Sickinghe
Sickinghe (ook: Tamminga Sickinghe, Sickinge, Sikkinge, Sickinga, (van) Sickingha, Sickinghe tot Warfum, Sickinghe tot Winsum, Sickinghe tot Breede en Sickinghe tot Beyum) is een Nederlands oud adellijk regentengeslacht van jonkers en hoofdelingen uit de provincie Groningen. In Stad en Ommelanden waren zij veelal actief als landedelman, politicus, rechter of militair. Het geslacht werd al sinds de 15e eeuw als adellijk beschouwd en speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van Groningen. Door de eeuwen heen leverde het ten minste twaalf burgemeesters aan de stad Groningen, voor een enkel geslacht verreweg de meeste. Halverwege de 19e eeuw trok de familie richting het westen van Nederland. Hier werden telgen onder andere actief als militair, lid van de hofhouding van het Koninklijk Huis of als topbestuurder in het bedrijfsleven. De familie is een van de oudste, nu nog bloeiende inheemse adellijke geslachten van Nederland.
Het geslacht is verbonden met vele (Noord-Nederlandse) adellijke families en jonkersgeslachten. Zo is het nauw verwant met de geslachten: Ripperda, Lewe, Ewsum, Jarges, Clant, van Broeckhuysen, van Burmania, van Heemstra, de Mepsche, Tjarda van Starkenborgh, van Cammingha, van Iddekinge, de Beaufort en van Eysinga.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Alhoewel al in 1015 melding werd gemaakt van Koert Sickinghe als hoofdman van Winsum, is de oudst bekende voorouder van het geslacht de ridder Otto Sickinghe. Deze Otto komt in 1257 voor als een van de vier rekenmeesters van de stad Groningen. Samen met drie anderen is hij daarmee de oudst bekende burgemeester van de stad.
Het geslacht kent sinds de 14e eeuw een Groningse tak en een Friese tak. Otto Sickinghe kreeg twee zonen met een voor ons onbekende vrouw. Lubbertus en Ludolfus Sickinghe. Beide zonen traden in de voetsporen van hun vader. Ludolfus Sickinghe werd burgemeester van Groningen middels verkiezingen van Assingekluft. Hij wist zich als burgemeester te plaatsen in de jaren 1284, 1291 én 1292. De latere Lubbert Sickinghe, waarschijnlijk de (achter)kleinzoon van Otto, was van 1354 tot 1383 burgemeester van Groningen en geldt als erkende stamvader van de Groningse, nog levende tak van het geslacht.[1] Van de 13e tot 18e eeuw waren telgen van het geslacht in verschillende rollen betrokken bij het bestuur van de stad Groningen en de Ommelanden.
Oorspronkelijk behoorde het geslacht tot het stadspatriciaat van Groningen. In 1376 beleende Reinoud III, heer van Coevorden eerst Lubbert Sickinghe en daarna in 1384 zijn zoon Johan Sickinghe met de Tamminga-tienden. Later in 1463 werd Evert Sickinghe door de bisschop David van Bourgondië (1427-1496) met dezelfde tienden beleend.[2]
In 1814 werd mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) benoemd in de Ridderschap der Provincie Groningen. Hij was bij zijn benoeming de enige vertegenwoordiger van het oude Groninger stadspatriciaat.[3] Zoals gebruikelijk was voor oude jonkers geslachten was het hem destijds mogelijk geweest de baronnentitel te verwerven maar hierover zou hij gezegd hebben: Better een olde jonker, dan een nije baron. In 1815 werd ook zijn zoon mr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845) benoemd in de Ridderschap en gingen zij en hun nakomelingen behoren tot de Nederlandse adel met de titulaire van jonkheer (jonkvrouw) en Hoogwelgeboren.[4] Pieter Rembt en zijn zoon Onno Joost waren als leden van een al in de 15e eeuw als adellijk beschouwd riddermatig Noord-Nederlands geslacht vrijgesteld van de verplichting een acte van bewijs aan te nemen als teken van 'nieuwe veradeling'.
In 1902 vond erkenning plaats voor nog 2 telgen van het geslacht. Dr. Eilko Eger Sickinghe (1855-1924) en drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944) mochten sindsdien het predicaat jonkheer voeren. Beide waren telgen van de 'Tamminga Sickinghe' tak. Deze tak vond haar oorsprong bij Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807). Met het overlijden van jhr. Feyo Willem Joost in 1944 stierf deze tak in mannelijke lijn uit. Alle nog levende telgen van het geslacht stammen daarmee af van de tak van Feyo Sickinghe (1718-1748) en zijn zoon Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821).
Onder meer de vroegere borgen Breedenborg bij Breede, Warffumborg (of Sickingheborg) bij Warffum, huis te Beyum (of huis te Sickinghe) bij Zuidwolde, Englumborg bij Oldenhove, Holwinde (of Sybrandaheerd), Ludemaborg bij Usquert, Thedema bij Noordwolde, Ungersma bij Uithuizermeeden, Ewsum (of de Oort) bij Middelstum, Winsumborg bij Winsum, Eelsum en Boukum bij Zeerijp en het Sickinghehuis (of Esserhuis) aan de Herestraat in de stad Groningen werden bewoond door de Sickinghes.
Het geslacht kent drie wapenspreuken: 'Regier myt fester Handt', 'Moed en Ootmoed' (ook: 'Moed en Eenvoud') en 'Werck onder Godes zeegen'
Bekende telgen
[bewerken | brontekst bewerken]Het geslacht Sickinghe bracht sinds de dertiende eeuw vele bekende regenten, politici, militairen en zakenmensen voort. Hieronder enkele bekende telgen in chronologische volgorde:
- ridder Otto Sickinghe (±1220-1267), eerst bekende burgemeester van de stad Groningen
- Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen
- joncker Gerard Sickinghe (±1279), burgemeester van Groningen, tegenspeler van de prefect van Groningen
- Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390), burgemeester van Groningen
- Feicke Sickinga (1325-1407), bondgenoot van Albrecht van Beieren (1336-1404), graaf van Holland
- Johan Sickinghe (±1360 - ±1445), burgemeester van Groningen, hoofdpersoon bij het Groninger oproer in 1413
- jonker Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), raadsheer en burgemeester van Groningen, hoofdpersoon bij het Groninger oproer in 1413
- Evert Sickinghe (±1390-1472), proost van Loppersum, schoonzoon van de Oost-Friese legeraanvoerder Focko Ukena.
- ridder Peter Sickinghe (1455-1532), bekend staatsman, burgemeester en hoofdman van Groningen, zeer aanzienlijk lid van het patriciaat, ouderman van het brouwersgilde
- jonker Johan Sickinghe (1495-1572), drost, burgemeester en hoofdman van Groningen
- jonker Idzard van Sickingha (±1518-1575), raadslid Hof van Friesland
- jonker Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606), hoofdeling, bekend Ommelander politicus, voorvader van de hertog van Ripperda en Grande der eerste klasse, baron Johan Willem Ripperda
- jonker Pieter Sickinghe (†1578), olderman, kapitein en drossaard van Harlingen, grietman van Barradeel
- joncker Johan Sickinghe (1576-1652), zeer vermogend en invloedrijk Gronings landedelman, politicus en bestuurder
- jonkheer Feio Sickinghe (1610-1666), Ommelander landedelman en politicus
- jonker Rudolph Sickinghe (1643-1688), politicus, bestuurder en militair, ritmeester bij het Ontzet van Coevorden in 1672
- jonker Johan Sickinghe (1649-1673), majoor der cavalerie, commandant bij het Ontzet van Coevorden in 1672
- Onno Sickinghe (1688-1756), politicus, drost en burgemeester van Groningen
- Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807), politicus, raadsheer en burgemeester van Groningen
- jhr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821), drost, rechter en politicus te Groningen, president van de Ridderschap der Provincie Groningen
- jhr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845), belastinginspecteur, politicus en rechter te Groningen
- jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1824-1885), luitenant-kolonel der infanterie en bestuurder
- jhr. Eilko Eger Sickinghe (1855-1924), koopman en journalist te Hamburg
- jhr. Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954), luitenant-generaal der artillerie, kamerheer en hofmaarschalk van koningin Wilhelmina der Nederlanden.
- jkvr. Ottelina Charlotte Emilie Sickinghe (1883-1952), zangeres
- jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983), luitenant-kolonel der artillerie en ordonnansofficier van koningin Wilhelmina
- Jkvr. Ottelina Cornelia Sickinghe (1895-1975), maatschappelijk actieve burgemeestersvrouw, echtgenote van Pieter Willem Jacob Henri Cort van der Linden (1893-1969)
- jhr. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974), intendant Koninklijke Paleizen Amsterdam en Den Haag, hofmaarschalk van koningin Juliana en directeur van het Koninklijk Huisarchief
- jkvr. Cornélie Jeanne Louise Mathilde Sickinghe (1923-2021), universitair docent, gouvernante van de prinsessen Beatrix en Irene en peetmoeder van Prins Constantijn der Nederlanden, echtgenote van jhr. Arnout Jan de Beaufort (1912-1966)
- jhr. Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006), Nederlands topbestuurder, president-directeur van Stork, echtgenoot van Marguerite Cornélie van Eeghen (1928-2016); filantrope en maatschappelijk bestuurslid
- jkvr. Wilhelmine Jeanne Mathilde Elisabeth Sickinghe (1956), echtgenote van Henri Marie Edmond Valéry Giscard d’Estaing (1956); zoon van de 20e President van de Franse Republiek Valéry Giscard d'Estaing en CEO van Club Med
- jhr. Duco Willem Sickinghe (1958), CEO van Telenet, ondernemer en investeerder
Functies op nationaal en provinciaal niveau
[bewerken | brontekst bewerken]Als burgemeester van Groningen
[bewerken | brontekst bewerken]Het geslacht Sickinghe heeft samen met het eveneens adellijke geslacht Lewe per saldo uiteindelijk de meeste burgemeesters aan de stad Groningen geleverd. Zo waren tussen de 13e en 16e eeuw zeker 10 telgen burgemeester van de stad. Tegen het einde van de 16e eeuw trokken leden van het geslacht na een geschil met de stad naar de Groningse Ommelanden. Hierdoor ontstond voor het geslacht een 'burgemeesterloze periode'. Begin 18e eeuw keerden leden van het geslacht weer terug naar de stad en werden mr. Onno Sickinghe (1688-1756) en zijn zoon mr. Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807) burgemeester van Groningen.
Onderstaand een lijst van de regeerperiodes van de burgemeesters Sickinghe:
- ridder Otto Sickinghe (±1220-1267) was in 1246 en 1257 burgemeester van de stad Groningen.
- Lubertus Sickinghe was in 1264 burgemeester van Groningen
- Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292
- joncker Gerard Sickinghe (±1279), burgemeester van Groningen in 1304, 1307, 1313, 1317, 1321, 1327, 1331, 1335, 1339, 1343, 1347 en 1357
- Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390), een der quatuor burgimagistri (vier burgemeesters) van Groningen in 1354, 1363, 1364, 1365-1368, 1369, 1370, 1371-1383
- Evert Sickinghe was burgemeester van Groningen in 1388, 1393, 1395, 1397, 1399, 1401, 1403, en 1405
- Johan (Lubbertsz.) Sickinghe (†1421 of 1445), burgemeester van Groningen in 1407 en 1411
- Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), burgemeester van Groningen in 1412, 1428, 1431, 1432, 1436, 1437 en 1443
- ridder Peter Sickinghe (1455-1532) was burgemeester van Groningen in 1506, 1509, 1510-1514, 1515-1517, 1519, 1520, 1522 en 1523. Peter Sickinghe was de laatste burgemeester die in 1518 aftrad.
- jonker dr. Johan Sickinghe (1495-1572) was burgemeester van Groningen in 1539, 1542, 1543, 1546, 1547, 1550, 1551, 1554, 1555, 1558, 1559, 1562 en 1563
- mr. Onno Sickinghe (1688-1756), burgemeester van Groningen in 1753, 1754, 1755 en 1756
- mr. Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807), burgemeester van Groningen in 1788, 1789, 1791, 1792 en 1794
Als bestuurder
[bewerken | brontekst bewerken]De bestuurders in Groningen, onder wie leden van het geslacht Sickinghe, behoorden in de zeventiende en achttiende eeuw tot de machtigste regeringselites binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.[5]
Evert Sickinghe (†1472) was redger te Baflo (1447), Winsum (1462) en Den Andel (1465), hoofdeling te Winsum (1457-1470) en proost van Loppersum (1447-1465). Johan II Sickinghe (1452-1499) was redger te Winsum. Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), Johan Sickinghe (±1360 - ±1445), Lubbert Sickinghe en Johan II Sickinghe (circa 1452 tot na 1499) waren lid van het brouwersgilde te Groningen.
Johan Sickinghe (±1360 - ±1445), raadsheer en burgemeester van Groningen, was een belangrijke aanhanger van de Schieringers bij haar strijd met de Vetkopers. Bij het oproer op 21 oktober 1413 bestormde hij met onder meer zijn zoon Ludolf Sickinghe (±1380 - na 1458), onder leiding van Coppen Jarges, het raadhuis. Hierbij werd onder andere de burgemeester van de stad en aanvoerder van de Vetkopers Johan Rengers vermoord.
Ridder Peter Sickinghe (1455-1532) was hoofdeling te Winsum, raadsheer en burgemeester van Groningen. Hij gold als een van de aanzienlijkste en invloedrijkste leden van het patriciaat. In zijn periode als burgemeester van de vrije rijksstad kreeg hij meerdere belegeringen te verduren van graaf Edzard I van Oost-Friesland en de hertogen Albrecht III van Saksen en zijn zoon George van Saksen. In deze jaren onderhandelde hij veelvuldig met de hertogen en de graaf. Daarnaast onderhandelde hij in persoon of met de afgevaardigden van Filips I van Castilië (1478-1506), koning van Spanje, de bisschop van Utrecht, keizer van het Heilige Roomse Rijk Maximiliaan I (1459-1519) en diens kleinzoon Keizer Karel V (1500-1558). Hij was daarnaast ouderman van het brouwersgilde van Groningen.
Doctor Johan Sickinghe (1495-1572) was hoofdeling op de Ruigewaard en te Warffum. Hij was drost der beide Oldambten, hoofdeling en burgemeester van Groningen. Rond 1553 was hij ontvanger van de prebende te Warffum. Johan was in zijn periode een invloedrijk regent en maakte deel uit van de gezantschappen naar de stadhouder en de centrale regering te Brussel. Hij had nam zitting in verschillende commissies waaronder in een gezantschap naar Gent in 1559. Hij behoorde tot de acht zeer vermogenden die zich ten behoeve van Stad en Lande voor 10.000 Carolusgulden verbonden aan landsheer Karel V. Hij was vertegenwoordiger van Stad en Lande bij de machtsoverdracht van Keizer Karel V (1500-1558) naar Filips II van Spanje (1527-1598) in 1555 en ook bij het afscheid van Filips II voor zijn vertrek naar Spanje was hij aanwezig.
Jonker mr. Idzard van Sickingha (±1518-1575) was raadsheer bij het Hof van Friesland (1558). Hij werd bekend door zijn verzet tegen tegen het tirannieke bestuur van de ijzeren hertog van Alba, Fernando Álvarez de Toledo (1507-1582) en zijn protest tegen de stadhouder Casper de Robles (1527-1585), die het Hof van Friesland wilde gebruiken voor invordering van zeer onaangename belastingen.
De jonkers Harmen Sickinghe (overl. vóór 1618) en Feijo II Sickinghe (1546-1579) waren actief als provinciaal politicus en werden in 1577 als Ommelander edelen door de stad gevangen genomen. Harmen Sickinghe was actief als lid der Staten-Generaal. Feijo II Sickinghe (1546-1579) maakte deel uit van de Ommelander gezantschappen naar de stadhouder en graaf van Megen Karel van Brimeu in 1570 en naar de centrale regering in Brussel in 1576.
Pieter Sickinghe (†1578) was heer van Zuidwolde. In 1577 en 1578 was hij olderman van de stad Harlingen. Hij was kapitein en Drossaard van Friesland op het kasteel te Harlingen en daarnaast grietman van Barradeel. Na geschillen tussen Stad en Ommelanden tekende hij op 9 januari 1577 namens de Ommelanden voor de Unie van Brussel.
Tjalke (Idzerts) van Sickinga († circa 1616) was omstreeks 1575 van Spaanse zijde tot grietman van Wymbritseradeel en tot dijkgraaf benoemd. Daarnaast was hij één van de compagnons van de in Heerenveenopgerichte Schoterlandse Veencompagnie.
Jonker Johan Sickinghe (1576-1652) was redger te Warffum, collator van Breede en een zeer vermogend landedelman. Hij was hoofdeling te Warffum, Usquert en Zuidwolde en eigenaar van het eiland Rottumeroog. Hij was tussen 1622 en 1649 hoofdparticipant en bewindhebber van de WIC kamer ter Stad en Lande en in 1630 hofmeester van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Daarnaast was hij bevriend met de graaf en stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz(1613-1664). Hij nam in 1633 deel aan de rouwstoet van stadhouder Ernst Casimir van Nassau-Dietz (1573-1632) te Leeuwarden. Hij vergezelde hierbij de familie van de stadhouder. Jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666) was gedurende zijn leven hoofdeling en bestuurder te Warffum, Breede, Usquert, Zuidwolde, Eenrum, Pieterburen, Westernieland, Adorp, Harssens, Eenum, Leermens, Zeerijpen t' Zandt. Hij daarnaast actief als lid van de Raad van State, lid van de Admiraliteit van Friesland te Dokkum en lid van de Gedeputeerde Staten.
Jonker Rudolph Sickinghe (1643-1688) was lid der Staten-Generaal, lid van den Raad van Staaten, bewindhebber van de WIC kamer ter Stad en Lande te Groningen, raadslid van de Admiraliteit van Friesland en curator van de Groningse Universiteit.
Feio IV Sickinghe (gedoopt 1654-†1694) was mede president van de Ommelanden en premier collator te Usquert.
Mr. Onno Sickinghe (1688-1756) was drost der beide Oldambten en burgemeester van Groningen. Daarnaast was hij ordinaris van de raad der admiraliteit te Harlingen, lid der Staten-Generaal, lid van de Raad van State en lid van de Generaliteitsrekenkamer.
Jhr. mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) was van 1782 tot 1794 hoofdman van de Hooge Justitiekamer. Tussen 1805 en 1810 was hij baljuw van Hunsingo en tussen 1802 en 1805 lid van het wetgevend lichaam van het Bataafs Gemenebest. Van 1811 tot 1821 was hij rechter en lid van de rechtbank van Eerste Aanleg te Groningen. In 1814 werd hij benoemd als een van de eerste leden der Provinciale Staten van Groningen. Pieter Rembt Sickinghe werd in 1818 gekozen als tweede president van de Ridderschap der Provincie Groningen.
Jhr. dr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845) was rechter te Winschoten, ontvanger te Bedum en lid van de Raad van Groningen. Hij was was tussen 1801 en 1810 medeoprichter en bestuurder van het Natuur- en Scheikundig Genootschap te Groningen en van 1818-1837 lid van de Provinciale Staten van Groningen. Onno Joost werd lid van de Ridderschap van Groningen in 1815. Hij was bestuurslid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Groningen.
Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807) was raadsheer en burgemeester van Groningen. Hij was lid van de Staten-Generaal, de Raad van State en de Admiraliteit van Groningen. Daarnaast was hij directeur van de Groote Sociëteit van Groningen.
Hendrik George Sickinghe (1754-1818) was lid der Staten-Generaal. Hij reed op 28 december 1792 mee in de optocht ter gelegenheid van de doop van prins Willem II der Nederlanden, later koning van Nederland, in de Grote of Sint-Jacobskerk te Den Haag. Hij trad bij deze gelegenheid op als de vertegenwoordiger van de provincie Stad en Lande (Groningen). Sickinghe zat samen met de griffier der Staten-Generaal Hendrik Fagel (1765-1838) in het elfde rijtuig van de stoet die om half één 's middags vanaf het Binnenhof vertrok.[7][8]
Jhr. mr. Wigbold Otto Geert Sickinghe (1934-1972) was actief als referendaris bij de Raad van State.
Jhr. drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944) was vanaf 1921 verantwoordelijk voor de medische controle van de Hongaarse 'kindertreinen'. Tussen 1920 en 1930 reisden zeker 28.000 Hongaarse kinderen voor korte of langere tijd naar Nederland. De arts Jhr. Feyo Willem Joost Sickinghe werd, na onder andere bezorgdheid van het ministerie van Volksgezondheid, door de regering aangezocht en bij Koninklijk Besluit van 25 april 1921 benoemd om de medische controle van de 'Hongaarse Kindertreinen' op zich te nemen. ‘Zonder een door hem getekend bewijs werd geen kind in Nederland toegelaten.’ Het sterftecijfer bedroeg uiteindelijk minder dan 1 promille en de aanloopproblemen waren voorbij. Zijn benoeming werd als 'buitengewoon succesvol' beschouwd.[9] Op voorstel van de Hongaarse minister-president István Bethlen werd Sickinghe in 1925 door het Hongaarse Rode Kruis onderscheiden met het Kruis van Verdienste.[10]
Jhr. mr. Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006) was naast directeur van de VMF-Stork, commissaris en voorzitter van en bij verschillende (internationale) bedrijven, actief als voorzitter van de Vereniging Effecten Uitgevende Ondernemingen (VEUO), als voorzitter van de Franse Kamer van Koophandel en Industrie in Nederland, als voorzitter van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel (Departement Amsterdam) en als voorzitter van de Nederlandse Afdeling Association for the Monetary Union of Europe. Feyo Onno Joost Sickinghe was daarnaast actief als gemeenteraadslid van de gemeente Driebergen-Rijsenburg. Hij zat in de Unieraad van de CHU en was lid van de studiecommissie en de commisie-Zijlstra waar hij meewerkte aan een CDA-rapport over het economisch beleid van de daaropvolgende jaren. Hij was lid van de Centrale Beleggingsraad en de Industriële Raad voor de Kernenergie. Op 28 December 1990 volgde Feyo Onno Joost Sickinghe de journalist en politicus Han Lammers (1931-2000) op als voorzitter van de Stichting Voedselhulp aan Russen. Hij was Voorzitter van de Stichting Grote Kerk Naarden, voorzitter van de Stichting Steun Gooisch Natuur Reservaat en vice-voorzitter van de Gouverneur Europese Culturele Stichting.
Functies bij het Koninklijk huis
[bewerken | brontekst bewerken]Telgen van het geslacht vervulde verschillende functies voor het Koninklijk Huis en haar leden.
Jonker Rudolph Sickinghe (1643-1688) vergezelde stadhouder Willem III van Oranje vrijwillig bij de overtocht naar Engeland tijdens de Glorious Revolution in 1688. Hij stierf in datzelfde jaar te Exeter, alwaar hij werd begraven.
Jonker Johan Sickinghe (1649-1673) en Feijo Johan Sickinghe (1673-1701) waren ritmeester in het regiment van George Frederik van Nassau-Siegen. Duco Wilhelm Sickinghe (1656-1681) was stalmeester en kapitein des Gardes van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz.
Jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1824-1885), luitenant-kolonel der infanterie, was in 1841 page van koning Willem II der Nederlanden.
Jhr. Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954), luitenant-generaal der artillerie, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, was van 1901 tot 1905 ordonnansofficier, van 1912 tot 1919 adjudant en vanaf 1921 tot zijn overlijden adjudant i.b.d. van Koningin Wilhelmina der Nederlanden. Van 1921 tot 1936 was hij kamerheer en van 1936 tot 1939 eerste kamerheer-ceremoniemeester. Van 1939 tot 1948 eerste kamerheer-honorair van Wilhelmina, na 1948 van Koningin Juliana der Nederlanden.
Jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983), luitenant-kolonel der artillerie, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, was van 1919 tot 1925 ordonnansofficier van Koningin Wilhelmina der Nederlanden. Hij maakte in oktober 1922 deel uit van een buitengewone missie, naast hem bestaande uit jhr. Cornelis Lubertus van Suchtelen van de Haare (1860-1943) en Reynoud Adolph baron van Hardenbroek van Lockhorst (1874-1946), als vertegenwoordiger van de koningin naar Roemenië om de kroning bij te wonen van Koning Ferdinand I van Roemenië (1865-1927) en Koningin Marie van Edinburgh (1875-1938). Hier werd hij Officier in de Orde van de Ster van Roemenië. Naar aanleiding van zijn dagboeken tijdens deze reis en aan het hof verscheen een boek met de titel: 'De Maarschalkstafel, dagboek van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina'.
Jhr. ir. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974), kapitein der artillerie, was sinds 1939 intendant der Koninklijke Paleizen te Amsterdam en 's-Gravenhage en bleef dit tijdens en tot na de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werd hij verzocht het beheer van het Departement Hofmaarschalk waar te nemen en in 1943 werd hij gevraagd om het beheer van het Koninklijke Staldepartement op zich te nemen. In 1946 en 1947 was hij hofmaarschalk van Koningin Juliana maar werd uit die functie ontheven wegens benoeming tot directeur van het Koninklijk Huisarchief. Dit bleef hij tot 1963. Na de oorlog was hij betrokken bij het recuperatieproces van de Oranjebezittingen. Hij bezocht hiervoor fort Ehrenbreitstein bij Koblenz en het kasteel Schoppenwihr in de Elzas nabij Colmar.
Jkvr. drs. Cornélie Jeanne Louise Mathilde Sickinghe (1923-2021), Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, was gouvernante van de prinsessen Beatrix en Irene, speciaal voor het geven van Franse les. Bij haar huwelijk met jhr. mr. Arnout Jan de Beaufort (1912-1966), burgemeester van Groningen, waren de twee prinsessen bruidsmeisjes. Zij was daarnaast peetmoeder van Prins Constantijn der Nederlanden.
Rol bij het Ontzet van Coevorden (1672)
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdens het Beleg van Coevorden (het Ontzet van Coevorden) in 1672 waren vier broers Sickinghe als officier-vrijwilliger ingedeeld bij de cavalerie onder leiding van jonker Johan Sickinghe (1649-1673). Johan Sickinghe; 23 jaar oud, Rudolph Sickinghe; 29 jaar oud, ritmeester Hindrik Sickinghe; 22 jaar oud en vaandrig Feyo Sickinghe; 18 jaar oud. Rudolph Sickinghe had zich onderscheiden als een van de onderbevelhebbers bij de verdediging van Groningen en zou later stadhouder Willem III (1650-1702) vergezellen bij de overtocht naar Engeland.
Op 4 september 1672 vlucht de schoolmeester Mijndert van der Thijnen vanuit Coevorden naar Groningen. Met de meegenomen schetsen en kaarten van de vesting van Coevorden maakt hij een aanvalsplan voor de herovering van Coevorden op het Prinsbisdom Münster. Aangekomen in Groningen legt hij het plan voor aan de militaire aanvoerder Carl von Rabenhaupt (1602-1675). In december gaat Rabenhaupt akkoord en machtigt Van Thijnen de officieren zelf uit te zoeken. Het voorstel van Mijndert is om drie bastions aan te vallen. Van Thijnen wijst luitenant-kolonel Frederik van Eybergen aan als hoofd van de militie en bevelhebber van de eerste aanval op bastion Gelderland waar het kasteel ligt. Majoor Wyler is commandant van de tweede aanval op bastion Holland en majoor Johan Sickinghe is commandant van de derde aanval op het zuidelijk van de Friese poort gelegen bastion Overijssel. Er wordt een troepenmacht samengesteld van duizend man infanterie en een eskadron ruiterij. Behalve Johan Sickinghe nemen ook zijn broers, namelijk Rudolph Sickinghe, lid van de Staten-Generaal, die vrijwillig deze tocht bijwoonde, voorts de ritmeester Hendrik Sickinghe en de cornet Feye Sickinghe, beiden uit het cavalerie regiment van kolonel George Frederik Graaf van Nassau-Siegen (1606-1674) deel aan de aanval.
In de avond van 29 december slaat het Staatse leger zijn kampement op in de buurt van de stad. De volgende morgen om acht uur, bij dichte mist, vindt de aanval vanaf drie zijden plaats. Met 300 man marcheert majoor Sickinghe, door "den Holvoort", van de andere troepen af, naar het bastion Overijssel. Een achttal biezen matten wordt meegenomen om bij het bastion een biesbrug te maken en zo de gracht over te steken. Doordat het bastion Overijssel het verste weg lag kregen sergeant-majoor Johan Sickinghe en zijn regiment de zwaarste strijd te verduren. Door de lange tocht kwam hij later aan en vond hij de vijand op zijn hoede en deze wisten met een kanonschot zes dragers van de biesbrug uit te schakelen. Maar de aanvallers weerden zich dapper. Aan de ruiterij was verlof gegeven dat ieder, die aan de bestorming van het bastion Overijssel deel zou willen nemen, van zijn paard mocht stijgen en te voet verder mocht strijden. De nodige onverschrokkenheid was nodig om bij deze aanval onder het schieten van de vijand, de biesbrug over te brengen en het bolwerk te beklimmen. Aangekomen bij het bastion Overijssel snijdt majoor Sickinghe zelfs de kappen van zijn rijlaarzen af om niet gehinderd te worden bij het beklimmen van de wal. Hij stimuleert zijn troepen hetzelfde te doen en zo de infanterie te ondersteunen bij de aanval.
De beklimming van de wal lukt uiteindelijk, maar ten koste van vele gesneuvelden en gewonden waaronder Hindrik Sickinghe, die zwaargewond raakt. De sergeant-majoor Johan Sickinghe was samen met luitenant Jan Rutger van der Camp, die de voorhoede aanvoerde, als eerste boven gekomen, en stak met eigen hand een konstabel neer, die op het punt stond een kanon af te vuren. Eindelijk kregen de aanvallers lucht. Van der Thijnen, die alles goed in de gaten had, maakte overste Frederik van Eybergen erop attent, dat de majoor Johan Sickinghe nog in gevecht was en deze ging met 40 man naar het bastion Overijssel. Kapitein Steven Clinge wist van binnen uit de Friesche poort te openen. Hierdoor konden de overige ruiters van Sickinghe's regiment, waaronder zijn broer Rudolph en Feye onder het blazen van het Wilhelmus naar binnen galopperen. De vijanden, die merkten dat ze ook van achteren werden aangetast, wierpen de wapens neer en gaven zich over. Bij de bestorming van het bastion Overijssel werden uiteindelijk de meeste verliezen geleden.
De overwinning maakte overal in het land grote indruk. Von Rabenhaupt werd benoemd tot drost van Drenthe en gouverneur van Coevorden, Van der Thijnen kreeg een heldenstatus. Hij ontving een gouden herdenkingspenning en een verguld zilveren bokaal. De gebroeders Sickinghe ontvingen daarnaast twee bijzondere keteltroms, die deel uitmaakten van de oorlogsbuit. De stad Groningen liet ter herdenking van de verovering door de Groningers een zilveren penning slaan met de tekst:[11]
- voorzijde
- afbeelding van de stad Groningen
- daaronder
- Groningen belegert den 9 july verlaeten den 11 augustus 1672.
door Rabenhaupt sijn wijsen raet
en door Eibergens helden daet
vier Sickingens' van grote moet
Clingh', Losecaet en Gruys te voet,
hebben Coeverd' met klien magt,
dapper in een uur tijt vercragt,
hetwelk de bisschop dapper spijt
en Groningen op ’t hoogs verblijt
Stamboom
[bewerken | brontekst bewerken]Vroege generaties
[bewerken | brontekst bewerken]In deze fragmentgenealogie zijn alleen personen opgenomen aan wie mogelijk een lemma kan worden gewijd (zie vermelding van functies) of die noodzakelijk zijn voor het aangeven van familierelaties.
- Koert Sickinghe, hoofdman van Winsum (Bellingeweer) in 1015,[12][13] woonde denkelijk op slot Bellingeweer; ook wel de Tammingaborg. Het verhaal gaat dat hij gevreesd werd.[14]
- ridder (miles) Otto Sickinghe (±1220-1267), raadsheer, burgemeester (een van de Veeren) van de stad Groningen in 1256/1257[15][16][17][18]
- (Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292)
- joncker Gerard Sickinghe (±1279), van 1304 tot 1357 herhaaldelijk burgemeester van Groningen,[16] was een van de tegenspelers van Gwijde van Avesnes (1253-1317); bisschop van Utrecht
- Feyo Sickingha (1275)?
- Io Feyes Sickinga (1298 te Niehove, Zuidhoorn), landbouwer
- Feicke Sickinga (1325-1407), hoofdeling te Goënga, edelman te Dongjum, heer van de Sickinga-State, Vetkoper en bondgenoot van de graaf van Holland Albrecht van Beieren (1336-1404)
- (Lubbert Sickinghe, door het N.A. erkende stamvader van het geslacht Sickinghe)
- Io Feyes Sickinga (1298 te Niehove, Zuidhoorn), landbouwer
- Lubertus Sickinghe, burgemeester van Groningen in 1264[21]
- (Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292)
- Helpric Sickinghe, had huis en hof te Borck
- Alijt Sickinghe, volgens een akte uit 1463 werd een huis gelegen op de oostzijde van de Boteringestraat aan haar verkocht.
- Buert Sickinghe, borgher te Groningen, komt in 1388 voor als arbiter in een arbitraal vonnis tussen de stad Groningen en de St. Bernardusabdij van Aduard te Hunsingo.[22]
- Evert Sickinghe, herhaaldelijk burgemeester van Groningen tussen 1388-1405
- Doke/Doeco Sickinghe, was begin 16e eeuw eigenaar van de borgen Eelsum en Boukum (dan nog Baukemaheerd) te Zeerijp. In 1514 verkocht hij beide heerden aan zijn zwager Rolof ten Holte.
- Reinier Sickinge, trad van 1480-1492 op als landschrijver[23] bij de Etstoel van Drenthe
- Gerrit Sickinghe, was getrouwd met Rensjen Abrahami
- Lucas Sickinghe, was getrouwd met Jantjen Willems Luchjes
- Marchjen Sickinghe (ged. 1 september 1768 te Zweelo)[25]
Oudste tak
[bewerken | brontekst bewerken]Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]In meerdere bronnen gelden ridder Otto Sickinghe (±1220-1267) en zijn zoon joncker Gerard Sickinghe (±1279) als stamvader en eerste generatie van de vandaag nog levende stamreeks van het geslacht. Sinds de 20e eeuw is de opvatting van het Nederland's Adelsboek hierover wisselend. Eerdere edities van het boek gaven Otto als stamvader van het geslacht.[26] De laatste twee edities van het N.A. geven echter aan dat de lijn Otto-Gerard (Geert)-Lubbert heel waarschijnlijk is maar dat aanvullend bewijs nog ontbreekt. De stamlijst opgemaakt door Peter Sickinghe (1455-1532) is een eerste gegeven, een tweede is nodig. De volgens het Nederland's Adelsboek erkende stamreeks vangt dus aan met Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390) en zijn zoon Johan Sickinghe (±1360 -±1445).
Een tweede mogelijke lijn is dat Ludolfus Sickinghe (±1245) de zoon zou zijn van Otto Sickinghe. De zoon van Ludolfus Sickinghe zou Feyo Sickinghe zijn en deze Feyo zou dan weer de vader van Lubbert Sickinghe zijn.[27]
Enkele telgen
[bewerken | brontekst bewerken]- Lubbert Sickinghe (±1320 - ±1390), burgemeester van Groningen
- Johan Sickinghe (±1360 - †1421/1445), burgemeester van Groningen, overgrootvader van de ridder, luitenant der Hoofdmannenkamer en beruchte ketterjager Johan de Mepsche (ca. 1520 - 1585)
- Lubbert Sickinghe, was in 1424 lid van het brouwersgilde
- jonker Ludolf Sickinghe (±1380 - ±1458), burgemeester van Groningen, raadsheer in 1409 en 1415, lid van den Raad te Groningen in 1453 en lid van het brouwersgilde in 1424
- Grete Sickinghe (overl. voor circa 1480), was getrouwd met Doeke Allerts (to Godlinze) met wie zij een zoon kreeg; Evert Sickinghe, hoofdeling te Godlinze. Evert trouwde met Frouke ter Borch en zij hadden een erfdochter genaamd; Tryntie/Trine Sickinghe (geb. circa 1465-† tussen 1491 en 1500), erfvrouwe van Godlinze,[28] de eerste echtgenote van Eggerinck Ripperda. Grete hertrouwde met Eise Mensema (vermeld vanaf 1450); hij verkreeg het gildrecht in 1454 en was lid van het brouwersgilde ca. 1460[29]
- Otte Sickinghe, wordt volgens een request uit 1408 genoemd als broer van Ludolf (Ludelef).[30]
- Evert Sickinghe (±1390-1472), hoofdman van Groningen, hoofdeling te Winsum, proost van Loppersum (1447-1465), schoonzoon van de Oost-Friese hoofdeling Focko Ukena.[31], het grootste gedeelte van zijn goed vererfde na zijn overlijden op het geslacht Ripperda.
- Ida Sickinghe, x Raude Wicheringhe
- Feije Sickinghe (†1472), heer borg te Winsum, woonde in 1443 te Baflo, trouwde met Lamke Jarges, lid van de familie Jarges
- Johan II Sickinghe (circa 1452 tot na 1499), student te Leuven in 1471, redger te Winsum, lid van het brouwersgilde te Groningen[32]
- Jeij of Jeye Sickinghe (†5 december 1551), x Douwe van Donia (1511), x Haring van Sythiema (†1557), grietman van Ferwerderadeel.[33][34]
- Lamme Sickinghe, x Herbrink toe Boekcholt (±1510), x Coert Ulgers (±1520)
- ridder Peter Sickinghe (1455-1532), burgemeester en hoofdman van Groningen tussen 1506 en 1523, raadsheer, ouderman van het brouwersgilde te Groningen, werd in 1499 tot ridder geslagen
- Feye Sickinghe, x Hoyke Lewe, x Hindrick van Laer
- jonker dr. Johan Sickinghe (1495-1572), burgemeester en hoofdman van Groningen, groot grondbezitter, drost der beide Oldambten, Procurator van de Germaanse natie te Orléans
- Trude Sickinghe, trouwde met Onno Tamminga op de Tamminga Borg
- jonker Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606), lid der Staten-Generaal, hoofdeling te Uithuizen, Uithuizermeeden en Zuidwolde, heer van slot Holwinda en borg Beyum, trouwde eerst met Wobbe Lewe en later met Bela Clant; telg uit de familie Clant. Verre voorvader van de hertog van Ripperda en Grande der eerste klasse, baron Johan Willem Ripperda (1682-1737).
- Wobbe (Bele) Sickinghe (1595-1674), trouwde in 1614 met Ludolph Heerema (1585-1670); heer te Holwinde
- jonker Johannes Sickinghe (1602), heer van Uithuizermeeden en Beijum, eigenaar van de dijkrechten te Humsterland,[35] trouwde met Cathérine Henriquez (ex. Gallia), studeerde aan de Groningse Universiteit
- Sybilia/Sibille Sickinghe, vrouw tot Beyum en Zuidwolde; trouwde met Robert Malet, heer van St. Martin en later met een baron de Minerbe ex Gallia (Frankrijk).
- Anne Sickinghe (†1643), trouwde in 1619 met Christoffer Van Ewsum Raschweert (†1644)
- Hermentie Sickinghe, (†1648), x Haje Nanninghe (†1652), heer van borg Dijksterhuis
- jonker Pieter Sickinghe (†1578), heer van Zuidwolde, kapitein en drost van Harlingen, grietman van Barradeel, een der ondertekenaren van de Unie van Brussel in 1577
- Wennechien (Wennigje) Sickinghe (1545-1610), trouwde met Wigbolt Lewe (1540-1604), heer van Peize. Hun dochter Margaretha Lewe (1582) trouwde met Adolph Ripperda (±1571).
- jonker Feijo II Sickinghe (1546-1579), hovelinck, landedelman, politicus, Ommelander heer en heer van de Warffumborg, studeerde in 1563 te Heidelberg, maakte deel uit van de Ommelander gezantschappen in 1570 naar de stadhouder Karel van Brimeu en de centrale regering te Brussel in 1576, was in 1677 mede verantwoordelijk voor de oprichting van de burgerwachten in de Ommelanden, schoot zichzelf in 1579 per ongeluk dood.
- Samuel Sickinghe (±1570).
- jonkheer Johan Sickinghe (1576-1652), zeer vermogend en invloedrijk landedelman, rechter te Warffum, hoofdparticipant en bewindhebber WIC kamer ter Stad en Lande te Groningen, hofmeester van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest, collator van Breede, eigenaar van het eiland Rottumeroog.
- Cathrijne Sickinghe (†1650), trouwde op 25 oktober 1642 met jr. Schotto Tamminga, luitenant-president van de Hoge Justitiekamer[36]
- jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666), landedelman, lid van de Raad van Staaten, vertegenwoordiger van het dorp Warffum ter Staten-Vergadering van Stad en Lande, bezat grote stukken land en een herberg te Hoogeveen, legger eerste steen van de kerktoren van de Sebastiaankerk te Warffum, trouwde in 1641 met Sophia van Echten (overl. na juli 1673).
- Johan Sickinghe (1642), student aan de Universiteit van Leiden in 1665
- jonker Rudolph Sickinghe (1643-1688), landheer, ritmeester der cavalerie bij het Gronings Ontzet en het Beleg van Coevorden, lid der Staten-Generaal, lid Raad van State, bewindhebber WIC kamer ter Stad en Lande te Groningen, raadslid van de Admiraliteit van Friesland, curator van de Rijksuniversiteit Groningen
- Peter Sickinghe (1645-1665), studeerde aan de Leidse Universiteit, de Hohe Schule te Herborn (1662)[37] en in 1663 aan de Ruprecht-Karls-universiteit te Heidelberg.[38]. Hij overleed en werd begraven te Tours, Frankrijk.
- Anna Sickinghe (1647-1720), trouwde op 26 november 1676 met Johan van Haersolte (1644-1716), telg uit het geslacht van Haersolte, heer tot de Cranenburg, kapitein en gezant te Polen
- jonker Johan Sickinghe (1649-1673), majoor der cavalerie, commandant van de ruiterij bij het Gronings Ontzet en commandant een der drie aanvallen bij het Beleg van Coevorden[39]
- Hindrik Sickinghe (1650-1682), majoor der cavalerie, onderbevelhebber bij het Gronings Ontzet en ruiter bij het Beleg van Coevorden, trouwde in 1672 met Anna Tjarda van Starkenborgh (†ca. 1730)
- Feijo Johan Sickinghe (1673-1701), ritmeester in het regiment van Frederik III van Hessen-Homburg, heer van de Breedenborg en bouwde de borg Thedema, trouwde in 1697 te Warffum met Thecla Elizabeth van Berum (1674-1727)
- Hindrik Ludolph Sickinghe, kapitein der infanterie, woonde op de Breedenborg
- hoog welgeboren Feije Johanna Sickinghe († vóór 1739), lidmaat van de Kerkelijke gemeente Noordwolde in 1723[40], was getrouwd met Allardt Phillip Tjarda van Starkenborgh (1698-1768)
- Sophia Henriëtte Sickinghe (1680-†vóór 1721), trouwde in 1702 met jr. Onno Berents Gruijs (1675-1740), ritmeester, hoofdeling te Loppersum, lid van de admiraliteit te Harlingen
- Feijo Johan Sickinghe (1673-1701), ritmeester in het regiment van Frederik III van Hessen-Homburg, heer van de Breedenborg en bouwde de borg Thedema, trouwde in 1697 te Warffum met Thecla Elizabeth van Berum (1674-1727)
- Oede Lucia Sickinghe, x Wilhelmus Velingius, predikant te Rotterdam
- Feio IV Sickinghe (gedoopt 1654 - †1694), luitenant-kolonel en commandant der infanterie, ruiter bij het Beleg van Coevorden, heer van de Ludemaborg (1642-1662), mede president van de Ommelanden, premier collator te Usquert, trouwde in 1680 met Elisabeth Tamminga († ca. 1694)
- Feijo Doeco Sickinghe (1682)
- Elisabeth Susanna Sickinghe (1683), trouwde in 1705 met Joachim Canter, zoon van Bartholt Canter; hoofdeling te Groningen[41]
- Sophia Sickinghe (geb. 1684), trouwde in 1705 met Daniel Jacob Gruys (1674), zoon van overste-luitenant Jacob Gruys, kapitein onder generaal von Rabenhaupt tijdens het Beleg van Coevorden
- Onno Tamminga Sickinghe (1685)
- mr. Onno Sickinghe (1688-1756), raadsheer, drost der beide Oldambten, munt- en burgemeester van Groningen, afgevaardigde der Staten-Generaal, rentmeester van de stadsvenen,[42] ordinaris en raadslid van de Admiraliteit van Friesland 1723-1729, lid van de generaliteitsrekenkamer, stamvader van de jongste tak (zie hierna)
- Duco Wilhelm Sickinghe (1656-1681), stalmeester en kapitein des Gardes van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz
- hoog edel geboren Oede/Oedt Sickinghe (1611 - 30 september 1637 te Leens)[43], maakster van een doek in filet techniek met daarop het Sickinghe wapen, in bezit van het Rijksmuseum te Amsterdam, trouwde op 10 of 17 augustus 1634 met Poppe van Burmania (±1610-1638); telg uit het geslacht van Burmania, kapitein-majoor en hofmeester van prins Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz.[44][45] Oede overleed na het baren van een zoon.
- Anna Sickinghe (†1635), trouwde met Taco van Cammingha (1605/1606-1668); heer van de Cammingha State en grietman van Wonseradeel.
- Johan II Sickinghe (circa 1452 tot na 1499), student te Leuven in 1471, redger te Winsum, lid van het brouwersgilde te Groningen[32]
- Johan Sickinghe (±1360 - †1421/1445), burgemeester van Groningen, overgrootvader van de ridder, luitenant der Hoofdmannenkamer en beruchte ketterjager Johan de Mepsche (ca. 1520 - 1585)
Jongste tak
[bewerken | brontekst bewerken]Mr. Onno Sickinghe (1688-1756), burgemeester van Groningen, trouwde in 1713 met Johanna Willemina Tamminga (1687-ca.1729). Zij kregen samen twee zoons en een dochter.
De oudste zoon was Feyo V Sickinghe (1718-1748), luitenant-kolonel. Feyo's zoon mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821) werd op 28 augustus als een van de 29 leden door de koning in de Ridderschap der Provincie Groningen benoemd en geadmitteerd tot de Adelstand. In 1815 werd ook de zoon van Pieter Rembt Sickinghe, dr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845), benoemd tot de Ridderschap. Van deze tak stammen alle nog levende telgen en generaties van het geslacht Sickinghe.
De jongste zoon van Onno en Johanna was mr. Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807). Aan zijn achternaam voegde Eilko Eger Sickinghe de naam van zijn moeder; Tamminga toe. In 1902 werden twee telgen van zijn tak erkend tot de Nederlandse adel met het predicaat jonkheer/jonkvrouw. De tak van Eilko Eger Tamminga Sickinghe stierf met het overlijden van Jhr. drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944) in mannelijke lijn uit.
Enkele telgen
[bewerken | brontekst bewerken]- mr. Onno Sickinghe (1688-1756), raadsheer, drost der beide Oldambten, muntmeester en burgemeester van Groningen, afgevaardigde der Staten-Generaal, rentmeester van de stadsvenen,[42] ordinaris en raadslid van de Admiraliteit van Friesland 1723-1729, lid van de generaliteitsrekenkamer
- Feyo V Sickinghe (1718-1748), kolonel der cavalerie, sergeant-majoor te paard in het regiment Prins van Hessen Homburg, commandeur van de vesting Langakker Schans (later; Bad Nieuweschans)[46], trouwde in 1741 met Petronella Wibbina Johanna van Iddekinge (1718-1805)
- Jhr. mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821), baljuw van Hunsingo, voorzitter Ridderschap der Provincie Groningen, rechter rechtbank van eerste aanleg te Groningen, lid van het wetgevend lichaam van het Bataafs Gemenebest, hoofdman Hooge Justitiekamer, lid Provinciale Staten van Groningen, vrijmetselaar, werd in 1814 benoemd in de Ridderschap van Groningen
- Jkvr. Petronella Wibbina Johanna Sickinghe (1781-1828)[47]
- Jhr. dr. Onno Joost Sickinghe (1782-1845), rechter te Winschoten, ontvanger te Bedum, Controleur der Directe Belastingen (Département L'ems Occidental), lid Provinciale Staten van Groningen, medeoprichter van het Natuur- en Scheikundig Genootschap te Groningen, meester in de vrijmetselarij, trouwde met Veronica Petronella van Orsoy, werd in 1815 benoemd in de Ridderschap van Groningen
- Jkvr. Anna Josina Petronella Remberdina Sickinghe (1816-1824)
- Jkvr. Christina Veronica Sickinghe (1817-1889)
- Jkvr. Catharina Jacoba Sickinghe (1818-1904), was getrouwd met Adolph Wilhelm Rodemann (1808-1864), majoor der infanterie
- Jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1824-1885), luitenant-kolonel der infanterie, trouwde in 1857 met Ottelina Cornelia Baronesse van Eck (1833-1870)
- Jhr. Onno III Joost Sickinghe (1858-1948), 1e-luitenant bij de schutterij van Utrecht, gemeenteraadslid en gemeenteontvanger te Zeist[48], commissaris, voorzitter Onderlinge Waarborg-vereniging voor Arbeiders en Werklieden[49], voorzitter Volksbibliotheek van het departement, penningmeester Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (departement Zeist), schaker, meester in de vrijmetselarij bij de loge Ultrajectina, trouwde in 1882 met Johanna Ignatia Jacoba Nepveu tot Ameyde (1858-1942); schaakster onder het pseudoniem ‘mevrouw Jowes'[50]
- Jhr. Pieter Feijo Onno Sickinghe (1883-1887)
- Jkvr. Louise Elisabeth Sickinghe (1885-1945), was getrouwd met met Aubin Unico Crommelin (1880-1965), directeur van de Rotterdamsche bank te Zeist
- Jkvr. Ottelina Cornelia (1886-1918)
- Jhr. Duco Wilhelm Sickinghe (1888-1983), luitenant-kolonel der artillerie, ordonnansofficier van Koningin Wilhelmina, Officier in de Orde van Oranje-Nassau, trouwde in 1921 met jkvr. Wilhelmine Jeanne Marie Elisabeth Radermacher Schorer (1895-1965)
- Jkvr. drs. Cornélie Jeanne Louise Mathilde Sickinghe (1923-2021), universitair docent, gouvernante van de prinsessen Beatrix en Irene, peetmoeder van Prins Constantijn der Nederlanden, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, trouwde in 1953 met jhr. mr. Arnout Jan de Beaufort (1912-1966), burgemeester van Markelo
- Jhr. mr. Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006), Nederlands topfunctionaris, advocaat, procureur, president-directeur van V.M.F. Stork 1971-1989, (president) commissaris bij talloze bedrijven, crisismanager, gemeenteraadslid Driebergen-Rijsenburg, Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau, Officier in de Franse Nationale orde van het Legioen van Eer, trouwde in 1952 met Marguerite Cornélie van Eeghen (1928-2016); maatschappelijk bestuurster en gemeenteraadslid Naarden
- Jkvr. Marguerite Catharina Sickinghe (1953)
- Jkvr. Wilhelmine Jeanne Mathilde Elisabeth Sickinghe (1956), directie externe relaties van museum het Louvre te Parijs 2005-2023, trouwde in 1984 met Henri Marie Edmond Valéry Giscard d’Estaing (1956), CEO van Club Med en zoon van de 20e President van de Franse Republiek Valéry Giscard d'Estaing (1926-2020)
- Jhr. mr. Duco Willem Sickinghe MBA (1958), Nederlands topfunctionaris, algemeen directeur Frankrijk van NeXT computer onder Steve Jobs, CEO van het Belgische telecombedrijf Telenet (2001-2013), voorzitter van de raad van commissarissen van het Nederlandse telecombedrijf KPN (2015-2022)[51], president-commissaris bij het Amsterdamse handelshuis Van Eeghen & Co, investeerder
- Jhr. mr. Rembt Feyo Sickinghe (1966)
- Jkvr. Agatha Gérardine Sickinghe (1864-1864)
- Jhr. Agathon Gerard Sickinghe (1868-1954), luitenant-generaal titulair der artillerie, eerste kamerheer, adjudant i.b.d. en waarnemend hofmaarschalk van Koningin Wilhelmina der Nederlanden, voorzitter Nederlandse Adels-Vereniging, Grootofficier in de Huisorde van Oranje, Ridder in de Orde van Oranje-Nassau
- Jkvr. Wilhelmina Jacoba Henriette Sickinghe (1892-1944), was getrouwd met jhr. mr. Regnerus Livius van Humalda van Eysinga (1880-1958)
- Jkvr. Ottelina Cornelia Sickinghe (1895-1975); was getrouwd met mr. Pieter Cort van der Linden (1893-1969); burgemeester van Groningen
- Jhr. ir. Pieter Feyo Onno Rembt Sickinghe (1900-1974), reserve-kapitein veld-artillerie, hofmaarschalk van Koningin Juliana der Nederlanden, intendant der Koninklijke Paleizen te Amsterdam en 's-Gravenhage, directeur Koninklijk Huisarchief 1945-1963, Grootofficier in de Huisorde van Oranje
- Jhr. mr. Wigbold Otto Geert Sickinghe (1934-1972), directiesecretaris Gemeentewerken Rotterdam, referendaris Raad van State
- Jhr. mr. Feyo Pieter Sickinghe (1966), advocaat, pianist, directeur Prinses Christina Concours (2015-2019)
- Jhr. Eilko Rembt Sickinghe (1948), bestuurslid (kanselier) bij de Johanniter Orde
- Jhr. mr. Wigbold Otto Geert Sickinghe (1934-1972), directiesecretaris Gemeentewerken Rotterdam, referendaris Raad van State
- Jhr. Onno III Joost Sickinghe (1858-1948), 1e-luitenant bij de schutterij van Utrecht, gemeenteraadslid en gemeenteontvanger te Zeist[48], commissaris, voorzitter Onderlinge Waarborg-vereniging voor Arbeiders en Werklieden[49], voorzitter Volksbibliotheek van het departement, penningmeester Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (departement Zeist), schaker, meester in de vrijmetselarij bij de loge Ultrajectina, trouwde in 1882 met Johanna Ignatia Jacoba Nepveu tot Ameyde (1858-1942); schaakster onder het pseudoniem ‘mevrouw Jowes'[50]
- Jkvr. Anna Maria Sickinghe (1784-1860), trouwde in 1816 met jhr. Frederik Carel Wolter Baron van Broeckhuysen (1772-1819), edelman van Prins Willem V, kamerheer van Koning Willem I
- Jhr. Feijo Eilko Sickinghe (1788-1863), ontvanger der directe belastingen in en uitgaande rechten en accijnzen te Hoogkerk, Arrondissement Groningen[52]
- Onno Sickinghe (±1744)
- Rembt Tobias Sickinghe (±1746), majoor der infanterie, student aan de Groningse Universiteit in 1766
- Bartha Johanna Sickinghe (1754-1796), trouwde op 19 juni 1777 met Petrus Pruissen (†1796)
- Jhr. mr. Pieter Rembt Sickinghe (1743-1821), baljuw van Hunsingo, voorzitter Ridderschap der Provincie Groningen, rechter rechtbank van eerste aanleg te Groningen, lid van het wetgevend lichaam van het Bataafs Gemenebest, hoofdman Hooge Justitiekamer, lid Provinciale Staten van Groningen, vrijmetselaar, werd in 1814 benoemd in de Ridderschap van Groningen
- mr. Eilko Eger Tamminga Sickinghe (1726-1807), raadsheer, burgemeester van Groningen, lid van de Raad van Staaten, afgevaardigde Raad ter Admiraliteit te Harlingen
- dr. Hendrik George Sickinghe (1754-1818), lid der Staten-Generaal, monstercommissaris te Groningen, raadslid van de Admiraliteit van Friesland in 1794, trouwde op 16 juli 1789 met Margaretha Bouwina van Lintelo.
- Willem Frederik George Lodewijk Sickinghe (1813-1894), kapitein bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, uitgezonden naar de Belgische Revolutie, kocht in 1884 landerijen, een herenhuis, stalling, koetshuis en een tuinmanswoning van het landgoed 's Heeren Loo[53], trouwde in 1854 met Anna Josina Petronella van Broeckhuisen[54]
- Jhr. dr. Eilko Eger Sickinghe (1855-1924), advocaat, pianoleraar, muziekcriticus, journalist, koopman te Hamburg, vrijmetselaar, trouwde in 1880 met Albertine Françoise Frederique Baud (1857-1925), werd in 1902 erkend tot de Nederlandse adel
- Jhr. drs. Feyo Willem Joost Sickinghe (1881-1944), arts en assistent van professor Karel Frederik Wenckebach (1864-1940) te Wenen, internist en huisdokter te 's-Gravenhage, fiscus van de Medische Faculteit van de Universiteit Utrecht in 1918[55], administrateur van de thee-onderneming Tagokok te Sakabumi (Indonesië), was vanaf 1921 verantwoordelijk voor de medische controle van de Hongaarse 'kindertreinen', werd in 1902 erkend tot de Nederlandse adel, met zijn overlijden in 1944 stierf deze tak in mannelijke lijn uit.
- Jkvr. Ottelina Charlotte Emilie Sickinghe (1883-1952), zangeres (soliste), trouwde in 1883 met Dr. Jur. Max Theodor Hagemann (1883-1968), anti-nazi, hoge administratieve rechter en voorzitter van de Duitse federale recherchedienst; het Bundeskriminalamt.
- Jkvr. Emma Nicoline Constance Adèle Sickinghe (26 maart 1885), was getrouwd met de advocaat Cornelis Johannes Prins[56]
- Jhr. dr. Eilko Eger Sickinghe (1855-1924), advocaat, pianoleraar, muziekcriticus, journalist, koopman te Hamburg, vrijmetselaar, trouwde in 1880 met Albertine Françoise Frederique Baud (1857-1925), werd in 1902 erkend tot de Nederlandse adel
- Willem Frederik George Lodewijk Sickinghe (1813-1894), kapitein bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, uitgezonden naar de Belgische Revolutie, kocht in 1884 landerijen, een herenhuis, stalling, koetshuis en een tuinmanswoning van het landgoed 's Heeren Loo[53], trouwde in 1854 met Anna Josina Petronella van Broeckhuisen[54]
- Johanna Wilhelmina Sickinghe (1759-1805), trouwde in 1792 met dr. jur. Henricus Joannes Arntzenius (1763-1830); advocaat en notaris te Groningen, auditeur militair van Leeuwarden
- dr. Hendrik George Sickinghe (1754-1818), lid der Staten-Generaal, monstercommissaris te Groningen, raadslid van de Admiraliteit van Friesland in 1794, trouwde op 16 juli 1789 met Margaretha Bouwina van Lintelo.
- Feyo V Sickinghe (1718-1748), kolonel der cavalerie, sergeant-majoor te paard in het regiment Prins van Hessen Homburg, commandeur van de vesting Langakker Schans (later; Bad Nieuweschans)[46], trouwde in 1741 met Petronella Wibbina Johanna van Iddekinge (1718-1805)
Friese tak (Sickingha)
[bewerken | brontekst bewerken]Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]De tak Sickingha/Sickinga/Sikkinga is afgesplitst van de vroege generaties Sickinghe (mogelijk vanaf ridder Otto Sickinghe). Delen van de huidige provincie Friesland waren vroeger afwisselend onderdeel van de Groningse Ommelanden en veel leden van het geslacht Sickinghe waren woonachtig in de Friese gebieden. Telgen van de tak Sickinga kwamen al in 13e eeuw voor in Friesland.[57] Ook werd in 1383 melding gemaakt van een 'Sickinga state' te Goënga en in 1560 werd het Sikkingahuis gebouwd. Dit was een state in de binnenstad van Sneek.
Vanaf Otto Sickinga:
- ridder (miles) Otto Sickinghe (±1220-1267), raadsheer, burgemeester (een van de Veeren) van de stad Groningen in 1256/1257
- (Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292)
- joncker Gerard Sickinghe (±1279), van 1304 tot 1357 herhaaldelijk burgemeester van Groningen
- Feyo Sickingha (1275)?
- Io Feyes Sickinga (1298 te Niehove, Zuidhoorn), landbouwer
- Feicke Sickinga (1325-1407), hoofdeling te Goënga, edelman te Dongjum, heer van de Sickinga-State, Vetkoper en bondgenoot van de graaf van Holland Albrecht van Beieren (1336-1404)
- Both/Bot Feickes Sickingha/Sikkinga (1352, Sneek-†1386, Sneek), woonde op Rodenburg, trouwde met de ridder Rienck Bockema (1350-1436) uit Sneek.
- Feicke Sickinga (1325-1407), hoofdeling te Goënga, edelman te Dongjum, heer van de Sickinga-State, Vetkoper en bondgenoot van de graaf van Holland Albrecht van Beieren (1336-1404)
- Io Feyes Sickinga (1298 te Niehove, Zuidhoorn), landbouwer
- (Ludolfus Sickinghe (±1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292)
Van een nog onbekende tak:
- Abbe Idsekes Sickingha[58] (geboren voor 1490, overleden 28 december 1555), rechter te Ouwsterhaule, kocht in 1515 het inwonerschap van Sneek, was getrouwd met Oegje Roukes van Albada
- jonker mr. Idzard van Sickingha (±1518-1575), raadsheer in het Hof van Friesland (1558), protesteerde hevig tegen de landvoogd Fernando Álvarez de Toledo (Alva) en de stadhouder Caspar de Robles, bezat het zwanenrecht te Parrega[59], trouwde met Maria van den Tympel, zus van Olivier van den Tympel (1540-1603); politicus uit België, heer van Korbeek, officier in het leger van Willem van Oranje en militair gouverneur van de Brusselse republiek.
- dr. Wigle Idserts van Sickingha, doctor in beide rechten, trouwde met jfr. Gerlant van Aylva[60]
- Abbe van Sickingha, adelborst en later kapitein (1580-1597) onder de Spaanse hopman (Tiete) Cammingha, hij lag in 1597 in garnizoen in Groenlo en vertrok vandaar na de overgave.[61]
- Clara van Sickingha, (geb. circa 1545 - †1606), trouwde voor 1583 met Broer Reyns van Paytema/Hoytema (†1602), volmacht en dijksgedeputeerde van Wymbritseradeel[62]
- Viglius Sickinga
- mr. Oeghe (van) Sickingha (geb. voor 1527, overleden tussen 25 maart en 16 oktober 1571), advocaat, kocht in 1552 het burgerschap van Sneek
- jonker Tjalke/Tyalcko (Idzerts) van Sickingha († ca.1616), vaandrig en kapitein, was omstreeks 1575 van de Spaanse zijde tot grietman van Wymbritseradeel en tot dijkgraaf benoemd[63][64], was een van de compagnons van de in Heerenveen opgerichte Schoterlandse Veencompagnie, kocht in 1616 het recht van zwanenjacht in de dorpen Ouwsterhaule, Broek, en Goengarijp van Idzard van Sickingha, trouwde met jfr. Mayke van Siercksma, vestigde zich in 1602 in het Wold en bezat daar een stuk grond met daarop het huis dat in 1664 op de kaart van de Schotanusatlas wordt aangegeven als de 'Sickingastate', een edele state.[65] Dit huis werd in 1676 van de nazaten van de Van Sickinga's gekocht door Albertine Agnes van Nassau, de weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau. Zij gaf het een nieuwe naam en liet het omvormen tot het nog steeds bestaande zomerverblijf Landgoed Oranjewoud.
- Tjalcke Sickinga[66]
- jonker Gerrit van Sickinga (ook wel Johan Baptista Sickinga van Worfenburg), woonde te Heerenveen, was aandeelhouder en secretaris van de Schoterlandse Veencompagnie, heer te Moerborgh in 1617 en 1632,[67] tenaamgestelde van de Broekster Jacht, bezat op de huidige locatie van Hotel Tjaarda, een tweede huis (vakantiewoning), zijn goed vererfde omstreeks 1656 op de nazaten van zijn zuster, gehuwd met Hendric Thibault, te Amsterdam. Zij gaan in de jaren zeventig over tot verkoop van het Sickingavermogen (o.a. vier belendende zaten te Oudeschoot onder Heerenveen aan Albertine Agnes van Nassau (1634-1696), Prinses van Oranje en vorstin tot Nassau).
- Maria van Sickinga, was gehuwd met Hendrick Thibault.
- jonker Tjalke/Tyalcko (Idzerts) van Sickingha († ca.1616), vaandrig en kapitein, was omstreeks 1575 van de Spaanse zijde tot grietman van Wymbritseradeel en tot dijkgraaf benoemd[63][64], was een van de compagnons van de in Heerenveen opgerichte Schoterlandse Veencompagnie, kocht in 1616 het recht van zwanenjacht in de dorpen Ouwsterhaule, Broek, en Goengarijp van Idzard van Sickingha, trouwde met jfr. Mayke van Siercksma, vestigde zich in 1602 in het Wold en bezat daar een stuk grond met daarop het huis dat in 1664 op de kaart van de Schotanusatlas wordt aangegeven als de 'Sickingastate', een edele state.[65] Dit huis werd in 1676 van de nazaten van de Van Sickinga's gekocht door Albertine Agnes van Nassau, de weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau. Zij gaf het een nieuwe naam en liet het omvormen tot het nog steeds bestaande zomerverblijf Landgoed Oranjewoud.
- jonker mr. Idzard van Sickingha (±1518-1575), raadsheer in het Hof van Friesland (1558), protesteerde hevig tegen de landvoogd Fernando Álvarez de Toledo (Alva) en de stadhouder Caspar de Robles, bezat het zwanenrecht te Parrega[59], trouwde met Maria van den Tympel, zus van Olivier van den Tympel (1540-1603); politicus uit België, heer van Korbeek, officier in het leger van Willem van Oranje en militair gouverneur van de Brusselse republiek.
Borgen en Huizen
[bewerken | brontekst bewerken]Het Sickinghe-huis
[bewerken | brontekst bewerken]In de stad Groningen heeft deze familie zeker twee woonhuizen in bezit gehad. In 1457 deden de broers Evert en Feijo Sickinghe het Sickinghehuis in de Boteringestraat van de hand.
Dr. Johan Sickinghe (1495-1572) erft in 1555 een pand op de zuidwestelijke hoek van het Zuiderdiep en de Herestraat van zijn schoonvader Harmen Gysens. Het huis werd naar hem vernoemd en werd het Sickinghe-huis genoemd. Na zijn dood kwam het huis in handen van zijn zoon Feijo Sickinghe (1546-1579). Deze overleed door een ongeluk en zo kwam het huis bij zijn zoon Johannes Sickinghe (1576-1652), toen nog minderjarig maar al wel een rijk man, terecht.
Johan Sickinghe (1576-1652) verkoopt het huis tenslotte in 1589 aan de kloosterzusters van het cisterciënzer-vrouwenklooster Yesse. Vanwege het oorlogsgeweld werd de zusters buiten de muren van Groningen de grond te heet onder de voeten. Hoewel ze al vaker naar familie in Groningen waren gevlucht kochten ze er dit keer een huis.
Zestien laatste bewoners van Yesse vertrokken in 1589 naar dit refugium, waar zij tot 1601 zouden blijven, toen het huis werd verkocht door ‘Stad en Lande’.
Warffumborg of Sickinghe-borg of Asingaborg
[bewerken | brontekst bewerken]De Warffumborg (of Asingaborg) te Warffum werd gebouwd in de 14e, mogelijk zelfs 13e eeuw. Bij de borg hoorde zeker 70 hectare aan grond en vele heerlijk- en gerechtigheden te Warffum.
In 1560 koopt dr. Johan Sickinghe (1495-1572), burgemeester en hoofdman van Groningen de borg met alle bijbehorende rechten, heerlijkheden en landen uit de boedel van de Oostfriese jonker Hoijke Manninga van Pewsum (†1568); een van de grote aanstichters van de beeldenstorm in de Ommelanden. De koopprijs van het huis bedroeg 3230 Emder gulden. Johan was getrouwd met Anna Gijsens en na hun dood werden hun eigendommen verdeeld onder hun kinderen. Feijo Sickinghe (1546-1579) viel de Warffumborg ten deel. Al stierf hij in 1579 bij een noodlottig ongeval waarbij hij zichzelf per ongeluk doodschoot.
Johan Sickinghe (1576-1652), zoon van Feijo en zijn vrouw Oede Gaikinga uit Harlingen, verwierf toen de Warffumborg, al werd de borg in 1581 korte tijd door geuzen bezet. Johan was getrouwd met Luts Jongema (†1612) en zij gaven de borg door aan hun zoon Feio Sickinghe (1610-1666). Feio compareerde op de borg en hij was getrouwd met Sophia van Echten. In de toren van kerk van Warffum bevindt zich een stichtingssteen die Feio vermeldt als legger van de eerste steen. In 1667 verkreeg Feio's zoon Rudolph Sickinghe (1643-1688) de borg bij de erfscheiding. Rudolph verwierf Rottumeroog door een erfwissel met Onno Tamminga van de Tammingaborg te Bellingeweer, Winsum. Rudolph was lid van de Friese Admiraliteit te Harlingen en trok met Willem III ten strijde in Engeland, alwaar hij stierf in een slag om Exeter in 1688. Rudolph had geen kinderen met zijn vrouw Amelia Clant van Nijenstein (†1695), een dochter van Edzard Jacob Clant. De borg werd in 1683 verkocht wegens schulden.
(Huis te) Beyum of Sickinghe
[bewerken | brontekst bewerken]De eerste vermelding van bewoning op het Huis te Beyum staat vermeld in het Nobiliarium Coenders, waar in het midden van de 16e eeuw gesproken wordt van burgemeester Albert Coenders van Beyum. In 1567 koopt dr. Johan Sickinghe (1495-1572) de redgerrechten die het Klooster Selwerd in Zuidwolde en Beyum bezit.[68] Na de dood van Johan Sickinghe krijgt zijn zoon Pieter Sickinghe (†1578) het huis te Beyum ’binnen de brugge’ met grachten, hoven en singel voor 600 emder gulden.
Na Peter kregen zijn broer Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606) en dienst vrouw Beele Clant de borg in handen. Na zijn overlijden kwam de borg in handen van hun zoon Johannes Sickinghe (1602) en zijn vrouw Cathérine Henriquez. Als laatste kwam de borg in handen van de dochter van Johannes; Sybilia Sickinghe. Zij trouwde eerst met Robert Molet; heer van St. Martin en later met een baron de Minerbe ex Gallia (Frankrijk). Deze laatste verkocht de borg in 1663.
Borg Holwinde
[bewerken | brontekst bewerken]In 1601 wordt de heerd Holwinde (of Sybrandaheerd) te Usquert, ongeveer 177-1 gras groot, bij executie verkocht.[69]
De koper is Harmen Sickinghe (overl. vóór 1606), getrouwd met Beele Clant. Harmen Sickinghe (van Ungersma) bezit reeds de op de heerd liggende rechten die hij geërfd heeft van zijn moeder Anna Gisens. Na de dood van Herman Sickinghe komt de bij de boedelscheiding van 1616 de heerd 'de Holwinde' aan zijn dochter Wobbe (Bele) Sickinghe (1595-1674). Zij was getrouwd met Ludolph Herema (1585-1670. De heerd is dan verhuurd aan Siabbe Allers. Deze meier verkoopt in 1617 zijn behuizing en melkenkamer op Holwinde aan Ludolf Heerma. Huis en heerd kreeg daardoor dezelfde eigenaar en het vermoeden ligt dat Ludolf Heerma de behuizing tot een borg heeft omgebouwd of er een nieuwe borg gesticht heeft. De heerlijkheid en gerechtigheid vallende op Holwinde, die Johannes Sickinghe (1602) geërfd heeft, schenkt hij aan zijn zuster Bele.
Ludolf Heerma overlijdt in 1670 en Bele in 1674. Borg Holwinde vererft op hun zoon Tjaert of Theotardus, die omstreeks 1706 sterft.
Breedenborg
[bewerken | brontekst bewerken]In 1587 werd door Johan(nus) (of Jan) Braemsche, de zoon van de rijke Oost-Friese burgemeester en drost van Emden Johan Braem (of Bramsche), een stuk grond bij Breede gekocht (van wie is onbekend) voor de bouw van een borg. Hij was eerder tijdens een conflict tussen de graaf van Oost-Friesland en de stad Emden gevlucht naar de Ommelanden, waar hij zonder problemen werd opgenomen in de Ommelander adel. De Breedenborg is een van de weinige borgen waarvan het bouwjaar bekend is. De borg bestond bij het trouwen van Braemsches gelijknamige zoon Johan (II) in 1628 uit een stamslot met hoven, grachten, singels en 83 jukken land (ruim 40 ha).
De zoon van jonckheer Feio Sickinghe (1610-1666), Hindrik Sickinghe (†1682), ritmeester te paard, kocht in 1678 de nabijgelegen Breedenborg met zijn vrouw Anna Tjarda van Starkenborgh. Na zijn dood in 1682 kwam de borg in haden van zijn minderjarige zoon Feijo Johan Sickinghe († ca. 1701). Na zijn dood in 1701 of 1702 waren er nog schulden van zijn ouders.
Bij de erfscheiding van 1705 verkreeg zijn vrouw Theckla Elisabeth van Berum als voogdes over de kinderen van Feyo Johan de borg. Mogelijk omdat ze zelf op de borg Thedema in Noordwolde woont en vanwege de schulden verkoopt ze de Breedenborg en de landerijen het jaar erop, in 1706 voor 10.000 gulden aan Unico Allard Alberda van Menkema en Evert Joost Lewe van Aduard.
Omstreeks 1850 werd de Breedenborg afgebroken in opdracht van de nieuwe eigenaar Jacobus J. de Vries. Op de fundamenten liet hij een degelijk en modern huis bouwen. In 1982 brandde de borg, met uitzondering van de kelder, vrijwel volledig af. Alleen een paar resten van de muur stonden nog overeind. Door inzet van de familie Reenders is Breedenborg weer herbouwd.[70]
Familiewapen
[bewerken | brontekst bewerken]Het wapen van de familie Sickinghe kent volgens het Nederland's Adelsboek 1951 de volgende blazoenering:
Gedeeld: A. in goud een halve adelaar zonder tong, uitgaande van de delingslijn; B. in rood een zilveren dwarsbalk. Een zilveren traliehelm, rood gevoerd, goud omboord, met gouden tralies, om het halsgedeelte een gouden snoer, waaraan een gouden medaillon, met rood-gouden wrong en rood-gouden helmkleden. Helmteken: een zilveren reigerskop met langen hals tusschen een vlucht, waarvan de rechtervleugel goud en de linkervleugel volgens de linkerhelft van het schild. Schildhouders: Twee omziende zwarte arenden met roode tong, de vleugels zijwaarts naar beneden gericht en met de rechterpoot aan het schild en de linkerpoot op de grond. Schild en schildhouders rustende op den groenen grond. Rood = keel, Blauw = azuur, Zwart = sabel, Groen = sinopel. Zilver is het zinnebeeld van eenvoud. Rood is de kleur van de moed.
De oude zinspreuk is Moed en eenvoud.
-
Het vrouwenwapen Sickinghe (1902)
-
De wapenspreuk 'Werck onder godes zeegen'
Galerij
[bewerken | brontekst bewerken]-
Een zilveren avondmaalsbeker met het alliantiewapen Sickinghe-Tamminga, omstreeks 1696
-
Albuminscriptie van Johan Sickinghe (1576-1652) in het album amicorum van Juw van Harinxma thoe Slooten (1607-)
-
De herenbank (rechts) bij de kerk van Breede, geplaatst in 1653, met daarboven het wapen van de familie Sickinghe
-
De handtekening van Pieter Sickinghe (†1578) uitgelicht op het derde blad van de facsimile van het geschrift van de Unie van Brussel met handtekeningen, 1577
-
Gipsafgietsel van de loop van een klein kanon van Johan Sickinghe (1576-1632).
-
Een eenvoudig cartouche met kwabornament: het wapen van de familie Sickinghe, omstreeks 1775-1799
-
Kleed met de wapens van Sickinghe en van Jongema en zeven kleine objecten, Rijksmuseum Amsterdam
-
De titelpagina van de toespraak van Johannes Sickinghe (1602) bij zijn afscheid van de Latijnse school in 1619
-
Schepperslepel Innersdijk met afbeelding St. Walfridus en op de achter kant de inscriptie 'Door Mevrou Sickingh Vereert An haer Rigters als Schepperin', 1716
-
Het rouwbord van Carol Victor Ripperda (overleden in 1686) met rechtsonder het wapen van de familie Sickinghe
-
Johan Sickinghe (†1421/1445)(rechtsboven) op de naamlijst van het Brouwersgilde te Groningen (1424)
-
Zilveren penning geslagen ter gelegenheid van de verovering van Coevorden
-
Portret van Bocke Van Burmania (1637 -1702); met rechtsboven de wapens Van Burmania-Sickinghe
-
De noordzijde van het orgelbalkon van de Grote Kerk van Ternaard in Friesland met op de onderste rij (vierde van links) het wapenschild van de familie Sickinga
-
Gebrandschilderd (wapen)glas in de Kerk van Noordwolde ter ere van Feijo Johan Sickinghe (1673-1701) en Thecla Elizabeth van Berum (1674-1727)
-
Achttiende-eeuws smeedijzeren hek met daarop de wapens van de families Sickinghe en Van Berum
-
Wapen van Luirt Manninga heer van Dijksterhuis met de vier wapens Manninga, Sickinghe, Sonoy, Clant, Rengers
-
Het wapen van Sickinghe (rechtsonder) op het rouwbord van D'Hooghwelgeboren Heer Maurits Clant
-
Toespraak van jhr. mr. Feyo Onno Joost Sickinghe (1926-2006), in ridderlijk harnas, bij de viering van het 100-jarig bestaan van de stad Vancouver, Canada 1986
-
Grafzerk van Oedt Sickinghe (1637) bij de kerk van Edens in Friesland
-
Het rouwbord van Circo Rudolph Grevinck (overleden in 1719) in de Jacobuskerk met linksboven het wapen van de familie Sickinghe
-
Schoorsteenlatei van de Warffumborg met daarop de wapenkwartieren van Johan Sickinghe en zijn vrouw Luts van Jongema
-
Het wapen Sickinghe (rechts, tweede van boven) op een Wapenbord afkomstig uit Zeerijp
-
Detail van het graf van Onno III Joost Sickinghe (1858-1948) op de Oude Algemene Begraafplaats Zeist.
-
Gipsafgietsel van de klok te Usquert met het wapen van Feyo Sickinghe
-
Kaart van een Ommelander plaats gelegen onder Usquert met linksboven een inzetkaartje van twee percelen van eigenaar raadsheer Sickinghe, 1783
-
Het rouwbord van Elisabeth Sophia Ripperda (overleden in 1695) met rechts onderin het wapen Sickinghe
-
De akte van remis voor Harmen Sickinghe (ca. 1540 - vóór 1606), afgegeven door de hertog van Parma namens de koning van Spanje, 1584
-
Sickinga (en haar 'Edele Huys') de Warffumborg op 'de Kaart van de provincie Groningen en een deel van Drenthe' (tussen 1663 en 1670)
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]Groninger Archieven, Toegang 572: Familie Sickinghe, 1257-1974
Cartago, Digitaal oorkondeboek Groningen, Drenthe en Oost-Friesland
Literatuur
- 'Sickinghe', in: Nederland's Adelsboek 28 (1922), p. 287-289
- D.W. Sickinghe, Zeven Eeuwen. Der Sickinghe Musiefwerk, z.pl. 1958
- F.O.J. Sickinghe, Vijf zonen van Feyo Sickinghe (1610-1666). Jonker en hoveling tot Warffumborch, Haarlemmermeer 1983
- Stork. 120 jaar industriële dynamiek, Uitgeverij Matrijs, Utrecht 1989, ISBN 90-70482-66-5
- F.J. Hulst, 'Inleiding', in: Inventaris van het archief van de familie Sickinghe en een beschrijving van stukken uit het Register Feith betreffende deze familie, Groninger Archieven, Groningen 1990
- Redmer Alma, 'Codex Sickinghe. Het oudste Ommelander rechtshandschrift', in: Us Wurk 48 (1999), p. 122-146
- F.O.J. Sickinghe, Liefde en leed gedurende zeven eeuwen in Groningen en de Ommelanden en daarbuiten! Het Groninger geslacht Sickinghe, 1284-1984 en later!, Naarden 1999
- Teun Juk, Warffum en Breede. Sporen uit het rijke verleden van twee kerkdorpen op het Groningse Hoogeland, Stichting Uitgaven Noord-Groningen, Warffum 2006, ISBN 978-90-73319-14-1
- 'Sickinghe', in: Nederland's Adelsboek 93 (2008), p. 93-115
- P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009. ISBN 978-90-6550-916-1, p. 73, 86, 101-102, 105, 106-111, 113, 116, 119, 121, 140-141, 147, 178, 195-196
- Steven Bouman, De Ridderschap der Provincie Groningen (1814-1853). Een adellijk gezelschap onder een vergrootglas, Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, Den Haag 2012. ISBN 978-90-805689-0-7
- Janine Jager, De maarschalkstafel. Dagboeken van Duco Wilhelm Sickinghe, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina, Uitgeverij Pegasus, Amsterdam 2019. ISBN 978-90-6143-464-1
- Ineke den Hollander, Lilian Eefting, Rik Klaucke en Jeff van den Buijs, Een schricklijck jaer. De oorlog van 1672 in het noordoosten van de Republiek, Assen 2022. ISBN 978-90-232-5891-9
- Flip Maarschalkerweerd, De achterblijvers. Het hof na de vlucht van Wilhelmina 1940-1945, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2023. ISBN 978-94-6382-292-3
- Noot
- ↑ Of deze Lubbert een rechtstreekse zoon is van Geert (zoon van Otto) is nog onduidelijk, dat Otto en Geert in dezelfde tijd leefden en telgen van het geslacht Sickinghe waren staat vast. Het Nederland's Adelsboek 44 (1951), p. 270 geeft het volgende aan: "In oudere genealogieën worden hem resp. tot vader en grootvader gegeven Geert Sickinghe, burgemeester van Groningen tusschen 1304 en '57, die in het Groninger Oirkondenboek wordt vermeld tusschen 1309 en '48, en Otto Sickinghe, die als burgemeester van Groningen voorkomt in 1246 en '57. Voldoende bewijzen (van meerdere bronnen) voor deze rechtstreekse lijn van Otto en Geert tot Lubbert, die niet volstrekt onaannemelijk is, ontbreken echter tot dusverre"; het NA 93 (2008) vermeldt deze eerdere filiatie niet.
- ↑ Sr. G. Acker Stratingh, Mr. H. O. Feith en Mr. W. B. S. Boeles, Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde, inzonderheid van de Provincie Groningen, vijfde deel, Groningen 1868, p. 302.
- ↑ Steven Bouman (2012). De Ridderschap der Provincie Groningen (1814-1853) : een adellijk gezelschap onder een vergrootglas. Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, 's-Gravenhage. ISBN 978-90-805689-0-7.
- ↑ Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Noord-Nederlandse adellijke families - Adel - Hoge Raad van Adel. www.hogeraadvanadel.nl (17 november 2016). Geraadpleegd op 17 september 2022.
- ↑ Feenstra, H. (2007). Spinnen in het web. Groningse regenten in relatie tot het omringende platteland tijdens de Republiek.. Koninklijke Van Gorcum B.V..
- ↑ J.H. Huber, Programma van den gecostumeerden optocht, te houden door de leden van het Groningsch Studentencorps, voorstellende den intocht van Edzard I, Graaf van Oost-Friesland, binnen Groningen op 1 Mei 1506, Groningen 1879, p. 6.
- ↑ Johannes Allart, Vaderlandsche historie, vervattende de geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche onlusten [...]. Ten vervolge van Wagenaars Vaderlandsche historie, vijf-en-twintigste deel, een en zeventigste boek, Amsterdam 1800, p. 143.
- ↑ P. van der Eyk en D. VYGH., J. van der Burgh en Zoon, Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken of vervolg der merkwaardigste geschiedenissen, die voorgevallen zijn in de verenigde provinciën,, de Generaliteitslanden, en de volkplantingen van den Staat, zevenentwintigste deel, tweede stuk, (Holland) Haarlem 1792
- ↑ Maarten J. Aalders, Nederlandse en Hongaarse protestanten gedurende het interbellum, Amersfoort 2021, p. 139-140.
- ↑ Delftsche courant, Telegrammen, Hongaarsche onderscheidingen (Budapest 3 maart), 3 maart 1925. (Delpher)
- ↑ 1672, Coevorden vanuit Groningen bevrijd. geschiedeniscoevorden.nl. Geraadpleegd op 10 september 2022.
- ↑ Almanak ter bevordering van kennis en goeden smaak voor het jaar 1838, Elfde jaargang, Uitgegeven door het Departement Leens der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, Groningen, p. 33.
- ↑ Dr. R. Westerhoff, Twee hoofdstukken, Geschiedenis van ons Dijkwezen, Groningen 1864, p. 368.
- ↑ (Speech), Winsum, 1 april 1993, Het dorp Winsum is oud, heel oud, dames en heren, Rijksuniversiteit Groningen. (Delpher)
- ↑ Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren adel - Montanus Haan Hettema, Arent van Halmael (1846).
- ↑ a b Lijst van burgemeesters van Groningen
- ↑ DE REE Archiefsystemen BV, Familie Sickinghe, 1257 - 1974. www.groningerarchieven.nl. Geraadpleegd op 15 september 2022.
- ↑ 'Van hem blijkt daarnaast uit een charter van 1257, en uit een ander van 1267 waarin van een Ruitergevecht wordt gesproken waar drie broeders Sickinghe bij aanwezig waren.' Groninger Archieven.
- ↑ Jacobus Kok, Vaderlandsch Woordenboek, 28e deel, Amsterdam 1792, p. 205.
- ↑ Regnerus Steensma, Het klooster Thabor bij Sneek en zijn nagelaten geschriften, een inleiding en inventarisatie, 1970, p.11.
- ↑ Joannis Nicolai, Ubbonis Emii, De agro Frisiae inter Amasum et Lavicom Syntagma, Groningen 1646, p.265 (scan 289).
- ↑ Karl Otto Johannes Theresius von Richthofen, Untersuchungen über Friesische Rechtsgeschichte, Berlijn 1882, p. 610.
- ↑ F. Keverling Buisman, De etstoel en zijn ordelboeken in de vijftiende eeuw, Zutphen 1986, p. 47.
- ↑ Drents Archief, Doopregister Zweeloo 134, 134, archiefnummer 0176.01, inventarisnummer 134, aktenummer 134, Gemeente: Zweeloo, Religie: herv.
- ↑ Drents Archief, Doopregister Zweeloo 134, archiefnummer 0176.01, inventarisnummer 134, aktenummer 134, Gemeente: Zweeloo, Religie: herv.
- ↑ Het Nederland's Adelsboek 44 (1951), p. 270 geeft het volgende aan: "In oudere genealogieën worden hem resp. tot vader en grootvader gegeven Geert Sickinghe, burgemeester van Groningen tussen 1304 en '57, die in het Groninger Oorkondenboek wordt vermeld tussen 1309 en '48, en Otto Sickinghe, die als burgemeester van Groningen voorkomt in 1246 en '57
- ↑ Zoals te lezen valt op de pagina van Otto Sickinghe (1220-1267): 'Het blijft dus onduidelijk hoe Otto Sickinghe verwant is aan de erkende stamvader van het geslacht Sickinghe. In 2022 volgde de suggestie dat mogelijk Ludolphus Sickinghe (1245), burgemeester van Groningen in 1284, 1291 en 1292 de zoon zou zijn van Otto Sickinghe en daarmee het gat tussen Otto en joncker Gerardus/Geert (geb. circa 1279) zou kunnen dichten. Daarnaast zou niet Geert de vader van Lubbert zijn maar een Feyo uit 1275. Dit zou ook verklaren waarom de naam Geert bij het nageslacht van de tak van Lubbert niet meer is voorgekomen en de naam Feyo wel (zie Lubberts kleinzoon Feije Sickinghe, heer van de borg te Winsum en overleden in 1472).'
- ↑ Pieter W.G. van Agteren, Genealogie van het geslacht Ripperda, 2014.
- ↑ Gvers, Gietman, Kuiper en Ronnes; Mensen van Adel, Beelden, manifestaties, representaties, Hilversum 2007. p. 59-62.
- ↑ Groninger Archieven, Toegang 1539, Groningse parochiekerken voor de reductie, 1246 - 1594, request 43, 1408 Juni 7.
- ↑ Groninger Archieven, toegang 572 (Familie Sickinghe, 1257 - 1974), 12, Uittreksel uit een brief van het stadsbestuur van Hamburg, d.d. 1451, aan Burgemeesters en Raad van Groningen, betreffende aanspraken van Evert Sickinge, schoonzoon van Focke Ubena .. Cartago, Register Feith: 1451.019, Inventarisnummer 0012, jaar: 1451.
- ↑ (en) Alma, R. (1 december 1999). Codex Sickinge. Het oudste Ommelander rechtshandschrift. Us Wurk 48 (3-4): 122–146. ISSN:2772-8021
- ↑ Friesche Volks-Almanak voor het jaar 1851, Zestiende jaargang, Sneek 1850, p. 173.
- ↑ Frisiaca, Overdrukken uit verschillende jaargangen van den Frieschen volksalmanak, Volume 1, p.82.
- ↑ Historie van de Oldijk - Ezinge 1620-ca. 1625; 'Op de dijkrol van Humsterland van 1620 komt als meier de weduwe van Jan Aljes (Alliens) voor. Eigenaar is dan Johan Sickinga, tutor. Johan Sickinga was getrouwd met Catharina Henriques. Johan Sickingha is geboren in of rond 1599 en is een zoon van Herman Sickinghe en Bele Clant. Herman Sickinghe was daarvoor weduwnaar van Wobbe Lewe, dochter van Joest Lewe (wapen: leeuw...) en Elisabeth Addinga.' Geraadpleegd op 2 januari 2024.
- ↑ AlleGroningers, Familie Lewe, archiefnummer 547, aktenummer 547.
- ↑ Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Handelingen der jaarlijksche vergadering, Leiden 1885, Mededelingen gedaan in de vergaderingen van de maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden, 1885-1886, Nederlanders, Studenten te Herborn door J.G. Frederiks, p.177, (1662) nr. 175.
- ↑ Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Handelingen der jaarlijksche vergadering, Leiden 1885, Mededelingen gedaan in de vergaderingen van de maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden, 1885-1886, Nederlanders, Studenten te Heidelberg door mr. J. de Wal, p.141, (1663) nr. 1436.
- ↑ Ineke den Hollander, Lilian Eefting, Rik Klaucke, Jeff van den Buijs (2022). Een schricklijck jaer : de oorlog van 1672 in het noordoosten van de Republiek, Assen. ISBN 978-90-232-5891-9.
- ↑ AlleGroningers, Kerkboek 1613-1922, archiefnummer 278, inventarisnummer 1, blad 52, Gemeente: Kerkelijke gemeente Noordwolde.
- ↑ AlleGroningers, Ondertrouwboek 1705-1711, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 174, blad 14v, Gemeente: Kerkelijke gemeente Groningen, Periode: 1705-1711
- ↑ a b huninga (GensDataPro Site). www.nazatendevries.nl. Geraadpleegd op 14 september 2022.
- ↑ AlleFriezen, Verzameling Hessel de Walle, archiefnummer 0001, Inscripties en grafschriften - Hessel de Walle, aktenummer 1359, Periode: 1341-1901. [Op den 30 september] 1637 [is de hoog edel gebooren vrouwe Oedka van Sic]kin[ghe] dochter van [Warphumborgh] huisvrouwe [van de heer Poppo van Burmania in den] heere ontslapen ende leit alhier begraven
- ↑ Dr. P.C. Molhuysen, Prof. Dr. P.J. Blok, Dr. Fr. K.H. Kossmann, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Amsterdam 1974, p. 244
- ↑ De Friese Regimenten, Friese Nassause Regiment - kapiteins/Friese Nassause Regiment - Majoor/Hofmeester/Poppe Bockes van Burmania, Boerderijenboek Hennaarderadeel, pag. 348: HEN I 8 bls 595 (22 november)
- ↑ ''By de Staten Generael is de Heer Sikkinge, Capt. in 't regiment infanterye van den Luyt. Generael Wiggers, aengesteld tot Commandeur van de Langakker Schans, in plaets van wylen de Heer Wiggaerts.'' Amsterdamse courant, No. 49, Donderdaegse Courant, Nederlanden, 24 april 1738. (Delpher)
- ↑ AlleGroningers, Overlijdensregister 1828, aktenummer 145, Gemeente: Groningen, Periode: 1828.
- ↑ Algemeen Handelsblad, Avondblad, Eerste Blad, Korte berichten, Zaterdag 22 februari 1919. (Delpher)
- ↑ J.G. van Terveen & Zoon en J. de Kruyff, Utrechtse Provinciale en Stads Almanak voor het jaar 1889, 49e Jaargang, Utrecht 1889, p. 217, 284-286.
- ↑ Harold van der Heijden, Eindspelstudies 29 – Mevr. Jowes (13 augustus 2011). Geraadpleegd op 13 december 2023.
- ↑ Gerard van de Aast wordt nieuwe voorzitter Raad van Commissarissen KPN; twee nieuwe leden voorgedragen. Gerard van de Aast wordt nieuwe voorzitter Raad van Commissarissen KPN; twee nieuwe leden voorgedragen. Geraadpleegd op 9 september 2022.
- ↑ J. Noorduyn en zoon, Jaarboekje voor de Ambtenaren der Belastingen der directe belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen in Nederland, Veertiende Jaargang, Gorinchem 1846, p. 61.
- ↑ Stichting Natuur- en MilieuPlatform Ermelo, Landgoed 's Heeren Loo. Geraadpleegd op 30 december 2023.
- ↑ AlleGroningers, Huwelijksregister 1854, aktenummer 206, Gemeente: Groningen, Periode: 1854.
- ↑ Utrechtsche Studenten-Almanak voor 1919, 97e jaargang, Utrecht 1918, Delpher
- ↑ Gelders Archief, 0207_4920.05 Ermelo, Geboorteregister, Aktenummer: 35, Aktedatum: 27-03-1885, Geboorte Emma Nicoline Constance Adèle Sickinghe, 26-03-1885.
- ↑ In veel historische documentatie rondom Groningen en Friesland vindt men de naam Sickinghe, Sickinge, Sickingha, Sickinga en Sikkinga. Een aantal leden met de achternaam 'Sickinga' vervult tussen 1450 en 1600 publieke functies te Friesland. In die periode beheerste de stad Groningen meermaals grote delen van de huidige provincie Friesland en was het geslacht Sickinghe een vooraanstaand en vermogend regentengeslacht. Aannemelijk is dan ook dat het hier om leden van hetzelfde geslacht gaat. Vast staat dat verschillende leden van het geslacht Sickinghe zichzelf Sickinga noemde en het woordje 'van' daar regelmatig aan toevoegde. Zo stond op meerdere kaarten van het beleg van Coevorden in 1672 (zie hierboven) de volgende tekst: de "Aenval van Joncker Sickinga". Jonker Sickinga is in deze bovengenoemde telg Johan Sickinghe (1649-1673), zoon van Jonckheer Feio III Sickinghe (1610-1666).
- ↑ Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aanteekeningen, en met bijvoeging van de wapens der onderscheidene geslachten, opgemaakt,Volume 2. Door Montanus Haan Hettema, Arent van Halmael, Hendrik van Rijn · 1846
- ↑ Ype Brouwers, Reid van der Ley, Douwe J. van der Meer, Pieter Nieuwland en Hein Walsweer, Genealogysk Jierboek 1994, Fryske Akademy, Ljouwert 1994, p. 46-95
- ↑ AlleFriezen, Verzameling Hessel de Walle, archiefnummer 0001, Inscripties en grafschriften - Hessel de Walle, aktenummer 5903, Periode: 1341-1901.
- ↑ J.E. van der Pluijm, Groenlo in de Tachtigjarige Oorlog, de Achterhoek als strijdtoneel, Stadsmuseum Groenlo 2009, p. 172, hoofdstuk 13.
- ↑ Notulen van Zeeland: Notulen van de Staten van Zeeland, 1583-1586, 1919, p. 393.
- ↑ Arnoldus Johannes Andreæ, Nalezing op de Nieuwe naamlijst van grietmannen van jhr. mr. H. Baerdt van Sminia, Leeuwarden 1893, p. 95.
- ↑ A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk, Haarlem 1874, p. 652.
- ↑ Oranjewoud historie, aristocratie en adel. Geraadpleegd op 14-11-2023.
- ↑ Montanus Haan Hettema, Arent van Halmael, Hendrik van Rijn, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aanteekeningen, en met bijvoeging van de wapens der onderscheidene geslachten, opgemaakt, Volume 2, Leeuwarden 1846, p. 145.
- ↑ drs. D.M. Bunskoeke, historie Heerenveen (2 februari 1987). Geraadpleegd op 12 december 2023.
- ↑ Harm Hillinga, De borg Beyum of Sickinge (2019).
- ↑ Hillinga, Harm, De geschiedenis van de borgen Ludema en Holwinde en hun bewoners te Usquert (2023).
- ↑ Breedenborg Warffum.