangen genomen bij Humbleton Hill, zijn falen om door onderhandelingen een einde te maken aan de opstand van Glyndŵr, de toenemende invloed van de prins van Wales, Hendrik van Monmouth, die hem aan belang deed inboeten en de weigering van de koning om het losgeld te betalen voor de schoonbroer van Hotspur, Edmund Mortimer, die in juni 1402 door Glyndŵr was gevangen genomen.[23]

Hotspur en zijn oom, Thomas Percy, 1e graaf van Worcester, traden in juli 1403 toe tot de rebellie en richtten zich met hun legers richting het zuiden.[24] Toch nam Northumberland zijn tijd om zijn troepen te mobiliseren zodat ze zich konden aansluiten bij die van zijn zoon. Hendrik IV en zijn zoon, Hendrik van Monmouth trokken richting het noorden Hotspur tegemoet. Op 21 juli kwamen de koning en zijn zoon bij Shrewsbury juist voor Hotspur aan, hetgeen het rebellenleger ertoe verplichtte buiten de stad hun kamp op te slaan. De koning dwong zijn tegenstander tot een veldslag alvorens Northumberland de tijd zou hebben gehad om Shrewsbury in te nemen en dat alle opstandige strijdkrachten zich zouden hebben verenigd. De slag duurde een volledige dag. Monmouth was ernstig gewond door een (langsvliegende) pijl maar bleef desalniettemin verder vechten aan de kant van zijn mannen. Toen ze de dood van Hotspur vernemen, nam de moed van de rebellen af en hun leger werd overwonnen. Meer dan 20 000 mannen waren gedood of gewond in de loop van de strijd. Worcester werd gevangen genomen en kort daarop geëxecuteerd.[25]

Dood van Hotspur tijdens de slag bij Shrewsbury door Richard Caton Woodville, 1910.
De Tripartite Indenture en de opstand van de aartbisschop van York[bewerken | brontekst bewerken]
In roos aan Mortimer toegekend gebied, in groen het aan Glyndŵr toegekende gebied en in blauw het aan Northumberland toegekende gebied.

In februari 1405 sloten Northumberland, Mortimer en Glyndŵr een alliantie: de Tripartite Indenture, waarbij ze een opdeling van het land voorzagen ten nadele van Hendrik IV. Aan Glyndŵr zou Wales alsook de Welsh Marches toevallen; Northumberland ontving Northamptonshire, Norfolk, Warwickshire en Leicestershire, terwijl de familie Mortimer de rest van Engeland behield.[26]

Op 27 mei 1405 leidde de aartsbisschop van York, Richard le Scrope, een opstand tegen koning Hendrik IV aan de kant van de graaf van Norfolk, de graaf van Northumberland en de Lord Bardolf. De opstand was van in het begin gedoemd te mislukken want Northumberland slaagde er niet in Ralph Neville, een trouwe partizaan van de koning, gevangen te nemen. Northumberland en Bardolf vluchtten daarop overhaast naar Schotland. Scrope en Norfolk werden op 29 mei door Neville aangespoord de wapens neer te leggen, die hen verkondigde dat hun eisen zouden worden ingewilligd. Eens hun leger was ontbonden, werden beiden gevangen genomen. Norfolk en Scrope werden in afwachting van de komst van de koning, die op 3 juni aankwam, weggevoerd naar Pontefract Castle.

De Lord Chief Justice William Gascoigne weigerde hen zonder proces ter dood te veroordelen. Thomas Beaufort werd daarop door de koning opgedragen hen ter dood te veroordelen en zij werden op 8 juni wegens verraad geëxecuteerd. Paus Innocentius VII excommuniceerde daarop allen die waren geïmpliceerd bij de executie van Scrope. Hendrik IV werd in 1407 echter door paus Gregorius XII gratie verleend.

Het einde van de hegemonie van de familie Percy[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 1408 vielen Northumberland en Bardolf vanuit Schotland Engeland binnen. Beiden zouden sneuvelen in de slag bij Bramham Moor. Enkele van hun soldaten slaagden erin om te ontsnappen en naar Schotland terug te keren.

De macht van Percy was enorm afgenomen en het noorden van Engeland werd nu het domein van hun politieke rivalen, de familie Neville, wiens familiehoofd Ralph Neville nu graaf van Westmorland werd. De Percy's hervonden hun glansrijk verleden na de dood van Hendrik IV in 1413, toen Henry Percy, de kleinzoon van de eerste graaf, van Hendrik V toestemming kreeg om naar Engeland terug te keren. Hij nam in 1416 opnieuwe de titel van graaf van Northumberland aan.

Buitenlandse politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Bezoek van de Byzantijnse keizer[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de winter van 1400 op 1401 kreeg Hendrik IV bezoek van de Byzantijnse keizer Manuel II Palaiologos: Hendrik gaf hem 3000 marken om zich te verdedigen tegen de aanvallen van het Ottomaanse Rijk, in het bijzonder tijdens het beleg van Constantinopel, dat uiteindelijk in 1402 werd opgeheven.[27]

Botsende betrekkingen met Schotland[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik leidde in juni 1400 een strafexpeditie in Schotland, nadat sinds abdicatie van Richard II het aantal raids langsheen de Engels-Schotse grens waren toegenomen. In juni 1402 werd de wapenstilstand van Leulinghem tussen de twee landen gebroken en viel op 14 september een leger onder leiding van Archibald Douglas Engeland binnen alvorens te worden verpletterd in slag bij Humbleton Hill.[28]

Op 22 maart 1406 werd de erfprins van SchotlandJacobus Stuart, die uit veiligheidsoverwegingen onderweg was naar Frankrijk om er zijn opvoeding te krijgen, door Engelse piraten gevangen genomen en uitgeleverd aan Hendrik.[29] Hij bleef tot in 1424 een gevangen aan het hof van Windsor. Men zei dat Robert III van Schotland op 4 april bij het vernemen van dit nieuws van verdriet zou zijn gestorven.[29] De oom van de jonge Jacobus, Robert Stuart, hertog van Albany, werd daarop regent van Schotland, maar haastte zich niet om het losgeld voor de jonge koning te betalen, waardoor hij zijn macht over het koninkrijk kon bewaren. Tijdens zijn gevangenschap ontving Jacobus een uitstekende opvoeding en maakte hij zich vertrouwd met de Engelse administratie en bestuur.

Meer en meer gespannen relaties met de Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik onderhield in het begin goede relaties met Frankrijk, dat hem had opgevangen en geholpen zijn victorieuze invasie in 1399 ten uitvoer te brengen. Desalniettemin verstoorde de leenhulde die de koning van Engeland aan de koning van Frankrijk, Karel VI, moest doen voor zijn gebieden in Aquitanië de betrekkingen tussen deze twee lanen. Daarenboven steunden de Fransen vanaf 1404 de opstand van Owain Glyndŵr in Wales zowel militair als financieel. Aquitanië werd in 1406 zelfs door de Franse bezet.

In Frankrijk was in 1407 echter een burgeroorlog tussen Armagnacs en Bourguignons uitgebroken over het regentschap van Frankrijk, daar Karel VI omwille van zijn toenemende vlagen van waanzin niet langer in staat was te regeren. Thomas van Clarence, Hendriks tweede zoon, wist op 18 mei 1412  met het verdrag van Bourges een alliantie te sluiten met de Armagnacs. Hij stemde ermee in 1000 wapenknechten en 3000 boogschutters te sturen om hen te helpen in hun strijd in ruil voor het herstel van het oude hertogdom Aquitanië in haar oude omvang. Enkele maanden later zou het verdrag echter nietig verklaard worden door het verdrag van Auxerre.

Toch ontscheepte Thomas van Lancaster in augustus 1412 te Saint-Vaast-la-Hougue en ontmoette Karel van Orléans te Blois teneinde het verdrag van Bourges te bekrachtigen. Hij liet Karel een hoge prijs betalen voor zijn aftocht naar Engeland: enkele honderdduizenden livres en de overhandiging als gijzelaar, ter garantie van de betaling, zijn broer Jan van Angoulême (de grootvader van de later koning Frans I). Dit belette evenwel niet dat Thomas zijn leger richting Bordeaux leidde en daarbij alles op zijn pad verwoestte.

Tot aan zijn dood zou Hendrik IV streven naar vrede met Frankrijk, hoewel zijn oudste zoon Hendrik wenste de Bourguignons te steunen. Hendrik IV was zich desalniettemin bewust dat oorlog met Frankrijk noodzakelijk was teneinde de vrede te herstellen in Engeland en een einde te maken aan de rebellies van de grote adellijke families. Na zijn troonsbestijging in 1413 eiste Hendrik V officieel de troon van Frankrijk voor zich op en viel hij in 1415 Frankrijk binnen.

Relaties met het Parlement en de Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik consulteerde regelmatig het Parlement, maar lag soms in conflict met haar leden, in het bijzonder over religieuze vragen. Op advies van Arundel kreeg Hendrik er in 1401 in het Parlement de wet De haeretico comburendo door, die hem toestond ketters te verbanden: deze wet werd vooral aangenomen teneinde de strijd te kunnen aanbinden tegen de beweging van de Lollards. In 1410 suggereerde het Parlement om de gronden van de Kerk te confisqueren. Hendrik verzette zich echter tegen dit idee omdat de Kerk hem had gesteund sinds hij aan de macht was gekomen.

Thomas Arundel, aartsbisschop van Canterbury (hier bezig met zijn preek), was een van de meest fervente politieke raadsmannen van Hendrik in de loop van diens regering.

Van 1401 tot 1406 beschuldigde het Parlement de koning meermaals van fiscaal wanbeheer en verwierf belangrijke bevoegdheden met betrekking tot de koninklijke uitgaven en benoemingen.

Einde van zijn regering[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik, prins van Wales (rechtopstaand), breidde vanaf 1410 zijn gezag over de koninklijke raad uit. (miniatuur, omstreeks 1411, British Library, Londen, Arundel 38, f° 37).

De zieke koning, verloor beetje bij beetje zijn macht. Vanaf januari 1410 regeerde zijn oudste zoon Hendrik, prins van Wales, hierin bijgestaan door zijn ooms Henry en Thomas Beaufort — legitieme zonen van Jan van Gent — de facto over het land. Thomas Arundel werd als snel door de aanhangers van de prins van Wales uit de kroonraad verwijderd.

Zijn opvattingen over buitenlandse en lokale politiek verschilde van die van de koning, die in november 1411 terugkeerde naar de raad. De prins was in feite een voorstander van een Engels-Bourgondische alliantie in het kader van de burgeroorlog tussen Armagnacs en Bourguignons in Frankrijk. De ruzie tussen de vader en de zoon was alleen van politieke aard, maar het was waarschijnlijk het feit dat de gebroeders Beaufort hadden gepleit voor een troonsafstand van Hendrik IV en dat hun tegenstanders zeker hadden geprobeerd om de prins bij de koning zwart te maken. Daarop werd prins Hendrik uit de koninklijke raad verwijderd en zijn plaats ingenomen door zijn  jongere broer, Thomas van Clarence. Op 23 september 1412 verzoenden de koning en zijn oudste zoon zich met elkaar en prins Hendrik nam terug zijn plaats in de koninklijke raad in.

Ziekte en overlijden[bewerken | brontekst bewerken]

Graftombe van Hendrik IV van Engeland (kathedraal van Canterbury).

Zijn tijdgenoten hebben gesuggereerd dat de koning door lepra was getroffen. Hij had verschillende aanvallen: in juni 1405, april 1406, juni 1408, tijdens de winter van 1408 op 1409, in december 1412 en tenslotte - dewelke hem fataal werd - in maart 1413. De koning leek eveneens door paranoia te zijn getroffen, want hij zag zijn ziekte als een goddelijke straf voor de executie van de aartsbisschop van York in 1405.

Koning Hendrik IV stierf op 20 maart 1413 (mogelijk aan lepra). Een profetie had enkel jaren daarvoor nog bevestigd dat de koning in Jeruzalem zou sterven. Het hof dacht, net zoals de koning, dat hij dus op kruistocht zou sterven. Maar het bleek uiteindelijk te zijn dat Hendrik zijn laatste zucht uitblies in de Jeruzalemkamer in Westminster Abbey in Londen.

Hij werd in de kathedraal van Canterbury begraven.

Titels en wapenschilden[bewerken | brontekst bewerken]

Titels[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hendrik Bolingbroke, graaf van Derby – met toestemming tot aan de dood van zijn vader in 1399.
  • Hendrik Bolingbroke, graaf van Derby en Northampton – in 1384 hersteld in het bestuur van het graafschap van zijn schoonvader, Humphrey de Bohun
  • Hendrik Bolingbroke, hertog van Hereford – na de executie van de belangrijkste Lords Appellant in 1397
  • Hendrik Bolingbroke, hertog van Lancaster – vanaf de dood van zijn vader.
  • Hendrik IV, koning van Engeland en van Frankrijk, heer van Ierland — vanaf de afzetting van zijn neef koning Richard II

Wapenschilden[bewerken | brontekst bewerken]

Huwelijken en nakomelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik van Bolingbroke trouwde tussen juli 1380 en februari 1381 met Marie, dochter van Humphrey de Bohun.[30] Ze hadden zeven kinderen:

Marie de Bohun stierf op 4 juni 1394 in het kraambed en zou dus nooit koningin van Engeland wezen.

Hendrik hertrouwde in 1403 in de kathedraal van Westminster met Johanna, dochter van koning Karel II van Navarra. Volgens de Encyclopedia Britannica begon de relatie tussen Johanna en Hendrik toen hij aan het hof van Bretagne verbleef tijdens zijn verbanning uit Engeland.[33] Toen ze door de koning van Engeland ten huwelijk werd gevraagd, moest Johanna eerst op 23 juni 1402 een dispensatie krijgen van tegenpaus Benedictus XIII van Avignon voor "bloedverwantschap in de derde graad" en verliet tenslotte op 13 januari 1403 Bretagne. Zij werd op 7 februari de tweede vrouw van Hendrik IV alvorens op 25 februari te Londen tot koningin te worden gekroond.[34] Zij was al eerder getrouwd geweest en had uit haar eerste huwelijk vier zoons en vier dochters. Het koppel zou zelf geen kinderen krijgen, maar Johanna had een goed relatie met Hendriks kinderen uit zijn eerste huwelijk en koos vaak de kant van de prins van Wales in diens ruzies met zijn vader.

In de toneelstukken van Shakespeare[bewerken | brontekst bewerken]

Shakespeare schreef meerdere toneelstukken, waarin Hendrik IV of Hendrik (van) Bolingbroke optrad: The Tragedy of Richard the Second (1597), The First Part of King Henry the Fourth (1596–1597; een van Shakespeare's meest populaire stukken) en The Second Part of King Henry the Fourth (1596-1599à. Hoewel hij zich baseerde op historische bronnen, zijn deze stukken niet altijd historisch accuraat. Toch hebben zij een belangrijke bijdrage geleverd tot de beeldvorming rond Hendrik IV.

Voorouders[bewerken | brontekst bewerken]

Voorouders van Hendrik IV van Engeland
Overgrootouders Eduard II van Engeland
(1284-1327)
∞ 1308
Isabella van Frankrijk
(1292-1258)
Willem III van Holland
(1287-1337)
∞ 1305
Johanna van Valois
(1294-1352)
Hendrik van Lancaster
(1247–1304)
∞ 1270
Maud Chaworth
(1252-1311)
Henri de Beaumont
(1280-1340)
∞ 1310
Alice Comyn
(1289-1349)
Grootouders Eduard III van Engeland (1312-1377)
∞ 1328
Filippa van Henegouwen (1314-1369)
Hendrik van Grosmont (1300-1361)
∞ 1334
Isabella van Beaumont (1315-ná 1356)
Ouders Jan van Gent (1340-1399)
∞ 1359
Blanche van Lancaster (1345-1369)
Hendrik IV van Engeland (1367-1413)

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. I. Mortimer, Henry IV's date of birth and the royal Maundy, in Historical Research 80 (2007), pp. 567-576. DOI 10.1111/j.1468-2281.2006.00403.x
  2. a b c art. Henry IV (1366–1413), in A.L. Brown - H. Summerson, Oxford Dictionary of National Biography, Oxford, 2008.
  3. a b I. Janvrin - Catherine Rawlinson, The French in London: From William the Conqueror to Charles de Gaulle, Londen, 2013, p. 16. Rotuli Parliamentorum; ut et Petitiones, et Placita in Parliamento, III, Londen, 1767, nr. 53, pp. 422-423.
  4. Uit de DNA-analyse, die na de ontdekking van het skelet van Richard III van Engeland in 2012 werd uitgevoerd, bleek er langs de mannelijke kant twee personen tussen te zitten wiens DNA niet overeenkwam met andere familieleden (met andere woorden, waarvan men zich kan afvragen of ze wel dezelfde vader hadden). Het gaat hierbij om afstammelingen van Jan van Gent, van Hendrik IV tot Hendrik VI en om leden van het Huis Tudor, zonder dat men hierbij kan zeggen wie juist het "koekoeksjong" is (T. King - e.a., Identification of the remains of King Richard III, in Nature Communications (2/12/2014), p. 4).
  5. C. Given-Wilson (trad. ed.), Chronicles of the Revolution, 1397-1400: The Reign of Richard II, Manchester - New York, 1993, pp. 54ff.
  6. Hij werd geholpen door de hertog van Bretagne, zie Albert le Grand, Bertrand d'Argentré en Histoire résumée du Moyen Âge…, door M. Petit Baroncourt.
  7. G.L. Harriss, Shaping the nation: England 1360-1461, Oxford, 2005, pp. 486-487.
  8. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, p. 411.
  9. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, pp. 412-413.
  10. C. Lethbridge Kingsford, art. Richard II, in Encyclopedia Britannica 23 (191011), pp. 296.
  11. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, p. 417.
  12. M. McKisack, The fourteenth century, 1307-1399, Oxford, 1959, pp. 494-495.
  13. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, pp. 419-420.
  14. Hoewel het de gewoonte was om graafschappen langs mannelijke lijn te doen overerven, bestond er niet zo'n traditie met betrekking tot de troon van Engeland. Er bestond wel een precedent in Frankrijk waar de aanspraken op de troon van Frankrijk door de koning van Engeland ongeldig werden verklaard omdat deze slechts langs vrouwelijke kant aanspraak maakte op de troon, hetgeen aanleiding gaf tot de Honderdjarige Oorlog.
  15. C. Given-Wilson, The manner of King Richard's renunciation: A Lancastrian narrative?, in English Historical Review 108 (1993), pp. 365-371.
  16. M.H. Keen, England in the Later Middle Ages, Londen - New York, 20032, p. 242.
  17. D. Biggs, Sheriffs and Justices of the Peace: The Patterns of Lancastrian Governance, 1399–1401, in Nottingham Medieval Studies 40 (1996), pp. 149-166.
  18. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, p. 424.
  19. N. Saul, Richard II, New Haven, 1997, pp. 424-425.
  20. J. Burden, How Do You Bury a Deposed King?, in G. Dodd - D. Biggs (edd.), Henry IV: The Establishment of the Regime, 1399–1406, York, 2003, pp. 35-53.
  21. A. Tuck, Crown and nobility: England, 1272-1461, Oxford, 1985, p. 226.
  22. R.G. Grant (ed.), 1001 Battles That Changed the Course of History, New York, 2011, p. 212.
  23. B. Bevan, Henry IV, New York, 1994, p. 98.
  24. R.R. Davies, The Revolt of Owain Glyn Dwr, Oxford - New York - e.a., 1995, p. 184.
  25. C. Lethbridge Kingsford, art. Percy, Thomas (d.1403), in Dictionary of National Biography 44 (1895), p. 432.
  26. T. Royle, The Wars of the Roses: England's First Civil War, New York - Londen, 2009, p. 95.
  27. C.R. Green, A Christmas visitor: the Byzantine emperor's trip to London in the winter of 1400–01, caitlingreen.org (24/12/2017).
  28. B. Bevan, Henry IV, New York, 1994, p. 95.
  29. a b art. James I, King of Scotland, in R.H. Fritze - W.B. Robison (edd.), Historical Dictionary of Late Medieval England, 1272-1485, Westport, 2002, p. 281.
  30. J.C. Ward (trad. ed.), Women of the English Nobility and Gentry, 1066-1500, Manchester - New York, 1995, pp. 21-22.
  31. J. Ward, Women in England in the Middle Ages, Londen - New York, 2006, p. 49.
  32. T. Royle, The Wars of the Roses. England's First Civil War, Londen, 2009, p. 439.
  33. art. Joan of Navarre, in Encyclopedia Britannica (02/07/2007).
  34. H.E. Lehman, Lives of England's Reigning and Consort Queens. England's History through the Eyes of its Queens, Bloomington, 2005 (= 2011), p. 185.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnenverzamelingen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Rotuli Parliamentorum; ut et Petitiones, et Placita in Parliamento, III, Londen, 1767.
  • C. Given-Wilson (trad. ed.), Chronicles of the Revolution, 1397-1400: The Reign of Richard II, Manchester - New York, 1993.
  • J.C. Ward (trad. ed.), Women of the English Nobility and Gentry, 1066-1500, Manchester - New York, 1995.

Encyclopedie-artikels[bewerken | brontekst bewerken]

Monografieën en artikels[bewerken | brontekst bewerken]

  • B. Bevan, Henry IV, New York, 1994.
  • D. Biggs, Sheriffs and Justices of the Peace: The Patterns of Lancastrian Governance, 1399–1401, in Nottingham Medieval Studies 40 (1996), pp. 149-166.
  • R.R. Davies, The Revolt of Owain Glyn Dwr, Oxford - New York - e.a., 1995.
  • G. Dodd - D. Biggs (edd.), Henry IV: The Establishment of the Regime, 1399–1406, York, 2003.
  • C. Given-Wilson, The manner of King Richard's renunciation: A Lancastrian narrative?, in English Historical Review 108 (1993), pp. 365-371.
  • R.G. Grant (ed.), 1001 Battles That Changed the Course of History, New York, 2011.
  • G.L. Harriss, Shaping the nation: England 1360-1461, Oxford, 2005.
  • I. Janvrin - Catherine Rawlinson, The French in London: From William the Conqueror to Charles de Gaulle, Londen, 2013.
  • H.E. Lehman, Lives of England's Reigning and Consort Queens. England's History through the Eyes of its Queens, Bloomington, 2005 (= 2011).
  • M.H. Keen, England in the Later Middle Ages, Londen - New York, 20032.
  • M. McKisack, The fourteenth century, 1307-1399, Oxford, 1959.
  • P. McNiven, The Problem of Henry IV's Health, 1405-1413, in English Historical Review 100 (1985), pp. 747-772
  • I. Mortimer, Henry IV's date of birth and the royal Maundy, in Historical Research 80 (2007), pp. 567-576. DOI 10.1111/j.1468-2281.2006.00403.x
  • T. Royle, The Wars of the Roses: England's First Civil War, New York - Londen, 2009.
  • N. Saul, Richard II, New Haven, 1997.
  • A. Tuck, Crown and nobility: England, 1272-1461, Oxford, 1985.
  • J.C. Ward, Women in England in the Middle Ages, Londen - New York, 2006.

[[Categorie:Hertog van Aquitanië]] [[Categorie:Huis Lancaster]] [[Categorie:Koning van Engeland]]