Albanië

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Republika e Shqipërisë
Kaart
Basisgegevens
Officiële landstaal Albanees
Hoofdstad Tirana
Regeringsvorm Parlementaire republiek met een meerpartijenstelsel (democratie)
Staatshoofd President Bajram Begaj
Regeringsleider Premier Edi Rama
Religie Islam 56,7%
Christendom 17%
Atheïsme 2,5%[1]
Oppervlakte 28.748 km²[2] (4,7% water)
Inwoners 2.829.741 (2021)[3] 107/km²
Bijv. naamwoord Albanees
Inwoneraanduiding Albanees (m./v.)
Albanese (v.)
Overige
Motto Ti, Shqipëri, më jep nder, më jep emrin Shqiptar.

(Jij, Albanië, geeft me eer, je geeft mij de naam Albanees.)

Volkslied Himni i Flamurit
Munteenheid Lek (ALL)
UTC +1 (zomer +2)
Nationale feestdag 28 november
Web | Code | Tel. .al | ALB | 355
Voorgaande staten
Socialistische Volksrepubliek Albanië Socialistische Volksrepubliek Albanië 1991
Detailkaart
Kaart van Albanië
Portaal  Portaalpictogram  Landen & Volken

Albanië (Albanees: Shqipëria), officieel de Republiek Albanië (Albanees: Republika e Shqipërisë), is een land in Zuidoost-Europa. Het land ligt in het zuidwesten van de Balkan aan de Ionische en Adriatische Zee. Albanië grenst kloksgewijs aan Montenegro, Kosovo, Noord-Macedonië en Griekenland. De hoofdstad van Albanië is Tirana.

Albanië is sinds 1991 een parlementaire republiek na de val van het communisme. De enige officiële taal in Albanië is Albanees. Het land heeft een oppervlakte van 28.748 km² en telt ongeveer 2,8 miljoen inwoners.

Albanië is lid van de Verenigde Naties, de NAVO, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa en de Wereldhandelsorganisatie. Ook is Albanië een van de oprichtende leden van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Sinds 24 juni 2014 is het daarnaast kandidaat-lid van de Europese Unie.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Geschiedenis van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het Illyrische koninkrijk onder koning Agron (230 v.Chr. - 250 v.Chr.)

Historisch gezien werd het huidige Albanië bewoond door de Illyriërs, een Indo-Europese stam dat zich in 650 v.Chr. territoriaal verenigde na het stichten van het Koninkrijk Illyrië. De eerste erkende koning van het rijk was Bardylis I. Na troonopvolgingen van verschillende Illyrische koningen bereikte het koninkrijk zijn grootste omvang tussen 250 v.Chr. en 230 v.Chr. onder koning Agron. Onder zijn heerschappij besloeg het koninkrijk het grootste deel van het westelijke gebied op de Balkan. Na de dood van Agron in 230 v.Chr., volgde zijn vrouw Teuta zijn heerschappijen op. Koningin Teuta breidde het gebied verder uit naar het zuiden, tot aan de Ionische Zee. In 229 v.Chr. verklaarde het indringende Romeinse Rijk de oorlog aan Illyrië. Vanaf 167 v.Chr. viel het gebied onder volledige Romeinse heerschappij na het verslaan van de Illyrische koning Gentius. In 395 viel het gebied onder Byzantijns bewind.

Het vorstendom Arbër op zijn hoogtepunt onder prins Dhimitër Progoni (13e eeuw)

In het jaar 1190 van de 12e eeuw stichtten de Albanezen, een Indo-Europees volk dat volledig was gekerstend ten tijde van hun eerste vermelding binnen het Byzantijnse Rijk, onder leiding van archont en stamvader Progon het vorstendom Arbër. Zijn zoons Gjin en Dhimitër volgden hem op als prins van Albanië. Na de val van de Progoni-dynastie in 1216 kwam het onder heerschappij van de Albanese edelen Grigor (1216–1236) en Golem (1252–1256). Het vorstendom, met Krujë als hoofdstad, kwam geografisch overeen met het huidige centraal- en zuid-Albanië. In 1272 ontstond het Koninkrijk Albanië na een personele unie tussen lokale Albanese edelen en het huis Anjou-Sicilië.

Gedurende de late middeleeuwen volgden heerschappijen van meerdere Albanese dynastieën, zoals die van Muzaka, Thopia, Balsha, Shpata, Arianiti, Dukagjini en Kastrioti. De Albanese vorstendommen werden verspreid over het huidige Albanië gesticht met ieder een eigen autonomie en adellijke titel. In 1340 werd de prins van Berat Andrea II Muzaka gekroond tot despoot van Albanië na het verslaan van het Servische leger. Andrea II breidde het zuidelijk gevestigde vorstendom Muzaka uit naar gebieden in het huidige westen van Noord-Macedonië en het noorden van Griekenland. In 1368 stichtte prins Karl Thopia op diens beurt het Prinsdom Albanië in de centrale en noordoostelijke gebieden. Beide heersers werden opgevolgd door hun nageslacht tot halverwege de 15e eeuw.

Fresco van het huis Kastrioti, heersers van Albanië gedurende de late middeleeuwen

In de 15e eeuw werd in Albanië een sandjak uitgeroepen na Ottomaanse expansie naar de Balkan. Dit resulteerde in een Albanese opstand onder leiding van onder anderen prins Gjergj Arianiti. Na een serie veldslagen van 1432 tot 1436 werd de Ottomaanse heerschapij echter wel erkend in ruil voor lokale autonomie voor Albanese heersers. Op 2 maart 1444 werd de Liga van Lezhë gesticht, wat vaak beschouwt wordt als de bakermat van een territoriaal Albanië na de vereniging van alle Albanese vorstendommen. De Liga van Lezhë vocht een jarenlang durende oorlog tegen het Ottomaanse Rijk. Onder bevel van de Albanese vorst Gjergj Kastrioti - bijgenaamd Skanderbeg - kwamen de Albanezen in een succesvolle rebellie van de 25 veldslagen 24 keer als winnaar uit de strijd tegen twee verschillende sultans, namelijk Murat II en Mehmet II. Na de dood van Gjergj Kastrioti in 1468 verzwakte de Albanese tegenstand onder prins Lekë Dukagjini en viel de Liga in het jaar 1479 na de belegering van Shkodër door sultan Mehmet II.

Kaart van de Liga van Lezhë, een alliantie van Albanese vorstendommen gesticht in 1444

Albanië zou sindsdien vier eeuwen lang geregeerd worden door het Ottomaanse Rijk. De Ottomaanse heerschappij had een grote invloed op de bevolking, zo bekeerden de Albanezen zich tussen de 17e en 18e eeuw in grote getallen van het christendom naar de islam. Als gevolg hiervan kregen de Albanezen veel grondgebied in de vorm van pasjaliks en vilajets geregeerd door onder anderen Kara Mahmud Bushati en Ali Pasja. Enkele andere invloedrijke politici en soldaten binnen het Ottomaanse Rijk waren eveneens van Albanese komaf. In de 19e eeuw ontstonden er in Albanië opstanden als het gevolg van de nationale ontwaking. In deze periode werd het Albanees nationalisme gesticht en streefden de Albanezen naar een eigen culturele, sociale en politieke natiestaat. Dit paramilitaire offensief duurde van 1833 tot 1912.

Het huidige Albanië verklaarde zich op 28 november 1912 onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk en werd in december van dat jaar tijdens de Conferentie van Londen door de internationale gemeenschap erkend als soevereine staat. Het ging verder als onafhankelijk Albanië met Ismail Qemali als eerste staatshoofd. Vlorë werd de eerste hoofdstad van het moderne Albanië. Later zou Tirana herkozen worden.

Kaart van Albanië in 1913 (wit); de lichtbruine gebieden moest het afstaan aan de buurlanden, zo bepaalde de Vrede van Londen

Gedurende de Balkanoorlog (1912-1913) verloor het net opgerichte Albanië grondgebied aan buurlanden Servië, Montenegro en Griekenland. Hoewel Albanië tijdens het conflict de stad Shkodër na een belegering terug veroverde en de kust aan Adriatische zee behield na de Slag om Lumë, beide keren ten koste van Servië, bepaalde de Vrede van Londen op 29 juli 1913 de landsgrenzen op de Balkan. Albanië behield zijn status als onafhankelijk land, mede door de druk van vooral Oostenrijk-Hongarije en Italië, maar moest aanzienlijk stuk land afstaan aan Servië, Montenegro en Griekenland waardoor veel etnische Albanezen buiten Albanië kwamen te wonen.

De grootmachten wilden de prins Wilhelm zu Wied als koning op de troon van Albanië; hij was familie van Koningin Wilhelmina. Nederland stuurde militairen; de eerste vredemissie van Nederland. Deze actie mislukte en de Nederlandse majoor Thomson kwam om het leven. Voor hem zijn standbeelden opgericht in Groningen, Den Haag en Durrës.

In 1928 werd het land een Koninkrijk onder Zog I van Albanië, met steun van Italië. De Italianen brachten beschaving en bouwden mee aan modernisering van het land. Zo kende het Albanese leger Italiaanse invloeden en werd ook de infrastructuur van het land sterk verbeterd. Van 1939 tot 1943 annexeerde Italië het gebied na de Italiaanse invasie van Albanië en werd het Koninkrijk Albanië een protectoraat van het Koninkrijk Italië, geregeerd door Victor Emmanuel III.

Koning Zog I van Albanië (1895-1961)

In oktober 1940 besloot het leger van Albanië een aanval in te zetten tegen de Grieken. Een tegenaanval van Griekenland leidde echter ertoe dat een aanzienlijk deel van Zuid-Albanië onder Griekse hoede kwam, met name Epirus, historisch gezien een belangrijke plek voor de Albanezen. In april 1941 werden gebieden van Joegoslavië met aanzienlijke Albanese bevolking verenigd aan Koninkrijk Albanië, dit waren het westen van Noord-Macedonië, het oosten van Montenegro en het grootste deel van het huidige Kosovo. Tijdens de Tweede Wereldoorlog begon Nazi-Duitsland het land in september 1943 te bezetten en kondigde vervolgens later aan dat het de onafhankelijkheid van Albanië zou erkennen, mits Albanië een neutrale staat zou worden. Het duurde echter tot november 1944 tot de Duitse troepen Albanië zouden verlaten, hierna viel Albanië weer onder bewind van het Koninkrijk Italië. In 1946 werd Albanië na de onafhankelijkheidsoorlog bevrijd van de asmogendheden.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog waren er drie Albanese groeperingen die collaboreerden met Nazi-Duitsland, namelijk de Balli Kombëtar (paramilitaire eenheid), de SS Skanderbeg (zijtak van de Waffen-SS bestaande uit Albanese bergjagers) en de Vulnetari (een militie die opereerde als grenswachters). Motieven hiervoor waren het gewenste irredentistische concept Groot-Albanië en de anticommunistische overtuigingen. Tegenstanders waren de communistische Albanese partijen, de Joegoslavische partizanen, de Servische Četniks en de Nationaal Republikeinse Griekse Liga. Ook de niet-Albanese burgerbevolking moest het hierbij ontgelden. Als gevolg van partij kiezen voor de nazi's werd de groep kort na de oorlog verslagen door het Albanese Volksleger. De leden werden geëxecuteerd of gevangen houden. Ook ontvluchtten vele leden het land.

Communist Enver Hoxha (1908-1985)

Na de Tweede Wereldoorlog werd het land een satellietstaat van de Sovjet-Unie en raakte Albanië voor de rest geïsoleerd van andere landen. Enver Hoxha was staatshoofd van de nieuw opgerichte Volksrepubliek Albanië in 1946. Enver Hoxha had nauwe banden met Jozef Stalin, voor wie hij bewondering had. Nadat Josip Tito in conflict raakte met Stalin en Hoxha kritiek had op de Joegoslavische regering en de manier van omgaan met de Albanese minderheid aldaar, stak Enver Hoxha veel energie in het Albanese Volksleger. Het telde 60.000 soldaten aan mankracht en 450.000 man reservepersoneel. In Albanië werden in die jaren tevens vele bunkers gebouwd, en wapendepots aangelegd. Een aanval van Joegoslavië op Albanië bleef hierom ook uit. Wel vonden in Albanië in korte tijd twee incidenten plaats met de grens met Joegoslavië en Griekenland na aanvallen op Albanië door het Griekse leger gesteund door Joegoslavië, dat na dit conflict een geheime missie aan de Albanese grens plande. Beide conflicten leidden tot Albanese overwinningen. Na de dood van Stalin werd de band met de Sovjet-Unie minder en ontwikkelde Albanië banden met de Volksrepubliek China. In deze periode kende het land een toenemende industriële beschaving, verstedelijking en economische groei die leidde tot een hogere levensstandaard. Ook op het gebied van onderwijs maakte Albanië stappen en werd analfabetisme geminimaliseerd. Enver Hoxha maakte van Albanië het eerste atheïstische land in de wereld. Het praktiseren van religie werd verboden, waarna kerken en moskeeën werden gesloten en gesloopt. In 1978 zette China alle hulp aan Albanië stop, waardoor het land in de ontwikkeling begon te stagneren.

Edi Rama, de huidige premier van Albanië

Na verkiezingen in 1991 kwam er na 40 jaar een einde aan het communisme in Albanië. Sindsdien is Albanië een parlementaire democratie. In 1996-1997 verviel het land korte tijd in anarchie ten gevolge van een financiële crisis, veroorzaakt door grootschalige ponzifraude.

Albanië werd sindsdien lid van verschillende internationale organisaties en is daarbij kandidaat-lid van de Europese Unie. Sinds september 2013 is Edi Rama de premier van Republiek Albanië, waarna hij twee keer herkozen werd door de Albanese bevolking tijdens de verkiezingen van 2017 en 2021. Bajram Begaj is president van het land.

Demografie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Bevolking van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Bevolkingsontwikkeling van Albanië

Albanië kan vanuit cultureel, historisch en geografisch oogpunt worden beschouwd als een typisch Balkanland, maar onderscheidt zich in een aantal opzichten van zijn naaste buren. Zo grenst het land, met uitzondering op Griekenland aan de voormalig-Joegoslavische landen; waar het niet-slavische Albanië geen onderdeel van was, is de islam met 56% de dominerende godsdienst, al maakt religie onder de etnische Albanezen weinig onderscheid en verenigen zij zich door dezelfde identiteit. Verder neemt de Albanese taal binnen de Indo-Europese taalfamilie een aparte positie in. Mede door het feit dat het land vlak na de Tweedewereldoorlog door een strenge, communistische regime ging werd het van zijn buren geïsoleerd, waardoor ook de etnische homogeniteit werd behouden.

Etniciteit[bewerken | brontekst bewerken]

Etnische samenstelling in Albanië (2011)

Albanië telt 2.829.741[3] (2021) inwoners. De meerderheid van de bevolking is etnisch Albanees (82,6%). De grootste etnische minderheid in Albanië zijn de Grieken met 0,9% van de totale bevolking. Verder leven er kleinere gemeenschappen Vlachen, Roma en slavische volkeren, waar de Montenegrijnen en de Macedoniërs de grootste etnische groepen van zijn. Erkende etnische minderheden in Albanië zijn verder Bulgaren, Serviërs en Bosniakken. Van 15% van de bevolking is de etniciteit niet bekend.[1][4]

Een groot deel van de etnische Albanezen woont buiten Albanië. In de eerste plaats in Kosovo (al bezien sommigen dat nog altijd als deel van Servië), waarmee er lang een grensgeschil is geweest. Na afloop van de Kosovo-oorlog (juni 1999) werd Kosovo door de VN onder internationaal bestuur geplaatst. Dit heeft geresulteerd in autonomie voor Kosovo en de facto onafhankelijkheid van Servië. 88% van de inwoners van Kosovo is Albanees (2000). Op 17 februari 2008 verklaarde het parlement van Kosovo eenzijdig, in overleg met de Verenigde Staten en het Europese Parlement, de onafhankelijkheid. In eerste instantie leidde dat tot erkenning van het merendeel van de NAVO-landen en die van de Europese Unie, op een paar uitzonderingen na. Kosovo wordt sindsdien erkend door 88 landen.[6]

Tevens is 25% van de bevolking van Noord-Macedonië etnisch Albanees (2002). Daarnaast een aanzienlijk aantal in Griekenland (Epirus) en kleine aantallen in Montenegro en Servië (afgezien van Kosovo). Sinds de Turkse verovering wonen de Arbëreshë in Zuid-Italië, eveneens van Albanese afkomst. De Albanese diaspora in West-Europa en in de Nieuwe Wereld is omvangrijk.

Taal[bewerken | brontekst bewerken]

Het Albanees, de enige officiële taal, vormt net zoals het Armeens en het Grieks een aparte tak binnen de Indo-Europese taalfamilie. De Shkumbinrivier, die het land ruwweg in tweeën verdeelt, scheidt sprekers van het noordelijke dialect, het Gegisch (1,8 miljoen sprekers in Albanië), van die van het zuidelijke dialect of Toskisch (2,9 miljoen). De Albanese standaardtaal is gebaseerd op het Toskisch. Naast het Gegisch (dat ook de voertaal is in het grootste deel van Kosovo) en Toskisch zijn er nog twee andere varianten van het Albanees, het Arberisch en het Arvanitika, die gesproken worden door Albanese minderheden in respectievelijk Zuid-Italië en Griekenland. Alle vier deze varianten worden door sommige bronnen als afzonderlijke talen beschouwd. De Albanese Gebarentaal wordt gebruikt door 205.000 mensen. Een aantal Albanezen heeft Italiaans of Frans als tweede taal. Dit wordt veroorzaakt door de geschiedenis van het land en het onderwijs.

Overige inheemse talen in Albanië zijn het Grieks (15.200 sprekers), Macedonisch (4440), Vlach Romani (4000), Aroemeens (3850) en de Montenegrijnse variant van het Servisch (66). De twee belangrijkste immigrantentalen zijn het Turks (710 sprekers) en het Italiaans (520). Massamedia in de Italiaanse taal zoals televisie en radio zijn beschikbaar in heel Albanië en zijn er geliefd.[bron?]

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oprichting van de eerste Albanese staat in de 12e eeuw, het vorstendom Arbër, noemden de Albanezen, afhankelijk van Gege of Tosk, het land Arbanon/Arbëria en zichzelf Arbën/Arbëror. De term Shqiptar, de manier waarop Albanezen zichzelf hedendaags noemen, werd pas aangenomen aan het einde van de 17e eeuw. Echter noemden zij het land nog steeds Arbanon/Arbëria. Pas aan het begin van de 18e eeuw noemden zij het land Shqipëria. Het woord Shqiponja betekent in de Albanese taal adelaar en de naam Shqipëria betekent land van de adelaar. Op de Albanese vlag wordt de (tweekoppige) adelaar zwart afgebeeld in een verder volledig rood veld.

De internationale term Albania, afgeleid vanuit het middeleeuws Latijn, verwijst naar de Illyrische stam Albanoi die het gebied in de oudheid regeerden.

Religie[bewerken | brontekst bewerken]

Verspreiding per religie in Albanië (2011)

De dominerende godsdiensten in Albanië bij de volkstelling van 2011 waren de islam: 56,7%, het rooms-katholicisme: 10,02%, de oosters-orthodoxe kerk: 6,8% en het atheïsme: 2,5%.[1]

De religieuze voorkeur verschilt per bevolkingsgroep, zo zijn de meeste etnische Albanezen moslim met een katholieke en orthodoxe minderheid. In Albanië is de grootste minderheid Grieks, zij hangen voornamelijk de orthodoxe kerk aan net als de kleinere gemeenschappen Slavische volkeren in Albanië. Van de Roma's verschilt de religieuze voorkeur.

Geografie[bewerken | brontekst bewerken]

Satellietfoto van Albanië

Albanië ligt in het zuidwesten van het Balkanschiereiland en grenst aan Montenegro, Kosovo (al erkent Servië deze onafhankelijkheid niet en claimt het een grens met Albanië), Noord-Macedonië en Griekenland. Het heeft een oppervlakte van 28.748 km² en is ruw en bergachtig, behalve de vruchtbare Adriatische kust.

De hoogste bergen zijn te vinden in de Albanese Alpen, in het noorden van het land, het Korabgebergte in het oosten, het Pindosgebergte in het zuidoosten, het Keraunisch Gebergte in het zuidwesten en het Skanderbeggebergte in het centrum van het land. De Korab (2764 m), op de grens met Noord-Macedonië, is het hoogste punt van het land.

De belangrijkste rivieren van Albanië zijn de Drin, de Mat, de Shkumbin, de Vjosë en de Seman, maar de meeste zijn onbevaarbaar. De grootste meren zijn het Meer van Shkodër, het Meer van Ohrid en het Prespameer, alle ten dele buiten Albanië. Meer dan een derde van het land bestaat uit bossen en moerassen, meer dan een derde is weiland en slechts ongeveer een vijfde is gecultiveerd.

Albanië is niet rijk aan eilanden. Het land telt een tiental kleine onbewoonde eilanden voor de kust, plus een aantal nog kleinere eilanden in zijn meren. Het grootste eiland is Sazan, dat aan de ingang van de Golf van Vlorë gelegen is.

Klimaat[bewerken | brontekst bewerken]

Het kustklimaat is typisch mediterraan, met hete, droge zomers en milde, natte winters. Het bergachtige binnenland, vooral in het noorden, heeft strenge winters en milde zomers.

Steden (bashki)[bewerken | brontekst bewerken]

De hoofdstad Tirana is met 557.422 inwoners (2011) veruit de grootste stad van het land. De hele agglomeratie Tirana telde in 2008 een kleine 900.000 inwoners.

Durrës, dat de grootste haven van Albanië heeft en ook het nationale spoorwegknooppunt is, is de tweede stad (175.110 inwoners). Andere grote steden (bashki) zijn respectievelijk (inwoneraantal volgens de volkstelling van 2011):

  1. Elbasan (141.714)
  2. Shkodër (135.612)
  3. Fier (120.655)
  4. Vlorë (104.827)
  5. Kamëz (104.190)

Archeologische plaatsen[bewerken | brontekst bewerken]

Bezienswaardigheden[bewerken | brontekst bewerken]

Cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

Vlag van Albanië[bewerken | brontekst bewerken]

De vlag van Albanië verwijst naar het wapen van het middeleeuwse Albanese adellijk geslacht Kastrioti. Deze werd in 1444 ook gebruikt als wapen van een militaire alliantie, de Liga van Lezhë, door de commandant Gjergj Kastrioti in de oorlog tegen het Ottomaanse Rijk.

Vlag van de Liga van Lezhë (1444)

Na de Albanese onafhankelijkheid van het Ottomaanse Rijk in 1912 werd in de stad Vlorë een donkerrode vlag met een zwarte adelaar aangenomen als vlag van de voorlopige regering van Albanië. Hierna werd de vlag regelmatig gewijzigd en verschilde de kleur rood en de vorm van de adelaar een aantal keer. De huidige vlag werd op 7 april 1992 aangenomen, in 2002 werd het donkerrode veld vervangen voor een lichtrode veld.

Vlag van het moderne Albanië (2002)

Het rood staat voor moed, kracht en bloed dat is vergoten voor de Albanese etniciteit. De zwarte adelaar verwijst naar de betekenis van het land in eigen taal Shqipëria, wat in het Albanees 'land van de adelaar' betekent.[7]

Volkshelden[bewerken | brontekst bewerken]

Albanië kent een rijke historie aan volkshelden en sluit deze volkshelden enorm in het hart. Door het feit dat Albanezen vaak te maken hadden met diverse overheersers en dit nooit echt tot assimilatie leidde zijn zij een enorm trots volk. De nationale volksheld van de Albanezen is Gjergj Kastrioti Skanderbeg, naar wie de vlag en wapen van Albanië oorspronkelijk verwijzen.

Gjergj Kastrioti (Skanderbeg), de nationale volksheld van de Albanezen

Albanese keuken[bewerken | brontekst bewerken]

De Albanese keuken verschilt niet veel van andere keukens in de nagelegen buurlanden op de Balkan. Populaire gerechten zijn de gevulde paprika, sarma, cevapcici en burek. Ook het nuttigen van alcohol is gebruikelijk tijdens het avondmaal, ondanks dat de kleine meerderheid in Albanië, 56%, de islam aanhangt.

Muziek[bewerken | brontekst bewerken]

Albanese volksmuziek is een belangrijk onderdeel van de nationale identiteit. Volksmuziek kan echter wel verschillen per gebied, in het noorden van Albanië leven de Gegen en in het zuiden de Tosken. Vaak is de boodschap wel hetzelfde en gaat het vooral over de nationale trots en het verenigen van een etnisch Albanië.

Bekende internationale artiesten van Albanese afkomst zijn Dua Lipa, Ava Max, Bleona Qereti, Era Istrefi en Bebe Rexha.

Media en televisie[bewerken | brontekst bewerken]

De Radio Televizioni Shqiptar (RTSH) is de publieke omroep van Albanië die de belangrijkste televisie- en radioprogramma's produceert. Andere populaire omroepen zijn Top Channel, Televizioni Klan en Vizion Plus. De zenders richten zich naast de Albanezen in Albanië ook op de etnische Albanezen in de omringende landen.

Sport[bewerken | brontekst bewerken]

De populairste sport in Albanië is voetbal. Het nationale elftal kwalificeerde zich tot op heden voor twee eindtoernooien, het EK 2016 in Frankrijk en het EK 2024 in Duitsland. De drie grootste en populairste voetbalclubs in Albanië zijn KF Tirana, Partizan Tirana en KS Vllaznia Shkodër. Zij spelen in de Kategoria Superiore, de hoogste voetbalcompetitie van het land.

Een andere populaire sport in Albanië is volleybal. Doorgaans wordt het vooral door vrouwen uitgeoefend.

Politiek[bewerken | brontekst bewerken]

Politiek systeem[bewerken | brontekst bewerken]

Plenaire zaal van de Volksvergadering van Albanië.

Albanië is een republiek met een parlement dat uit één kamer bestaat, de Volksvergadering van Albanië (Kuvendi i Shqipërisë), waarvan de afgevaardigden via algemene verkiezingen voor de termijn van vier jaar worden gekozen. Het parlement kiest de president voor een termijn van vijf jaar, en de president benoemt de premier. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door een ministerraad die door de premier wordt benoemd en door de president wordt goedgekeurd.

De laatste parlementsverkiezingen in Albanië vonden plaats op 25 april 2021. De sociaaldemocratische lijst van premier Edi Rama behaalde een duidelijke overwinning.

Staatshoofden[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Lijst van staatshoofden van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De voorgangers van Bajram Begaj als staatshoofd waren de volgende (sinds 1912):

Bestuurlijke indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Bestuurlijke indeling van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Albanië kent naast de centrale overheid ook andere bestuurslagen, territoriale onderdelen waar regels vastgesteld en/of beslissingen worden genomen over bepaalde gebieden en/of hun bewoners. Het betreft de volgende bestuurslagen:

Bestuurslagen[8][a]
centraal niveau prefectuurniveau lokaal niveau
Republiek Albanië
  • Republika e Shqipërisë
prefecturen[b]
  • qarku
gemeenten[c]
  • bashki
bestuurseenheden[d]
  • njësia administrative
  1. De aanduidingen zijn in de ambtstaal Albanees.
  2. De prefecturen zijn ingedeeld in districten (rrheti) zonder bestuurlijke of administratieve rol.
  3. In plaats van gemeente wordt ook wel de vertaling municipaliteit of stad gebruikt.
  4. In 2015 is de bestuursvorm gemeente (komunë) afgeschaft. Deze zijn binnen de nieuwe gemeenten opgevolgd door bestuurseenheden, met alleen gedeconcentreerde taken.

Albanese Strijdkrachten[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Krijgsmacht van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Sinds de onafhankelijkheid van Albanië in 1912 heeft het land een eigen nationaal leger. Dit leger bestaat uit de generale staf van Albanië, de Albanese landmacht, de Albanese luchtmacht, de Albanese marine en het militair politiekorps van Albanië.

Albanië trad in 2009 toe tot de NAVO. Het Albanese leger is sinds de toetreding bij de NAVO behoorlijk gemoderniseerd. Het krijgt naast extra financiële middelen van Duitsland, Italië en de Verenigde Staten ook steun in modernere wapens. Ook worden de Albanese soldaten getraind volgens de NAVO-richtlijnen. De dienstplicht in Albanië is in 2010 afgeschaft. De minimumleeftijd is 18 jaar.

Internationale betrekkingen[bewerken | brontekst bewerken]

Albanië is lid van de Verenigde Naties, de NAVO, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Raad van Europa, de UNESCO, de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank en is een van de oprichtende leden van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Sinds 2014 is het land kandidaat-lid van de Europese Unie.

In Tirana zijn 35 buitenlandse ambassades gevestigd, daarnaast zijn er over de rest van het land nog een viertal Griekse en Italiaanse consulaten verspreid. Albanië zelf onderhoudt 36 ambassades in het buitenland.

Economie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie economie van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Albanië is een land in ontwikkeling en behoort tot de tweede wereld. In 2010 had Albanië een bruto binnenlands product (bbp) van 1236 miljard lek of zo’n 9 miljard euro.[9] Per hoofd van de bevolking is dit iets minder dan 3000 euro. Het land telt ruim 1 miljoen arbeidskrachten waarvan ongeveer de helft zich bezighoudt met de landbouw;[5] de meerderheid van de rest van de bevolking is betrokken bij een of andere vorm van industrie.

De economie van het land haperde vooral in de vroege jaren negentig van de twintigste eeuw toen Albanië snel van een strak gecontroleerd systeem tot een markteconomie probeerde over te gaan. Tijdens deze periode was het werkloosheidscijfer ongeveer 40%, maar tegen het eind van het decennium was dit weer gedaald tot 20%.

De landbouw werd vroeger gesocialiseerd in de vorm van collectieve en staatslandbouwbedrijven, maar in 1992 was alle landbouwgrond geprivatiseerd. Tarwe en graan, katoen, tabak, aardappels en suikerbieten worden gekweekt en vee wordt gefokt. Albanië is rijk aan delfstoffen, in het bijzonder olie, bruinkool, koper, chroom, kalksteen, zout, bauxiet en aardgas. De chemische industrie, mijnbouw, landbouwverwerking en de vervaardiging van textiel, kleding, timmerhout en cement zijn de belangrijkste industriële sectoren. Het land heeft verscheidene hydro-elektrische installaties. Door de economische neergang tijdens de jaren 90 blijft Albanië hoofdzakelijk een ontwikkelingsland.

De buitenlandse handel geschiedt voornamelijk via de zee. De uitvoer van Albanië bestaat voornamelijk uit de natuurlijke rijkdommen en levensmiddelen en de invoer vooral uit machines, andere industrieproducten en consumptiegoederen. De belangrijkste handelspartners zijn Italië, Griekenland, Turkije, Duitsland en China.[5] In de vroege jaren negentig werd Albanië lid van het Internationaal Monetair Fonds en van de Wereldbank.

Economische cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

  • Munteenheid: lek (ALL) (100 qindarka); koers: ALL 1 = EUR 0,0075 (2017)
  • Bruto binnenlands product: US$13,16 miljard (2013)[10]
    • Aandelen per sector: landbouw (17,5%), industrie (15,3%) en diensten (67,2%) (2013)[10]
  • Inflatie: 2% (2013)[10]
  • Beroepsbevolking: 1,129 miljoen (2013)[10]
    • Aandelen per sector: landbouw (47,8%), industrie (23,0%) en diensten (29,2%) (2010)[10]
    • Werkloosheid: 12,9% (2013)[10]
  • Export: $ 1,226 miljard (2013)[10]
  • Import: $ 4,115 miljard (2013)[10]
    • Importpartners: Italië (31,9%), Griekenland (9,5%), China (6,4%), Duitsland (6,0%) en Turkije (5,7%) (2012)[10]

Toerisme[bewerken | brontekst bewerken]

Zie toerisme in Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Door het strenge communistische beleid dat Albanië heeft gekend, en dat het land gedurende decennia grotendeels gesloten hield voor buitenlandse bezoekers, staat het toerisme in Albanië nog in de kinderschoenen, en is de infrastructuur naar West-Europese normen beperkt. De Albanese toerisme-industrie groeit echter elk jaar, en speelt een steeds prominentere rol in de Albanese economie.

De relatief ongerept gebleven Albanese kustlijn, met in het zuiden Sarandë en de Albanese Rivièra en in het noorden Durrës en Shëngjin, is nog steeds vooral populair bij de Albaneestaligen zelf, maar langzaam maar zeker trekt ze ook westerlingen aan. Andere troeven van Albanië zijn vooral de unieke cultuur en taal, ontstaan door de afwisselende overheersingen die Albanië in zijn woelige geschiedenis heeft gekend, de ongerepte berggebieden in het noorden en zuidoosten, en de bruisende steden, met name Tirana.

Reisgidsenuitgeverij Lonely Planet plaatste Albanië in 2010 op nummer één van haar top tien van te bezoeken landen in 2011.

Niet iedereen kan Albanië vrij inreizen. Zie hiervoor het Visumbeleid van Albanië.

Verkeer en vervoer[bewerken | brontekst bewerken]

De luchthaven van Tirana

De luchthavens in Albanië met lijndiensten zijn de luchthaven van Tirana, die in 2007 volledig werd vernieuwd, en de luchthaven van Kukës. Albanië heeft geen nationale luchtvaartmaatschappij. 's Lands grootste maatschappij is de lagekostenmaatschappij Belle Air, die echter sinds eind 2013 geen vluchten meer uitvoert.

De Albanese spoorwegen zijn circa 677 kilometer lang (1986). Het spoorwegnet verkeert in slechte staat en wordt weinig gebruikt.

Het wegennet meet in totaal circa 18.000 kilometer, waarvan 5400 kilometer is geasfalteerd. De wegen zijn niet altijd in even goede staat. Vooral in het afgelegen zuiden is de weg op veel plekken versleten. Meestal zijn alleen de snelwegen en 'rode wegen' op een autokaart geasfalteerd. Sinds 2006 zijn er drie nieuwe snelwegen in aanleg die oost-west en noord-zuid met elkaar verbinden. De noord-zuid-route is 440 kilometer lang en loopt van Hani i Hotit aan de grens met Montenegro via Gjirokastër tot aan de grens met Griekenland en Sarandë. De oost-west-route begint bij de Griekse grens in Bilisht. De weg voert langs Pogradec vlak bij de Macedonische grens en Elbasan naar Durrës. De totale lengte is 279 kilometer. De route die reeds in gebruik is genomen verbindt Durrës met Kukës en de grensovergang met Kosovo, Qafa e Morinës. De lengte van deze verbinding bedraagt 170 kilometer.

Er zijn verbindingen per veerboot vanop het Griekse eiland Korfoe naar Sarandë, vanuit Bari (Italië) naar Durrës of vanuit het Italiaanse Brindisi naar Durrës of Vlorë.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Commons heeft mediabestanden in de categorie Albanië.