Naar inhoud springen

Plantkunde

Zoek dit woord op in WikiWoordenboek
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door RomaineBot (overleg | bijdragen) op 9 sep 2019 om 06:50. (|{{Largethumb}}| is redundant, gebruik voortaan |thumb|)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Geromantiseerd beeld van een vooroorlogse werktafel van een botanicus.

De plantkunde, botanie, fytologie, of botanica[1] is een tak van de biologie. Het heeft een lange geschiedenis en verschillende disciplines.

Beschrijving

De verschillende disciplines van de plantkunde kunnen als volgt gegroepeerd worden in idiobotanie en geobotanie.[2] De idiobotanie bestudeert onder andere de morfologie, histologie, anatomie, cytologie, de fysiologie en de systematiek van organismes die kunnen worden aangeduid als planten. De plantengeografie, vegetatiekunde en planten(o)ecologie worden gerekend tot de geobotanie en bestuderen de planten in hun onderlinge relaties en hun relaties met hun milieu.

Disciplines

Geobotanie is een al wat oudere term voor studie van planten in hun natuurlijke omgeving en in onderlinge relaties. Het omvat:

Idiobotanie is de slechts weinig gebruikte term voor het deel van de plantkunde dat is de studie betreft van de planten als individu, dat wil zeggen de planten op zich. Hieronder valt:

Daarnaast worden nog als onderdelen van de botanie beschouwd:

Omgrenzing van de planten

De term "planten" komt niet noodzakelijk overeen met wat (vroeger) werd aangeduid met de naam Plantae. Traditioneel behoorden hiertoe alle fotoautotrofe organismen en de schimmels.

Bijzondere plantkunde

Tot de bijzondere plantkunde horen vakgebieden als:

Geschiedenis

Buste van Theophrastus.

Theophrastus van Eresus (ongeveer 371287 v.Chr.), een leerling van Aristoteles, wordt als één der eerste botanici beschouwd en wordt weleens de "Vader van de plantkunde" genoemd. In de causis plantarum en de historia plantarum beschreef hij 480 groepen planten, die hij indeelde op basis van veelal morfologische kenmerken. Enkele plantengeslachten die beschreven werden door Theophrastes zijn Crataegus, Daucus, Asparagus en Narcissus.

In de vroege middeleeuwen was er al sprake van kloostertuinen. Monniken en abten gingen zich dan ook toeleggen op de studie van planten. In 795 liet Karel de Grote de Capitulare de villis vel curtis imperii uitvaardigen die een beeld gaf van de toenmalige plantenkennis.

Wanneer vanaf het einde van de 15e eeuw wereldreizigers grote delen van de wereld verkenden en de Europese staten volop in expansie waren, was er in Europa een groeiende import van exotische planten. De Vlamingen gaven in de studie van de plantkunde op dat moment de toon aan. Keizer Karel V bracht in 1535 de fluweelbloem (Tagetes patula) mee uit Tunis en in 1537 tulpenbollen uit Cappadocië. In 1597 bereikte ons de mosroos (Rosa muscoso) en komkommerzaad was er vanaf 1598.

Bekende onderzoekers van dat moment waren:

Daarnaast droegen veel particulieren, die de tuin als hun hobby beschouwden, bij tot nieuwe ontwikkelingen. Zij waren vooral van belang voor de import van nieuwe planten waarmee ze hun collectie konden uitbreiden.

Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtte een deel van de intellectuele elite uit de Zuidelijke Nederlanden en kwam er een einde aan de vooraanstaande positie van de Vlamingen. De kennis verschoof naar het noorden waar het bloeiende handelsimperium van de Verenigde Provinciën ook een vruchtbare bodem de ontdekking nieuwe planten uit de kolonies. In het noorden werden tuinen een zaak van handelaars, terwijl in het zuiden de adel en heersers de botanische interesses overnamen.

Indeling en morfologie

Tegen het midden van de 18e eeuw was de omvang van het botanisch materiaal als gevolg van uitvoerige exploraties enorm opgelopen in de tuinen en herbaria. Dit vroeg om een systematische manier van catalogiseren. Deze classificatie van planten was een taak van de systematici.

De classificatie van planten is in de loop der tijd veranderd van een "kunstmatige" indeling op basis van de plantenmorfologie (algemene habitus en bouw), via pre-evolutionaire 'natuurlijke' indeling die gebruikmaken van gelijkenis op basis van één of meer eigenschappen van de plant, tot post-evolutionaire "natuurlijke" indeling die eigenschappen gebruiken die gerelateerd zijn aan de fylogenie.

Zie ook