Gebruiker:Eg-T2g/Zandbak

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Atoomstralen van de elementen

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Elementen[bewerken | brontekst bewerken]

Afbeelding van de atoomstralen en ionstralen van de elementen
Grafiek met de atoomstralen en ionstralen van de elementen
Gasballon gevuld met helium

De dichtheden van de verschillende elementen lopen sterk uiteen. De massa van het element wordt bepaald door het atoomnummer en het aantal neutronen in de atoomkern van de atomen. De elektronenschil rond de kern bepaalt de chemische en fysische eigenschappen van het element. De chemische bindingen tussen de ionen bepalen de afstanden tussen de ionen en de aggregatietoestand van de stof waardoor het volume en de dichtheid van het element bepaald worden.

  • Binnen elke periode nemen de ion- en atoomstralen met het groepnummer af terwijl de massa's van de ionen en atomen toenemen (zie figuren rechts). Daardoor neemt de dichtheid met het groepnummer toe.

De dichtheden van vaste stoffen wordt bepaald door de kristalstructuur en de atomaire vullingsfactor van het kristalrooster. Relatief hoge dichtheden zijn te vinden onder de metalen met een dichtste bolstapeling. Elementen met molecuulrooster, een lagenstructuur zoals grafiet, of een diamantstructuur hebben een relatief lage dichtheid.

Gassen[bewerken | brontekst bewerken]

Waterstof, stikstof, zuurstof, fluor, chloor en de edelgassen zijn onder standaardomstandigheden gassen. De edelgassen bestaan uit losse atomen terwijl de andere gassen uit diatomische moleculen bestaan. Waterstof is met een molecuulgewicht van ongeveer 2 amu het element met de laagste dichtheid van 0,8988 kg/m3. Daarna volgt helium-3 dat ongeveer een anderhalf maal zo hoge dichtheid heeft als waterstof. Helium-3 wordt gevolgd door helium-4 en deuterium die ongeveer dezelfde dichtheid hebben. De dichtheid van tritium is ongeveer andermaal zo groot als de dichtheid van deuterium. Bij periode-1-elementen is de invloed van het isotoopeffect op de dichtheid groot. In de volgende perioden is het isotoopeffect veel kleiner.

De dichtheid van elementen in de gasfase wordt gegeven door:

met daarin:

  • Mat = (gemiddelde) molaire massa van de isotopen van het element (in kg/mol);
  • nmol = aantal atomen per gasmolecuul;
  • V = molair volume van 22,4136 × 10-3 m3/mol bij standaardomstandigheden;

Na tritium volgen de periode-2-elementen neon, stikstof, zuurstof en fluor met dichtheden van resp. 0,89994, 1,2506, 1,429 en 1,696 kg/m3. Daarna komen de periode-3-elementen argon en chloor dichtheden van resp. 1,782 en 3,214 kg/m3. Vervolgens blijven de edelgassen krypton, xenon en radon in de laatste perioden als gassen over met een dichtheden van resp. 3,708, 5,88 en 9,73 kg/m3.

Radon is het zwaarste gasvormige element met een dichtheid die ongeveer 7,5 maal zo groot is als de dichtheid van lucht. Alle isotopen van radon zijn instabiel en radioactief. Radon komt vrij als gevolg van het radioactie verval van thorium en uranium waarna het door de aardkorst naar de atmosfeer diffundeert. Radon blijft in koele, slecht geventileerde kelders, kruipruimten, mijnen en grotten lang hangen. Men loopt bij een regelmatig en langdurig verblijf in zulke slecht geventileerde ruimten mogelijk een verhoogd risico op kanker.

Jodiumkristallen door sublimatie gegroeid uit de gasfase.
Minerale zwavelkristallen

Halogenen en niet-metalen[bewerken | brontekst bewerken]

De vloeibare en vaste halogenen en niet-metalen bestaan uit moleculen die door vanderwaalskrachten bijeen worden gehouden. Vanderwaalsbindingen zijn zwak en relatief lang. De moleculen van niet-metalen hebben vaak een open (ring)structuur. Daardoor zijn de dichtheden van de moleculaire kristallen van de niet-metalen en de halogenen aan het rechter uiteinde van het periodiek systeem relatief laag.

  • Halogenen vormen twee-atomige moleculen. Broom is een vluchtige vloeistof met een dichtheid van 3,1028 × 103 kg/m3. Jodium is een vaste stof die gemakkelijk sublimeert en een dichtheid heeft van 4,933 × 103 kg/m3.
  • Koolstof komt voor in de vorm van diamant met een dichtheid van 3,51 × 103 kg/m3, in de vorm van grafiet met een dichtheid van 2,16 × 103 kg/m3 en in amorfe vormen van met een dichtheid in de orde van 1,8 × 103 tot 2,1 × 103 kg/m3.
  • Fosfor is instabiel en komt voor in de witte vorm van tetraëdrische P4-moleculen met een dichtheid van 1,82 × 103 kg/m3 Daarnaast kent fosror een zwarte vorm met een dichtheid van 2,69 × 103 kg/m3 en een rode vorm met een dichtheid tussen 2,0 × 103 en 2,4 × 103 kg/m3.
  • Zwavel vormt verschillende allotrope fasen met een dichtheid rond 2 × 103 kg/m3 en het vormt kristallen van ringvormige S8-moleculen die in drie vormen kristaliseren:
    • de α-vorm met een dichtheid van 2,07 × 103 kg/m3;
    • de β-vorm met een dichtheid van 1,96 × 103 kg/m3;
    • de γ-vorm met een dichtheid van 1,92 × 103 kg/m3.
  • Seleen vormt verschillende allotrope fasen die in drie vormen kristaliseren:
    • de grijze vorm met een dichtheid van 4,81 × 103 kg/m3;
    • de rode vorm met een dichtheid van 4,39 × 103 kg/m3;
    • een glazige vorm met een dichtheid van 4,28 × 103 kg/m3.
De open structuur van de kubische eenheidscel van silicium.

Metalloïden[bewerken | brontekst bewerken]

Metalloïden vormen kristallen waarin de atomen door covalente bindingen met elkaar verbonden zijn. Metalloïden zijn halfmetalen of halfgeleiders met een open kristalstructuur. De dichtheden van metalloïden zijn hoger dan de dichtheden van niet-metalen maar aanzienlijk lager dan de dichtheden van metalen.

  • Boor is een harde en lichte halfgeleider met:
    • de α-vorm met een dichtheid van 2,46 × 103 kg/m3;
    • de β-vorm met een dichtheid van 2,35 × 103 kg/m3;
    • de γ-vorm met een dichtheid van 2,52 × 103 kg/m3.
  • Silicium en germanium zijn halfgeleiders in een diamantstructuur met een dichtheden van respectievelijk 2,329 × 103 kg/m3 en 5,323 × 103 kg/m3.
  • De stabiele vorm van arseen is grijs en heeft een grafietstructuur met een dichtheid van 5,72 × 103 kg/m3.
  • De stabiele vorm van antimoon is een bros metaal die een trigonale lagenstructuur heeft met een dichtheid van 6,697 × 103 kg/m3.
  • Telluur is een halfgeleider met een trigonale kristalstructuur en een dichtheid van 6,24 × 103 kg/m3.
  • Polonium is een halfmetaal met een α-structuur en een dichtheid van 9,196 × 103 kg/m3 en een β-structuur en een dichtheid van 9,398 × 103 kg/m3.

Metalen[bewerken | brontekst bewerken]

metaalrooster

Atoomstralen van alkali- en aardalkalimetalen.

Alkali- en aardalkalimetalen[bewerken | brontekst bewerken]

De alkalimetalen en aardalkalimetalen hebben relatief lage dichtheid.

Dichtheden en ionstralen van alkali- en aardalkalimetalen
Alkalimetaal Lithium Natrium Kalium Rubidium Cesium
Dichtheid (kg/m3) 534 971 862 1532 1873
Atoommassa (amu) 6,941 22,99 39,10 85,47 132,91
Ionstraal (pm) 90 116 152 166 181
Aardalkalimetaal Beryllium Magnesium Calcium Strontium Barium
Dichtheid (kg/m3) 1848 1738 1550 2600 3510
Atoommassa (amu) 9,012 24,31 40,08 87,62 137,33
Ionstraal (pm) 59 86 114 132 149

Overgangsmetalen[bewerken | brontekst bewerken]

Dichtheid van de overgangsmetalen
(g/cm3)
Groep Periode 4 Periode 5 Periode 6
Element Dichtheid Element Dichtheid Element Dichtheid
3 Sc 2,99 Y 4,47 La 6,70
4 Ti 4,50 Zr 5,80 Hf 12,0
5 V 5,96 Nb 8,57 Ta 15,0
6 Cr 7,20 Mo 9,33 W 17,6
7 Mn 7,20 Re 18,9
Platinagroep
8, 9, 10
Fe 7,86 Ru 10,7 Os 22,6
Co 8,90 Rh 10,7 Ir 22,6
Ni 8,90 Pd 10,4 Pt 19,8
11 Cu 8,92 Ag 9,32 Au 17,3
12 Zn 7,14 Cd 7,99 Hg 13,5

Osmium en iridium bijvoorbeeld hebben de grootste dichtheden (ca. 22 590 kg/m3) en waterstof de kleinste (0,089 88 kg/m3). Hiertussen bevinden zich onder meer goud (19 200 kg/m3), kwik (13 540 kg/m3), lood (11 300 kg/m3) en water (1000 kg/m3, bij 4 °C).

Hoofdgroepmetalen[bewerken | brontekst bewerken]

De hoofdgroepmetalen uit de boorgroep, koolstofgroep en de stikstofgroep hebben één of meer elektronen in hun p-orbitalen. Door de hybridisatie tussen de p-orbitalen en de s-orbitalen hebben de atomen in deze metalen een lager coördinatiegetal dan de overgangsmetalen. Daardoor hebben deze hoofdgroepmetalen meestal een complexe kristalstructuur met een groter volume en een lagere dichtheid dan de overgangsmetalen.

Toepassing[bewerken | brontekst bewerken]

De dichtheid van een mengsel of oplossing is het resultaat van een groot aantal bijdragen. Elke component in het mengsel kan de dichtheid wat groter of kleiner maken. Door de juiste voorbewerking te kiezen (destillatie) kan alcohol (en een deel van het water) uit alcoholische dranken geïsoleerd worden. Storende stoffen blijven achter in de destillatiekolf. Vervolgens wordt met zuiver water het volume van het destillaat weer op de oorspronkelijke hoeveelheid drank gebracht. De dichtheid is nu een maat voor het alcoholgehalte in de oorspronkelijke drank.

Generalisaties[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals de gewone dichtheid betrekking heeft op massa die verdeeld is over posities, zo kan men bijvoorbeeld ook kijken naar energie verdeeld over massa, volume, golflengten of frequenties, die verschillende soorten energiedichtheid opleveren, kansen verdeeld over uitkomsten (kansdichtheid), enzovoort. Bij grafische representatie met een niet-lineaire horizontale en lineaire verticale schaal kan het voordelen hebben de functie zo te transformeren dat oppervlakte onder de grafiek betekenis heeft, zoals energie in het geval van energiedichtheid. Zo heeft bij elektromagnetische straling in een grafiek van energiedichtheid t.o.v. frequentie, als functie van frequentie, met voor de laatste een logarimische schaal, oppervlakte geen betekenis, maar wel in een grafiek van energiedichtheid t.o.v. logaritme van frequentie (deze energiedichtheid wordt verkregen wordt door met de frequentie te vermenigvuldigen).

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

om[bewerken | brontekst bewerken]

Element Dichtheid
(g/cm3)
Smeltpunt
(°C)
Kookpunt
(°C)
Ionstraal
(pm)
Configuratie
(vrij atoom)
Ionisatie-energie
(kJ/mol)
Sc 2,99 1541 2831 164 [Ar]3d14s2 31
Ti 4,50 1660 3287 147 [Ar]3d24s2 658
V 5,96 1890 3380 135 [Ar]3d34s2 650
Cr 7,20 1857 2670 129 [Ar]3d54s1 653
Mn 7,20 1244 1962 137 [Ar]3d54s2 717
Fe 7,86 1535 2750 126 [Ar]3d64s2 759
Co 8,90 1495 2870 125 [Ar]3d74s2 758
Ni 8,90 1455 2730 125 [Ar]3d84s2 737
Cu 8,92 1083 2567 128 [Ar]3d104s1 746
Zn 7,14 420 907 137 [Ar]3d104s2 906

Massieve hemellichamen[bewerken | brontekst bewerken]

De planeet Jupiter die uit een mengsel van waterstof en andere gassen bestaat.

De dichtheid, de druk en de drukgradiënt in een massief hemellichaam, zoals een ster of een planeet, worden in hoofdzaak bepaald door het zwaartekrachtsveld dat het massieve hemellichaam bijeen houdt. Het zwaartekrachtsveld van een massief hemellichaam is afhankelijk van de massa M en de straal R van het hemellichaam. In het onderstaande gaan we uit van de volgende aannames:

  • de materie waaruit het hemellichaam bestaat heeft een hoge compressiemodulus waardoor de substantie bijna niet samendrukbaar is;
  • de materie waaruit het hemellichaam bestaat heeft een homogene samenstelling en dichtheid;
  • de invloed van rotatieversnellingen en externe velden zijn te verwaarlozen;

De materie mag zich in elke aggregatietoestand bevinden zolang haar eigenschappen niet te veel afwijken van de eigenschappen van een visceuze newtonse vloeistof.

Wiskundig model[bewerken | brontekst bewerken]

Dichtheid[bewerken | brontekst bewerken]

De gemiddelde dichtheid wordt gegeven door:

waarin VB(r) = 4 π r3 / 3 het volume van een bol met straal r is. We maken voor de beschrijving van functies en velden gebruik van bolcoördinaten. Alle functies en velden hebben een bolsymmetrie zodat van de velden en gradiënten alleen de radiële component een waarde ongelijk nul kan hebben. De tangentiële componenten kunnen genegeerd worden.

Zwaartekrachtsveld[bewerken | brontekst bewerken]

Het zwaartekrachtsveld op afstand r van het middelpunt van het hemellichaam wordt bepaald door de massa in het deel van het hemellichaam waarvoor r < R. De massa van dat deel is:

Het zwaartekrachtsveld heeft in het binnenste van het hemellichaam op afstand r ven het middelpunt een waarde g(r) van:

waarin G de gravitatieconstante en M(r) de massa binnen een bol met straal r is.

Drukgradiënt[bewerken | brontekst bewerken]

De drukgradiënt voor r < R wordt gegeven door:

De drukgradiënt bereikt dus zij maximale waarde vlak onder het oppervlak van het hemellichaam waar de druk nog laag is en bedraagt:

De drukgradiënt neemt evenredig met de straal af tot 0 als het middelpunt van het hemellichaam bereikt is.

Druk[bewerken | brontekst bewerken]

De druk binnenin het hemellichaam, op een afstand r van het middelpunt, is het resultaat van de som van de drukken van het materiaal in de hogere lagen. Deze druk wordt berekend met de integraal over de drukgradiënt vanaf het oppervlak met straal R tot het punt r:

waarin de maximale druk pmax gegeven wordt door:

Hydrodynamica[bewerken | brontekst bewerken]

De planeten Jupiter bestaat.

De structuur van grote hemellichamen kan het best begrepen worden als de ster of planeet als een druppel vloeistof opgevat wordt. Zwaartekracht, dichtheid en viscositeit bepalen

Het reliëf van het oppervlak van het hemellichaam wordt voor een groot deel bepaald door de temperatuur en het zwaartekrachtsveld aan het oppervlak. De geologische omstandigheden en de dynamiek aan het oppervlak van Mars zijn in een aantal opzichten te vergelijken met de situatie op Aarde. Omdat het zwaartekrachtsveld aan het oppervlak van Mars slechts ... m/s² is kunnen vulkanen op Mars veel hoger worden dan op Aarde. Olympus Mons op Mars is ongeveer 26 km hoog en is voor zover bekend de hoogste berg op een planeet in ons zonnestelsel.


Hemellchaam Literatuurwaarden
(gemiddeld)
Berekende waarden
M
(kg)
R
(km)

(m/s2)

(103 kg/m3)

(103 Pa/m)

(Pa)
Neutronenster 3.0E30 10.0 2.0025E12 7.16197243913529E14 9.2233720368547763E17 7.170924904684208E33
Sirius B 1.95E30 6300.0 3279478.4580498864 1861762.8227644959 6.1056110712543E12 1.9232674874451087E22
Zon 1.989E30 696000.0 274.07 1.41 386.0 1.3432760541162347E14
Jupiter 1.899E27 69000.0 26.62 1.38 36.7 1.2676116782246023E12
Saturnus 5.685E26 57000.0 11.68 0.73 8.6 2.4394626910175183E11
Neptunus 1.0243E26 24500.0 11.39 1.66 18.9 2.3201853114363318E11
Uranus 8.683E25 25300.0 9.05 1.28 11.6 1.4661897612930386E11
Aarde 5.9742E24 6378.0 9.8 5.5 53.9 1.7185181389216177E11
Venus 4.856E24 6052.0 8.85 5.23 46.3 1.4005362167053162E11
Mars 6.419E23 3386.0 3.74 3.95 14.8 2.497581111860802E10
Mercurius 3.302E23 2439.0 3.71 5.43 20.1 2.4549327614990078E10
Maan 7.35E22 1738.0 1.62 3.34 5.4 4.71746030826035E9
Pluto 1.3020000000000001E22 1162.0 0.64 1.98 1.3 7.408497204080471E8

Centrifuges[bewerken | brontekst bewerken]

centrifuge

De drukgradiënt in een medium wordt en veel gevallen bepaald door een versnelling en de dichtheid van het medium.

Parlementair activisme in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Hans van Mierlo tijdens een verkiezingswandeling door de binnenstad van Amsterdam in 1971.
Weergave van links/rechts en progressief/conservatief verhoudingen van de Nederlandse politieke partijen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in 2010.
Marten Fortuyn en Hilbrand Nawijn tijdens een bijeenkomst ter nagedachtenis aan Pim Fortuyn op 6 mei 2012 in Rotterdam.

Politieke stromingen en activistische bewegingen ontstaan en verdwijnen op veel verschillende manieren. Vaak ontstaan politiek activistische stromingen zoals one-issuepartijen en splinterpartijen, doordat dissidenten binnen bestaande politieke partijen in verzet komen tegen het beleid binnen hun partij of fractie. Daar tegenover vindt er regelmatig overleg plaats tussen politiek verwante partijen en worden er tijdens verkiezingen lijstverbindingen aangegaan. Bij het sluiten van verschillende Progressieve Akkoorden is dat bijvoorbeeld gebeurd. Uit fusies tussen kleinere partijen kunnen ...

Van 1960 tot 1980[bewerken | brontekst bewerken]

Een nieuw fenomeen in de Nederlandse politiek verscheen met de oprichting van de protestpartij D66 in 1966. Het kader van D66 bestond uit een verzameling van intellectuelen van verschillende signatuur die er sociaal-liberale ideeën op nahielden. Hun politiek leider was de charismatische journalist Hans van Mierlo en het streven van D66 was gericht op "democratisering"[1] en "politieke vernieuwing".[2]

Door radicalisering ontstond in 1969 de PPR uit de KVP en de ARP nadat dissidenten onder wie de latere lijsttrekker Bas de Gaay Fortman, uit onvrede uit deze twee grote christelijke partijen traden. In de jaren '70 kozen de politici uit de KVP, ARP en CHU ervoor om nauwer te gaan samenwerken en hun krachten te bundelen door zich te verenigen in het CDA. Als tegenreactie op samenwerking met de katholieken splitste de protestantse RPF zich in 1975 van het CDA af.

In 1970 had aan de linker kant van het politieke spectrum DS'70 zich onder leiding van Willem Drees jr. als reactie op de opkomst van Nieuw Links binnen de PvdA, al van de sociaaldemocraten afgescheiden. Op de achtergrond begon in de omgeving van Nijmegen en Oss de destijds nog als extreemlinks gekwalificeerde Socialistiese Partij in de loop van de jaren '70 aan haar opmars. In 1990 wordt uit noodzaak GroenLinks opgericht door de samenwerking tussen PPR, PSP, CPN en de piepkleine EVP omdat klein links haar invloed verloor en kromp van 16 naar 6 zetels na de Tweede Kamerverkiezingen van 1977 waarna ze zich niet weer herstelde.

De regeringsperioden van de kabinetten Den Uyl en Van Agt I, Van Agt II en Van Agt III kenmerkten zich door veel politiek tumult. Bovendien liepen tijdens de regeringsperiode van het kabinet Van Agt I van CDA en VVD de maatschappelijke spanningen hoog op. Dat leidde vanaf 1980 tot veel sociale onrust en conflicten zoals het kroningsoproer en de demonstratie van de FNV op 4 maart 1980 onder leiding van Herman Bode in de RAI in Amsterdam waar 150.000 demonstranten aanwezig zijn

Aan de conservatief christelijke kant van het politieke spectrum bevinden zich SGP, GPV en RKPN. Deze partijen zijn vaak actief op de gebieden van anti-abortus, de verdediging van de vrijheid van onderwijs en ze hebben uitgesproken meningen over de vrijheid van meningsuiting, normen en waarden en ontwikkelingssamenwerking.

De Boerenpartij komt in 1963 na de Boerenopstand in de kamer en profileert zich als een rechts populistische partij voor alle burgers die ernaar lijkt te streven om een brede libertaire volksbeweging te worden. In 1971 wordt de extreemrechtse politieke partij de NVU opgericht. Onder leiding van Joop Glimmerveen organiseert de NVU in de loop van de jaren '70 provocerende demonstraties maar het lukt de NVU niet om een zetel in de Tweede Kamer in de wacht te slepen. In 1980 wordt de Centrumpartij opgericht met de politicoloog Hans Janmaat als leider. Ze haalt bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1982 1 zetel terwijl de tot Rechtse Volkspartij omgedoopte Boerenpartij van het politieke toneel verdwenen is. In 1986 verliest Janmaat met zijn nieuwe partij de Centrum Democraten deze zetel die hij in 1989 weer herovert.

Parlementaire bewegingen na 1990[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de regeringsperioden van de kabinetten Lubbers I en Lubbers II van 1982 tot 1989 die uit coalities van CDA en VVD bestonden met een stevige meerderheid van 81 zetels in de Tweede Kamer, en tijdens de regeringsperiode van het kabinet Lubbers III van 1989 tot 1994 dat uit een CDA-PvdA coalitie met een grondwettelijke meerderheid van 103 zetels in de Tweede Kamer bestond, werden grondige hervormingen en veel bezuinigingen doorgevoerd. Er wordt vanuit de Tweede Kamer weinig oppositie of actie gevoerd.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 verliest de CDA-PvdA coalitie samen 32 zetels, een teruggang van 103 naar 71 zetels. Het AOV en de Unie 55+ duiken bijna uit het niets op en behalen samen 6 zetels bij deze verkiezingen als protest tegen de voorgenomen bezuinigingen op de ouderenzorg. Bovendien winnen de conservatief christelijke partijen relatief veel zetels en komt Hans Janmaat met zijn Centrum Democraten voor het eerst met 3 zetels in de kamer. Verder winnen de liberalen van D66 en de VVD respectievelijk 12 en 9 zetels, dat is een winst van samen 21 zetels voor de liberalen. De SP komt voor het eerst in de kamer met 2 zetels.

twee paarse kabinetten, de kabinetten Kok I en Kok II van 1994 tot 2002. Leefbaar Nederland 2 zetels

Pim Fortuyn LPF, februari 2002 Volkert van der Graaf ...

Trots op Nederland 2007 ... Geert Wilders PVV [[]] ...


Partij voor de Dieren

Ontwikkelingen sinds de Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Een busje met flowerpowerleuzen en -vlaggen.

Jaren '60[bewerken | brontekst bewerken]

In Parijs brak in mei 1968 de Parijse studentenrevolte uit. Op de achtergrond speelden de zwaar beladen politieke erfenissen uit de Tweede Wereldoorlog en de wereldwijde politieke ontwikkelingen tijdens de Koude Oorlog, zoals de Vietnamoorlog, een belangrijke rol. In de jaren '60 ontwikkelde het politiek activisme in Nederland zich aanvankelijk als redelijk geweldloos.

Provo's en studenten

Tegen het eind van de jaren '60 waren er een paar vechtpartijtjes tussen politie-agenten en provo's. De ernstigste incidenten betroffen het gooien van een rookbom naar de koets tijdens het huwelijk van Prinses Beatrix met Prins Claus op 10 maart 1966 en de deelname van provo's en studenten aan de Telegraafrellen op 14 juni 1966. Daarvan afgezien hadden de acties meestal een ludiek karakter. In navolging van de studentenrevolte in Parijs werd in 1969 en navolgende jaren het Maagdenhuis in Amsterdam een aantal malen bezet.[3] Het geweld kwam meestal van de kant van de gevestigde orde en de politie die de acties van provo en de studenten als een verstoring van de openbare orde en een bedreiging van de rechtsstaat zagen.

Flowerpower

Onder invloed van de groeiende flowerpowerbeweging en de hippiecultuur ontstond als reactie op provo aan het eind van de jaren '60 de kabouterbeweging. In oktober 1967 wordt Paradiso in Amsterdam gekraakt door een groep van 50 hippies maar het pand wordt even later door de politie weer ontruimd. In maart 1968 wordt het gebouw alsnog in een gemeentelijke stichting als 'cosmisch ontspanningscentrum' voor jongeren toegankelijk gemaakt.

Jaren '70[bewerken | brontekst bewerken]

In Duitsland dook in 1970 de Rote Armee Fraktion op, in Griekenland werd in 1973 het Kolonelsregime mede door studentenopstanden ten val gebracht en Italië maakte in de jaren '70 kennis met het geweld van de Brigate Rosse. Op 25 april 1974 vindt in Portugal de anjerrevolutie plaats. Het is een geweldloze staatsgreep die door dienstplichtige militairen uitgevoerd wordt. Als reactie op de flowerpower en de hippiecultuur verschijnt de punkbeweging op het maatschappelijke toneel en als reactie op het idealisme en de utopisme uit de voorgaande periode doet het doemdenken zijn intrede.

Jaren '80[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren tachtig kreeg een deel van het activisme een steeds gewelddadiger karakter dat vooral tot uiting kwam tijdens krakersrellen.[4] Op 2 augustus 1980 wordt een bomaanslag gepleegd op het station van Bologna in Italië waarbij 85 doden en ruim 200 gewonden te betreuren zijn. De verantwoordelijkheid voor de aanslag is nooit opgeëist maar de daders kwamen uit extreemrechtse hoek. Vanaf 1984 pleegde de terreurgroep RaRa een serie aanslagen, waaronder brandstichtingen bij Makro-vestigingen en in 1991 een bomaanslag op de woning van PvdA staatssecretaris van Justitie Aad Kosto. In 1984 en 1985 pleegt de extreemlinkse terreurgroep CCC een serie aanslagen in België. Onder activisten heerst verdeeldheid over het gebruik van geweld als actiemiddel.

Vredesbeweging

De meeste groeperingen binnen de vredesbeweging, zoals Stop de Neutronenbom, het Komitee Kruisraketten Nee en het Interkerkelijk Vredesberaad wijzen elke vorm van geweld als actiemiddel af. Ze proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden onder andere door het organiseren van grote vredesdemonstraties zoals de demonstraties tegen de plaatsing van de kruisraketten op 21 november 1981 op het Museumplein in Amsterdam en op 29 oktober 1983 op het Malieveld in Den Haag waar respectievelijk 420.000 en 550.000 deelnemers verschenen.

Milieu

De meeste groepen binnen de milieubeweging wijzen geweld als actiemiddel over het algemeen ook af. Hun activiteiten beperken zich meestal tot natuurbescherming of tot het beïnvloeden van het gevoerde natuurbeleid langs juridische weg of via politieke kanalen. In april 1980 wordt ontdekt dat in de jaren '60 minstens 10.000 vaten chemisch afval gestort zijn in de Volgermeerpolder bij Broek in Waterland. In 1981 en 1982 werd het landgoed Amelisweerd bezet tegen de aanleg van de A27. Op 20 april 1981 is er een antikernenegiedemonstratie in Dodewaard.[5]

Antimilitarisme

Dienstweigeraars en de VVDM hebben via de Wet Gewetens Bezwaren Militaire Dienst de vervangende dienstplicht weten af te dwingen als alternatief voor de dienstplicht. Militante groepen binnen de vredes- en milieubewegingen vormen een kleine minderheid. De antimilitaristische actiegroep Onkruit schuwt het gebruik van geweld niet. Op 21 mei 1981 breekt Onkruit in bij het Provinciaal Militair Commando in de Van Eeghenstraat in Amsterdam en gooit de hele administratie uit het raam op straat.[6] In de nacht van 28 op 29 april 1983 breek Onkruit in bij twee bunkers van Defensie in Katwijk en Noordwijk. Het buitgemaakte materiaal wordt onder andere voor een deel tentoongesteld in Paradiso in Amsterdam en gepubliceerd in het boekje Bunkerbuit.

Jaren '90[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf het eind van de jaren '80 en het begin van de jaren '90 neemt het geweld tijdens acties van politieke activisten af. Er wordt steeds vaker geweldloos verzet geboden.

Racisme

Op 21 maart 1993 vindt in Amsterdam de manifestatie Nederland bekent kleur plaats met 50.000 deelnemers aan een optocht van .. naar het Museumplein.[7]

Na 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Politiek activisme in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

27 november 1967: Fred van der Spek demonstreert samen met Bram van der Lek en Henk Lankhorst van de PSP bij het Amerikaanse consulaat tegen de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in Vietnam.


De eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog hadden de wederopbouw en de bestrijding van de woningnood de hoogste prioriteit in Nederland. De politieke activisten die tijdens de oorlog in het verzet gezeten hadden ... Vrij Nederland en Trouw. Tussen de 4.000 en 6.000 dienstweigeraars die niet aan de Politionele Acties[8] deel wilden nemen werden opgepakt en geïntimideerd.[9] Een klein aantal van hen bleef weigeren om mee te werken waarna ze werden veroordeeld tot een gevangenisstraf en werden opgesloten in de gevangenis van Scheveningen. In de loop van de jaren '60 kwam ook in Nederland de politieke tegencultuur in de vorm van actiegroepen op.

Jaren '60[bewerken | brontekst bewerken]

In Parijs brak in mei 1968 de Parijse studentenrevolte uit. Op de achtergrond speelden de zwaar beladen politieke erfenissen uit de Tweede Wereldoorlog en de wereldwijde politieke ontwikkelingen tijdens de Koude Oorlog, zoals de Vietnamoorlog, een belangrijke rol. In de jaren '60 ontwikkelde het politiek activisme in Nederland zich aanvankelijk als redelijk geweldloos.

Provo's en studenten

Tegen het eind van de jaren '60 waren er een paar vechtpartijtjes tussen politie-agenten en provo's. De ernstigste incidenten betroffen het gooien van een rookbom naar de koets tijdens het huwelijk van Prinses Beatrix met Prins Claus op 10 maart 1966 en de deelname van provo's en studenten aan de Telegraafrellen op 14 juni 1966. Daarvan afgezien hadden de acties meestal een ludiek karakter. In navolging van de studentenrevolte in Parijs werd in 1969 en navolgende jaren het Maagdenhuis in Amsterdam een aantal malen bezet.[10] Het geweld kwam meestal van de kant van de gevestigde orde en de politie die de acties van provo en de studenten als een verstoring van de openbare orde en een bedreiging van de rechtsstaat zagen.

Flowerpower

Onder invloed van de groeiende flowerpowerbeweging en de hippiecultuur ontstond als reactie op provo aan het eind van de jaren '60 de kabouterbeweging. In oktober 1967 wordt Paradiso in Amsterdam gekraakt door een groep van 50 hippies maar het pand wordt even later door de politie weer ontruimd. In maart 1968 wordt het gebouw alsnog in een gemeentelijke stichting als 'cosmisch ontspanningscentrum' voor jongeren toegankelijk gemaakt.

Politieke partijen

De activistische politieke partijen bevinden zich meestal aan de randen van het politieke spectrum. In de jaren '60 waren de activistische politieke partijen die in Nederland kamerzetels bezetten aan de linker kant de CPN, de in 1957 opgerichte PSP en vanaf 1967 de PPR en aan de rechter kant van het politieke spectrum was er vanaf 1963 de Boerenpartij.

Pacifisme

Onder andere op 19 juni 1966 en 25 februari 1968 zijn er in Amsterdam protesten tegen de acties van de Verenigde Staten tijdens de Vietnamoorlog.[11] De Bond van Dienstweigeraars houdt op 1 september 1969 een demonstratieve optocht tegen het opsluiten van dienstweigeraar Ron Boot die in hongerstaking gegaan is.[12]

Vrije boeren

In 1963 breekt de Boerenopstand uit tegen het gevoerde landbouwbeleid van de regering en als protest tegen de verplicht gestelde deelname van boeren aan het Landbouwschap. De Boerenpartij profileert zich als een rechts populistische partij voor alle burgers die tegen vrijwel elke vorm overheidsbemoeienis zijn. De partij is moeilijk te plaatsen binnen het traditionele politieke spectrum maar ze lijkt ernaar te streven om een brede libertaire volksbeweging te worden.

Groei en divergentie

Toen de politieke tegencultuur in loop van de jaren '60 opkwam bestond ze hoofdzakelijk uit een generatie rebellerende jongeren en jong volwassenen. Aan het eind van de jaren '60 is de beweging gegroeid en beginnen zich verschillende stromingen te ontwikkelen waardoor er steeds minder sprake is van één beweging. Er ontstaan verschillende groepen en organisaties die onafhankelijk van elkaar een eigen weg gaan.

Jaren '70[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik Koekoek met Pierre Kartner (Vader Abraham) ontvangen op 20 februari 1974 een Gouden Plaat met hun carnavals-schlager: 'Den Uyl is in den olie'.

In Duitsland dook in 1970 de Rote Armee Fraktion op, in Griekenland werd in 1973 het Kolonelsregime mede door studentenopstanden ten val gebracht en Italië maakte in de jaren '70 kennis met het geweld van de Brigate Rosse. In het voorjaar van 1970 organiseert de maoïstische splinterpartij KEN een grote staking in de Rotterdamse haven die drie weken duurt en waar 30.000 havenarbeiders aan deelnemen. Daarmee wist de KEN wonderlijk genoeg een loonsverhoging van 50 gulden per maand en betere arbeidsvoorwaarden af te dwingen.[13] In het voorjaar van 1975 breken in Amsterdam de Nieuwmarktrellen uit rond de sloop van een aantal panden ten behoeve van de aanleg van de metro.

Abortus

Een belangrijk politiek twistpunt halverwege de jaren '70 betrof het gedoogbeleid ten aanzien van abortus en de strijd om de legalisering van abortus in het kader van de vrouwenemancipatie.[14] In mei 1976 wilde de Minister van Justitie Dries van Agt de Bloemenhove Kliniek in Heemstede sluiten waarna deze door activisten bezet werd.[15][16]

Antikernenergiebeweging

Voor het eerst in 1974 en daarna op 24 september 1977 wordt er geprotesteerd in Kalkar tegen de bouw van een snelle kweekreactor. In 1978 wordt een grote antikernenergiedemonstratie gehouden met 30.000 tot 40.000 deelnemers bij de verrijkingsfabriek van URENCO in Almelo.[17] Op 7 april 1979 wordt naar aanleiding van het ongeluk op 28 maart van dat jaar met de kerncentrale op Three Mile Island bij Harrisburg gedemonstreerd bij de Kerncentrale Borssele.[18]

Milieubeweging

Als tegen ... vijfde baan Schiphol ... Milieudefensie ... Vijfde Baan Bos.

Bio-industrie

Tijdens de kerstdagen van 1979 wordt het pluimvee-onderzoeksinstituut Spelderwolt in Beekbergen bezet door de dierenrechtenactivisten van Lekker Dier.[19]

Intolerantie en racisme

Op 25 augustus 1970 wordt door een groep mariniers uit Den Helder en Doorn de Dam in Amsterdam van zogenaamde "damslapers" schoongeveegd.[20] In 1971 wordt de extreemrechtse politieke partij de NVU opgericht. Onder leiding van Joop Glimmerveen organiseert de NVU in de loop van de jaren '70 provocerende demonstraties in onder andere Den Haag en Schiedam tegen de aanwezigheid van Surinamers en gastarbeiders.

Economische stagnatie en cultuuromslag

Na de oliecrisis van 1973 wordt de economische groei afgeremd. Naar het eind van de jaren '70 komt daar een tweede oliecrisis overheen waarna stagnatie van de economische groei optreedt. Door de stijgende jeugdwerkloosheid en de woningnood onder jongeren nemen de spanningen in de samenleving toe. Als reactie op de flowerpower en de hippiecultuur verschijnt de punkbeweging op het maatschappelijke toneel en als reactie op het idealisme en de utopisme uit de voorgaande periode doet het doemdenken zijn intrede.

Jaren '80[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren tachtig kreeg een deel van het activisme een steeds gewelddadiger karakter dat vooral tot uiting kwam tijdens krakersrellen.[21] Op 2 augustus 1980 wordt een bomaanslag gepleegd op het station van Bologna in Italië waarbij 85 doden en ruim 200 gewonden te betreuren zijn. De verantwoordelijkheid voor de aanslag is nooit opgeëist maar de daders kwamen uit extreemrechtse hoek. Vanaf 1984 pleegde de terreurgroep RaRa een serie aanslagen, waaronder brandstichtingen bij Makro-vestigingen en in 1991 een bomaanslag op de woning van PvdA staatssecretaris van Justitie Aad Kosto. In 1984 en 1985 pleegt de extreemlinkse terreurgroep CCC een serie aanslagen in België. Onder activisten heerst verdeeldheid over het gebruik van geweld als actiemiddel.

Vredesbeweging

De meeste groeperingen binnen de vredesbeweging, zoals Stop de Neutronenbom, het Komitee Kruisraketten Nee en het Interkerkelijk Vredesberaad wijzen elke vorm van geweld als actiemiddel af. Ze proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden onder andere door het organiseren van grote vredesdemonstraties zoals de demonstraties tegen de plaatsing van de kruisraketten op 21 november 1981 op het Museumplein in Amsterdam en op 29 oktober 1983 op het Malieveld in Den Haag waar respectievelijk 420.000 en 550.000 deelnemers verschenen.

Vakbond

Op 4 maart 1980 organiseert de FNV onder leiding van Herman Bode een grote demonstratie in de RAI in Amsterdam waar 150.000 demonstranten aanwezig zijn.[22] De demonstratie was gericht tegen de voorgenomen ontkoppeling tussen de lonen in het bedrijfsleven met de ambtenarensalarissen en uitkeringen zoals voorgenomen was in Bestek'81. In het najaar van 1983 organiseert de FNV onder leiding van Jaap van der Scheur stakingen en massale demonstraties tegen de voorgenomen kortingen op ambtenarensalarissen en uitkeringen.[23][24] Er komen 100.000 demonstranten naar het Malieveld in Den Haag. Brandweerlieden spuiten op 15 november van dat jaar wordt het Binnenhof in Den Haag vol met schuim.[25]

Milieu

De meeste groepen binnen de milieubeweging wijzen geweld als actiemiddel over het algemeen ook af. Hun activiteiten beperken zich meestal tot natuurbescherming of tot het beïnvloeden van het gevoerde natuurbeleid langs juridische weg of via politieke kanalen. In april 1980 wordt ontdekt dat in de jaren '60 minstens 10.000 vaten chemisch afval gestort zijn in de Volgermeerpolder bij Broek in Waterland. In 1981 en 1982 werd het landgoed Amelisweerd bezet tegen de aanleg van de A27. Op 20 april 1981 is er een antikernenegiedemonstratie in Dodewaard.[26]

Antimilitarisme

Dienstweigeraars en de VVDM hebben via de Wet Gewetens Bezwaren Militaire Dienst de vervangende dienstplicht weten af te dwingen als alternatief voor de dienstplicht. Militante groepen binnen de vredes- en milieubewegingen vormen een kleine minderheid. De antimilitaristische actiegroep Onkruit schuwt het gebruik van geweld niet. Op 21 mei 1981 breekt Onkruit in bij het Provinciaal Militair Commando in de Van Eeghenstraat in Amsterdam en gooit de hele administratie uit het raam op straat.[27] In de nacht van 28 op 29 april 1983 breek Onkruit in bij twee bunkers van Defensie in Katwijk en Noordwijk. Het buitgemaakte materiaal wordt onder andere voor een deel tentoongesteld in Paradiso in Amsterdam en gepubliceerd in het boekje Bunkerbuit.

Jaren '90[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf het eind van de jaren '80 en het begin van de jaren '90 neemt het geweld tijdens acties van politieke activisten af. Er wordt steeds vaker geweldloos verzet geboden.

Racisme

Op 21 maart 1993 vindt in Amsterdam de manifestatie Nederland bekent kleur plaats met 50.000 deelnemers aan een optocht van .. naar het Museumplein.[28]

Na 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Een betoging tegen het Generatiepact op 28 oktober 2005.
Een demonstratie van Bont voor Dieren tegen het dragen van bont.

Literair werk[bewerken | brontekst bewerken]

Jan Arends schreef verhalen en gedichten rond een aantal thema's die samenhingen met zijn maatschappelijke positie en zijn persoonlijke belevingswereld. Zijn werk is, net als het werk van Gerard Reve, bestemd voor een breed publiek. Jan Arends was mede door zijn tegendraadse en anti-intelectualistische houding en gedrag, net als Jan Hanlo, een relatieve buitenstaander in de literaire wereld die voor het grootste deel door intellectuelen gedomineerd wordt. Hij schreef niet alleen om het schrijven als kunstvorm te beoefenen maar gebruikte zijn werk ook als middel om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk debat. Jan Arends wilde, veelal middels provocaties, de aandacht vestigen op zaken die hem dwars zaten of hem onwelgevallig waren. Als eigenaardigheid valt het ontbreken van een titel op bij vrijwel al zijn gedichten en verhalen.

Proza[bewerken | brontekst bewerken]

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Jan Arends debuteert als verhalenschrijver (onder de naam foutief gespelde naam "Jan Ahrends") met de publicatie van het verhaal De stad zonder armen in de Haagse Post van 31 december 1953. Dit verhaal is later onder de titel De weldoener in de verhalenbundel Keefman opgenomen.

Keefman[bewerken | brontekst bewerken]

De weldoener[bewerken | brontekst bewerken]

De weldoener is een kort sprookje over een arme man die 's winters op doorreis in een rijke hoofdstad de hulp van een weldoener in moet roepen om zijn thuisreis te kunnen voltooien. Om de weldoener te kunnen vinden moet hij eerst de hulp van een orakel inroepen die hij vanwege de tegenwerking van ambtenaren niet gemakkelijk kan vinden. De weldoener heeft niet direct een oplossing voor het probleem van de arme man en vraagt hem geduld te hebben hem de tijd te gunnen om een oplossing te bedenken. Het diep trieste verhaal bevat grappige wendingen en een verrassende afloop. Het laat zien hoe en waarom de rijkste weldoeners de hoogste beloningen verdienen. Het sprookje doet denken aan verhalen van Bordewijk, Edgar Allan Poe en Franz Kafka.

Vrijgezel op kamers[bewerken | brontekst bewerken]

De heer Van Dongen is in Vrijgezel op kamers op zoek naar een onderkomen in de stad. Hij wil niemand laten merken dat hij woningzoekend is. Hij bladert in cafés kranten door op zoek naar advertenties. Hij heeft weinig succes en belandt zelfs in een pand dat als bordeel dienstdoet en klanten lokt of personeel aantrekt door middel van advertenties voor kamerverhuur. Van Dongen voelt zich constant bespied. Uiteindelijk slaagt hij bij een hospita die hem met tegenzin een klein kamertje aanbiedt. Ze verhuurt het donkere hokje met tegenzin hoewel ze de opbrengst van de huur goed kan gebruiken. De hospita heeft hem het liefst zo weinig mogelijk in huis wat ze op allerlei subtiele en minder subtiele manieren laat merken. Hij bezoekt regelmatig cafés omdat het koud weer is en kijkt daarbij een keer te diep in het glaasje. Van Dongen wordt ziek. Hij krijgt na een tweede ziekmelding een conflict met zijn werkgever waardoor hij zijn baan verliest. De relatie van Van Dongen met zijn hospita, die uit nood en tegen extra betaling tevens zijn verzorgster geworden is, wordt steeds gecompliceerder. De geschiedenis loopt uit op een drama.

De stijl doet aan het begin van het verhaal denken aan Georges Simenon waarvan Jan Arends een aantal boeken vertaald heeft. Gaandeweg wordt het verhaal steeds surrealistischer wat associaties oproept met werken als Dagboek van een gek van Gogol. De verzorging van Van Dongen door de hospita is zo plastisch beschreven dat het op slapstick lijkt.

Poëzie van Jan Arends[bewerken | brontekst bewerken]

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Binnen een jaar na zijn vertrek uit het jongensinternaat te Rijswijk publiceert Jan Arends het gedicht met de beginregel "Ik was in't klooster en ik zag de maan". Het verschijnt in 1944 in het januarinummer van het clandestiene tijdschrift "Gedichten" waarvan slechts een nummer verschenen is. De volgende publicatie volgt pas vijf jaar later in 1949 en betreft het gedicht "De List" in het literair tijdschrift Ad Interim. In 1950 volgt een publicatie in maandblad met de naam Spleen. Pas in de tweede helft van de jaren '50 en de vroege jaren '60 volgen meerdere publicaties in tijdschriften als Vertoning en een enkele publicatie in Tirade.

  • In 1965 publiceert de Bezige Bij Jan Arends' eerste bundel met 28 gedichten als Literaire Pocket onder de titel "Gedichten". Een deel van deze gedichten was een paar jaar eerder gepubliceerd in het literaire tijdschrift Podium.
  • De tweede bundel met 54 nieuwe gedichten en 16 eerder gepubliceerde gedichten, getiteld "Lunchpauzegedichten", wordt pas in 1974 gepubliceerd na zijn doorbraak met Keefman.

In het "Verzameld werk" zijn naast de twee eerder uitgebrachte bundels de verzamelingen met de "Nagelaten gedichten", de "Verspreide gedichten" en de "Ongepubliceerde gedichten" gepubliceerd.

  • De bundel "Nagelaten gedichten" bestaat uit een selectie van 54 gedichten die Remco Campert uit de nalatenschap van Jan Arends gemaakt heeft. Ze zijn in 1975 voor het eerst in een speciale uitgave door De Bezige Bij gepubliceerd. In 1979 verschijnt van deze bundel zelfs een tweede druk.
  • Het deel "Verspreide gedichten" van het "Verzameld werk" bestaat uit de verzameling van de 15 gedichten die vanaf 1944 in verschillende tijdschriften gepubliceerd zijn maar niet in de twee gedichtenbundels opgenomen waren.
  • In het laatste deel van het "Verzameld werk" met "Ongepubliceerde gedichten" is een selectie van 11 niet eerder gepubliceerde gedichten opgenomen.

Stijl, ontwikkeling en thematiek[bewerken | brontekst bewerken]

Jan Arends debuteert in 1944 met het gedicht dat begint met de regel "Ik was in't klooster en ik zag de maan"[29] dat in stilistisch opzicht klassiek van opzet is. Het bestaat uit twee strofen van 4 regels met een klassiek metrum en twee maal een aabb-gepaard rijmschema. Het gedicht drukt de beklemming van het verblijf in het jongensinternaat uit door een verandering in de beleving van licht en donker, glans en dofheid, dag en nacht, binnen en buiten, droom en werkelijkheid tijdens een wandeling. In de volgende gedichten blijft hij deze klassieke stijlfiguren jarenlang hanteren hoewel het metrum in latere gedichten vaak losser geworden is.

Pas in het gedicht Palmzondag[30] dat in 1962 in Tirade gepubliceerd wordt, heeft hij zichzelf definitief uit het klassieke stilistische keurslijf bevrijd. De stijl die hij ontwikkeld heeft neigt naar minimalisme en is verwant aan de atonale poëzie van de Vijftigers. De gedichten bestaan uit een reeks korte zinnen die elk afzonderlijk als strofe gepresenteerd worden. De zinnen worden in groepjes van enkele woorden opgesplitst waarmee telkens een op nieuwe regel begonnen wordt. Tussen de zinnen of strofen wordt een regel leeg gelaten. Hij past regelmatig stijlfiguren als parallellisme en voorrijm toe om zijn boodschap kracht bij te zetten. Het thema van Palmzondag lijkt met zijn deelname aan festiviteiten tijdens zijn verblijf in het internaat te maken te hebben. Het eerste couplet is:


Ik zeg
het weeshuis
en het badhuis
en het zwarthuis.


Het woord "zwarthuis" lijkt op de duistere kanten van het verblijf in het internaat te wijzen. Het volgende couplet heeft betrekking op "de boer" en rept over "beerputten" en "stinkende varkens". Er volgt een kort couplet dat slechts uit de regel "Ik draag een takje" bestaat. Twee coupletten verder staat geschreven:


Zo voel ik ook
met mijn hand
aan de bisschop
en de dikke stok.


Het gedicht telt elf coupletten coupletten van verschillende lengte waarin meerdere elementen toegevoegd en met elkaar verweven worden.

Stijlfiguren[bewerken | brontekst bewerken]

Door te spelen met de lengte van coupletten, voorrijm, parallellisme en herhalingen construeert Jan Arends soms fraaie taalkundige cycli en vlechtwerkjes waarin de betekenissen van woorden en zinnen kunnen verschuiven, spiegelen en roteren. Een voorbeeld van zo'n constructie is het minimalistische gedicht dat begint met "In elkaar" en eindigt met "Uit elkaar" uit de bundel Lunchpauzegedichten.[31]


Veel van de latere gedichten zijn hekeldichten die vaak geschreven zijn in een rauwe en agressieve stijl. De thema's zijn hetzelfde als in Arends' proza maar de boodschap komt door de rauwe vorm van zijn dichtkunst veel harder aan. Als men de artistieke kwaliteit van een gedicht aan de mate van expressie en affectief effect per geschreven woord wil afmeten dan bevindt de dichtkunst van Jan Arends zich op een hoog niveau.

Maatschappij[bewerken | brontekst bewerken]

Mikpunten van zijn kritiek en woede zijn onder meer de PvdA politicus Han Lammers Voor Han Lammers uit de bundel Lunchpauzegedichten [32][33] en schaker en schrijver Jan Hein Donner[34]. Voor Prof. Dr. P.C. Kuiper[35] uit de bundel Lunchpauzegedichten

Schrijvers[bewerken | brontekst bewerken]

De kunstwereld is berucht vanwege de animositeit onder haar leden. Het is geen wonder dat Jan Arends een moeizame relatie met andere schrijvers onderhield als er al sprake van een relatie was. Jan Arends bezocht literaire bijeenkomsten en etentjes met kunstenaars waar hij het niet altijd naar zijn zin had, zoals valt op te maken uit het gedicht met beginregel "Doe de deur dicht" uit de eerste bundel Gedichten.[36] In het gedicht VESTDIJK[37] wordt de suggestie gewekt dat Simon Vestdijk al in zijn graf ligt waaruit alleen zijn linker hand omhoog steekt die onvermoeibaar doorschrijft.

Bijna alle gedichten Jan Arends van over Nederlandse schrijvers zijn te vinden in de bundel Lunchpauzegedichten.

Het gedicht Voor Remco Campert[38] is vrij ironisch waarbij Jan Arends de nodige zelfspot niet schuwt.
Voor Gerrit Kouwenaar[39]
In het gedicht Voor Nico Scheepmaker[40] ...
In het gedicht Voor H.J.A. Hofland[41] speelt Arends met het gegeven dat Henk Hofland een veel besproken journalist is die spreekt en schrijft over zaken die Hofland belangrijk vindt. Arends constateert dat Hofland hem onbesproken laat zodat Arends doodgezwegen wordt.
Voor J. Bernlef[42]
Het gedicht met beginregel Zij is zo lief[43] staat in de door Remco Campert geselecteerde ""Nagelaten gedichten". Het gaat over Margaretha Ferguson en begint heel aardig maar eindigt loodzwaar.

[44]

Zelfmoord en dood[bewerken | brontekst bewerken]

De dood en de zelf gekozen dood keren vaak in zijn gedichten terug. Jan Arends typeert het leven van bewoners van een psychiatrische inrichting als dat van "onderworpen beesten".[45]

In de gedichten en verhalen passeren zaken als dwangbuizen en beschrijvingen van sadistische psychiaters of moorddadige echtgenotes de revue.

mm[bewerken | brontekst bewerken]

tot[bewerken | brontekst bewerken]

Meestal spelen naast een enzym en een substraat ook co-enzymen, inhibitors, ionen en andere substraten een rol in het proces. Daarbij vinden tijdens het totale proces verschillende reacties tegelijk of na elkaar plaats. Daarbij kan energie-overdracht plaatsvinden en er kan in het geval van membraaneiwitten tevens transport van moleculen, ionen of signalen over membranen gerealiseerd worden.

Met name ionkanalen spelen een belangrijke rol tijdens biochemische processen. Tijdens de citroenzuurcyclus en de fotosynthese zetten ATP-synthasen die zich in mitochondriën en chloroplasten bevinden, ADP om in ATP waarbij protonen door het ionkanaal van het ATP-synthase diffunderen. De pH-gradiënt die deze ATP-vorming aandrijft wordt in mitochondriën door oxidatieve processen in vier complexen. In chlorroplasten wordt een pH-gradiënt opgebouwd tijdens de lichtreacties door de fotosystemen.

Daarvoor kunnen extra evenwichten en balansen aan de twee hierboven beschreven stappen toegevoegd worden.

Een aantal sterke bacteriële toxinen zijn botulinetoxine, tetanospasmine, saxitoxine. Sterke dierlijke toxinen zijn maitotoxine en batrachotoxine.

Anticompetitieve inhibitie[bewerken | brontekst bewerken]

Lineweaver-Burkeplot van anticompetitieve inhibitie

In het geval van anticompetitieve inhibitie de inhibitor alleen een complex met het enzym-substraatcomplex waarbij de dissociatie van het substraat-enzymcomplex geblokkeerd wordt. Het reactieschema is rechts afgebeeld. Er stellen zich drie evenwichten in:

  • tussen enzym-substraatcomplex, enzym, substraat en enzym-substraat-inhibitorcomplex,
  • tussen enzym-inhibitorcomplex, enzym-substraatcomplex en enzym-inhibitor-substraatcomplex,
.

De evenwichtsconstanten worden gegeven door:

Er zijn twee balansen; die van de totale hoeveelheid enzym en die van de totale hoeveelheid inhibitor:

De Michaelis-Mentenvergelijking voor anticompetitieve inhibitie wordt:

waarin:

De Michaelis-Mentenconstante en de reactiesnelheid worden beiden kleiner als de inhibitorconcentratie stijgt. De inhibitor onttrekt bij toenemende concentratie meer enzym-substraatcomplex aan het proces. Daardoor nemen de reactiesnelheid V en maximale reactiesnelheid Vmax af bij elke substraatconcentratie. De waarde van KM is evenredig met de waarde van Vmax.

biosynth[bewerken | brontekst bewerken]

Biosynthese is de omzetting van stoffen door middel van biochemische processen zoals die in biologische organismen plaatsvinden. De wetenschap van de biosynthese is een onderdeel van de biochemie. Dezelfde reacties en omzettingen kunnen vaak ook in het laboratorium of een installatie als een verbrandingsmotor worden uitgevoerd onder omstandigheden die een levend organisme niet kan overleven. Aan de andere kant vinden er in biologische systemen processen plaats die met de beste technische middelen niet na te bootsen zijn. Organismen zijn in staat om chemische omzettingen te doen, de genoemde biosynthesen, die met laboratoriumtechnieken onmogelijk te realiseren zijn.

De toepassing van biochemische processen om technische problemen op te lossen behoort tot toepassingen van de biotechnologie.

Omzettingen[bewerken | brontekst bewerken]

Het rendementsverschil tussen biochemische en klassiek technologische omzettingsprocessen kan vaak op een eenvoudige manier op een aantal belangrijke punten met elkaar vergeleken worden.

Van brandstof naar arbeid[bewerken | brontekst bewerken]

De omzetting van brandstof naar arbeid wordt in biologische systemen als zoogdieren door spierweefsel verricht. De klassiek technologische oplossing voor deze omzetting stamt van de primitieve stoommachine die door James Watt bestudeerd en verbeterd werd. James Watt werkte in de mijnbouw en is één van de grondleggers van de theorie van de Thermodynamica. Hij gebruikte het geleverde vermogen door de spierkracht van het paard als referentie om de eenheid van vermogen, de "Horse Power", aan af te meten. Het paard trok het gewicht van een kompel van ongeveer 70 a 75 kg met een snelheid van 1 m/s uit de mijn omhoog. Het vermogen van dat een magnetronoven uitstraalt, of dat door een stuk of twee eenvoudige boormachines geleverd wordt, is ongeveer even groot.

Een goed getrainde topsporter kan gedurende een wedstrijd een maximaal vermogen in de orde van 300 tot 600 Watt leveren.
Het schoepenrad van een moderne gasturbinemotor.

Vermogen van spierweefsel[bewerken | brontekst bewerken]

  • De eerste stap is de biochemische omzetting van glucose en ADP via de citroenzuurcyclus naar kooldioxide, water en ATP. In warmbloedige organismen verloopt deze omzetting bij een optimale temperatuur die ergens tussen de 35 en 40 °C ligt met een rendement dat rond de 40 % ligt. De verbranding vindt plaats in de mitochondriën van de cel waar de geproduceerde de ATP-moleculen in volgende stappen verbruikt worden.[46][47][48]
  • In spiercellen kan de energie die door de mitochondriën in ATP opgeslagen is via biochemische processen gebruikt worden voor het laten samentrekken van complexen in microtubuli die bestaan uit actine-moleculen en motoreiwitten. Motoreiwitten zijn speciale ATPasen als myosine-, kinesine- en dyneine-moleculen die langs elkaar schuiven waardoor de spiercel zich samentrekt. Door deze samentrekking van het spierweefsel wordt de arbeid verricht. Een getrainde duursporter kan daarmee tijdens wedstrijden een vermogen leveren van ruim 100 Watt. Een vermogen/gewicht verhouding van 1 a 2 W/kg is voor veel zoogdieren zoals mensen met getraind spierweefsel haalbaar. Het rendement wordt geschat op 18 tot 26 %.
  • Een zoogdier kan draaien op een goedkope natuurlijke brandstof als een baal hooi of een bord chili con carne. De verbrandingswarmte van veel voedsel ligt in de orde van ... tot ... MJ/kg.[49]

Vermogen van verbrandingsmotoren[bewerken | brontekst bewerken]

  • In het laboratorium of in een verbrandingsmotor is de omzetting van glucose naar kooldioxide en water goed uit te voeren maar alleen bij een relatief hoge temperatuur en druk. De vrijkomende warmte kan maar voor een klein deel in arbeid omgezet worden omdat de warmte- en wrijvingsverliezen relatief groot zijn. Eventueel kan de geproduceerde warmte voor een deel benut worden door warmte-krachtkoppeling toe te passen.
  • Een vergelijking van het rendement van de beste diesel- of gasturbinemotoren met het maximale rendement van een theoretische ideale warmtemotor, zoals beschreven door de Carnot cyclus, laat zien dat het rendement van deze technische oplossingen ver bij het theoretisch haalbare vermogen achterblijft. Voor dieselmotoren in auto's ligt het rendement rond de 30 % en voor benzinemotoren rond de 20 %.[50] De meeste auto's
  • Een auto kan vaak over 50 tot 100 W/kg beschikken[51] maar zonder warmte-krachtkoppeling, met een laag rendement en veel warmteverlies. De vermogen/gewicht-verhouding is ongeveer 50 keer groot als waar een zoogdier het mee moet doen maar op een daarvoor is veel hoog-energetische brandstof nodig zoals benzine of een hoogwaardige biobrandstof. De verbrandingswarmte van veel brandstoffen voor verbrandingsmotoren ligt in de orde van 35 tot 45 MJ/kg.
Omzettingen, warmteverliezen, entropie en onderhoud

In de stappen van een biosynthese treden vaak speciale katalysatoren op die in enzymen genoemd worden en opgebouwd zijn uit ketens van aminozuren. In de biotechnologie wordt gebruik gemaakt van enzymen of organismen om biosynthetische processen uit te voeren.

per-7[bewerken | brontekst bewerken]

Van neptunium, americium, curium, berkelium en californium bestaan isotopen die stabiel genoeg zijn om fysisch en chemisch onderzocht te kunnen worden.

Fysische chemie[bewerken | brontekst bewerken]

Als de concentratie ci van een stof i gedefiniëerd is als scalair veld ci = ci(x,y,z) van de ruimtelijke coördinaten x, y en z, dan is de gradiënt gegeven door:

Concentratiegradiënten gaan onder andere samen met gradiënten in de chemische- en electrochemische potentialen. De thermodynamische toestand is uit evenwicht als er concentratiegradiënten aanwezig zijn. Wanneer een systeem uit evenwicht is zal er volgens het principe van Le Chatelier, indien de componenten zich vrij kunnen bewegen, diffusie optreden totdat de samenstelling van het medium homogeen is. Hoe groter een concentratiegradiënt op een bepaalde plaats is, hoe hoger de flux van componenten die aan het diffusieproces deelnemen. Hoe hoger de viscositeit van een medium is, hoe trager de diffusie verloopt en hoe lager de flux van componenten die aan het diffusieproces deelnemen.

In gassen verlopen duffusieprocessen relatief snel, in plasma's en vloeistoffen verlopen ze trager, in glazen en vaste stoffen verlopen diffusieprocessen meestal zeer traag of komen tot stilstand. De permeabiliteit van een materiaal verschilt voor verschillende componenten. Zo diffunderen de kleine lichte waterstofionen en heliumatomen vaak vrij gemakkelijk door materialen met een open structuur zoals door zwaardere metalen met een BCC-rooster. Grote zware jodideionen kunnen zich meestal veel moeilijker door een medium verplaatsen.

Tot slot veroorzaken concentratieverschillen meestal dichtheidsverschillen die soms van invloed kunnen zijn op stromingsverschijnselen. Zo hebben verschillen in zoutconcentratie van het zeewater invloed op zeestromingen en kan een hoge kooldioxideconcentratie in de atmosfeer soms gevolgen hebben voor luchtstromingen zoals dat op 21 augustus 1986 in de omgeving van het Nyosmeer in Kameroun het geval was.

Wiskundige modellen[bewerken | brontekst bewerken]

Als de componenten waaruit een medium bestaat vrij kunnen bewegen dan variëert de concentratie meestal geleidelijk tussen de extremen van de concentratiegradiënt. Diffusievergellijkingen hebben in veel gevallen dezelfde vorm als veldvergelijkingen zodat de oplossingen voor concentratieverdelingen, potentialen en gradiënten, in veel gevallen dezelfde vorm hebben als de oplossingen voor bijvoorbeeld elektrostatische potentialen en velden.

Diffusie van ionen of moleculen kan evenwel onmogelijk zijn door chemische bindingen of door de aanwezigheid van barrières zoals een semi-permeabel membraan in een vloeistof. Hierdoor worden de concentratieverdelingen statisch en kunnen ze discontinu zijn waardoor concentratiegradiënten vrij groot worden bijvoorbeeld ter hoogte van een membraan of rond contactoppervlakken tussen legeringen of gedoteerde halfgeleiders met verschillende samenstellingen.

Thermodynamica[bewerken | brontekst bewerken]

Concentratiegradiënten spelen een rol in veel thermodynamische processen die doorgaans beschreven kunnen worden naar analogie van een Carnotcyclus. Een Carnotcyclus is een ideale thermodynamische motor waarin warmte met het hoogst mogelijke rendement in arbeid omgezet wordt. Geen enkele praktische toepassing van een thermodynamische transformatie kan volledig aan de eisen van een Carnotcyclus voldoen omdat er bij omzettingen altijd warmteverliezen optreden. Dat is een gevolg van de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica.

Processen waarbij diffusie optreedt en waarin concentratieverschillen in oplossingen een rol spelen, zoals die plaatsvinden tijdens osmotische processen, kunnen in theoretische modellen op een vergelijkbare manier behandeld worden als processen met gassen. De opgeloste stof speelt dan de rol van het gas en het oplosmiddel vertegenwoordigt een vacuüm met vrij bijzondere eigenschappen zoals een grote warmtecapaciteit. Zodoende kunnen thermodynamische modellen, zoals van de Carnotcyclus, die van toepassing zijn op gassen vrij gemakkelijk getransformeerd worden naar systemen in een andere aggregatietoestand.

Tot slot hebben temperatuurgradiënten vaak invloed op concentratiegradiënten tot in het extreme geval van faseovergangen zoals bij vriesdrogen en bij de kristallisatie van componenten uit een oplossing. Omgekeerd kunnen veranderingen in concentraties invloed hebben op temperatuurgradiënten zoals het geval is in een Siemens cyclus of boven open water waar de luchtvochtigheid toeneemt terwijl de temperatuur van het wateroppervlak daalt ten gevolge van verdamping.

Toepassingen[bewerken | brontekst bewerken]

Vaste stoffysica[bewerken | brontekst bewerken]

Een pn-verbinding in een zonnecel waar elektronen en gaten gescheiden worden

Aan vaste stoffen als halfgeleiders en metalen kunnen van andere elementen toegevoegd worden die de thermodynamische en elektronische eigenschappen van deze materialen beïnvloeden. Als lagen met verschillende toevoegingen samengevoegd worden dan ontstaat er op de verbinding een laag met een concentratiegradiënt die bijzondere eigenschappen en nuttige toepassingen heeft.

Zonnecellen[bewerken | brontekst bewerken]

De atomen in een halfgeleidermateriaal hebben een half gevulde buitenste schil. Dit heeft tot gevolg dat de atomen van deze materialen in kristalvorm onderlinge bindingen vormen waarbij ze hun half gevulde banen met elkaar delen zodat hun buitenste schillen gevulde bindende energiebanden en lege antibindende energiebanden vormen. Aan deze halfgeleiders kunnen sporen van elementen toegevoegd worden die bijna dezelfde eigenschappen hebben maar een elektron meer of minder in hun buitenste schil hebben. Aan een halfgeleider als silicium kunnen daarvoor fosfor of aluminium gebruikt worden.

Een thermokoppel genereert een gelijkspanning en dus een gelijkstroom

Thermokoppels[bewerken | brontekst bewerken]

5-HTP[bewerken | brontekst bewerken]

5-Hydroxytryptofaan
Structuurformule en molecuulmodel
Structuurformule van 5-Hydroxy-L-Tryptofaan
Algemeen
Molecuulformule C11H12N2O3
IUPAC-naam 2-amino-3- (5-hydroxy-1H-indol-3-yl) propaanzuur
Molmassa 220,23 g/mol
SMILES
Zie voetnoot[52]
InChI
1/C11H12N2O3/c12-

9(11(15)16)3-6-5-13-10- 2-1-7(14)4-8(6)10/h1- 2,4-5,9,13-14H,3,12H2,

(H,15,16)/t9-/m0/s1
CAS-nummer 56-69-9
PubChem 144
Fysische eigenschappen
Aggregatietoestand vast
Nutritionele eigenschappen
Type nutriënt aminozuur
Essentieel? nee, precursor van serotonine en niacine
Komt voor in eiwitrijk voedsel
Tenzij anders vermeld zijn standaardomstandigheden gebruikt (298,15 K of 25 °C, 1 bar).
Portaal  Portaalicoon   Scheikunde

5-Hydroxytryptofaan ...

anti-epi[bewerken | brontekst bewerken]

Een anti-epilepticum is een middel tegen epilepsie.

Aangezien epilepsie optreedt bij en door een verhoogde prikkelbaarheid van zenuwcellen hebben al deze middelen op de een of andere manier een dempende werking op (delen van het) centraal zenuwstelsel. Anti-epileptica behoren vaak tot de GABA-agonisten die de werking van de dempende neurotransmitter γ-aminoboterzuur versterken.

Gebruikte middelen zijn onder andere

Structuur van carbamazepine

Anti-epileptica kunnen interacties met andere genees- of genotmiddelen hebben. Alcohol kan de werking van anti-epileptica versterken. Sommige anti-epileptica kunnen de werking van de anticonceptiepil verminderen of teniet doen.

Chemistry[bewerken | brontekst bewerken]

In an analogous manner to what has already been seen for the preparation of promazine and chlorpromazine, triflupromazine (2-trifluoromethyl-10-(3-dimethylaminopropyl) phenothiazine) is synthesized by the alkylation of 2-trifluoromethylphenothiazine using 3-dimethylaminopropylchloride in the presence of sodamide base.

  • J. Bernstein, F. Sowinski, {{Cite patent|DE|1095836}} (1956).
  • G.E. Ullyot, {{US Patent|2921069}} (1960).
  • Smith Kline & French Lab., {{Cite patent|GB|813861}} (1959).
  • B. Duhm, L. Koester, W. Maul, H. Medenwald, Z. Naturforsch., 13, 756 (1958).
  • {{Cite doi|10.1021/jo01357a618}}
  • {{Cite doi|10.1021/ja01573a037}}

References[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Directe democratie item op de website van D66
  2. Politieke vernieuwing opnieuw op de politieke agenda? in het archief van NRC Handelsblad
  3. De ontruiming van het Maagdenhuis op Geschiedenis 24
  4. Tellingen van Duyvendak en Koopmans laten tussen 1985-1986 en 1988-1989 opstapelingen van activistisch geweld zien vooral uit de antiapartheidsbeweging en de antimilitaristische beweging. Telling van incidenten uit de jaren zeventig bleek vrijwel nihil te geven. Zie Tussen verbeelding en macht, J.W.Duyvendak, H-A van der Heijden, R.Koopmans, L.Wijmans, Uitg. Sua (1992)
  5. Demonstatie in Dodewaard, 20 april 1981 in het ANP-archief
  6. Andere tijden: Onkruit
  7. Nederland bekent kleur op ANP-archief
  8. Politionele acties
  9. Indië-weigeraars op geschiedenis24
  10. De ontruiming van het Maagdenhuis op Geschiedenis 24
  11. Protesten tegen de vietnamoorlog in het ANP-archief
  12. Demonstratie tegen gevangenschap van dienstweigeraar Ron Boot in ANP-archief
  13. Daan en zijn onderdanen in Andere Tijden over Daan Monjé en de KEN
  14. Bloemenhove Kliniek in het ANP-archief
  15. Bezetting Bloemenhove - mei 1976 in het archief van Vrouwen Nu Voor Later
  16. Heemstede 1976 - Abortusprotest
  17. Grote demonstratie tegen kernenergie (1978) op YouTube
  18. Kerncentrale Borssele (1979) op YouTube
  19. Lekker Dier - Andere Tijden
  20. De zomer van 1970: De damslapers in een uitzending van EenVandaag
  21. Tellingen van Duyvendak en Koopmans laten tussen 1985-1986 en 1988-1989 opstapelingen van activistisch geweld zien vooral uit de antiapartheidsbeweging en de antimilitaristische beweging. Telling van incidenten uit de jaren zeventig bleek vrijwel nihil te geven. Zie Tussen verbeelding en macht, J.W.Duyvendak, H-A van der Heijden, R.Koopmans, L.Wijmans, Uitg. Sua (1992)
  22. Nooit meer naar de Dam - Amsterdam Centraal archief
  23. Vakbondshistorie
  24. De ambtenarenacties van 1983 - Een terugblik met het oog op het heden, SP september 2011
  25. Brandweerdemonstratie: het Binnenhof wordt onder het schuim gezet - ANP-archief, 15-11-1983
  26. Demonstatie in Dodewaard, 20 april 1981 in het ANP-archief
  27. Andere tijden: Onkruit
  28. Nederland bekent kleur op ANP-archief
  29. Gedicht met beginregel "Ik was in't klooster en ik zag de maan", zie "Verzameld werk" pag. 469
  30. Gedicht Palmzondag, zie "Verzameld werk" pag. 482
  31. Gedicht met beginregel "In elkaar", zie "Verzameld werk" pag. 407
  32. Gedicht Voor Han Lammers, zie "Verzameld werk" pag. 361
  33. bla bla
  34. bla bla
  35. Gedicht Voor Prof. Dr. P.C. Kuiper, zie "Verzameld werk" pag. 381
  36. Gedicht met beginregel "Doe de deur dicht", zie "Verzameld werk" pag. 339
  37. Gedicht VESTDIJK, zie "Verzameld werk" pag. 324
  38. Gedicht Voor Remco Campert, zie "Verzameld werk" pag. 399
  39. Gedicht Voor Gerrit Kouwenaar, zie "Verzameld werk" pag. 350
  40. Gedicht Voor Nico Scheepmaker, zie "Verzameld werk" pag. 372
  41. Gedicht Voor H.J.A. Hofland, zie "Verzameld werk" pag. 375
  42. Gedicht Voor J. Bernlef, zie "Verzameld werk" pag. 401
  43. Gedicht met beginregel "Zij is zo lief", zie "Verzameld werk" pag. 484
  44. Gedicht met beginregel "", zie "Verzameld werk" pag.
  45. ...
  46. Bioenergetics op en.wikipedia.org
  47. Energy balance op en.wikipedia.org
  48. Basic metabolic rate op en.wikipedia.org
  49. Food energy op en.wikipedia.org
  50. Fuel efficiency op en.wikipedia.org
  51. Toenemend vermogen onderzoek naar het vermogen van auto's door de Universiteit van Gent.
  52. SMILES (symbolische structuurweergave) =
    O=C(O)[C@@H](N)Cc2c1cc(O)ccc1nc2
  • Poldinger W, Bures E, Haage H, Clinical study with bromperidol, a new butyrophenone derivative, Int Pharmacopsychiatry. 1977;12(1):20-4.
  • Dubinsky B, McGuire JL, Niemegeers CJ, Janssen PA, Weintraub HS, McKenzie BE, Bromperidol, a new butyrophenone neuroleptic: a review, Psychopharmacology (Berl). 1982;78(1):1-7.

under construction[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 1783 begon een serie van tien uitbarstingen van de Laki op IJsland die een maand of acht duurde en waarbij ongeveer honderdmiljoen ton SO2 in de hogere lagen van de atmosfeer uitgestoten werd. Na deze uitbarsting traden drie jaar lang extreme weersverschijnselen op over het gehele noordelijk halfrond. Daarbij zou het ijs in de Missisippi tot New Orleans gedreven zijn, in India veranderde de windrichting voor een groot deel van het jaar waardoor grote droogte optrad en in Japan was het weer bijvoorbeeld ongewoon nat en koud. Over het hele noordelijk halfrond waren misoogsten en hongersnoden. Volgens sommige onderzoekers waren de resulterende economische malaise en maatschappelijke onrust en wanorde de oorzaak van de Franse Revolutie en de toestand van anarchie en banditisme die de laatste decannia van de achttiende eeuw kenmerkte.

Maatregelen op nationaal niveau[bewerken | brontekst bewerken]

Uit een bekende studie, waarin een klimaatbeleid voor Engeland geanalyseerd wordt[1], blijkt dat het in theorie technisch mogelijk zou zijn om over een periode van ongeveer dertig jaar de uitstoot van broeikasgassen met 90 procent te reduceren. Uiteindelijk zou een economie klimaatneutraal gemaakt kunnen worden. Om die situatie te realiseren moeten ingrijpende maatregelen genomen worden waarna de samenleving totaal veranderd zal zijn. Het valt niet te verwachten dat zulke hervormingen politiek en maatschappelijk haalbaar zullen zijn binnen de mogelijkheden die een democratisch georganiseerde samenleving biedt. De studie gaat er bovendien vanuit dat alle voorgestelde technische maatregelen effectief zullen zijn en dat er geen negatieve gevolgen uit die maatregelen voort zullen vloeien omdat alle toegepaste technieken beproefd zijn. De ervaring leert dat technische oplossingen vaak tekort schieten, ook als ze in andere situaties beproefd zijn, en dat maatschappelijke ontwikkelingen moeilijk te sturen zijn. Op grond van deze gegevens lijkt de uitvoering van een plan zoals dat in deze studie voorgesteld is niet haalbaar.

Nadelige gevolgen[bewerken | brontekst bewerken]

De productie van biobrandstoffen[2] kan schade opleveren[3] hoewel dat volgens anderen meevalt.[4] De productie van palmolie zou ten koste gaan van tropisch regenwoud dat gekapt wordt voor de aanleg van oliepalmplantages. De productie van bioëthanol zou ten koste gaan van de voedselvoorziening voor de bevolking van arme landen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

[5]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]