Hakhout


Hakhout, ook wel strubbel of schaarhout, is hout dat gekapt wordt van bomen en struiken voor gebruik. De boom wordt daarbij iets boven de boomvoet (de stambasis) gekapt, waarna een stronk, boomstronk of stobbe overblijft. Uit de stobbe groeien vervolgens een aantal opstaande takken, die na een paar jaren, wanneer de gewenste dikte is bereikt, worden gekapt. Een perceel met hakhout is een hakhoutbos, een houtwal met hakhout is een hakhoutwal. Een houtkade is een met hakhout begroeide veenkade. Griend is hakhoutbos van wilg.
De frequentie waarmee een hakhoutbos wordt gekapt is afhankelijk van de boomsoort en het beoogde gebruik: es om de 5 à 7 jaar, els om de 6 à 10 jaar, wilg na 1 jaar of om de 6 à 10 jaar en eik om de 10 à 15 jaar.
Eik wordt als hakhout het meest gebruikt op zandgrond en zandige leemgronden. Op vochtige of meer voedselrijke groeiplaatsen lenen ook wilg, els en es zich voor gebruik als hakhout. Linde, iep en beuk nemen wat groeiplaatseisen betreft een tussenpositie in.
Oude stobben in hakhoutbossen of houtwallen, die jarenlang zijn gekapt, kunnen een flinke omvang bereiken; men spreekt dan van stoven of hakhoutstoven, plaatselijk ook van strubben of hakhoutstrubben.
Wanneer bij de kap op elke stobbe van de nieuwe stammetjes (de telgen) één stammetje wordt gespaard, ontstaat na verdere uitgroei een spaartelgenbos.
Omdat de uitlopende jonge twijgen op de stobben kwetsbaar zijn voor wildvraat, werden hakhoutpercelen voorheen soms omheind met een haag van moeilijk doordringbare struiken, meestal gedoornd en gestekeld, om het wild buiten te houden.
Adventiefknoppen
[bewerken | brontekst bewerken]Het hakhoutbeheer is gebaseerd op het vermogen van een boom zich steeds weer te herstellen. De overgebleven stobbe kan na het oogsten van het hout opnieuw uitlopen, zodat het geoogste hout in de loop van de tijd weer wordt vervangen.
Als gevolg van de toegenomen lichtinval op de bodem en van de beschadiging die houtkap oplevert zullen slapende knoppen worden geactiveerd en uitlopen. Daarnaast kunnen er door de beschadiging nieuwe takmeristemen worden geproduceerd in het cambium. Deze takmeristemen vormen de adventiefknoppen, en vanuit deze knoppen kunnen nieuwe takken, takcomplexen en uiteindelijk bomen groeien.[1]
Gebruik
[bewerken | brontekst bewerken]- Van de eik werd de bast gebruikt voor eek, het overblijvende dikke geschilde hout als palen voor de paling- en worstrokerijen en het dunnere hout als takkenbossen voor het stoken van ovens.
- Hakhout uit geriefbosjes werd geoogst voor huiselijk gebruik als brandhout en voor het maken van gereedschappen.
- Hakhout van de tamme kastanje wordt onder andere gebruikt voor hekken en rasters.
- Griendhout uit wilgenplantages langs rivieren werd elk jaar gesnoeid om te gebruiken als bindwilg, of vlechtwerk voor manden. Takken van meerdere jaren oud vonden onder andere toepassing in de waterbouw, bij het maken van zinkstukken.
- Een moderne toepassing van hakhout is als biobrandstof voor de productie van groene stroom.
Holsetterbos
[bewerken | brontekst bewerken]- Het laatste oorspronkelijke hakhoutbos van Nederland is het Holsetterbos bij Holset.
Fotogalerij
[bewerken | brontekst bewerken]-
Hakhout met overstaanders in een abelen-iepenbos
-
Hakhoutperceel na de kap in de Sysselt
-
Essenhakhout in Overlangbroek
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- Hakhout op Ecopedia
- ↑ Den Ouden, J., Muys, B., Moren, F. & Verheyen, K. (2010). Bosecologie en Bosbeheer. Leuven, Acco Uitgeverij. p40. p111-112