Abundantie (ecologie)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door PAvdK (overleg | bijdragen) op 7 apr 2019 om 20:40. (→‎Vegetatieonderzoek: aanpassing)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het begrip abundantie (talrijkheid) is in het vegetatiekundig onderzoek aan levensgemeenschappen een maat voor het voorkomen van soorten op een bepaalde oppervlakte of in een bepaald volume.[1]

Als abundantiemaat kan gebruikt worden:

  • dichtheid: aantal individuen per oppervlakte of volume,
  • frequentie: het percentage van het totale aantal deelmonsters, waarbinnen de soort is aangetroffen,
  • bedekking: een maat voor de verticale projectie van de planten op de bodem,
  • biomassa: meestal drooggewicht van de bovengrondse spruit of de gehele plant, maar het kan ook geschat worden uit het versgewicht,
  • relatieve abundantie: percentage voor soortsabundantie van het totaal van abundanties voor alle soorten.

Vegetatieonderzoek

Zie Vegetatieopname voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Transformatie van de schattingen
Tansley Braun-Blanquet, gecombineerde schatting numerieke
transformatie
symbool symbool bedekking en abundantie
Z/R/S r ≤1% 1 individu 1
+ 2-5 individuen, aanwezig 2
O 1 ≤5% 6-50 individuen, duidelijk aanwezig 3
2m >50 individuen, sterk aanwezig 4
F 2a 5% - 15% - 5
2b 16% - 25% - 6
A 3 26% - 50% - 7
4 51% - 75% - 8
D/CD 5 76% - 100% - 9

Om de abundantie van soorten in een landschap of landschapselement te schatten, kan gebruik worden gemaakt van de schaal van Tansley uit 1946, die gebruikmaakt van lettercodes. In België en Nederland wordt vaak een vereenvoudigde vorm ervan gebruikt met de volgende indeling:

  • Z(eldzaam), R(are) of S(parse): soort komt slechts sporadisch voor met één enkele plant
  • O(ccasioneel): soort komt af en toe voor
  • F(requent): soort komt regelmatig voor
  • A(bundant): soort komt talrijk voor
  • D(ominant): soort overheerst over alle andere soorten,
    CD: codominant, soort overheerst samen met een andere soort
Minimumareaal
type vegetatie minimaal
graslanden 4 m²
waterplanten 10 m²
heide 10 m²
akkeronkruiden 20 m²
bossen en
struwelen
100 m²

Vaak wordt de abundantie en de bedekking gecombineerd geschat, zoals in de schaal van Braun-Blanquet en de afgeleiden daarvan. Om een representatief beeld te krijgen van de vegetatie moet ten minste het minimumareaal worden onderzocht, dat is de minimale ruimte die een vegetatietype nodig heeft een om zich goed te kunnen ontwikkelen.

Als richtlijn wordt dikwijls genomen (zie tabel).

Om te kunnen rekenen met de schattingen volgens Tansley of Braun-Blanquet worden deze getransformeerd in een numerieke waarde.

Referenties