Catharina Sophia

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Catharina Sophia
Land Suriname
Waterlichamen Saramacca
Produceert Rietsuiker
Beschreven op www.surinameplantages.com
Waterverfschilderij van G.B.C. Voorduin
Aquarel van Johan Cateau van Rosevelt

Catharina Sophia was een suikerrietplantage aan de Saramaccarivier in het district Saramacca in Suriname. De plantage lag rechts bij het opvaren, grenzend stroomopwaarts aan koffieplantage Anna-Maria en stroomafwaarts aan plantage Judashoop. De plantage diende een tijdje als modelplantage van de koloniale overheid.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Aanleg[bewerken | brontekst bewerken]

Catharina Sophia werd in 1797 aangelegd door gouverneur Jurriaan François de Friderici. Dit gebeurde na de aanleg van de militaire post Groningen in 1790. De plantage was vernoemd naar de echtgenote van De Friderici. Tot 1833 was de plantage in bezit van de erven van De Friderici.

Modelplantage[bewerken | brontekst bewerken]

In 1833 werd de plantage door de Particuliere West-Indische bank gekocht omdat een verstrekte lening niet kon worden afgelost. In 1843 werd Catharina Sophia overgenomen door de overheid. Deze wilde van er een modelplantage maken, met een hoog rendement wat met behulp van de nieuwste technieken moest worden bewerkstelligd. De plantage zou dienen als een voorbeeld dat door particulieren kon worden nagevolgd. In 1844 werd daartoe een ultramoderne suikerfabriek neergezet.

De plantage groeide uit tot de grootste suikeronderneming van Suriname en werd in de volksmond Soekroegron (suikergrond) genoemd. In 1829 en in 1847 werden er ongeregeldheden geregistreerd op Catharina Sophia naar aanleiding van de arbeidsomstandigheden. In 1850 telde de slavenmacht 640 personen. In 1857 waren er 720 slaven plus nog een aantal contractarbeiders. In de jaren 1854 tot 1858 produceerde de plantage circa 587 ton suiker per jaar. Toch werd deze fabriek een mislukking. In plaats van winst draaide de plantage met verlies.

Contractarbeid, emancipatie[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 1853 arriveerde de eerste groep van 18 contractarbeiders op de plantage. Het waren op Java aangeworven Chinezen. Zij werden tewerkgesteld als suikerkokers en veldarbeiders. In 1857 was Christiaan Johannes Hering belast met de suiker- en rumproductie en schreef enkele boeken over dit onderwerp.

In 1863 werkten op de plantage 407 slaven en een klein aantal contractanten. De plantage kwam wel voor in de emancipatieregisters, maar niet in de bijbehorende eigenarenregisters. Aan de overheidsplantages werd namelijk geen geld uitgekeerd. De plantage werd in dat jaar opgewaardeerd tot een moderne plantage met nieuwe machines. Een jaar later werd Catharina Sophia verkocht aan Anthony Dessé uit Nickerie.

Bij de afschaffing van de slavernij in Suriname werden op Catharina Sophia 93 nieuwe familienamen geboekstaafd, te weten: Aarding, Alberg, Almodder, Amand, Amber, Ardin, Arnolds, Atters, Avans, Bar, Bomgart, Bönnigheimer, Borgt, Brandvoort, Burger, Bijstam, Cent, Coriander, Cragen, Cummingsbor, Dal, Dank, Dieper, Dors, Drayer, Druis, Elde, Enkel, Etman, Etnaar, Fenkel, Fingaar, Flinkstein, Gedwee, Goudblad, Grasveld, Groeizaam, Gunst, Halstad, Hoop, Hornberger, Ivan, Kalf, Klink, Klinkenburg, Koornaar, Kraag, Kras, Laden, Landes, Landolf, Leider, Lelienstein, Lokhorst, Lutther, Meervort, Merel, Muler, Oldeweld, Oliander, Olstan, Paalwijk, Palmtak, Pan, Pink, Prijs, Ras, Roet, Roosblad, Roosensteel, Rooser, Roostak, Rust, Scherm, Sluisrad, Varen, de Veld, Velder, Veldman, Vis, Vischnet, Vlammen, Welde, Westhout, Wieder, Wiel, Wilg, Wijnakker, Zager, Zeeuw en Zorger.

A. Dessé[bewerken | brontekst bewerken]

Anthony Dessé was een grote plantage-eigenaar. In 1854 was hij eigenaar van drie katoenplantages in Coronie en Nickerie: Leasowes & Clyde, Good Intent en Inverness. In 1856 en 1857 kocht hij bovendien de katoenplantage Sarah en de suikerplantage Paradise. Op Catharina Sophia schakelde Dessé over op de productie van koffie en cacao.

In 1866 arriveerde een tweede groep Chinese arbeiders, ditmaal in China aangeworven, en daarna in 1872 nog een derde groep. Deze derde groep kwam niet uit China; zij arriveerde vanuit Nickerie met het schip Eleanor Dessé. In totaal heeft de plantage 108 Chinese arbeiders geworven. Tussen 1873 en 1931 arriveerden 320 Hindoestaanse en 245 Javaanse contractarbeiders op de plantage.

20e eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

In 1908 was W. van Genderen de eigenaar. Er werd toen cacao, koffie en rijst geproduceerd.

In de jaren dertig was Thomas Waller de plantage-eigenaar. Hij bezat ook de nabijgelegen plantages Margaretha's Gift en La Poule. en de plantages Berlijn en Elisabethshoop aan de Commewijne.

In 1982 begon de Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. op de plantage met de exploitatie van het Tambaredjo olieveld.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]