Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Toonzetter (overleg | bijdragen)
Versie 41944661 van Toonzetter (overleg) ongedaan gemaakt.
Toonzetter (overleg | bijdragen)
Regel 192: Regel 192:
Hoewel er banden waren tussen Nederland en België kwam er pas een hernieuwde sterke samenwerking tussen beide bij de oprichting van de [[Benelux]] na de [[Tweede Wereldoorlog]].
Hoewel er banden waren tussen Nederland en België kwam er pas een hernieuwde sterke samenwerking tussen beide bij de oprichting van de [[Benelux]] na de [[Tweede Wereldoorlog]].


Er is een stroming die de staatkundige eenheid van het Verenigd Koninkrijk, inclusief Wallonië en Luxemburg, wil herstellen, het [[Heel-Nederland (staatkunde)|Heelneerlandisme]]. Er bestaat ook een stroming die alleen Vlaanderen zou willen herenigen met de noorderburen, dit wordt wel aangeduid als [[Grootneerlandisme]].
Er is een stroming die de staatkundige eenheid van het Verenigd Koninkrijk, inclusief Wallonië en Luxemburg, wil herstellen, het [[Heel-Nederland (staatkunde)|Heelneerlandisme]]. Er bestaat ook een stroming die alleen Vlaanderen zou willen herenigen met de noorderburen, dit wordt wel aangeduid als [[Grootneerlandisme]].


==Zie ook==
==Zie ook==

Versie van 25 aug 2014 23:09

Koningrijk[1] der Nederlanden
Royaume des Belgiques[2]
 Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden
 Eerste Franse Keizerrijk
1815 – 1830/1839[3]1867 Nederland 
België 
Luxemburg (land) 
Hertogdom Limburg (1839-1866) 
Vlag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden Wapen
(Details) (Details)
Kaart
Algemene gegevens
Hoofdstad Amsterdam, Brussel
Oppervlakte ± 65.000 km²
Bevolking 5.563.119 (1817) [4]
Talen Nederlands, Frans, Nedersaksisch, Luxemburgs, Limburgs, Fries, Duits
Religie(s) Protestants, Rooms-katholiek
Nat. feestdag Waterloodag, 18 juni (viering van de overwinning in de Slag bij Waterloo)
Volkslied Wien Neêrlands bloed
Munteenheid Gulden
Regering
Regeringsvorm Unitair koninkrijk
Dynastie Oranje-Nassau
Staatshoofd Koning
Geschiedenis
- Traktaat van de 38 Artikelen 13 februari 1815
- Belgische Revolutie 1830
- Verdrag van Londen 19 april 1839
Geschiedenis van Nederland

Tijdlijn · Bibliografie



Portaal  Portaalicoon  Nederland
Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis
Geschiedenis van België

Tijdlijn · Bibliografie


..Naar voormalige koloniën

Portaal  Portaalicoon  België
Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis
Staatkundige geschiedenis
van de Nederlanden
Noordelijke Nederlanden Zuidelijke Nederlanden Heilige Roomse Rijk &
Duitse Bond
Gouwen van Midden-Francië Gouwen van Midden-Francië Gouwen van Oost-Francië

Gelre

Utrecht

Friesland

Groningen

Ommelanden

Holland

Zeeland

Vlaanderen

Brabant

Henegouwen

(e.a.)

Luik

Loon

Stavelot-Malmedy

Ravenstein

Horn

Thorn

Bouillon

Gronsveld

(e.a.)

1384
Bourgondische Nederlanden
1482
Habsburgse Nederlanden
1543
Zeventien Provinciën
(vanaf 1566 in opstand)
1588
Republiek
der Zeven Verenigde Nederlanden
1585
Spaanse Nederlanden
1713
Oostenrijkse Nederlanden
1795
Bataafse Republiek
1794
Eerste Franse Republiek
1806
Koninkrijk Holland
1810 1804
Eerste Franse Keizerrijk
1813
Vorstendom der Nederlanden
1814
Generaal-
gouvernementen
1815
Verenigd Koninkrijk
der Nederlanden
1815
Groothertogdom Luxemburg

1839
Hertogdom Limburg

1830 (1866)
Koninkrijk der Nederlanden


1830
Koninkrijk België


1848 & 1867
Groothertogdom Luxemburg

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is de in de geschiedschrijving gangbare term voor het Koninkrijk der Nederlanden van 1815 tot 1830, de periode waarin het huidige België en Nederland één staat vormden onder koning Willem I. Het Groothertogdom Luxemburg was door een personele unie en staatkundige banden verbonden met het koninkrijk.

Ontstaan

Nadat Pruisische en Russische troepen de Franse troepen in 1813 grotendeels verdreven hadden uit het latere Nederland, keerde Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder Willem V na zijn landing in Scheveningen terug naar Den Haag, om er op 2 december 1813 de titel van Soeverein Vorst van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden te ontvangen. Een grondwetscommissie kwam eind december 1813 bijeen en drie maanden later, op 29 maart 1814, werd tijdens de Vergadering van Notabelen de grondwet goedgekeurd.

Na de bevrijding van de meeste Belgische provincies installeerden de Hoge Geallieerde Machten op 15 februari 1814 een voorlopige regering onder leiding van een gouverneur-generaal. De bevoegdheid van de regering beperkte zich aanvankelijk tot het grondgebied van de departementen Leie, Dijle, Schelde, Twee Neten, Jemappes en Samber en Maas. De departementen Ourte en Beneden-Maas vielen onder de bevoegdheid van de voorlopige regering van de Beneden-Rijn. Het departement Wouden viel onder de bevoegdheid van de voorlopige regering van de Midden-Rijn. Op 12 juni 1814 werden beide laatste regeringen samengevoegd.

De voorbereiding

Sinds Hendrik Van der Noot in 1789 aan de Republiek om een hereniging vroeg, had dit idee de dan nog jonge Willem niet meer losgelaten. De nederlaag van Napoleon gaf hem de kans om deze wens te vervullen.

In tegenstelling tot vertegenwoordigers uit de voormalige Staten, die een herstel wilden van de vroegere autonome provincies, wenste Willem een eenheidsstaat. Her en der verschenen vlugschriften over een Confédération Batave of een of andere bondsstaat, op basis van een Noord-Nederlands en een Zuid-Nederlands deel. Willem zag dit niet zitten en werd daarin gesteund door Metternich. Deze koos voor een eenheidsstaat naar Frans model, omdat deze sterker zou staan tegenover Frankrijk dan een verdeeld land. Een visie waarvan 15 jaar later bleek dat ze niet klopte.

Na de Slag bij Leipzig (16 tot 18 oktober 1813) kwam de Britse minister van buitenlandse zaken Henry Robert Stewart met de volgende voorstellen voor een nieuwe bufferstaat tegen Frankrijk:

  • De Noordelijke Nederlanden zouden hersteld worden binnen hun oude grenzen en de Zuidelijke Nederlanden zouden een barrièrestaat worden onder een grootmacht. Dit scenario werd afgeschoten omdat Oostenrijk de Zuidelijke Nederlanden eenvoudigweg niet meer terug wilde, hoewel dit de grootste wens was van Zuid-Nederlandse vertegenwoordigers. Hun compromis om een onafhankelijk Zuid-Nederland/België onder een Oostenrijkse prins in te stellen, werd door de grootmachten op weinig enthousiasme onthaald, omdat deze staat in hun ogen te zwak was.
  • De Noordelijke Nederlanden zouden gebiedsuitbreiding krijgen als de Zuidelijke Nederlanden (gedeeltelijk) Frans zouden blijven; gedacht werd tot aan de Nete in de provincie Antwerpen, of zelfs met inbegrip van heel Vlaanderen. In dit scenario zou er ook gebiedsuitbreiding zijn ten koste van Duitsland, en zou de grens lopen van Mechelen, Maastricht, Gulik om zo te eindigen aan de Rijn bij Keulen en Düsseldorf. Dit werd verworpen omdat dit voorstel het verslagen Frankrijk te veel territorium zou laten behouden.

Een volgend voorstel kwam op 9 november 1813 van Willem zelf:

Willem krijgt het bestuur over België

Na de bevrijding van België legde Engeland op 15 februari 1814 aan de bondgenoten enkele artikelen voor waarin ze verklaarden dat de Belgische provincies verenigd zouden worden met het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden. Deze Conventie van Troyes werd voorlopig geheim gehouden en slechts onder voorbehoud goedgekeurd door Pruisen en Rusland. De afloop was afhankelijk van het verloop van de oorlog en van de onderhandelingen.

Ondertussen was een delegatie van Belgische notabelen onder leiding van de hertog van Beaufort naar keizer Frans I in Chaumont getrokken om er te pleiten voor het opnieuw opnemen door Oostenrijk van het bestuur van België. Op 20 februari 1814 werden ze ontvangen door de keizer om er te vernemen dat de vereniging met Holland al een uitgemaakte zaak was. Toen de bondgenoten op 13 maart besloten om een Oostenrijks gouverneur-generaal naar België te sturen herleefde even de hoop op een statuut van België onder Oostenrijks gezag. Dat bleek echter niet de bedoeling. Samen met de gouverneur zouden de grote mogendheden en ook Holland elk een vertegenwoordiger mogen aanstellen bij de Belgische regering. Overigens werd in feite nog eerst de Pruisische baron Van Horst als gouverneur-generaal aangesteld en mede vanwege diens verzet konden de gemaakte afspraken pas doorgang vinden vanaf 6 mei 1814. Als vertegenwoordiger van Willem werd toen baron Godert van der Capellen toegevoegd aan de Belgische regering.

In het vredesverdrag van Parijs van 30 mei 1814 werd bepaald dat Holland een uitbreiding zou krijgen, maar concreet werd geen territorium aangeduid. Men zou dit verder onderhandelen in Londen en in Wenen. Wel werd een dag later in afwachting van de definitieve verdeling bepaald dat de Belgische regering zou functioneren in opdracht van de soevereinen van de bezettende troepen, met name Engeland en Holland. De centrale commissie onder leiding van baron vom Stein, die tot dan toe de souvereiniteit van de bondgenoten over de op Frankrijk veroverde gebieden vertegenwoordigde, werd vervolgens op 15 juni 1814 ontbonden.

Uiteindelijk kwam men met het Protocol van Londen op 21 juni 1814 overeen dat Willem het grondgebied zou krijgen van de Oostenrijkse Nederlanden in 1789 (dus zonder Frans-Vlaanderen), de oude Republiek, en het Land van Luik, mits enige grenzen werden rechtgetrokken. Willem poogde nog Givet, Le Quesnoy, Maubeuge, Valencijn en Condé te verkrijgen, maar slaagde hier niet in. In Frankrijk was men tevreden, want de vrees bestond dat de grootmachten Elzas-Lotharingen én Frans-Vlaanderen zouden opnemen in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden.

Bedoeling was dat er een staat zou komen die beide delen perfect zou verenigen onder een grondwet die in onderling overleg moest worden afgesproken. Willem werd uitgenodigd het protocol en de benoeming tot gouverneur-generaal voor België te accepteren. Op 21 juli 1814 accepteerde Willem het protocol. Met zijn proclamatie ‘aan de ingezetenen van België’ nam Willem op 1 augustus 1814 het voorlopige bestuur van de Zuidelijke Nederlanden over. Op 15 augustus installeerde hij er zijn regering die meer dan een jaar in functie bleef tot 16 september 1815. Op 20 augustus 1814 werd de gehele westelijke Maasoever overgeheveld naar de Belgische regering.

Willem roept zich uit tot koning

Voor Willem was het nu afwachten wat er op het Congres van Wenen, dat officieel opende op 1 november 1814, zou worden beslist over de vereniging van zijn vorstendom met België en zijn grenzen. Op 1 augustus ontmoette hij de Engelse minister Castlereagh die in Brussel was op weg naar Wenen. Zijn wensen bleken voor Pruisen onaanvaardbaar, maar ook de plannen van Pruisen riepen bij de bondgenoten weerstand op. Aanvankelijk wilde Pruisen het hele rijk van Willem opnemen in de Duitse bond. Het vaststellen van de grenzen van het rijk van Willem maakte deel uit van de globale onderhandelingen over de nieuwe Europese grenzen en nam maanden in beslag.

Op 13 februari 1815 bereikten de mogendheden een akkoord dat voor wat de Nederlanden betreft, later ook terecht zou komen in de slotakte van het Congres van Wenen. Willem zou zijn erflanden moeten opgeven en de grens tussen Nederland en Pruisen werd vastgesteld. Artikel 21 bepaalde dat Holland en de Belgische provincies volgens de nieuw bepaalde grenzen onder de Prins-Souverein van de Verenigde Provincies een enkel koninkrijk zouden vormen onder de benaming Koninkrijk der Nederlanden (Royaume des Pays-Bas). De prins en zijn opvolgers zouden de titel van Koning der Nederlanden dragen. Het was nu wachten op de ratificatie.

Enkele weken later, terwijl het congres nog in volle gang was, begon Napoleon aan een nieuw offensief. Willem wachtte niet langer op de slotakte en riep zichzelf in navolging van de reeds genomen besluiten op 16 maart 1815 uit tot koning der Nederlanden, Willem I. Hij handhaafde zijn Belgische regering in afwachting van de instelling van een constitutionele monarchie voor het hele gebied. Op 12 mei 1815 werden uiteindelijk de Belgische provincies gelegen aan de oostelijke Maasoever overgeheveld naar het voorlopige Gouvernement-generaal van België. De slotakte van het Congres van Wenen van 9 juni 1815 legde alle bepalingen over de totstandkoming van de nieuwe staat vast. Uiteindelijk werd Napoleon op 18 juni 1815 definitief verslagen bij Waterloo.

De grondwet van 1815

Nadat hij zich op 16 maart 1815 had uitgeroepen tot koning der Nederlanden, ging een commissie van 12 leden uit Noord-Nederland en 12 leden uit Zuid-Nederland aan de slag om de nodige aanpassingen aan te brengen in de grondwet binnen het kader van de Acht Artikelen. De 12 zuidelijke leden bleken niet veel behoefte aan verandering te hebben, maar eisten wel een meerderheid in de Staten-Generaal. Uiteindelijk werd besloten tot een vertegenwoordiging van 55 leden elk.

Zowel conservatieve als liberale zuidelijke vertegenwoordigers bleken de Staten-Generaal te willen splitsen. Deze werd uiteindelijk verlaagd tot Tweede Kamer waarboven de Eerste Kamer werd gesteld. Aangezien de leden van de laatste door de koning werden benoemd, nam de macht van de koning toe, hoewel de vertegenwoordigers eigenlijk het tegenovergestelde hadden willen bereiken.

In betrekkelijke overeenstemming had de commissie zo de grondwet van 1815 ontworpen, die in het noorden door de oude Staten-Generaal werd aangenomen. Bij het vooralsnog ontbreken van deze instelling in het zuiden, werd hier door een college van 1604 notabelen over gestemd. Door het episcopaat werd stelling genomen tegen de grondwet. Ook was er weerstand tegen de gelijke verdeling van de staatsschuld. Van de 1323 stemden dan ook slechts 527 voor, terwijl 796 tegen stemden. Overigens was een ruime meerderheid van de Nederlandstalige gewesten tegen, terwijl een kleine meerderheid van de Waalse gewesten voor was. Om hier uit te komen telde Willem I de 126 tegenstemmen, die gebaseerd waren op de vrijheid van godsdienst, bij de ja-stemmen, zich hierbij beroepend op het dwingende karakter van de Acht Artikelen op dit vlak. Omdat er ook nu nog geen meerderheid was, telde hij de 281 afwezigen ook als ja-stemmen, zodat hij met deze beruchte "Hollandse Rekenkunde", Arithmétique hollandaise, toch nog aan een meerderheid kwam. Op 24 augustus 1815 verklaarde Willem dat de grondwet was aanvaard.

De eenmaking gerealiseerd

Vanaf 16 september 1815 treedt de eerste regering op die bevoegd is voor het ganse grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden. De bestuurlijke en territoraile eenheid zijn gerealiseerd en met de goedkeuring van de grondwet is nu in principe een constitutionele monarchie gevestigd over het hele grondgebied.

Op 21 september 1815 werd in Brussel op de Coudenberg de eenwording van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden plechtig gevierd. Met de eenwording verwezenlijkte Willem I het ideaal van Willem van Oranje.

De macht van de koning

De grondwet gaf de koning bijzonder veel macht. De noordelijke provincies van het Koninkrijk hadden indertijd ruim twee miljoen inwoners, de zuidelijke provincies bijna drie-en-een-half. De Tweede Kamer kreeg 110 leden, waarvan er, ondanks het grotere inwonertal in het zuiden, 55 door de noordelijke en 55 door de zuidelijke provincies werden gekozen. De Eerste Kamer bestond uit oude en nieuwe adel, van wie velen hun benoeming aan de koning te danken hadden. Dat de koning veel macht had, bleek ook uit het feit dat de acht ministers zelf geen verantwoording aan de Staten-Generaal hoefden af te leggen, maar slechts aan de koning. In feite voerden zij de bevelen van de koning uit, en bracht de volksvertegenwoordiging daar weinig tegenin. Ook kon de vorst regeren per Koninklijk Besluit.

Status van Luxemburg

Luxemburg was staatkundig, en in een personele unie verbonden met het Koninkrijk en maakte tegelijkertijd als Groothertogdom deel van de Duitse Bond. Het Groothertogdom zou pas in 1839, bij het Eerste Verdrag van Londen, staatkundig volledig loskomen van het Koninkrijk, hoewel de personele unie tot 1890 voortduurde.[5][6][7][8]

Bestuurlijke indeling

De provincies van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van 1816-1830 nadat op 1 juni 1816 ook de voormalige Kleefse enclaves bij Nederland waren gekomen en met het groothertogdom Luxemburg in personele unie.
Het verenigd Koninkrijk en zijn provincies in 1816. Merk de provinciegrenzen van Luik, Namen en Luxemburg op; deze werden later gewijzigd.

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden telde 17 provincies:

Het Verenigd Koninkrijk onderhield bovendien een personele unie met het Groothertogdom Luxemburg, waarvan koning Willem I de groothertog was.

Sittard wilde Duits blijven, maar kwam bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hertogenrade wilde Nederlands blijven maar kwam bij Pruisen. Meestal wordt vergeten dat de vorming van het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden pas was voltooid nadat in 1816 ook de voormalige Pruisische gebieden in de Liemers en de Over-Betuwe tot Nederland toetraden en de laatste grensproblemen met Pruisen in 1817 waren opgelost.

Het hoogste punt in het Verenigd koninkrijk was tot 1830/1839 de Baraque Michel van 674 m en vanaf 1830/1839 tot 1890, de Kneiff van 560 m. Met de overzeese gebieden meegerekend de Carstensztop van 4887 m (in de Oost) en de Julianatop van 1280 m (in de West).

Bestuurlijke eigenaardigheden

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden had twee regeringscentra; Den Haag en Brussel. Om het jaar zetelde de regering een jaar in Den Haag en een jaar in Brussel. Dat betekende dat de ministers en ambtenaren huizen moesten bezitten of huren in beide steden.

De koning drong erop aan dat Nederlands de algemene bestuurstaal moest zijn, maar in de Tweede Kamer spraken alle Belgische afgevaardigden Frans (dat ook door de meeste Nederlandse afgevaardigden werd verstaan). In de Eerste Kamer, waarin uitsluitend leden van de adel zitting hadden, spraken ook de meeste Nederlandse afgevaardigden Frans om beter door hun zuidelijke (en vooral Waalse) collega's te worden verstaan. Deze Noord-Nederlandse aristocraten noemden dat "Défendre les intérêts nationaux en langue étrangère" (De nationale belangen in een vreemde taal verdedigen).

De Zuidelijke Nederlanden hadden ruim 60% van de totale bevolking en van de soldaten was dan ook ruim 60% uit het zuiden afkomstig. Van de officieren en hoge ambtenaren was evenwel de grote meerderheid uit het noordelijk landsdeel afkomstig.

Economische en sociale ontwikkelingen

Economisch ging het de nieuwe staat voor de wind, hoewel vooral het noorden in het begin te maken kreeg met veel werkloosheid en armoede, nadat een vloed aan Britse goederen de handelsmarkt had gedestabiliseerd. Een op de negen mensen leefde er van een soort bijstand, nauwelijks genoeg om van te overleven. Verzwakte arbeiders werden vervangen door frisse, geschoolde werknemers uit andere Europese landen, wat het werkloosheidscijfer verder opjoeg. Via een nieuwe instelling, de Maatschappij van Weldadigheid, een initiatief van generaal Van den Bosch, werden gestichten voor weeskinderen, armen- en veenkoloniën in Drenthe opgericht. Hier werden duizenden verpauperde mensen onder barre omstandigheden aan het werk gezet.

Het financieel redelijk stabiele zuiden moest weliswaar de grote schuldenlast van het noorden meedragen, maar profiteerde ook mee van de opbrengsten en afzetmogelijkheden van de Nederlandse koloniën. Toch had ook het zuiden te maken met grote verschillen tussen rijk en arm. De grote winsten van de handel en nijverheid werden in nieuwe projecten gestoken, of verdwenen in de zakken van de directeuren. Een zevende van de bevolking leefde er in grote armoede.

De koning deed zijn best wat meer eenheid te brengen en voerde bijvoorbeeld het metrisch stelsel in. Dit was een niet zo voor de hand liggende daad omdat dat stelsel een product van de woelige jaren van de Franse revolutie was dat om de lieve vrede door Napoleon weer afgeschaft was. De koning stelde nieuwe in- en uitvoertarieven vast om de sukkelende, verouderde Amsterdamse handel nieuw leven in te blazen en liet kanalen graven of verdiepen en verbreden in zowel het noorden als het zuiden (het Noordhollandsch Kanaal, het Kanaal van Gent naar Terneuzen, het Kanaal van Brussel naar Charleroi, en het Ourthekanaal). Een positief effect had de aanleg van verharde wegen, de uitbouw van de staalindustrie in Wallonië, de ontsluiting van de haven van Antwerpen en de stimulering van de zuidelijke textielnijverheid. Dit alles maakte een grote export-omzet in laken, wapens, ijzerproducten en vlas mogelijk, en import van wol en katoen. De handelsvloot van Antwerpen groeide uit tot 117 schepen. Veel van deze economische projecten financierde de koning vanuit het door hem ingestelde Amortisatiesyndicaat, een fonds dat hij tot ergernis van de notabelen buiten de controle van de Staten-Generaal hield. Ook het onderwijs werd uitgebouwd; vooral in het zuiden was dit nodig wegens de grote ongeletterdheid.

In 1825 richtte de koning, met kapitaal vanuit het zuiden, het noorden en zijn eigen portemonnee, de Nederlandsche Handel-Maatschappij op, ter bevordering van de handel vanuit de koloniën. Vlak daarop brak op Java een grote opstand uit die bloedig werd neergeslagen. Daarna werd in Nederlands-Indië het cultuurstelsel ingevoerd, waarbij een vijfde van de opbrengsten voor de Nederlandse staat zou zijn.

Het Noorden profiteerde van het synergetische effect van de eenmaking en de verlichting van de staatsschuld. Door alle inspanningen nam de welvaart toe, maar daar waren ook andere initiatieven voor nodig. Waar Engeland al lang de industriële revolutie had omarmd, hielden de Hollanders nog lange tijd vast aan traditionele middelen. Zo introduceerde de oud-officier Paul van Vlissingen de stoomboot in Nederland, die hij inzette voor veerdiensten. Met Engelse hulp richtte hij de eerste machinefabriek op. Daaruit kwamen later de eerste scheeps- en werktuigbouwkundige projecten voort, zoals het eerste stoomschip van Nederlandse makelij (werf Fijenoord).

Pas in 1835, na de scheiding, kreeg het zuiden zijn primeur voor het Europese vasteland: de eerste lijn voor stoomtreinen tussen Brussel en Mechelen. Het noorden volgde in 1839 met de lijn Haarlem-Amsterdam.

Aanleidingen voor de scheiding

De eenwording verliep in maatschappelijk opzicht minder goed. De zuidelijke en de noordelijke mentaliteit, het Bourgondische en het calvinistische, bleken elkaar niet goed te verdragen. Willem I regeerde als een verlicht despoot, wat in het traditionele zuiden vaak wrevel opwekte. Al had het Zuiden getalsmatig iets meer volksvertegenwoordigers dan het noorden, vele zuiderlingen gingen wat voelen voor autonomie, onder meer door de relatieve ondervertegenwoordiging van het zuiden op hoge overheidsposten en in de legertop.

De taalkwestie

In de Zuidelijke Nederlanden was de administratieve taal en die van de elite het Frans. Het Nederlands was er enkel de taal van de bedienden en arbeiders.

Maatregelen om in het hele Nederlandstalige deel van het koninkrijk het Nederlands als overheidstaal in te voeren, leidden tot grote wrevel bij het Waalse volksdeel en bij de verfranste elite van de Vlaamse gewesten. De invoering van het Taalbesluit van 15 september 1819 bepaalde dat alle inwoners van Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen zich in het Nederlands moesten kunnen wenden tot de gemeente, de rechter en de notaris. Vanaf 1 januari 1823 zou het de autoriteiten in deze provincies tevens definitief verboden zijn het Frans te gebruiken. Deze maatregel kon bij de elite in de Zuidelijke Nederlanden op weinig bijval rekenen.

De Franstalige elite probeerde verschillen in geloof, communicatie, mentaliteit en leefstijl te gebruiken voor eigen politiek gewin. Beide rijksdelen hadden een verschillende historische bagage. Wederzijdse beduchtheid voor overheersing van de ene of andere taal en godsdienst bleken eveneens conflicten in de hand te werken. De Fransen speelden op de achtergrond een doorslaggevende rol. Zo werd in Frankrijk het Légion belge parisienne opgericht, dat met privé-steun gefinancierd werd (o.a. van de broers Félix en Frédéric de Merode) en twee bataljons van telkens 400 vrijwilligers leverde. Dit gebeurde met instemming van de Franse regering, die zo een eventuele aanhechting van België bij Frankrijk in de hand wou werken.

Als gevolg van de blijvende wrevel schafte Willem I op 4 juni 1830 de taaldwang in de Zuidelijke Nederlanden af. Van dan af was het opnieuw toegestaan om zich in Vlaanderen te laten verdedigen door een Franstalige advocaat, een Franstalig testament op te maken of het Frans te gebruiken als bestuurstaal.

Godsdienstige problemen

De afkeer van het homogeen katholieke zuiden tegen het 'protestantse' noorden (in feite was 40% in het noorden ook katholiek maar al sinds de Tachtigjarige Oorlog in een achtergestelde positie), en de zuidelijke wens tot invoering van het Rooms-katholicisme als staatsgodsdienst (in strijd met de grondwet) versterkten de roep om autonomie. Zeer tegen het zere been van de katholieke clerus was het verlies van kerkelijke greep op het onderwijs. Zo liet de koning met een beroep op de vrijheid van onderwijs de bisschoppelijke seminaries sluiten in ruil voor de oprichting van een minder van de kerk afhankelijk Collegium Philosophicum.

Onder aanvoering van de (Franse) bisschop van Gent, Maurice de Broglie, kwamen de zuiderlingen steeds meer in opstand. De koning probeerde dit verzet in de kiem te smoren, onder meer door de persvrijheid enigszins te beknotten en hier en daar de marechaussee in te zetten, maar dit alles was olie op het vuur van het verzet.

Koning Willem had gedacht dat hij de liberalen en katholieken in het zuiden van zijn land tegen elkaar kon uitspelen. Vele jaren lang lukte dit, maar uiteindelijk kwam het tot een monsterverbond van katholieken en liberalen tegen de koning. Omdat het liberale verzet in het noorden niet van de grond kwam - er overheerste meer een antipapistische stemming - leidde dit enkel in het zuiden tot een algemene opstand, de Belgische Revolutie van 1830, die vrij snel een proces op gang bracht waardoor België een apart koninkrijk werd.

Ontwikkelingen na 1830

Het uiteenvallen van de Nederlanden
Voor de afscheiding van België (1830):
1-2-3 Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
4-5 Luxemburg, bij de Duitse Bond
1-2-3-4-5 Personele unie onder Willem I

Na het Verdrag der 24 artikelen (1839):
5 Duits-Luxemburg blijft bij de Duitse Bond
4 Waals-Luxemburg gaat naar België
2 Oost-Limburg gaat naar de Bond, als compensatie voor het verlies van Waals-Lux.
1-2-5 Personele unie onder Willem I

Pas in 1848 kwam in het noorden het verzet tegen de grote macht van de koning van de grond, wat onder koning Willem II leidde tot een nieuwe grondwet, een ontwerp van de liberaal Johan Thorbecke.

In 1860 kwam België op vrijersvoeten terug bij Nederland omwille van de dreiging met annexatie door Napoleon III. Premier Charles Rogier van België verklaarde zelfs dat het oude Koninkrijk der Nederlanden hersteld moest worden onder twee regeringen (dus als een confederatie) en liet de Brabançonne aanpassen opdat die de vriendschapsbanden tussen Nederlanders en Belgen (lett: Bataven en Belgen) zou benadrukken.

Met de dood van koning Willem III stierf de Ottoonse tak van de Nassaus in de mannelijke linie uit. De Nederlandse kroon ging over op de vrouwelijke erfgenaam, Wilhelmina, in Luxemburg vanwege de daar geldende Salische wet echter op Adolf van Nassau-Weilburg, waardoor de personele unie verbroken werd.

In de jaren 1920 ontstond er in België en Nederland een streven naar hereniging: de Groot-Nederlandse gedachte. De voortrekker van deze beweging was de historicus Pieter Geijl, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht.

Hoewel er banden waren tussen Nederland en België kwam er pas een hernieuwde sterke samenwerking tussen beide bij de oprichting van de Benelux na de Tweede Wereldoorlog.

Er is een stroming die de staatkundige eenheid van het Verenigd Koninkrijk, inclusief Wallonië en Luxemburg, wil herstellen, het Heelneerlandisme. Er bestaat ook een stroming die alleen Vlaanderen zou willen herenigen met de noorderburen, dit wordt wel aangeduid als Grootneerlandisme.

Zie ook

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Aanvaarding van de souvereiniteit door Willem I op Wikisource.