Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak
Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak | ||||
---|---|---|---|---|
Auteur | gebroeders Grimm | |||
Originele titel | Tischchen deck dich, Goldesel und Knüppel aus dem Sack | |||
Origineel gebundeld in | Kinder- und Hausmärchen | |||
Uitgiftedatum | 1812 | |||
Land | Duitsland | |||
Genre | sprookje | |||
|






Tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak is een sprookje uit Kinder- und Hausmärchen, de verzameling van de gebroeders Grimm, met als nummer KHM36. De oorspronkelijke naam is Tischchen deck dich, Goldesel und Knüppel aus dem Sack.
Verhaal
[bewerken | brontekst bewerken]Klagende geit
[bewerken | brontekst bewerken]Een kleermaker heeft drie zonen en ze worden allen gevoed door de melk van hun geit. De geit moet dus goed gevoed worden en wordt elke dag naar de wei gebracht. De oudste zoon brengt de geit op een dag naar het kerkhof, want daar groeien de lekkerste plantjes, en vraagt aan het einde van de dag of de geit genoeg gegeten heeft. De geit heeft voldoende gegeten en ze gaan samen naar huis. Thuisgekomen zegt de geit tegen de vader dat ze niet genoeg te eten kreeg en de kleermaker vindt zijn zoon een leugenaar. Met de ellenmaat (een stok of liniaal) slaat hij zijn oudste zoon het huis uit.
De volgende dag neemt de tweede zoon de geit mee naar een heg en de geit eet van de heerlijke plantjes. Aan het eind van de dag vraagt de zoon of de geit voldoende gegeten heeft en hij krijgt een bevestigend antwoord. Ze gaan naar huis, maar daar vertelt de geit aan de vader dat ze opnieuw niet genoeg gegeten heeft. De vader geeft zijn tweede zoon een pak slaag en jaagt hem ook het huis uit. De volgende dag neemt de derde zoon de geit mee naar de struiken en de geit eet veel en vertelt aan het eind van de dag voldoende gegeten te hebben. Thuisgekomen vertelt de geit aan de vader dat er niet voldoende te eten was en ook de derde zoon wordt afgeranseld.
Dan neemt de vader zelf de geit mee naar groene heggen en duizendblad en aan het eind van de dag vertelt de geit voldoende gegeten te hebben. Ze gaan naar huis, maar daar hoort de vader dat de geit niet genoeg gegeten heeft. De vader beseft zijn drie zonen onterecht verstoten te hebben en wil de geit een merkteken geven. Hij haalt zijn scheermes en maakt de geit kaal, waarna hij het beest met zijn zweep afranselt en verjaagt.
Tafeltje dek je
[bewerken | brontekst bewerken]De oudste zoon is bij een meubelmaker in de leer gegaan en krijgt aan het eind van zijn opleiding een tafeltje met een goede eigenschap. Als je "tafeltje dek je" zegt, zal een schoon tafellakentje verschijnen. Bovendien is de tafel gedekt met veel gerechten en een glas rode wijn. Zo trekt hij rond en op een gegeven moment wil de zoon terug naar de vader. Hij komt in een herberg en daar laat hij de kunsten van het tafeltje zien. Iedereen geniet van de gerechten, maar 's nachts verwisselt de waard stiekem de tafel voor een gewoon exemplaar. De zoon gaat de volgende ochtend verder en komt aan bij zijn vader. Hij wil de kunsten van het tafeltje tonen en alle familieleden worden uitgenodigd. Het tafeltje doet echter niks en de zoon begrijpt wat er is gebeurd. De zoon wordt uitgelachen en gaat bij een meester-meubelmaker in dienst.
Ezeltje strek je
[bewerken | brontekst bewerken]De tweede zoon komt bij een molenaar in de leer en krijgt een bijzondere ezel die van voor en achter goud kan spugen. Na een tijd wil de zoon naar zijn vader en hij komt in dezelfde herberg terecht. Hij brengt de ezel zelf naar de stal en betaalt de waard met goudstukken. Hij heeft niet genoeg en de waard volgt hem naar de stal en ziet de ezel goud spugen. 's Nachts wordt de ezel echter door de waard omgewisseld voor een andere ezel en de zoon trekt verder. Hij komt bij zijn vader en vertelt over de goudezel. De familie wordt uitgenodigd, maar de ezel vertoont zijn kunsten niet. De vader vraagt de familie om vergeving en de zoon gaat in dienst bij een molenaar.
Knuppel uit de zak
[bewerken | brontekst bewerken]De derde zoon is in de leer van een houtdraaier gekomen en krijgt via brieven te horen wat er met zijn broers is gebeurd. Hij gaat op ambachtsreis en krijgt een knuppel in een zak. Als onrecht wordt gedaan, hoeft de zoon alleen "knuppel uit de zak" te zeggen en dan wordt de persoon afgeranseld. De knuppel houdt pas op als er "knuppel in de zak" wordt gezegd en de zoon komt in de herberg. Hij vertelt over tafeltjes en goudezeltjes en zijn eigen schat in de zak. De waard is nieuwsgierig en denkt aan edelstenen. 's Nachts gaat de waard naar de zoon en wil de zak pakken. De zoon stuurt de knuppel op hem af en de waard valt op de grond. De zoon wil de tafel en de ezel en de waard is bang voor de kobold in de zak. Hij belooft de spullen terug te geven en de zoon laat de knuppel in de zak verdwijnen.
Moraal van het verhaal
[bewerken | brontekst bewerken]De volgende ochtend gaat de zoon met de tafel, de goudezel en zijn zak naar zijn vader. Hij vertelt houtdraaier te zijn en de vader vindt een knuppel niet de moeite waard. De zoon vertelt zijn vader wat er is gebeurd en hij wil dat de andere zoons worden uitgenodigd, maar de vader vindt de knuppel waardeloos en vertrouwt het verhaal van zijn derde zoon niet. De kleermaker roept toch de hele familie bijeen en de tweede zoon laat de ezel dan goud spuwen. De oudste zoon laat de kunsten van het tafeltje zien en dan eet de familie als nooit tevoren. De kleermaker bergt zijn naald en draad, zijn ellenmaat en zijn strijkijzer op en leeft gelukkig met zijn zonen.
De lezer zal zich afvragen wat er met de veroorzaker van dit alles is gebeurd. De geit schaamt zich voor haar kale kop en kruipt weg in een vossenhol. De vos komt thuis en schrikt van de fonkelende ogen en vlucht. De vos komt een beer tegen. De beer vraagt de vos wat er is gebeurd en hoort over de vurige ogen. Ze gaan samen naar het hol en ook de beer schrikt van de ogen van het verschrikkelijke beest. Hij komt een bij tegen en vertelt over de fonkelende ogen. De bij gaat naar het hol en prikt de geit twee keer op haar kale kop. De geit vlucht uit het hol en niemand weet waar ze nu is.
Noten
[bewerken | brontekst bewerken]- Dit is een van de meest geliefde sprookjes in de hele wereld. Ook in Nederland was het zeer geliefd en werd het herhaaldelijk opgetekend. Er zijn versies bekend bij Romaanse en Slavische volkeren, bij de Tartaren en Arabieren, in Voor-Indië en in China. Het sprookje werd door Wilhelm Grimm in de verschillende drukken steeds bijgeschaafd.[1]
- In een andere versie worden de zonen op pad gestuurd met voedsel, ze hoeden de kudde van een rijke heer in een notendop. Ze worden in een huis gelokt door tovermuziek en verspelen de goudezel en gedekte tafel. De derde zoon stopt zijn oren dicht en haalt de goederen terug met de knuppel. De vader is blij dat de wondergaven niet verspeeld zijn. Vergelijk De ransel, het hoedje en het hoorntje (KHM54).
- Een gedekte tafel kan ook opgeroepen worden in Eenoogje, tweeoogje en drieoogje (KHM130). In dit sprookje spelen drie dochters en een moeder de rol. De zus probeert de toverkracht te verbergen voor haar wrede zusters en moeder, maar drieoogje valt niet in slaap en komt achter het geheim van de gedekte tafel. Dit heeft overeenkomsten met de derde zoon, die zijn oren dichtstopt en niet beïnvloed wordt door de tovermuziek.
- Drie toverdingen komen ook voor in De ransel, het hoedje en het hoorntje (KHM54), De gouden gans (KHM64), De koning van de gouden berg (KHM92), De raaf (KHM93), De jood in de doornstruik (KHM110), De ijzeren kachel (KHM127), De waternimf in de vijver (KHM181) en Het klosje, de schietspoel en de naald (KHM188).
- De stelende waard komt ook voor in De roetzwarte broer van de duivel (KHM100) en De drie handwerksgezellen (KHM120).
- Het verwerven en ook weer verliezen van wondergaven wordt ook beschreven in De ransel, het hoedje en het hoorntje (KHM54) en De zoete pap (KHM103).
- De dieren schrikken van de flonkerende ogen van de geit. In Het gedierte van de Heer en de Duivel (KHM149) wordt verteld hoe de duivel de geit duivelsogen gaf.
- In Eenoogje, tweeoogje en drieoogje (KHM130) geeft de geit voedsel in overvloed. In dit sprookje speelt de geit een dubbelzinnige rol.
- Een kleermaker (naait uit kleine lapjes het levenslot aan elkaar) is vaak degene met slimheid en opgewektheid, hij vindt voor alles een oplossing. Zie ook Het dappere snijdertje (KHM20), De kleermaker in de hemel (KHM35), Duimpje de wereld in (KHM45), De twee reisgezellen (KHM107), Het snuggere snijdertje (KHM114), De glazen doodskist (KHM163), Lief en leed samen delen (KHM170), De geschenken van het kleine volkje (KHM182) en De reus en de kleermaker (KHM183).
- In het sprookje worden lijfstraffen beschreven. De kleermaker bergt zijn naald en draad, zijn ellenmaat en strijkijzer op. Hij stopt met de kindermishandeling als de tafel gedekt is, er genoeg geld voorhanden is en onrecht wordt afgestraft.
- Het verhaal heeft overeenkomsten met De koeherder en de heks. Hier hoedt een arme jongen de koeien van het dorp en krijgt tijdens een hoogtijdag veel speciale rijstkoekjes, hij deelt dit met zijn moeder en plant één. Hij zegt dingen tegen het koekje, waarna het gaat groeien en na drie dagen groeien koekjes in een boom. Een heks ziet dit en wil de koekjes, dit lukt en de jongen wordt meegenomen. Hij kan ontsnappen en dit herhaalt zich nogmaals. De derde poging loopt niet goed af voor de heks.
- De tovertafel komt ook voor in De djinn van de zee, in De ransel, het hoedje en het hoorntje komt een toverkleedje voor.
- "Ezeltje strek je" wordt soms als synoniem van geldkraan gebruikt.
- "Ezeltje-strek-je" is ook een onderdeel van het kaartspel Koehandel.[2]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Referenties
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Aantekeningen bij de Nederlandse vertaling door M.M. de Vries-Vogel (vermeld jaar van uitgave 1940); in 1984 herdrukt door Unieboek BV - Van Holkema en Warendorf
- ↑ Ravensburger, Handleiding Koehandel
, 7 MB. (juli 2024 bekeken)