Gebruiker:PAvdK/Kladblok/Biologie/Mossenmorfologie
Dit is het persoonlijke kladblok van PAvdK/Kladblok/Biologie. |
Een kladblok is een subpagina van iemands gebruikerspagina. Het dient als testruimte voor de gebruiker en om nieuwe artikelen of langere toevoegingen aan bestaande pagina's voor te bereiden. Let op: je kladblok opslaan gaat met de knop 'publiceren'. De pagina wordt daarmee nog niet in de openbare encyclopedie geplaatst en blijft een kladpagina. De kladblokpagina is wel zichtbaar (voor iedereen die wat meer van Wikipedia) en mag dus geen onoorbare dingen te bevatten. |
Het is, ook in een kladblok, uitdrukkelijk niet toegestaan om zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd materiaal van derden te publiceren. |
Enkele handige links: Spiekbriefje | Snelcursus Andere testplaatsen: De algemene zandbak | De probeerpagina van de snelcursus | De sjabloonzandbak |
[bewerken | brontekst bewerken]
Schema's[bewerken | brontekst bewerken]
|
|
|
Mossen[bewerken | brontekst bewerken]
Blad (mossen)[bewerken | brontekst bewerken]
fylloïde[bewerken | brontekst bewerken]
De bladeren bij mossen (en bij bebladerde levermossen) worden ook wel fylloïden genoemd, omdat deze fundamenteel verschillen van echte bladeren van de bedektzadigen en niet de bouw hebben van echte bladeren. Mosbladeren worden gevormd aan de stengels van de gametofyt, zijn zittend en zijn merendeels slecht één cellaag dik.
Anders dan de bladeren van de diploïde bedektzadigen zijn de bladeren van de haploïde mossen (en van levermossen) bladachtige structuren van de haploïde gametofyt en niet van de diploïde sporofyt. De gesteelde bladen van bedektzadigen zijn meerdere cellagen dik en hebben een gecompliceerde bouw. Bladeren van mossen zijn ongesteeld, ze zijn zittend en grotendeels maar één cellaag dik, hoewel de enkele of dubbele bladnerf en soms de bladrand meer cellagen dik zijn.
bebladering[bewerken | brontekst bewerken]
- fyllotaxis en bladstand
- stengelblad
- takblad
- perichetiaalblad
- broedlichaam (aan pseudopodium)
Bladeren van de mossen zijn geplaatst rondom de stengels en takken. Aan een mosplant kunnen afhankelijk van de plaats verschillende vormen van bladeren voorkomen. De bladeren aan de hoofdstengels zijn vaak beter ontwikkeld dan die aan de zijtakken. In sommige gevallen, zoals bij de stolonen en rizomen kunnen de bladeren sterk gereduceerd of schubvormig zijn. Bij mossen met liggende stengels kunnen de horizontale, zijdelingse bladeren afwijken van de onderste en bovenste bladeren. Bij enkele afwijkende geslachten staan de bladeren in twee zijdelings gerichte rijen.
vorming van de bladeren[bewerken | brontekst bewerken]
Stengels en zijtakken groeien in de lengte met een driesnijdende topcel. De topcel heeft ongeveer de vorm van een regelmatig viervlak, met een naar boven gericht grondvlak. Deze topcel vormt door achtereenvolgende celdelingen voor dochtercellen, die door verdere deling de stengel (of tak) en de bladeren vormen. Als de dochtercellen van de deling van de topcel in de drie richtingen symmetrisch verlopen, komen de bladen in drie rijen te staan, maar gewoonlijk is de deling scheef waarbij de bladeren verspreid (spiraalsgewijs) komen te staan.
bladstand[bewerken | brontekst bewerken]
Bij mossen staan de bladeren gewoonlijk verspreid (schijnbaar in vijf of acht rijen), maar soms liggen ze schijnbaar in een plat vlak en zijn dan schijnbaar tweerijig.
-
Gewoon broedpeermos (Pohlia annotina), met verspreide bebladering, rondom de stengel
-
Kleivedermos (Fissidens taxifolius), met bladen in twee rijen
-
Gerimpeld platmos (Plagiothecium undulatum), met bladen ongeveer in een plat vlak, schijnbaar in twee rijen
-
Gewoon gaffeltandmos (Dicranum scoparium), met bladtoppen naar een zijde gericht
onderdelen en aanhangsel van het blad[bewerken | brontekst bewerken]
Bladeren bestaan uit een bladbasis, bladschede, bladschijf, bladzoom met bladrand, bladtop, bladnerf en aanhangsels van het blad zoals lamellen, rizoïden, gemmen en broedlichaampjes. Al deze onderdelen zijn opgebouwd uit cellen, die hun eigen, specifieke bouw kunnen hebben.
- onderdelen van het blad
- bladbasis
- bladschede
- bladoortje(s)
- bladschijf
- bladtop
- bladnerf, bladneren
- bladzoom
- bladrand
- aanhangsel van het blad
- lamellen
- gemmen en broedlichaampjes op de bladschijf
- gemmen en broedlichaampjes langs de bladnerf
- gemmen en broedlichaampjes op de top van de bladnerf
- rizoïden aan de bladschijf
- rizoïden op de bladnerf
bladvorm[bewerken | brontekst bewerken]
De gewoonlijk één cellaag dikke bladeren van mossen vertonen een grote variatie in bouw (morfologie en anatomie). De vaak herkenbare onderdelen van het mosblad zijn: de bladbasis, oortje, bladschede, bladschijf, bladzoom, bladrand, schouder, bladtop en 0-2 korte tot lange bladnerven. Verder kunnen bladeren nog aanhangsels hebben zoals wimpers of ciliën, ventrale en dorsale lamellen, broedlichamen en rizoïden.
-
Takakia lepidozioides, met enkele bladslippen per 'blad'
-
Zodeknikmos (Bryum caespiticium), bladen gespreid
-
Gewoon gaffeltandmos (Dicranum scoparium), stengelbladen naar een zijde gericht.
-
preparaat van gewoon dikkopmos (Brachythecium rutabulum), stengelblad.
-
preparaat van Diphyscium foliosum, stengelblad.
-
preparaat van beekmos (Leptodictyum riparium), bladtop met een voor de top eindigende nerf
bladbasis, oortje[bewerken | brontekst bewerken]
De bladbasis is gewoonlijk dwars op de stengelrichting ingeplant. In de bladoksel kunnen zich klierharen of broedlichamen bevinden. Aan de bladbasis bevinden zich vaak meer of minder duidelijke oortjes.
-
preparaat van rond boogsterrenmos (Plagiomnium affine), bladbasis, bladnerf, bladzoom en bladrand
-
preparaat van Plagiothecium ruthei, met aflopende bladhoeken
Bladeren zijn vastgehecht aan de stengel of tak bij de bladbasis. Er is nooit een bladsteel. In de hoeken van het blad zijn er soms verdikte of anders gekleurde cellen: de hoekcellen of oortjes als het geheel nog is is uitgegroeid. De bladeren kunnen onderaan bij de hoeken soms nog uitgegroeid zijn tot langs de stengel lopende stroken van enkele cellen breed.
bladschede[bewerken | brontekst bewerken]
Het onderste deel van het blad wordt, als deze de stengel gedeeltelijk omgeeft, de bladschede genoemd; een bladsteel ontbreekt bij mossen.
Het onderste deel van het blad kan de tak of stengel gedeeltelijk omgeven in de vorm van een bladschede. De cellen van de bladschede kunnen afwijkende vorm en kleur hebben, of zelfs dood en hol.
-
preparaat van slank riviervedermos (Fissidens rufulus), met tweerijige bebladering, bladen met bladschede, gevormd door een extra bladlob op de nerf
bladschijf, bladzoom, bladrand, schouder[bewerken | brontekst bewerken]
De bladschede gaat over in de slechts één cellaag dikke bladschijf. De groene bladschijf is gewoonlijk het belangrijkste fotosynthetiserende deel van de mosplant. De overgang van bladschijf naar bladtop, de schouder, is bij de wat bredere bladen vaak goed herkenbaar als een een versmalling.
De rest van het blad vormt de bladschijf met de fotosynthetiserende cellen. Bij sommige groepen zijn er in het blad dode cellen, waarin water kan worden opgeslagen. Een voorbeeld daarvan vormen de veenmossen.
-
preparaat van Anomobryum concinnatum, bladschijf met een enkele middennerf.
-
preparaat van Plagiomnium affine, bladbasis, bladnerf, bladzoom en bladrand
-
preparaat van Plagiomnium affine, bladnerf, bladzoom, bladrand en bladtop
-
preparaat van Sphanum girgensohnii, dwarse doorsnede stengel met hyalodermis
-
preparaat van gewoon muursterretje (Tortula muralis), dwarse doorsnede stengel met centrale cilinder.
-
preparaat van gewoon sterrenmos (Mnium hornum), dwarse doorsnede blad en bladnerf
-
preparaat van Sphagnum centrale, takblad met brede bladgroenloze, dode cellen (met verdikkingen en poren) en smalle cellen met bladgroen
-
preparaat van Plagiomnium affine, isodiametrische bladschijfcellen met chloroplasten
-
preparaat van Drepanocladus aduncus, detail bladschijf met bladnerf met prosenchymatische cellen
bladtop[bewerken | brontekst bewerken]
Uittredende nerf
-
preparaat van Sphagnum palustre, nerfloos blad met bootvormige bladtop en met twee celtypen
-
preparaat van groot platmos (Plagiothecium nemorale), blad met dubbele nerf
-
preparaat van gewoon sterrenmos (Mnium hornum), bladtop met niet-uittredende bladnerf, bladrand verdikt met tanden
-
Duinsterretje (Syntrichia ruralis), bladtop met lange uittredende nerf
bladrand en bladzoom[bewerken | brontekst bewerken]
De bladrand van mossen is gevarieerd van gaafrandig, getand of gezaagd. Vaak is de bladrand een cellaag dik, maar ook bladranden van meer dan een cellaag dik komen veelvuldig voor. De bladrandcellen zijn vaak afwijkend van die van de bladschijf en van de bladschede. Bij een aantal geslachten worden de bladeren gekenmerkt door een bladzoom: een smalle strook bij de rand van het blad van afwijkende cellen.
-
Fissidens curvatus, met bladzoom van meer cellen dik
bladnerf[bewerken | brontekst bewerken]
In de bladschijf bevinden zich vaak één of twee (kortere) bladnerven, bij sommige soorten (zoals bij veenmossen) ontbreken bladnerven. De bladnerven hebben meerdere cellagen (en zijn daardoor wat dikker dan de bladschijf) en kan tot in de bladtop doorlopen of zelfs uittreden.
Vaak hebben bladeren een enkele of een dubbele bladnerf (costa). De dubbele nerven zijn gewoonlijk korter dan de bladlengte. De enkele bladnerf is kort tot uittredend en vormt een stekelpunt. De bladnerf is minder of meer gecompliceerd gebouwd en bestaat op dwarse doorsnede gezien uit lagen van verschillende celtypen. Bij een goed ontwikkelde bladnerf ziet men van boven naar naar onder (van binnen naar buiten) de volgende cellagen: bovenepidermis, bovenste stereïden, hoofdcellen (duces), bijcellen, begeleidende cellen (socii), onderste stereïden, substereïden, onderepidermis.
-
Veenhaarmos (Polytrichum strictum), dwarsdoorsnede van het blad met lamellen
-
Calymperes tenerum, met gemmendragende nerftop
-
Gewoon sterrenmos (Mnium hornum), dwarsdoorsnede van de bladnerf
-
Dicranum brevifolium, dwarsdoorsnede van de bladnerf
-
Sphagnum angustifolium, dwarse doorsnede blad met hyalocysten en chlorocysten (hyaliene en groene cellen)
-
Mnium hornum:
dwarse doorsnede van de bladnerf -
99Kussentjesmos]] (Leucobryum glaucum), dwarse doorsnede van het blad
Lamellen[bewerken | brontekst bewerken]
Polytrichaceae, Aloina aloides, Fissidens
-
Atrichum undulatum, groot rimpelmos met lamellen op de smalle nerf
-
Polytrichum commune, gewoon haarmos met lamellen op de brede nerf
-
Aloina aloides, gewoon aloëmos
-
Fissidens taxifolius, kleivedermos
Lamellen komen voor bij o.a. Polytrichaceae, Aloina aloides, Fissidens
-
Atrichum undulatum, groot rimpelmos met lamellen op de smalle nerf
-
Fissidens taxifolius, kleivedermos
-
Aloina aloides, gewoon aloëmos
bladcellen[bewerken | brontekst bewerken]
anatomie van de cel[bewerken | brontekst bewerken]
- parenchymatische en prosenchymatische cellen
- cellumen
- celwand
- papillen en wratten
- mamillen
- stippels en poren
Bladcellen (laminacellen) zijn van dun- tot dikwandig, van isodiametisch (afgerond zeshoekig) tot zeer langwerpig (prosenchymatisch). Bladcellen zijn glad, hebben mamillen (plaatselijk uitstulpende celwand), een of enkele papillen (plaatselijke verdikkingen), poren (zeer kleine doorboringen van de celwand), stippels (grotere openingen) of spiraalvormige wandverdikkingen.
-
Gewoon veenmos (Sphagnum palustre), laminacellen: groene en hyaliene cellen
-
Plagiomnium affine, bladschijfcellen met chloroplasten
-
Cellen van de bladschijf van gewoon krulmos (Funaria hygrometrica), met chloroplasten tegen de celwanden gelegen
broedlichaampjes en gemmen[bewerken | brontekst bewerken]
Broedlichaampjes en gemmen kunnen gevonden worden aan bladeren, maar ook op stengels, takjes of secundair protonema. Bij broedlichaampjes is vaak nog te zien uit wat voor orgaan de gemmen zijn gevormd, zoals gereduceerde blaadjes. Gemmen zijn veel eenvoudiger van vorm en bestaan vaak uit enkele cellen of cel-klonten.
-
Bossig kronkelsteeltje (Campylopus fragilis), met loslatende broedblaadjes
-
Gewoon broedpeermos (Pohlia annotina), met broedknoppen in de vorm van kleine plantjes
-
Roodviltmos (Aulacomnium palustre), met stengels met gereduceerde broedblaadjes
-
preparaat van Knikkersterretje (Syntrichia papillosa), met gemmen op de bladnerf
-
Calymperes tenerum, blad met gemmendragende nerftop
-
Achrophyllum dentatum, blad met gemmen aan de bladrand
-
Broedhaarmuts (Orthotrichum lyellii), bladschijf met gemmen
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
Literatuur
Literatuur
Externe links
|