Vegetatiestructuur

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door RomaineBot (overleg | bijdragen) op 9 sep 2019 om 04:37. (|{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Vegetatiestructuur is de ruimtelijke en temporele opbouw van de vegetatie. Ruimtelijke structuur bestaat uit horizontale patronen en verticale gelaagdheid van de vegetatie en temporele structuur uit patronen in de tijd. Hiertegenover staat de vegetatietextuur, wat slaat op de diversiteit aan soorten, groeivormen, levensvormen en levensstrategieën.

Seizoensaspecten

Temporele structuur of seizoensaspecten zijn vooral waar te nemen aan meer ingewikkelde vegetaties van continentale klimaatsgebieden. In Nederland heeft het Eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum) de meest duidelijke seizoensaspecten.

Verticale structuur

Zie Vegetatielaag voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Onder verticale structuur wordt verstaan de gelaagdheid van de vegetatie. Er kunnen onder meer de volgende vegetatielagen worden onderscheiden:

Soms worden daarnaast nog onderscheiden twee lagen in de bodem, te weten de wortellaag, de laag van de bodem die beworteld is, en de strooisellaag, dat deel van de bodem waar de verteringsprocessen van organisch materiaal plaatsvindt.

Horizontale structuur

Horizontale structuur. Van boven naar beneden: regelmatig, willekeurig, en geklonterd.

Onder horizontale structuur wordt verstaan:

  • Homogeniteit en dispersie: de regelmatigheid van de onderlinge afstanden tussen de planten. Een regelmatig patroon wijst vaak op menselijke invloed, bijvoorbeeld: in een bosaanplant staan de bomen vaak op regelmatige afstanden. De verspreiding van zaden heeft invloed op de dispersie, bijvoorbeeld bij door mieren verspreide zaden komen de planten van de betreffende soort vooral voor langs de mierenpaadjes.
  • Patroon: lijn- en netvormige patronen kunnen ontstaan door een ecologische gradiënt (gradiënt in abiotische milieuomstandigheden), zoals langs meeroevers, en langs de zeereep. Bij soortenarme vegetaties kan een mozaïekstructuur ontstaan, zoals bij zeekraal-vegetaties.

Bij onderzoek van de vegetatie moet rekening gehouden worden met de horizontale structuur. Het minimumareaal (de minimaal te onderzoeken oppervlakte van een vegetatie om een "goed beeld" te krijgen) is afhankelijk van de soortenrijkdom, de grootte van de planten en de mate van dispersie (klontering).

Zie ook