Gereformeerde Gemeenten

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gereformeerde Gemeenten
Indeling
Hoofdstroming Protestantisme
Richting Gereformeerd calvinisme
Voortgekomen uit Samenvoeging van Geref. Kerken o/h Kruis en Ledeboerianen in 1907
Afsplitsingen 1953: Ger. Gem. in Ned.

2017: Vrije Gereformeerde Gemeente Kruiningen

Aard
Locatie 150 gemeenten in Nederland, 1 gemeente in Zuid-Afrika en 1 gemeente in Nieuw-Zeeland (01-01-2023)
Aantal leden 107.016 leden in Nederland (31 december 2022), 189 in Nieuw-Zeeland en 99 in Zuid-Afrika (1 januari 2023).
Karakter bevindelijk gereformeerd
Oprichter(s) ds. G.H. Kersten (1882-1948, Geref. Kerken o/h Kruis) en ds. N.H. Beversluis (1850-1931, Ledeboerianen) als drijvende krachten achter de vereniging die tot de oprichting van de Gereformeerde Gemeenten leidde.
Leider ds. Peter Mulder (voorzitter/preses van het moderamen (bestuur) van de laatst gehouden generale synode (hoogste vergadering)) (het moderamen voert opdrachten uit van de afgelopen synode, na de synode is ze geen besturend college)
Hoofdkwartier Bureau voor Kerkelijke Dienstverlening, Houttuinlaan 7, Woerden
Overzicht
Officiële website https://www.gergeminfo.nl/
Portaal  Portaalicoon   Christendom
Protestantisme

Titelpagina Statenvertaling

in Nederland

..Stromingen

Lutheranisme
Lutheranisme
Vrijzinnig protestantisme
Vrijzinnig protestantisme
Midden-orthodoxie
Protestantse Kerk in Nederland
Modern-gereformeerd
Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland
Orthodox-protestantisme
Calvinisme
Gereformeerd protestantisme
Orthodox-protestantisme
Orthodox-gereformeerd
Orthodox-gereformeerden
Bevindelijk gereformeerden
Bevindelijk gereformeerden
Evangelisch

Evangelisch christendom
Ds. G.H. Kersten was de stuwende kracht achter het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten in 1907
Gereformeerde Gemeente Amsterdam
Gereformeerde Gemeente te Barendrecht
Gereformeerde Gemeente te Tholen
Elimkerk te 's-Gravenpolder
Kerkzaal Jachin en Boazkerk te Genemuiden

De Gereformeerde Gemeenten (GG) vormen sinds 1907 een kerkgenootschap binnen het protestantisme in Nederland. Het ontstaan van het kerkverband is te verklaren uit de Afscheiding van 1834, toen door het hele land heen verschillende groepen de Nederlandse Hervormde Kerk verlieten. Na een eerste, nogal roerige, periode verenigden in 1869 de voornaamste van de afgescheiden gemeenten zich tot één kerkverband: de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Er bleven echter gemeenten over die besloten om niet met deze vereniging mee te gaan. In 1907 ontstonden de Gereformeerde Gemeenten door een vereniging van de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis (13 gemeenten) met de Ledeboeriaanse gemeenten (22 gemeenten). Het kerkverband telde op 31 december 2022 107.304 leden, verdeeld over 151 kerken en bediend door 65 predikanten.[1]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De afgescheidenen die in 1834 de Nederlandse Hervormde Kerk verlieten, vielen in twee hoofdrichtingen uiteen: de Christelijke Gereformeerde Afgescheiden Kerk en de Gereformeerde Kerken onder het Kruis. In 1869 verenigde het overgrote deel van deze kerken zich tot de Christelijke Gereformeerde Kerk. Enkele Kruisgemeenten (Enkhuizen, Lisse en Tricht) gingen met deze vereniging niet mee. Rondom de predikanten Elias Fransen (1827-1898) en Cornelis van den Oever (1802-1877) vormde zich opnieuw een kring van Kruisgemeenten. Onderling was er tussen deze gemeenten weinig samenhang.

Elias Fransen en de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1890 ontstond er rondom ds. Fransen te Kampen een kring van gemeenten die zich de 'Vereenigde Gereformeerde Gemeenten' noemden. Fransen was een begaafd en geliefd prediker en er verschenen van zijn hand veel preken, verhandelingen en brieven in druk. Hij zette hij zich af tegen het geestelijke klimaat dat binnen het kerkverband van de Gereformeerde Kerken in Nederland overheersend was. In deze kring zag men het historisch geloof (verstandelijk geloven) voor het zaligmakend geloof aan volgens hem. Dit was het gevolg van de z.g. theorie van dr. A. Kuyper: de veronderstelde wedergeboorte. Fransen was tegenstander van een theologische opleiding en voelde zich ook niet aan kerkordelijke regelingen gebonden.[2] In 1906 nam men de naam aan van Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis. Spoedig breidde het kerkverband zich verder uit. Zo trad in 1894 de Gereformeerde Kerk in Opheusden (ontstaan uit de Doleantie) toe met haar oefenaar Cornelis Pieneman (1863-1912). In 1899 sloot de Vrije Gereformeerde Kerk onder het Kruis van Rotterdam Charlois zich aan met haar predikant J.R. van Oordt (1859-1942).

In 1905 bestond het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis uit de volgende gemeenten en predikanten: Barneveld (met A. Janse), Kampen (met D.C. Overduin), Lisse (met Jac. Overduin), Meliskerke (met G.H. Kersten), Rotterdam (met C. Pieneman), Beekbergen, Charlois, Opheusden, Rijssen-Esch, Tricht, Twello en Westzaan.

De Ledeboeriaanse gemeenten[bewerken | brontekst bewerken]

Ook de Ledeboerianen hadden zich tot nu toe afzijdig gehouden. De Ledeboeriaanse gemeenten waren ontstaan nadat ds. L.G.C. Ledeboer in 1841 in Benthuizen was afgezet als predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dit als gevolg van de gezangenkwestie. Aanvankelijk wilde Ledeboer zich verenigen met de Christelijke Afgescheiden Kerk maar na enige tijd besloot hij zijn eigen koers aan te houden. Formeel hield men Ledeboer nog tot 1857 als een predikant van de Christelijke Afgescheiden Kerk. De Synode van 1846 constateerde dat ds. Ledeboer zich afzijdig hield en "dat er overal gemeenten gesticht werden die zich naar hem noemden." Ledeboer verklaarde hierop "dat hij ter oorzaak van het verzoek om vrijheid van godsdienst zich niet met de afgescheidenen kon verenigen." De naam van Ledeboer bleef echter op de vergaderingen terugkeren. In 1857 kwam nog het voorstel "dat de kerk in haar geheel en de plaatselijke gemeente in het bijzonder de vrijheid zouden teruggeven aan den koning van wien men ze gevraagd had." Dit werd echter afgewezen maar het voorstel om ds. Ledeboer af te zetten kon evenmin instemming vinden. De Synode gaf datzelfde jaar een verklaring uit "dat de twee broeders Ledeboer en Budding van nu af aan gerekend worden, buiten onze kerkgenootschap te staan; naardien zij zichzelven daaraan onttrokken hebben; op alle broederlijke aanzoeken blijven weigeren tot ons terug te keren, en daarenboven zichzelven beschouwen, buiten onze kerkgemeenschap te zijn."

Een kenmerk van de Ledeboeriaanse gemeenten betrof de handhaving van de psalmberijming van Datheen en het traditionele ambtsgewaad: de kuitbroek en de bef. Na het overlijden van Ledeboer ontstond er tussen de Ledeboeriaanse predikanten P. van Dijke (1812-1883) en D. Bakker (1821- 1885) een conflict waardoor men in een tweetal groeperingen verder leefde: de Bakkerianen en de Dijkianen.[3]

De 25-jarige ds. G. H. Kersten (1882-1948) wist als predikant in Meliskerke met medewerking van de Ledeboeriaanse predikant N.H. Beversluis (1850-1931) een vereniging te bewerkstellingen tussen de Kruisgemeenten rond Fransen en de Ledeboeriaanse gemeenten (tak ds. P. van Dijke). Door deze vereniging kwam het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten - hoewel niet zonder slag of stoot - in 1907 tot stand. Verschillende obstakels moesten hiervoor uit de weg geruimd worden. Zo bestond er bij de Kruisgemeenten de vrees hun predikanten aan de Ledeboeriaanse gemeenten kwijt te raken, gezien de grote schaarste aan voorgangers binnen de laatstgenoemde kring. Het bezwaar van de Ledeboeriaanse gemeenten was het niet overnemen van hun geliefde tradities door de Kruisgemeenten. De psalmberijming van Datheen woog hen hierbij het zwaarste. In 1905 waren de besprekingen tussen beide kerkelijke groeperingen abrupt ten einde gekomen.[4]

In juni 1907 was een delegatie namens de Kruisgemeenten onder leiding van Kersten aanwezig op de Algemene Vergadering van de Ledeboeriaanse gemeenten in Middelburg om de bezwaren die nog in de weg stonden definitief weg nemen. De Kruisgemeenten deden het voorstel om de psalmen van Datheen in alle classisvergaderingen en synodale bijeenkomsten te gebruiken, "opdat geen der broeders uit uwen kring in hun gemoed bezwaard worden." "Bovendien zullen onze leeraars in uwe kerken volgaarne gebruik maken van de oude psalmberijming, terwijl uwe leeraars dienstdoende in onze gemeenten volkomenlijk de vrijheid verleend wordt de oude berijming op den kansel te gebruiken."[4]

Op de tweede dag van de vergadering, 5 juni 1907, bereikte men door algemene instemming met alle voorwaarden en afspraken een officiële vereniging en was het nieuwe kerkverband ontstaan. De naam van het officieel orgaan van de Gereformeerde Gemeenten, het weekblad De Saambinder, refereert aan deze gebeurtenis. Spoedig traden ook andere zelfstandige gemeenten en voorgangers toe tot het nieuwe kerkverband.

Periode 1907-1931[bewerken | brontekst bewerken]

Opbouw van de organisatie[bewerken | brontekst bewerken]

Kersten die intussen de gemeenten van Rotterdam (1906-1912), Yerseke (1912-1926) en nogmaals Rotterdam (1926-1948) diende, vervulde tot na de Tweede Wereldoorlog een gezichtsbepalende rol in het kerkverband. Onder zijn leiding werden hervormingen ter hand genomen. In dogmatiek en kerkrecht was hij goed bedreven blijkens de publicaties van zijn hand. Veel gemeenten waren het naleven van een kerkorde niet meer gewend. Beslissingen werden veelal op het gevoel af genomen. Op 26-jarige leeftijd schreef Kersten in 1908 de brochure De Tucht in de Kerke Christi. Daarnaast besteedde hij aandacht aan de dogmatische profilering van het kerkverband. Zijn boek over de Heidelbergse Catechismus had een belijnd dogmatisch karakter. Kersten gaf ook een toelichting op de Gereformeerde Dogmatiek uit. Hij maakte gebruik van werken van eigentijdse dogmatici zoals de gereformeerde hoogleraren dr. H. Bavinck (1854-1921) en dr. A.G. Honig (1864-1940) als ook van theologen uit de tijd van de Reformatie en Nadere Reformatie (waaronder Joh. à Marck).

Theologisch profiel[bewerken | brontekst bewerken]

Kersten schroomde ook niet om misstanden in eigen kring aan te wijzen.[4] In zijn boek Meer dan overwinnaars [aanvankelijk als artikelenserie in De Saambinder verschenen tussen 28 april 1927 en 13 juni 1929] waarschuwde hij voor het bouwen op gevoelens terwijl er geen uitgangen naar Christus zijn. "Maar als dan ook onze ziel geen behoefte aan Christus heeft, werpt dan al uw bevindingen weg; zij zijn slechts misleidingen, voortgekomen uit een benauwde consciëntie; zij missen het stempel van Gods werk te zijn." "Tekort zullen zijn uw tranen, uw gemoedsbewegingen, uw toestandjes; tekort in een woord zal alles zijn wat buiten Christus is om u voor God te bedekken." Kersten voelde zich verwant aan de hervormd-gereformeerde predikant I Kievit (1887-1954) die zich in 1936 uitsprak als voorstander van een voorwerpelijk-onderwerpelijke prediking. Ook voor de christelijk-gereformeerde docenten P.J.M. de Bruin (1868-1946) en A. van der Heijden (1865-1927) had Kersten waardering. Om de band met de Nadere Reformatie en het Schotse en Engelse Puritanisme te benadrukken spande Kersten zich in om het lezen van de 'oudvaders' binnen de gemeenten te bevorderen. Een bijzondere voorliefde koesterde hij voor de theoloog Alexander Comrie (1706-1774). Zijn wens was een volledige uitgave van diens werken maar de realisatie daarvan moest voorlopig op zich laten wachten. In het spoor van Kersten hebben ook latere docenten aan de Theologische School, waaronder A. Vergunst (1926-1981) en A. Moerkerken (1947), de band met de Nadere Reformatie en de theologie van Comrie willen benadrukken.[5] Kersten droeg gedurende de jaren dertig en veertig zorg voor verschillende (her) uitgaven van 'oudvaders' waaronder Eigenschappen des geloofs van Alexander Comrie (1930) Een beschouwing van het verbond der Genade van Thomas Boston (1931) en Het Verbond der genade van Ebenezer en Ralph Erskine en James Fisher (1948).

In zijn optreden maakte Kersten een front tegen het neocalvinisme en verbondsmethodisme zoals dat destijds in de Gereformeerde Kerken rond Kuyper aan invloed won. De Gereformeerde Gemeenten gedurende de periode 1907-1930 moeten daarom vooral gezien worden tegen de achtergrond van het theologisch profiel van de Gereformeerde Kerken in Nederland. In deze kerken was sprake van een zeker 'triomfantelijk calvinisme' waarbij de leer van de veronderstelde wedergeboorte een belangrijke rol speelde. Men werd van kinds af aan gehouden voor wedergeboren, tenzij het tegendeel zou blijken. Daartegenover benadrukte Kersten in zijn preken onvermoeibaar de noodzaak van "hartsvernieuwende genade."

"Beproef uzelf of u in waarheid uzelf door de ontdekking van de Heilige Geest hebt leren mishagen vanwege de zonde en of u door het geloof in Christus verzoening heeft mogen vinden, daarvan getuigenis geven in een heilige wandel. Ik moet u met de sleutel van het Woord des Heeren uitsluiten van de tafel des Verbonds, al is uw leven en belijdenis onberispelijk, zodat de sleutel van de ban op u niet van toepassing is. Er zijn twee sleutels van het Koninkrijk des Hemelen en met de verkondiging van het Woord moet elke getrouwe dienaar van Christus hen uitsluiten, die geen kennis hebben aan de wederbarende genade van God."[6]

De periode 1930-1950 moet gezien worden tegen de opkomst van nieuwe gereformeerde stromingen waaronder J.G. Woelderink (1886-1956) (hervormd-gereformeerd) en K. Schilder (1890-1952) (de geestelijke vader van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt). Deze theologen verwierpen weliswaar de theorie van de veronderstelde wedergeboorte, maar hadden een sterke objectieve inslag (de eis om te geloven) en weinig oog voor het z.g. onderwerpelijke (noodzaak werk van de Heilige Geest). In dit kader moet ook de strijd over de z.g. 'twee- of drie-verbondenleer' gezien worden die in 1928 begon.

Theologische School[bewerken | brontekst bewerken]

Kersten wees de gedachte dat predikanten vooral niet moesten studeren en het van het 'onmiddellijke' verwachten af. Het verschijnsel om tekst en preek 'af te wachten' tot voor de trap van de preekstoel sprak tot de verbeelding binnen de Kruisgemeenten rondom Fransen en de Ledeboeriaanse gemeenten. Van Ledeboer is bekend dat hij studie van zijn preken maakte en ook een zekere orde in het kerkelijk leven wilde handhaven. Onder zijn navolgers vervielen er in de liefde voor het buitengewone. Ook na 1907 konden niet allen binnen het kerkverband zich vinden in de stichting van een theologische school, waaronder de Barneveldse predikant J. Fraanje (1878-1948). Dit was een predikant die destijds veel achting genoot. De oprichting van een Theologische School was voor Kersten echter een principieel punt, mede gezien het hoge niveau van de gereformeerde vaderen uit de tijd van de Reformatie en Nadere Reformatie. In 1925 schreef hij: "Ik beken eerlijk, de opleiding zoals wij die zullen krijgen naar ik hoop van de synode is slechts lapwerk. De volle bekwaammaking zo onze vaderen die kenden, zal ons zeer verre ontbreken. Dat bekennen is mij droevig. Maar toch het weinige dat ik mij voorgesteld heb te bereiken, is iets ten goede."[2] Om invulling te geven aan het doceren zocht hij naar bekwame mensen. In 1913 kwam ds. W. den Hengst (1859-1927) als predikant van de Gereformeerde Kerk te Veenendaal over naar het kerkverband. Een geestelijke verandering was hier bij Den Hengst aan vooraf gegaan. Omdat als gevolg hiervan de inhoud van zijn preken ook anders geworden waren, werd hij door zijn gereformeerde collega's beschuldigd van "het bedrijven van mystiek." Den Hengst verdedigde zich en verwees naar Jodocus van Lodenstein (1620-1677), Koelman (1632-1695), Thomas Goodwin (1600-1680), Wilhelmus à Brakel (1635-1711), Thomas Boston (1676-1732), Theodorus van der Groe (1705-1784). "Mannen die in het leven der genade beproefd en geoefend waren." In De Saambinder in juni 1923 stelde Den Hengst als eerste de noodzaak van een officiële theologische opleiding aan de orde. In de periode 1916-1926 gaf hij op last van de synode vanuit zijn woning in Leiden theologisch onderwijs aan een eerste generatie predikanten waaronder G. van Reenen (1864-1935), A. de Blois (1887-1971), J. Overduin (1881-1961), R. Kok (1890-1984), W.C. Lamain (1904-1984) en M. Heikoop (1890-1944). Op 13 januari 1927 kwam het zover dat in het kerkgebouw aan de Boezemsingel te Rotterdam de Theologische School officieel kon worden geopend. Den Hengst moest in 1926 als docent bedanken wegens zijn gezondheid en overleed in 1927. Ingenomen was Kersten in 1928 met de overkomst van de predikant J.D. Barth (1871-1942) vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerk. Wegens gezondheidsredenen was deze predikant ook niet in staat lang te doceren. Hierna kwam hij in contact met dr. C. Steenblok (1894-1966) die in 1941 tot doctor in de theologie was gepromoveerd op een onderzoek naar de opvattingen over de zondagsheiliging van Gisbertus Voetius (1589-1676). In hem zag Kersten een mogelijke opvolger.[2]

Zending[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds in 1906 knoopte Kersten contacten aan met de Armeense zendingspredikant David Jacob Benjamin omdat hij ervan overtuigd was dat de kerk te allen tijde de opdracht heeft om zending te bedrijven.[7]

Strubbelingen[bewerken | brontekst bewerken]

De hervormingen die Kersten wilde doorvoeren voor het kerkverband verliepen niet zonder enige strubbeling. In 1907 hield ds. L. Boone (1860-1935) zich afzijdig van de voortvarendheid van Kersten. Deze predikant stemde op 5 juni 1907 als voorzitter namens de Ledeboeriaanse gemeenten aanvankelijk in met de vereniging[4] maar verklaarde na 4 maanden alsnog bij het oude te willen blijven, “in de lijn van de godzalige ds. Ledeboer ds. Van Dijke etc.” Het zou hem behalve de psalmberijming van Datheen en het ambtsgewaad ook gegaan zijn om het verdwijnen van het kerkbegrip van de Ledeboerianen. In deze kring stond het begrip 'noodkerk' centraal.[8] Ook had het zijn voorkeur vast te houden aan de naam Oud Gereformeerd. Kersten heeft (anders als de afgescheidenen) de Nederlandse Hervormde Kerk van na 1816 nooit geheel af willen schrijven en als een 'valse kerk' willen bestempelen. Wel was hij om praktische redenen voorstander van een hogere organisatiegraad als binnen de Oud Gereformeerden Gemeenten, (het kerkverband dat ontstond toen ds. Boone alsnog met een aantal gemeenten op zichzelf bleef staan), gangbaar was. De gemeenten van ds. Boone fuseerde in 1948 met de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten waarna het huidige kerkverband van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland is ontstaan.[9]

Ook over het stichten van eigen scholen en het actief bedrijven van politiek was er discussie. Toch gelukte het Kersten met steun van ds. J.R. van Oordt en ds. R. Kok om in 1918 een Staatkundig Gereformeerde Partij op te richten. Hiervoor wist hij ook buiten het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten bekwame mensen te mobiliseren zoals uit de Nederlandse Hervormde Kerk (ds. P. Zandt), en de Christelijke Gereformeerde Kerken (ds. J. v.d. Vegt, ds. G. Salomons, ds. J.D. Barth) In 1926 waren er veertien eigen lagere scholen. Als partijleider van de SGP wees Kersten sterk op het blijvende gevaar van de Rooms-Katholieke Kerk.

In 1930 verlieten de broers ds. D.C. Overduin (1875-1946) en ds. J. Overduin (1881-1963) vanwege een theologisch geschil de Gereformeerde Gemeenten. Zij bleken behalve dat moeilijk met Kersten overweg te kunnen.[10] Door het vertrek van de gebroeders Overduin ontstonden de Gereformeerde Gemeenten in Hersteld Verband. Deze gemeenten hebben zich na enkele decennia aangesloten bij de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ds. D.C. Overduin was toen al overleden.

In deze periode werden ook de z.g. leeruitspraken van 1931 opgesteld.

Positie van de Gereformeerde Gemeenten ten opzichte van andere kerkverbanden (periode voor de Tweede Wereldoorlog)[bewerken | brontekst bewerken]

In 1909 richtte de synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland (sinds 2004 Protestantse Kerk Nederland) een verzoek om het gesprek aan te gaan. Vanwege de bezwaren tegen de leer van de veronderstelde wedergeboorte wezen de Gereformeerde Gemeenten dit verzoek vrijwel direct af.

Samensprekingen met de Christelijke Gereformeerde Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

In 1919 wendde de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk zich tot de Gereformeerde Gemeenten met hetzelfde verzoek. De contacten verliepen enigszins stroef, maar het kwam toch zover dat er zelfs al een gemeenschappelijke naam was bedacht bij een eventuele vereniging van beide kerken, namelijk 'Nederduitse Gereformeerde Gemeenten', een verwijzing naar de oorspronkelijke naam van de aloude Gereformeerde Kerk van de Reformatie.

De discussie over het genadeverbond[bewerken | brontekst bewerken]

In het voorjaar van 1928 ontstond echter een hevige pennenstrijd tussen beide kerkverbanden. Deze strijd duurde vanaf de jaren twintig tot ver in de jaren dertig. Aanleiding vormde een in 1927 verschenen catechisatieboekje van de christelijk-gereformeerde predikant J. Jongeleen (1879-1961).[11] De Christelijke Gereformeerde Kerk had zich ten opzichte van de Gereformeerde Kerken in Nederland geprofileerd in de opvatting, dat er onderscheid bestond tussen het 'verlossingsverbond' [van eeuwigheid] en het 'genadeverbond' [in de tijd]. De theorie van de veronderstelde wedergeboorte hing samen met de vereenzelviging van deze verbonden en dit had consequenties voor de kerkelijke praktijk. Het onderscheid tussen de verbonden werd ook gemaakt door W. Heyns, hoogleraar aan de Theologische School te Grand Rapids. [12] Op zowel de voorstelling van Jongeleen als Heijns had Kersten kritiek. Het 'wezenlijk onderscheid maken' tussen beide verbonden leidde volgens hem tot "een verbondsontzenuwende leer." In De Saambinder liet Kersten zijn afkeer blijken van deze z.g. 'drieverbondenleer.' Dit deed hij ook in diverse andere publicaties van zijn hand. Ook verwerkte hij zijn mening in publicaties van derden tot in de kinderbijbel van B.J. van Wijk die in 1948 verscheen toe.

De discussie verliep aanvankelijk rustig maar werd verder verscherpt door de wisselwerking Van der Schuit-Kersten. Ook hier was min of meer sprake van botsende persoonlijkheden en het liep uit op een verwijdering tussen beide kerkverbanden. Hoewel Kersten mogelijk anders verwacht had sloten de gelederen zich in de Christelijke Gereformeerde Kerk rondom Jongeleen. Ook de predikanten waarvoor ds. Kersten veel waardering had zoals P.J.M. de Bruin en G. Wisse spraken hun steun voor Jongeleen openlijk uit. Wisse sprak wel van "een droevig broedergeschil." De Gereformeerde Gemeenten namen in de jaren daarna steeds meer afstand van de Christelijke Gereformeerde Kerk en spraken herhaaldelijk uit: “dat een vereniging met de Christelijke Gereformeerde Kerk niet kan, omdat zij de drie-verbondenleer’ aanhangt."

De leeruitspraken 1931[bewerken | brontekst bewerken]

Binnen de Gereformeerde Gemeenten waren het de predikanten H.A. Minderman (1856-1933) (afkomstig uit de Christelijke Gereformeerde Kerk en bevriend met ds. P.J.M. de Bruin) en A. de Blois (1887-1971) die hun bedenkingen uitspraken tegen de gang van zaken [kerkordelijk], alsmede enkele inhoudelijk theologische bezwaren. In 1931 kwam de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten tot een uitspraak over de visie op het verbond der genade en de plaats die de uitverkiezing hierbij inneemt. In de leeruitspraken werden om misvattingen te voorkomen nadere accenten gelegd. Zoals over de vorm van het genadeverbond, die breder is, al zou het alleen de uitverkorenen omvatten (5de uitspraak). Ook de verantwoordelijkheid van de mens werd benadrukt (6de uitspraak). De gedachte dat er sprake was van een compromis tussen een z.g. 'Kersten-vleugel' en 'Kok-vleugel' zoals Prof. dr. Blaauwendraad stelde wees dr. Golverdingen af.[13] De leeruitspraken van 27 mei 1931 luiden als volgt:

  1. Dat het Verbond der Genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid, dat het wezen des verbonds daarom alleen geldt de uitverkorenen Gods en nooit kan gelden het natuurlijk zaad. Dat aard en wezen van Verbond der Verlossing en Verbond der Genade één zijn en niet twee. In wezen is het één verbond.
  2. Dat de Heilige Schrift slechts spreekt van twee verbonden in betrekking tot de eeuwige staat van de mens, namelijk het Verbond der Werken en het Verbond der genade.
  3. Dat wat het wezen des verbonds betreft, de Heilige Schrift alleen spreekt van twee Hoofden; Adam hoofd van het Verbond der Werken, Christus Hoofd van het Verbond der Genade, volgens Romeinen 5: 12-19, 1 Korinthe 15: 22, enz.
  4. Dat een verbond in zijn wezen twee partijen kent; dat gelijk God met Adam als het vertegenwoordigend Hoofd van al zijn zaad, het Verbond der Werken heeft opgericht, Alzo met Christus, als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het Verbond der Genade, terwijl het (subjectief) wordt opgericht, met de uitverkorenen, als zij door wedergeboorte en geloof in de tijd in dat Verbond worden ingelijfd.
  5. Dat het Verbond der Genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatste echter alleen zijn wezenlijk in het Verbond begrepen.
  6. Dat de verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens Zijn beeld terug. En die verantwoordelijkheid wordt groter door de ernstige aanbieding van Christus en de Verbondsweldaden in het Evangelie, als blijkt uit vele plaatsen als Ezechiël 33: 11; 2 Korinthe 5: 20; Mattheus 23: 37; Lukas 10: 13-15; Johannes 3: 36; 5: 40; Openbaringen 22: 17 enz.[14]

Visie op de doop, verbond en beloften[bewerken | brontekst bewerken]

Praktisch gezien weken beide visies minder van elkaar af dan men op het eerste gezicht zou denken. Golverdingen sprak van een polemische toon die in zijn ogen aan beide kanten te scherp zou zijn geweest. Ook werden van elkaars standpunten karikaturen gemaakt. Bepaalde woorden [waarvan beide partijen erkennen dat die confessioneel legitiem zijn] hadden een bepaalde lading gekregen en zo vertroebelde de discussie. Een woord als "verbondsinwilliging" kon verkeerd begrepen of uitgelegd worden. De gedachte ontstond dat er een geloofsvermogen in de mens gelegd werd. Dit was de leer van de Remonstranten waarvoor men vuurbang geworden was. [De leer van de Remonstranten werd veroordeeld door de internationale Synode van Dordrecht 1618-1619]. Aan beide zijden werd benadrukt dat persoonlijk geloofsleven onmisbaar was. De doop als zodanig maakt niet zalig [dit volgens de rooms-katholieke sacramentsopvatting]. Een prediking van het evangelie waarin het onderwerpelijke element [de innerlijke toepassing] ontbrak werd aan beide zijden afgewezen [de prediking zoals men die onder de neogereformeerde richting waarnam]. Dat er tussen de verkiezing en het genadeverbond een onlosmakende band bestaat werd door beide partijen niet ontkend. [Dit zou kunnen leiden tot de remonstrantse leer van de algemene verzoening]. Dat de eisen van geloof en bekering niet door de mens vervuld kunnen worden, maar tevens beloften zijn van het genadeverbond, hierover bestond eveneens geen verschil van mening. De Gereformeerde Gemeenten wilden er echter niet van weten dat iedere gedoopte wezenlijk tot Gods genadeverbond behoort. Dogmatisch hangt dit samen met hun visie dat zij het genadeverbond minder strikt wilden scheiden van het verlossingsverbond.

Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk, maar ook daarbuiten [brochure Mazijk Schriftuurlijke verbondsbeschouwing (1922) welke door ds. W. den Hengst tot driemaal toe in De Saambinder was aanbevolen],[15] werd het element benadrukt, dat iedere gedoopte wezenlijk (objectief) tot Gods genadeverbond behoort (niet onderwerpelijk of zaligmakend). De vrees voor deze visie is de consequentie die hieruit getrokken zou kunnen worden, namelijk dat men komt tot een gemeentebeschouwing waarbij het zaligmakend geloof bij alle (belijdende) leden wordt verondersteld. Bekering en wedergeboorte zou dan niet meer nodig zijn of krijgt een andere invulling. De prediking wordt als horizontaler ervaren en confessionele begrippen krijgen een andere (meer praktische) inhoud.

De Gereformeerde Gemeenten maken onderscheid tussen wezen en bediening van het verbond der genade, De christelijk-gereformeerden maken onderscheid tussen objectieve zijde en subjectieve zijde van het verbond. De Gereformeerde Gemeenten leren dat er tweeërlei bediening van het Verbond der Genade is, een inwendige en een uitwendige. Er is ook tweeërlei betrekking tot en tweeërlei inzijn in het verbond. De inwendige bediening strekt tot zaligheid: wanneer door de bediening van Woord en Geest de weldaden van het verbond worden toegepast. Wat God eist, [geloof en bekering] is een belofte van het genadeverbond. Degenen die in uitwendige zin tot het genadeverbond behoren kunnen het verbond verbreken door de weg van de zonde te kiezen. Het voorrecht in uitwendige zin tot dit genadeverbond te behoren brengt de verantwoording met zich mee om God in Christus te zoeken.

De Gereformeerde Gemeenten maken onderscheid tussen de algemene nodiging van het evangelie (of het algemeen aanbod van genade) die tot allen komt en de beloften van het evangelie tot zaligheid. Laatst genoemde gelden de uitverkorenen. Dit laatste kan misverstanden oproepen bij degenen die menen dat men eerst moet weten of men uitverkoren is om vervolgens ervan overtuigd te kunnen zijn dat men daadwerkelijk door het evangelie geroepen wordt. Men belijdt met de Dordtse Leerregels: "Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, namelijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen, en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven."

De Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland stemmen met elkaar overeen in de gedachte, dat een onderscheid tussen beloften van het verbond alleen voor de uitverkorenen en beloften van het evangelie voor alle hoorders niet juist is.[16] Dit raakt de discussie over het (algemeen) aanbod van genade.

Het accent op verbond en belofte dat eigen is aan de Gereformeerde Gemeenten zal men niet spoedig inruilen voor een ander standpunt of willen relativeren. "Er zijn altijd mensen, die zich spoedig ergeren aan het behandelen van strijdpunten als verbond en doop. Zij spreken al spoedig over haarkloverijen en vinden, dat wij in deze tijd vooral praktisch bezig moeten zijn, en ook in andere kerkformaties moet zoeken wat ons samenbindt, al zijn wij het dan over het verbond niet geheel met elkaar eens. (...) Nee, de verbondsbeschouwing krijgt juist gestalte in de prediking! (...) De uiterste consequentie van een verbondsopvatting, die elke gedoopte in het verbond acht te zijn [is dat] het zaligmakend geloof bij elk [wordt] verondersteld. Elk wordt aangesproken op hetgeen hij in de doopbelofte ontvangen heeft. De vraag "Hoe kom ik met God verzoend? " heeft in de prediking geen betekenis meer."[17]

De kritiek van dr. J.G. Woelderink[bewerken | brontekst bewerken]

In 1935 en 1936 verscheen er een serie artikelen van dr. J.G. Woelderink in De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Woelderink bekritiseerde de leeruitspraken van 1931.[18] Woelderink stelde ter discussie of de Gereformeerde Gemeenten wel het recht hadden een officiële uitspraak te doen over een leerstuk dat in zijn ogen voortaan als splijtzwam naast de gereformeerde belijdenisgeschriften zou gaan fungeren. Deze kritiek wees ds. Kersten van de hand met een verwijzing naar de Vijf Walcherse artikelen (1693). Deze artikelen waren opgesteld tegen de invloed van de Saumurse godgeleerden. Laatst genoemde theologen zochten een weg tussen het calvinisme en het remonstrantisme en vonden in de geschriften van dr. A. Comrie een bestrijder. De dogmatische bezwaren van Woelderink waren de onderscheiding van een inwendig en uitwendig verbond. Ook wilde hij niet weten van de tweeërlei roeping. Hij vergeleek dit met de doperse leer van het inwendige licht.

In zijn boekje Verbond en bevinding schreef Woelderink "dat van alle belijdende leden de gang naar het heilig avondmaal verwacht wordt." Wat betreft de doop schreef Woelderink: "Als ge in het doopsformulier de beloften leest en herleest, die u door een drie-enig God verzegeld worden, vergeet dan niet, dat die beloften niet enkel in het algemeen aan de gemeente gedaan worden, maar dat zij ook u persoonlijk gelden. Daartoe toch zijt ge onder het uitspreken, van uw eigen naam gedoopt, opdat ge weten zoudt, dat ook gij in de gemeente van Christus zijt opgenomen, dat er een plaats voor u is ingeruimd in het huisgezin Gods en dat, zodra ge niet meer met melk gevoed maar de vaste spijs kunt verdragen, er ook voor u een plaats is aan de gemeenschappelijke dis". Tegen deze praktijk en de verbondsopvatting van Woelderink hebben de Gereformeerde Gemeenten ernstige bezwaren.[17]

Periode 1931-1953[bewerken | brontekst bewerken]

Gereformeerde Gemeente Westkapelle
Gereformeerde Gemeente te Oude-Tonge
Evangelisatiepost Gereformeerde Gemeenten te Leeuwarden

Verdere groei van het kerkverband[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren 30 en 40 vertoonde het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten een snelle groei. Rotterdam-Centrum was in 1930 met circa 3100 leden en doopleden de grootste gemeente van het kerkverband, vooral door aanwas van arbeiders afkomstig van de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Van Alphens' Nieuw Kerkelijk Handboek uit 1930 meldt dat er in 1929 67 gemeenten waren met 26.380 leden en doopleden. Twintig jaar later - in 1949 - was het aantal gemeenten volgens het Kerkelijk Jaarboek toegenomen tot 140 en het aantal leden en doopleden tot 61.883. Dat was meer dan een verdubbeling van het aantal gemeenten en het ledenaantal met een gemiddelde groei van 6,7% per jaar.

Een rondkijk over het jaar 1948 leverde het volgende commentaar op: "Er zijn in het jaar 1948 weer enkele gemeenten bijgekomen: Arnemuiden, Groningen en Wemeldinge werden geïnstitueerd. Op andere plaatsen werd een begin gemaakt met kerkelijke samenkomsten, waarvan we noemen Arnhem, Bennekom en Delft. De gemeenten Waardenburg en Zoutelande namen een nieuw kerkgebouw in gebruik, terwijl te Bruinisse, waar de kerk door de oorlog werd verwoest, een nieuw bedehuis werd aanbesteed. Het is te hopen, dat daar dit jaar met de bouw kan worden begonnen. Meer dan 100 onzer gemeenten zijn helaas vacant. (...) Zware slagen troffen onze gemeenten, door het afsterven van twee onzer geliefde Leraren: ds. A. C. Visser te Scherpenisse en ds. G. H. Kersten te Rotterdam. En niet minder droevig was, dat Cand. J. v. Dijke, de beroepen leraar te Tholen ons ontviel, die twee jaren lang het Woord in onze gemeenten bediende." "Aan de Theologische School meldde zich 17 personen voor het admissie-examen, waarvan er slechts drie werden toegelaten." (..) "Zo zijn we samen een nieuw tijdperk ingetreden. Dat we de ernst van de tijd mochten leren verstaan, nauwer aan 's Heeren Woord en aan elkaar verbonden. Wij mochten in alle eenvoudigheid onze weg voorwaarts treden en de Heere zegene de arbeid onder ons."[19]

De groei van het kerkverband was voor een groot deel te verklaren door aanwas van gemeenteleden uit andere kerken, waaronder de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken, waar de bevindelijke prediking gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw terrein verloor. Ook de meer uniforme dogmatische profilering van het kerkverband speelde wellicht een rol.

Aanloop naar de scheuring[bewerken | brontekst bewerken]

De oorlogsjaren hadden een tegenstelling te zien gegeven tussen de houding van Kersten en de Veenendaalse predikant R. Kok (1890-1982) ten aanzien van de Duitse bezetter. Twee gewaardeerde predikanten maar met een onverzettelijk karakter. Kok verborg in de Tweede Wereldoorlog tijdens een razzia in Veenendaal een Joods jongetje onder de preekstoel. Ds. Kersten had tot onderwerping opgeroepen aan de Duitse overheersers. Zelf bracht hij dat ook in praktijk, volgens sommigen in te hoge mate. Zo wees hij verzet tegen de Duitsers af en noemde hij hen "de overheid" in plaats van "de bezetter." Zijn artikelen in De Banier ontlokten een deel van zijn achterban de beschuldiging dat deze periodiek een Duitse krant zou zijn.[20] Dit laatste wees Kersten van de hand. Niettemin werd hem na de oorlog zijn zetel in de Tweede Kamer ontnomen en in de Staatkundig Gereformeerde Partij manifesteerde zich een oppositiegroep tegen hem die vond dat het hoofdbestuur "dubieuze zaken uit de oorlogsjaren" met de mantel der liefde had willen bedekken. Theologische en persoonlijke tegenstellingen traden naar voren. Ds. Kersten wiens gezondheid minder werd, was ingenomen met de overkomst van dr. Steenblok (1894-1966). Deze werd na zijn overkomst benoemd als docent aan de Theologische School in Rotterdam en was behulpzaam bij het redigeren van de dogmatiek en de catechismusverklaring van Kersten die in 1948 in druk zou verschijnen. Steenblok werd ook hoofdredacteur van De Saambinder. Deze snelle opgang viel niet overal in goede aarde. Mede omdat Steenblok zich theologisch ging profileren op een wijze die niet ieders instemming had. Binnen het kerkverband ontstonden discussies die eindigden in de schorsing van Kok alsmede de beëindiging van het docentschap van Steenblok. Hoofdbezwaar bij Kok was "vereenzelviging van de beloften met het aanbod van genade" en bij Steenblok "loochening van het welmenende aanbod van genade" en "wijze van doceren." Beiden werd in hun voorstelling van zaken een zekere "eenzijdigheid" aangemeten.

Discussie over de algemene genade en het aanbod van genade[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren dertig had de Generale Synode een uitspraak gedaan over het genadeverbond. De predikanten Kersten, Kok en Fraanje konden zich allen in de formuleringen vinden. Dat was niet zo met de opvattingen van Steenblok over de ‘algemene genade’ die hij wilde scheiden van het verlossingswerk van Christus. Naar zijn mening had dit uitsluitend waarde voor de uitverkorenen. Dit laatste standpunt riep verzet op, want in het verleden had men daar in de Gereformeerde Gemeenten niet als zodanig over gedacht. Niettemin werd door de Generale Synode van 1945 de opvatting van Steenblok overgenomen. Kok stak zijn bezwaren tegen de theologische denkstructuur van Steenblok niet onder stoelen of banken. Hij verklaarde "dat de beloften van het genadeverbond gelijk staan aan de aanbieding van het Evangelie." Deze gedachte herriep hij in 1948 op de classis Barneveld.

Op de Particuliere Synode-West gehouden te Rotterdam op 20 Mei 1948 werd het volgende uitgesproken:

  1. Dat de mens in een staat van ongeloof geboren wordt;
  2. Dat de beloften der zaligheid in Christus alleen vermaakt zijn van eeuwigheid aan de uitverkorenen in het verbond der verlossing;
  3. Dat de toepassing der belofte meebrengt door de zaligmakende werking van de Heilige Geest een pleiten op de belofte;
  4. Dat de mens van nature, voor de wedergeboorte, daartoe onmachtig en onwillig is, doch dat dit geenszins wegneemt de grote verantwoordelijkheid voor ieder, die leeft onder de verkondiging van het Evangelie.

In de gemeente Veenendaal rezen bezwaren tegen de prediking van Kok. Bezwaarde gemeenteleden vormden een afzonderlijke gemeente die werd geïnstitueerd door ds. M. van de Ketterij (1905-1988). In augustus 1949 verscheen van de hand van Kok het boekje Het aanbod van God genade. In zijn voorwoord merkte Kok op dat hij tot uitgave was gekomen op verzoek van een broeder: "Ik moest me uitspreken en duidelijk uitspreken, want de mensen begrepen mij niet."[21] Kok zou preken: "de belofte van het Evangelie aan alle zondaren met bevel van geloof en bekering." Met zijn publicatie kon de predikant de onrust niet wegnemen. Op de Generale Synode van 11 januari 1950 onder voorzitterschap van ds. D.L. Aangeenbrug (1891-1984), die in 1942 was overgekomen vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken, werd een bezwaar behandeld van de Particuliere Synode West tegen het boekje van Kok. Hierin zou te weinig naar voren komen "dat er een onderscheid bestaat tussen de beloften van het genadeverbond alleen voor de uitverkorenen, en de aanbieding van het Evangelie die tot allen komt die het Woord horen."[22] Kok werd geschorst voor de duur van een half jaar, maar deze besloot zich hierop met zijn gemeente in Veenendaal los te maken van het kerkverband. In 1956 werd hij met het grootste gedeelte van zijn gemeente opgenomen in het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Degenen die het met deze overgang niet eens waren vormden toen opnieuw een Gereformeerde Gemeente in Veenendaal.

Ds. A. de Blois (1887-1971) verklaarde over de schorsing van Kok het volgende: "De kwestie Veenendaal heb ik van a tot z meegemaakt. Als vriend heb ik tot de laatste dag ds. Kok voor de Gereformeerde Gemeente willen behouden. Om der waarheid wil heb ik hem moeten loslaten. Hoewel geen afgevaardigde, heb ik me toch achter de uitspraak der Generale Synode gesteld en heb daar nog geen spijt van. Ds. Kok is mijn vijand niet en het is mijn bedoeling niet, behalve dit ingezonden stuk, hem openlijk te bestrijden. Ik hoop genade te ontvangen om voor hem te blijven bidden. De Heere dove al het vreemde vuur en doe Zijn licht helder schijnen. De Synode van Dordrecht 1618-1619 heeft het Supralapsarisme niet veroordeeld, de Synode der Gereformeerde Gemeente veroordeelt het Infralapsarisme niet. Ds. Kok is geschorst om zijn eenzijdigheid (...), waardoor te weinig de nadruk wordt gelegd op de totale doodstaat van de mens en de noodzakelijkheid van de krachtdadige en onwederstandelijke werking van Gods Geest. (...) Ondanks vele gebreken onzerzijds had de Generale Synode door Gods goedheid voor dat gevaar een open oog. De smaad, daaraan verbonden, hopen we blijmoedig te dragen."[23] Kerkhistoricus M. Golverdingen (1941-2019) deelde later de mening dat de gevolgde procedure van de schorsing van Kok "gebrekkig was en aanvechtbaar." "In de handelingen gaf men als grond van de schorsing slechts aan: de vereenzelviging van de beloften met het aanbod van genade. Een nadere fundering van deze uitspraak in Schrift en belijdenis ontbrak."[22] Inhoudelijk stelden ook de predikanten A. Vergunst (1926-1981) en A. Verhagen (1887-1959) zich achter de schorsing van Kok.

Op de voortgezette synode van 13 april 1950 diende Vergunst een aanklacht in tegen Steenblok "omtrent diens wijze van doceren" vanwege diens mening "dat de geschriften van de Erskines en Boston met een remonstrantse draad doortrokken zouden zijn", en diens voorstelling "dat er alleen een aanbod van genade is aan bewuste zondaren en niet aan allen die onder het Woord leven." Steenblok loochende volgens Vergunst het welmenende aanbod van genade.[22] Steenblok had moeite met de formulering "aanbod van genade." Hij sprak liever over "voorstellen van de genade."

Steenblok had zich inderdaad blijkens andere getuigen kritisch uitgelaten over een boekje dat in twee delen in Engeland verschenen was in 1645 en 1649, genaamd The Marrow of Modern Divinity van Edward Fisher. Schotse theologen als Thomas Boston en de gebroeders Erskine (Ralph en Ebenezer ) zouden zich volgens Steenblok hebben laten beïnvloeden door dit boekje, terwijl het naar zijn mening een dwaling bevatte. Steenblok zou gezegd hebben: "Door de Erskines loopt een draad van algemene verzoening." Deze oudvaders werden bekend als de "Marrow men" en namen in 1742 in hun belijdenis op dat "alhoewel de verzoening en voldoening van Christus uitsluitend is voor de uitverkorenen, Hij toch wel is gestorven ten aanzien van de bereikbaarheid van zalig worden voor alle mensen." Zij maakten onderscheid tussen de gevende liefde Gods in Christus, die algemeen tot alle mensen uitging, en een verkiezende liefde die alleen de uitverkorenen betrof. Zo kwamen deze oudvaders tot een ruim algemeen aanbod van genade tot alle hoorders, zonder onderscheid.

Volgens ds. F. Mallan (1925-2010) was Steenblok het "wat betreft het bevindelijke element bij de Erskines ten volle met hen eens, maar wat betreft hun visie op het aanbod van genade kon hij het niet eens met hen zijn. De Erskines zouden het Amyraldisme hebben overgenomen. Dat was een richting die de remonstrantse en contra-remonstrantse leer wilde verbinden." Omdat Steenblok overging tot het publiceren van diverse brochures kwam de zaak op scherp te staan. Het leverde een bezwaarschrift op van Verhagen. Een uitvoerig samenspreken tussen beide voorgangers leidde tot een overeenkomst. Benadrukt werd het onderscheid dat er bestaat tussen de uitwendige roeping die welmenend komt tot alle hoorders van het Evangelie, met de eis van geloof en bekering, alsmede de inwendige roeping tot zaligheid. Het docentschap van Steenblok bleef echter wel onder druk staan. De academisch gevormde theoloog die zich buiten het preken om vrijwel altijd in de studeerkamer bevond bleek moeilijk aansluiting te kunnen vinden bij een deel van zijn studenten. Op de Generale Synode van 1953 kwam het tot een ontknoping. Volgens Golverdingen werden ook op deze synode "ernstige beleidsfouten gemaakt."[22] De synode onthief Steenblok van zijn functie als docent "wegens diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs." Uit protest verlieten de predikanten Aangeenbrug, Van de Ketterij en Mallan toen de vergadering en Steenblok volgde hen. Zo ontstonden de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.

Periode 1953 tot heden[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren 1960 begonnen de Gereformeerde Gemeenten met zendingswerk in Westelijk Nieuw-Guinea, waaruit de Gereja Jemaat Protestan di Indonesia ontstond. De eerste predikant die werd uitgezonden was G. Kuijt. Later is men zendingswerk begonnen in Albanië, Ecuador, Nigeria en Zuid-Afrika.

Ds. A. Vergunst (1926-1981)[bewerken | brontekst bewerken]

In deze periode kreeg ds. A. Vergunst (1926-1981) een gezichtsbepalende rol in het kerkverband. Vergunst was in de jaren 1960 en 1970 diverse malen synodevoorzitter en doceerde aan de Theologische School in Rotterdam.[24][25]

Vergunst verdedigde zich tegen de beschuldigingen van Prof. dr. A.A. van Ruler (1908-1970) die de rechterzijde van de gereformeerde gezindte beschuldigde van "ketterijen waarbij die van het modernisme kinderspel lijken." In een uitgebreid artikel in het tijdschrift Wapenveld deed Van Ruler verantwoording van zijn uitspraak onder de titel Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig. Van Ruler sloot zich aan bij de kritiek van J.G. Woelderink die de term "dopers" [de radicalen uit de tijd van de Reformatie] hanteerde met betrekking tot de rechterzijde van de gereformeerde gezindte. Vergunst kwam tot de conclusie dat zeker niet te ontkennen valt dat er uitwassen te bespeuren zijn binnen het geheel van deze kring, maar dat het negatieve oordeel van Woelderink en Van Ruler hem niet overtuigd had "dat we van de overvloed en vastheid van het evangelie beroofd zijn." "Zolang in onze kringen de geschriften van de Schotse schrijvers als Thomas Boston (1676-1732), James Durham (1622-1658), de Erskines en dergelijke zo geliefd zijn en in ere blijven, is het gevaar, waarvoor we moeten waken, vermeden. Zij wisten het belijden van Gods verkiezing en verwerping, zelfs in supralapsarische zin, te verbinden met een ontvouwing van de schatten van het Evangelie zoals zelden geëvenaard werd. Het is geen 'woestijn van logica', maar hier is de volheid van het Evangelie, dat opkomt uit de fontein van het eeuwig welbehagen."[26]

Ds. J. van Haaren (1933-1983)[bewerken | brontekst bewerken]

Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw kregen de Gereformeerde Gemeenten steeds meer een centrale sleutelrol binnen de bevindelijk-gereformeerde bevolkingsgroep, bijvoorbeeld bij het oprichten van organisaties zoals de Driestar Hogeschool en zorginstellingen. Ook andere interkerkelijke initiatieven als de Gereformeerde Bijbelstichting[27] en het Reformatorisch Dagblad[28] werden door de Gereformeerde Gemeenten ondersteund. Bij het verwerven van steun binnen het kerkverband voor de Gereformeerde Bijbelstichting speelde ds. J. van Haaren (1933-1983)[29][30] een belangrijke rol en voor het Reformatorisch Dagblad ds. A.W. Verhoeff (1917-1996).[31] Het feit dat in maart 1969[32] de Gereformeerde Gemeenten en bloc achter het initiatief uit Driebergen gingen staan betekende getalsmatig een doorbraak.[33] Vergunst werd gekozen tot voorzitter van het de Raad van Toezicht. De krant die na een aanloop van enkele jaren op 1 april 1971 definitief kon verschijnen heeft een belangrijke functie gekregen als identiteitsmarkering voor de bevindelijk gereformeerde gezindte, een gezindte die versplinterd dreigde te raken.[34]

Karakter van het kerkverband[bewerken | brontekst bewerken]

Evenals andere orthodox-gereformeerde kerkverbanden houden de Gereformeerde Gemeenten vast aan het gezag van de Bijbel als zijnde het door God geïnspireerde Woord, en de leer zoals samengevat door de algemeen christelijk en gereformeerde belijdenisgeschriften de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels [de Drie Formulieren van Enigheid]. De uitleg van de Bijbel gaat volgens de beginselen van de gereformeerde hermeneutiek. Maatschappelijk-ethische thema's op basis van de beginselen van de christelijke ethiek, [waaronder ook actuele thema's als de omgang met abortus, euthanasie en (praktiserende) homoseksualiteit]. Laatst genoemde verschijnselen kwamen in de Grieks-Romeinse wereld (hellenistische cultuur) ook voor, en het vroege christendom heeft dit altijd afgewezen, alsmede primaire waarden van het christelijk geloof tegenover gezet: de beschermwaardigheid van het leven, omdat het door God geschapen is, en huwelijkstrouw als een verbond tussen één man en één vrouw waaruit vruchtbaarheid kan voortkomen.[35] Het huwelijksverbond is een centraal thema in de Bijbel waarmee de band tussen Christus en Zijn gelovigen wordt afgebeeld. De norm koppelt men niet los van het aspect van de liefde. Binnen de kaders van Schrift en belijdenis erkent men wel een zekere ruimte voor vrijheid van het geweten. Dit betreft de zogenaamde 'middelmatige' zaken die niet de kern van het geloof raken. Daarnaast kent men ook het principe van vrijheid van exegese. Dit principe wil men uitsluitend toepassen op gevallen voor zover die niet de grondstukken van de leer raken en ook niet in zaken waarvan men van mening is dat de Bijbel helder spreekt. Het kan ook toepasbaar zijn op zaken waarover men theologisch meer licht gekregen heeft, [bijvoorbeeld de plaats en betekenis van Israël]. Volgens ds. H. Paul is de reformatorische regel dat de exegese ook 'analogia fideï' moet zijn: d.w.z. in overeenstemming met het [gehele] geloof.[36]

Kerkorde[bewerken | brontekst bewerken]

De regels voor het kerkelijk samenleven binnen de Gereformeerde Gemeenten zijn vastgelegd in de Dordtse Kerkorde van 1618-1619 (DKO) behalve datgene dat door gewijzigde omstandigheden in onbruik is geraakt. De gemeenten staan onder leiding van een kerkenraad die bestaat uit een eventuele predikant en de ouderlingen. In breder verband behoren bij de kerkenraad ook de diakenen. De gemeente maakt deel uit van een classis, d.i. een groep van tien tot vijftien gemeenten. Gemeenschappelijke zaken worden besproken en ook kunnen individuele leden eventuele bezwaren tegen een kerkenraadsbesluit op de classis brengen. De classis vergadert vier keer per jaar en is samengesteld uit afgevaardigden van de kerkenraden, uit iedere kerkenraad twee leden (zo mogelijk de predikant en een ouderling). Eens per jaar wordt er een particuliere synode gehouden. Afgevaardigden uit enkele classis komen dan bij elkaar om zaken die een bredere omvang hebben te bespreken. Eens in de drie jaar wordt een Generale Synode gehouden waar afgevaardigden uit de vier particuliere synoden bijeenkomen in een vergadering om de zaken te bespreken die het totale kerkverband aangaan. De Generale Synode stelt deputaatschappen in die zaken moeten behartigen die meer aandacht vragen tussen de synodevergaderingen. De deputaatschappen brengen rapporten (adviezen) uit.[37]

Prediking[bewerken | brontekst bewerken]

De Gereformeerde Gemeenten willen vast houden aan een 'separerende (onderscheidenlijke) prediking' zoals die in de rechterflank van de gereformeerde gezindte gebruikelijk is en men zich verbonden voelt met de beweging van de Nadere Reformatie, de Engelse en Schotse Puriteinen.[38] De betekenis van het Latijnse begrip 'separare' (scheiden) heeft de homileet dr. T. Hoekstra (1880-1936) als volgt onder woorden gebracht: "De zuivere lijn moet getrokken worden tussen hen die in waarheid God vrezen [dienen] en hen die het Evangelie van Christus ongehoorzaam zijn. Daarom is steeds weer onderscheid te maken tussen hen die bekeerd zijn en hen die niet tot bekering kwamen. De bediening des Woords is een openen en toesluiten van het koninkrijk der hemelen. De lijn moet in de toepassing getrokken worden, opdat een ieder die zich aan de prediking toetst, weten kan, of hij tot de kudde van de Goede Herder behoort, ja dan neen."[39] Binnen deze prediking is aandacht voor staat (dood of leven) en stand (oefeningen van het geloof) van de hoorders. Dat laatste wil (met eveneens een verwijzing naar de homiletiek van T. Hoekstra) zeggen, dat er in de preek "toestanden van het geestelijke leven ter sprake komen."[39] Hierbij wordt verwezen naar artikel 23 van de artikelen van Wezel: "door middel van de prediking moet doorgedrongen worden, zoveel als doenlijk is, in alle bedekte voorhangselen en schuilhoeken van de zielen der toehoorders."[39] Het begrip 'bevinding' definieert ds. A. Moerkerken als "het geheel van geestelijke ervaringen, die Gods kinderen ondervinden wanneer de Heilige Geest de weldaden van Christus komt toepassen naar de Schrift."

Op deze methode van (onderscheidenlijk) preken zijn bezwaren ingebracht vanuit verschillende richtingen, onder meer door dr. C. Graafland (hervormd-gereformeerd) en dr. T. Brienen (christelijk-gereformeerd). Ook onder gereformeerd-vrijgemaakten was altijd scherpe kritiek. De bovengenoemde richtingen wilden 'het verbond', 'Gods beloften' en 'de reactie van de mens daarop' (geloof of ongeloof) centraal stellen. Ook binnen de Gereformeerde Gemeenten werd in afgelopen decennia in publicaties van prof. dr. ir. J. Blaauwendraad, dr. K. van der Zwaag, mr. A.A. Bart, kritiek geuit op de 'onderscheidenlijke prediking' die gangbaar is binnen het eigen kerkverband. Er zou [volgens deze critici] te veel "een blokkade worden opgeworpen" en per saldo is de prediking binnen het kerkverband "meer naar rechts opgeschoven in de richting van dr. C. Steenblok" "waarbij de kennis van de ellende als eis voorop wordt gesteld en niet de oproep tot geloof in Jezus Christus." Deze kritiek werd op synodaal niveau afgewezen en de critici zagen zich gedwongen om het kerkgenootschap te verlaten.[40][41][42] In 2022 werd de discussie opnieuw aangezwengeld door dr. G.A. van den Brink, emeritus predikant in de Hersteld Hervormde Kerk en docent filosofie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, alhoewel deze het probleem breder bezag als alleen de Gereformeerde Gemeenten. Ook zijn eigen kerkverband maakte hij in deze verwijten. Van den Brink verdedigde de mening, dat gaandeweg in de 18e en de 19e eeuw het zicht op het evangelie werd vertroebeld, vooral door Comrie, Myseras, Schortinghuis en Verschuir. Volgens hem "is het theologisch inzicht bij predikanten in de kruisgemeenten (19e eeuw) en bij de afgescheiden predikanten (20e eeuw) dermate gering, dat bij hen zelden een evenwichtige, heldere evangelieverkondiging te vinden is. In ieder geval met veel minder helderheid dan bij de kundige theologen uit eerdere eeuwen. Bij iemand als ds. G. H. Kersten zie je verschuivingen optreden; in de vroegere jaren sprak hij veel onbekommerder over het aanbod van genade dan in de laatste jaren voor zijn dood."[43] Over het algemeen is het verwijt "dat men van de bekeringsweg een systeem en van de prediking een schema of stappenplan maakt."[44]

In 2023 verscheen het boek Dordt zoals je Dordt niet kende. Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels geschreven door Van den Brink ter nalezing op zijn referaat gehouden op 14 juli 2022 voor een bijeenkomst van jongeren. In dit referaat uitte Van den Brink verwijten dat de oproep tot geloof, waarbij volgens hem 'de beslissing valt', niet of nauwelijks doorklinkt in veel hedendaagse prediking. Als bewijs hiervoor wees hij op schrijnende pastorale gevallen waarbij mensen in het onzekere blijven of onverschillig worden. Behalve bijval oogstte de lezing van Van den Brink evenals diens verschenen boek ook bedenkingen. Van den Brink vat het geloof in het evangelie samen door: "Geloof dit, aanvaard dit, vertrouw erop. God roept je in dit Evangelie, God toont Zijn liefde en Jezus toont Zijn barmhartigheid. Geloof dit."[45] Zowel ds. J.M.J. Kieviet (christelijk-gereformeerd) als ds. G. Clements (Gereformeerde Gemeenten) wezen erop "dat in zijn beschouwing de weg tot, de Werkmeester en de oefening van het geloof niet of nauwelijks ter sprake komt." "Van den Brink isoleert het geloof van andere Bijbelse waarheden." "De eis van ellende is geen eis als verdienstelijke voorwaarde, maar de weg waarlangs de Heilige Geest het geloof werkt." Zij wezen verder op het onderscheid dat er bestaat in de gereformeerde geloofsleer tussen 'historisch', 'tijd', en 'zaligmakend' geloof. "De Dordtse Leerregels laten alle aandacht uitgaan naar de bron en oorzaak van het geloof, in antwoord op de Arminianen die zich alleen richten op de daad van het geloof."[46][45] In de visie van Van den Brink "gaat de zekerheid van het geloof op in een verstandelijke redenering, terwijl de Dordtse Leerregels en de Westminster Confessie dit nadrukkelijk in verband brengen met "het getuigenis van de Heilige Geest." "Het onderscheid tussen de in- en uitwendige roeping" wordt door Van den Brink ook niet genoemd. "Wezenlijke kenmerken van de gereformeerde vroomheid blijven buiten beeld, waarvan de geschriften van Calvijn en de Nadere Reformatie wel doortrokken zijn." "Zij vormen het gebinte van eeuwenlange prediking na Dordt."[47]

De Gereformeerde Gemeenten zelf zeggen te willen waken voor uitersten in prediking en pastoraat "waarbij alle geestelijk leven vóór een bewust geloofsaandeel in Christus wordt weggeslagen." Deze gedachte signaleert men ter rechter en ter linkerzijde. "Ter linkerzijde dringt men de mensen op Jezus aan te nemen en tot Jezus te gaan en wordt de weg tot de Middelaar verzwegen. In dergelijke kringen wordt ons verweten dat wij onnodige barrières opwerpen om tot Christus te gaan." Deze laatste gedachte is volgens ds. A. Moerkerken een grote misvatting.[48]

Ds. H. Paul schreef in zijn boekje Uit genade, oorsprong en uitwerking van het geloof (2018) "De prediking behoort voorwerpelijk-onderwerpelijk te zijn. Dat is eigenlijk één woord. Wat houdt dat in? Het zegt ons dat er een onlosmakelijk verband tussen beide delen moet zijn." "Het voorwerpelijke van de prediking zegt ons dat deze strikt gebonden is aan het Woord. Het onderwerpelijke zegt ons dat deze in verbinding staat met de Geest, Die het Woord gaf en het leven der genade werkt en tot openbaring brengt. Calvijn zegt hierover: De waarheid van God moet ons in de ingewanden ingezonken zijn. Het gepredikte Woord moet door de Heilige Geest als het ware geïncarneerd worden in het hart van de enkeling. Dit geldt voor hem die het woord brengt als voor de hoorder. De prediking kan daarom worden omschreven als uitlegging en toepassing van het Woord van God, ons in de Schrift geopenbaard." Volgens ds. Paul is het belangrijk beide elementen in evenwicht te houden: "Wie eenzijdig het werk van de Heilige Geest preekt, maakt van de Geest van God en de Geest van Christus een zelfstandigheid. Hij toont niet op de hoogte te zijn van de soberheid waarmee de Schrift over het werk van de Geest spreekt. Hier krijgt de wedergeboren gelovige gemakkelijk een zelfstandige plaats. Daarbij ligt het gevaar van de valse mystiek op de loer."[49]

Liturgie[bewerken | brontekst bewerken]

Liturgisch wordt in de eredienst vastgehouden aan de Statenvertaling van de Bijbel en de Psalmberijming van 1773. Er zijn enkele gemeenten (in de provincie Zeeland) waar de Psalmen van Datheen gezongen worden. Overal worden de psalmen niet-ritmisch gezongen.

Traditioneel[bewerken | brontekst bewerken]

De Gereformeerde Gemeenten willen blijven staan in de gereformeerde traditie van Reformatie en Nadere Reformatie en zijn zich ervan bewust dat men als consequentie daarvan het risico loopt "een deel van de kudde kwijt te raken." "Als je de kudde per se bij elkaar wil houden, dan moet je veel toegeven." "In andere kerken is men tolerant, maar de verscheidenheid groeit ondertussen door totdat men elkaar helemaal niet meer aanvoelt."[50]

Terwijl andere gereformeerde kerkgenootschappen afstand namen van traditionele zaken zoals het bedekken van het hoofd door vrouwen in de eredienst en liturgische vernieuwing ruim baan gaven, behield het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten grotendeels een traditioneel karakter. Opmerkelijk is dat juist de behoudende kerken, waaronder de Gereformeerde Gemeenten, het best bestand bleken te zijn tegen de opkomst van de secularisatie. Binnen de Gereformeerde Gemeenten stelt men zich kritisch op tegen degenen die bepaalde thema's die veelal als "middelmatig" worden beschouwd willen relativeren waaronder de wereldgelijkvormigheid en "het meedoen met de wereld." "Wij beseffen heel goed dat er binnen de gereformeerde gezindte scheidslijnen en verschillen van inzicht zijn. We weten dat er verschillend wordt gedacht over (ik noem maar eens iets) het verbond, de toe-eigening van het heil, de kerk, etc. Die verschillen zijn niet gering. Nu komt het verschil in levensvisie daar nog bij. Moeten we niet eerlijk zeggen: hier ligt een kloof? Een diepe, onoverbrugbare kloof."[51]

De Gereformeerde Gemeenten telden op 1 januari 2022 107.858 leden, 73 minder dan het jaar daarvoor. In 2018 werd voor het eerst een lichte daling genoteerd. De twee jaren daarna steeg het aantal leden weer iets, om in 2022 opnieuw te dalen.[52] In de periode 2008 tot en met 2017 zag het kerkverband ruim 20.000 (doop)leden vertrekken naar een ander kerkverband. Het aantal toetreders bedroeg minder dan de helft. In 2019 onttrokken zich 2128 mensen aan het kerkverband. De meesten van hen gingen over naar de Protestantse Kerk in Nederland (784 personen) of de Hersteld Hervormde Kerk (531 personen); 128 leden en 241 doopleden onttrokken zich aan het kerkverband zonder over te gaan naar een andere kerk. In hetzelfde jaar traden 894 personen toe. In de meeste gevallen betrof dit een overkomst uit een ander kerkgenootschap, voornamelijk vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (299 personen) of de Oud Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) (171 personen). Als buitenkerkelijke trad in 2019 één persoon toe.[53] In 2023 vertrokken 307 mensen naar de Hersteld Hervormde Kerk, 159 kwamen er vanuit dit kerkverband retour. Nieuwe leden komen vooral uit de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Uit een evangelische gemeente trad één lid toe en zeven voorheen buitenkerkelijke leden. 462 leden zijn nu vertrokken zonder opgave van een nieuwe gemeente, mogelijk als effect van de coronaperiode. "Door corona kwam voor sommigen de klad erin. De laatste stap is nu overgaan naar een andere kerk of zelfs onkerkelijk worden."[1]

Ds. J.J. van Eckeveld gaf in 2018 als reactie op cijfers, waarin een dalende trend zichtbaar is, dat een belangrijke factor is "dat mensen moeite hebben met de prediking" zoals die gangbaar is binnen de Gereformeerde Gemeenten. Aan dergelijke kerkelijke overgangen is een proces van "innerlijke vervreemding" van het kerkverband en de prediking voorafgegaan. "Echter mogen we ons om die reden niet aanpassen. We moeten blijven bij de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking."[54] Globaal genomen maakt men zich zorgen over het afnemende gezag van de Bijbel en de nieuwe hermeneutiek [andere manier van interpreteren van de Bijbel] "Als de waarheid van Gods Woord ter discussie wordt gesteld, heeft dat tot gevolg dat alle kernwaarheden van het geloof op losse schroeven komen te staan."[52]

Concentratie[bewerken | brontekst bewerken]

Uit cijfers blijkt dat Gereformeerde Gemeenten op de westrand van de Veluwe sterk zijn gegroeid. In 1960 telde de classis Barneveld 5615 leden en in 2011 16.543, een verdrievoudiging.[55] De Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam namen in ledenaantal af van 7494 in 1950 tot 1587 in 2000. De gemeenten rond Rotterdam (Hendrik-Ido-Ambacht, Alblasserdam, Sliedrecht etc.) namen in diezelfde periode toe van 1533 naar 7272.[56] Het gevolg van voortgaande suburbanisatie is dat enerzijds kerken buiten de 'Bijbelgordel werden gesloten als Haarlem, Akkrum, Rotterdam-West, ’s-Gravenhage-Zuid, en Lemmer. Anderzijds werden op verschillende plaatsen binnen de Bijbelbelt nieuwe en vergrote kerkgebouwen gebouwd. Men trekt naar plaatsen waar eigen voorzieningen (scholen) zijn. Gevolg is dat kerkelijke gemeenten in de grote steden en buiten de Bijbelbelt steeds kleiner en minder worden.

Ontwikkelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Discussie Bijbelvertaling[bewerken | brontekst bewerken]

In 2013 ontstond onrust door het afwijzen van de Herziene Statenvertaling [HSV] door de synode. Deze laatstgenoemde vertaling verscheen in december 2010. Oproepen om herziening en/of het vervangen van verouderde woorden in de Statenvertaling worden regelmatig gedaan, omdat veel jongeren en ouderen moeite hebben bij het begrijpen van de Bijbeltekst. De Gereformeerde Gemeenten [en met hen vertegenwoordigers uit andere kerkverbanden] wijzen de Herziene Statenvertaling af, omdat zij van mening zijn "dat er geen sprake is van een herziening maar van een nieuwe vertaling die in veel gevallen nog verder gaat dan de NBG vertaling van 1951." Vanwege bezwaren tegen deze vertaling heeft men zich in 1966 met andere kerkverbanden verenigd in de Gereformeerde Bijbelstichting. De vertalers van de Herziene Statenvertaling hebben volgens de bezwaarden gekozen voor 'een vrijere vertaling ten koste van de letterlijke vertaling'. Daarnaast zou in de Herziene Statenvertaling onder meer sprake zijn van 'inhoudelijke theologische verzwakkingen' als gevolg van de herziening. Daarnaast is men van mening dat "wie overstapt op de Herziene Statenvertaling eerder vervreemd [zal] raken van het geestelijk en theologisch gedachtegoed dat schittert in de Statenvertaling en de gereformeerde belijdenisgeschriften."[57]

In 2016 verscheen De Bijbel met uitleg. Dit is een editie van de Statenvertaling zoals uitgegeven door de Gereformeerde Bijbelstichting met uitleg van woorden en verzen en illustraties. Aan dit initiatief namen behalve vanuit de Gereformeerde Gemeenten (ds. B. Labee) ook predikanten uit andere kerkverbanden deel, waaronder J. Belder (Protestantse Kerk Nederland), A.A. Egas (Christelijke Gereformeerde Kerken), J. Joppe (hersteld Hervormde Kerk), ds. J.A. Weststrate (Gereformeerde Gemeente in Nederland en namens de Oud Gereformeerde Gemeenten drs. P.A. Zevenbergen.[58]

Gereformeerde Gemeente te Middelharnis

Kerkelijke eenheid en samenwerking[bewerken | brontekst bewerken]

Ten tijde van ds. A. Vergunst bezonnen de Gereformeerde Gemeenten zich op kerkelijke eenheid met andere kerken uit de gereformeerde gezindte. Ds. Vergunst was van mening dat het jammerlijk gescheurd zijn van de gereformeerde gezindte het Schriftuurlijk getuigen tegen het diep verval van het Nederlandse volk in de weg stond. "Nodig is een krachtige herleving van de gereformeerde beginselen die een kerkelijk en nationaal reveil kunnen bewerken."[59] Aan de andere kant wilde hij niet voorbijgaan aan het benoemen van gevaren, waaronder de steeds weer opduikende eenzijdigheden ter linker en ter rechterzijde van het kerkelijke spectrum. "Niemand die de gereformeerde leer kent, zal de menselijke verantwoordelijkheid kunnen loochenen. Wanneer men deze leer eenzijdig benadrukt en de juiste plaats, die deze leer in het geheel van de verkondiging van de waarheid Gods moet hebben, uit het oog verliest, verkeert men in groot gevaar tot een werkheilig activisme en praktisch remonstrantisme te vervallen. Alleen in de nauwe samenhang met de leer van de volstrekte soevereiniteit Gods en met de volledige erkenning van het totale onvermogen ten goede van de gevallen mens, zal de juiste prediking van de verantwoordelijkheid moeten plaats vinden. En zo is het ook met de andere stukken van de Bijbelse leer."[60]

Wat betreft de beginselen van de Afscheiding van 1834 liet Vergunst blijken dat bij hem, bij de bestudering van deze geschiedenis, "eerder besef van eerbied groeit als kritisch en afkeurend." "In innige overtuiging zeg ik, dat de vaders der Afscheiding, aan wie niets menselijks vreemd was, niets anders hebben kunnen en mogen handelen, dan ze deden. In hun leven licht iets van de strijdbaarheid en het heroïsche op, waarvan ook de Reformatiegeschiedenis zelf zo vol is geweest."[61] Vergunst pleit niet graag voor 'lichtvaardig scheuren', "maar er is ook een ongelovig en ongehoorzaam volharden in een zoeken van ijzer en leem bijeen te houden, vooral als dit streven wordt gevoed uit een romantisch kerkbegrip."[61]

Met de Gereformeerde Gemeenten in Amerika en Canada onderhouden de Gereformeerde Gemeenten een band die bestaat uit het aanvaarden van de attestaties van elkaars leden, maar ook het beroepen van elkaars predikanten en het laten preken van elkaars predikanten. Met de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland onderhouden de Gereformeerde Gemeenten een band die bestaat uit het erkennen van elkaars attestaties.

Naar aanleiding van het onderzoek naar de scheuring van 1953 door dr. M. Golverdingen komt kerkelijke eenheid met de Gereformeerde Gemeente in Nederland regelmatig ter sprake. Aan beide zijde werd ingenomenheid getoond met dit onderzoek. Van synodale zijde is met dit onderzoek erkend dat het kerkrechtelijk proces in de behandeling van de zaak dr. Steenblok gebrekkig verlopen is. Het gesprek tussen beide kerkverbanden is over het algemeen "broederlijk" van aard.[62][63] Aangezien beide kerkverbanden wel een eigen profiel hebben ligt kerkelijke eenheid op korte termijn niet voor de hand. In praktijk ervaren mensen veelal geen wezenlijke verschillen behoudens accentverschillen en verschillen in stijl. De scheuring van 1953 is het gevolg geweest van persoonlijke tegenstellingen en misvattingen van elkaars intenties.[64] Wel zijn er formeel verschillende theologische formuleringen. Zo spraken in 2020 de Gereformeerde Gemeenten uit het voor hen kenmerkende "onderscheid tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften" te handhaven. Binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland werd dit bij monde van ds. J. Roos betreurd.[65]

Tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten zijn reeds vanaf een vroeg stadium contacten geweest. In de jaren dertig van de twintigste eeuw kwam het tot een definitieve verwijdering tussen beide kerkverbanden. Beide kerkverbanden zijn sindsdien uit elkaar gegroeid. Wel bleef het behoudende deel van de Christelijke Gereformeerde Kerken aan de Gereformeerde Gemeente verwant. Regelmatig wordt in deze hoek de wens geuit om meer kerkelijk samenleven. Zo riep de christelijk-gereformeerde predikant A.A. Egas tijdens een jubileumbijeenkomst in Zeist de Gereformeerde Gemeenten op om ook predikanten uit andere kerkverbanden waarmee geestelijke herkenning bestaat op de kansels toe te laten.[66] Vanwege de huidige breedte van het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken ligt hier een grote moeilijkheid. Predikanten van de Gereformeerde Gemeenten geven aan zich wel te herkennen in de groep die zich binnen dit kerkverband presenteert als Bewaar het Pand.

Ten opzichte van de Hersteld Hervormde Kerk is sprake van samenwerking geweest rondom de herdenking van de Dordtse synode (1618-1619). Ook is er in zekere zin sprake van herkenning in elkaars prediking. Wel is de Hersteld Hervormde Kerk als kerkverband iets breder georiënteerd als de Gereformeerde Gemeenten gezien dit kerkverband verschillende bloedgroepen bevat uit de vroegere Nederlandse Hervormde Kerk: de Gereformeerde Bond en de richting van 'Het gekrookte riet.' De Gereformeerde Gemeenten kennen een wat moeizaam verleden met de Gereformeerde Bond en zullen zich voornamelijk in de laatst genoemde groep (die van Het gekrookte riet) herkennen.

De rechterflank van de gereformeerde gezindte, waarbinnen de Gereformeerde Gemeenten een zekere middenpositie hebben ingenomen, ontmoet elkaar op verschillende vlakken en er is samenwerking rondom de Staatkundig Gereformeerde Partij, de Gereformeerde Bijbelstichting, het Reformatorisch Dagblad en het reformatorisch onderwijssysteem.

Samenwerking op gebied van maatschappelijk-ethische thema's[bewerken | brontekst bewerken]

Individueel is er ook samenwerking buiten de kring van de gereformeerde gezindte te bespeuren, bijvoorbeeld rondom maatschappelijke-ethische thema’s zoals abortus en de discussie rondom genderneutraliteit. Zo werd door verschillende vertegenwoordigers uit reformatorische en evangelische kringen, (waaronder de Gereformeerde Gemeenten), de Nashvilleverklaring ondertekend. Dit is een document opgesteld door evangelicale christenen uit de Verenigde Staten die zich zorgen maakten over het overheidsbeleid met betrekking tot homoseksualiteit en transgenders. De verklaring verdedigde Bijbelse waarden ten aanzien van seksualiteit, en benadrukte het belang van huwelijkstrouw.[67] Om aan de kritiek "dat een pastorale toon te veel werd gemist" te ontkomen, is de verklaring door de Nederlandse initiatiefnemers later voorzien van een naschrift "gericht op de pastorale praktijk." Volgens de initiatiefnemers was de verklaring niet bedoeld als "anti-homo", maar wilden de ondertekenaars opkomen voor het "klassiek-christelijke standpunt over man en vrouw." "Wij willen een ander geluid laten horen, namelijk dat wat de kerk altijd heeft voorgestaan", verklaarden zij.[68]

Discussie inzake schepping en/of evolutie[bewerken | brontekst bewerken]

Inzake het debat 'schepping en/of evolutie' houdt het kerkverband vast aan de klassieke opvatting van de scheppingsleer. Meest recent zijn hiervoor argumenten aangedragen in een publicatie van prof. dr. Mart Jan Paul met de titel Oorspronkelijk. Dit boek is een tegenhanger van het boek En de aarde bracht voort van prof. dr. G. van den Brink. Laatst genoemde wilde in zijn boek aantonen dat met het omarmen van de theorie van de evolutie de kern van het christelijk geloof overeind blijft en dit dus geen probleem behoeft te vormen voor hedendaagse christenen die met deze leer worden geconfronteerd op school of de universiteit. Volgens ds. G. Clements, docent aan de Theologische School in Rotterdam, kunnen echter beide visies onmogelijk met elkaar verenigd worden.[69] Ds. W.A. Zondag is van mening "dat de oerknal meer geloof van mensen vraagt dan de klassieke christelijke visie op de aarde."[70]

Reactie op theologen uit de 20ste en 21ste eeuw[bewerken | brontekst bewerken]

Binnen de Gereformeerde Gemeenten constateert men, dat er de laatste decennia (meer dan voorheen) waardering is gekomen voor niet-gereformeerde theologen als Dietrich Bonhoeffer (1906-1945). Volgens ds. G. Clements geven "Bonhoeffers geschriften een innige omgang met de Bijbel te zien. Hij schreef in het jaar 1931 aan zijn vriend Bethge: "Ik geloof dat de Bijbel het enige antwoord is op al onze vragen en dat we onophoudelijk en met ootmoed moeten zoeken naar deze antwoorden." "In de latere levensjaren (‘39-’45) lijkt zijn liefde voor de Schrift te tanen." Er dient rekening mee gehouden te worden "dat de Schriftvisie van Bonhoeffer nooit gevoed is geweest door de reformatorische inspiratieleer." "Zijn theologische opleiding had hij genoten bij liberale theologen in Berlijn (1924-1927). Zij stonden unaniem de Schriftkritiek voor. Vervolgens kwam Bonhoeffer onder invloed van de Duitse theoloog Karl Barth (1886-1968). Ook Barth geloofde niet in de onfeilbaarheid van de Schrift. Hij verdedigde de wonderlijke stelling dat de Bijbel ons wel de waarheid vertelt in religieuze zin, maar niet in historische zin. Wij vinden deze dubbele benadering van de Schrift ook bij Bonhoeffer. Enerzijds accepteert hij de opvatting dat er in de Schrift grote fouten staan. Anderzijds houdt hij de Bijbel voor waardevol in religieus opzicht. Deze tweeslachtigheid roept een kritische vraag op." "Bonhoeffers Schriftbeschouwing heeft grote gevolgen voor zijn theologie. De eerste hoofdstukken van Genesis hield hij voor mythisch. Volgens Bonhoeffer kunnen wij ook niet weten hoe Jezus op aarde geleefd heeft. De Evangeliën zouden overwoekerd zijn met legenden." "De opstanding van Christus beschouwde hij niet als een historisch verifieerbaar feit. Ook geloofde hij niet in de werkelijkheid van het eeuwig oordeel. De hel is in deze wereld en niet erna. Bonhoeffer was een overtuigd universalist. [Hij] geloofde niet dat de persoonlijke bekering het centrale thema van de Schrift is." "Uit bovenstaand[e] blijkt dat Bonhoeffer voor ons beslist geen betrouwbare gids kan zijn."[71][72]

Theologen die de laatste decennia een internationale rol van betekenis speelden door hun boeken zoals James Packer (1926-2020), John Piper (1946), Tim Keller (1950-2023), Tom Wright (1948), Alister McGrath (1953) werden positief-kritisch gevolgd. Positief in de zin dat men constateerde dat grondwaarheden van het christelijk geloof tegen de trend van de moderne (vrijzinnige) theologie werden verdedigd. Ook in ethische kwesties ervaarde men overeenstemming. Globaal genomen was er met de theologen Packer en Piper de meeste overeenstemming, maar er waren ook punten van kritiek. Packer behoorde tot de behoudende stroming binnen de Anglicaanse kerk en liet zich inspireren door reformatoren zoals Calvijn en Luther, puriteinen zoals John Owen en de anglicaanse bisschop Ryle.

Kerkelijke instanties[bewerken | brontekst bewerken]

Predikantenopleiding[bewerken | brontekst bewerken]

De Gereformeerde Gemeenten kennen een eigen predikanten opleiding die gevestigd is in Rotterdam. De synode van 1925 besloot dat er naast ds. W. den Hengst een tweede docent benoemd moest worden. Uit een dubbeltal werd ds. G.H. Kersten gekozen. Behalve docenten in de theologische vakken, moesten er ook docenten komen voor de niet-theologische vakken. De bedoeling was een volledige opleiding tot predikant te realiseren inclusief het onderwijs in de oude talen. De opleiding begon in Leiden waar les gegeven werd in een gehuurd lokaal. Kort daarop kwam aan de Boezemsingel in Rotterdam een nieuw gebouw gereed dat dienst zou doen aan de Theologische School.

De synode van 1931 in Rotterdam besloot „dat in het vervolg iemand, die wenst toegelaten te worden tot de Theologische School, deze, nadat hij een attest betreffende leven en roeping tot het ambt heeft verkregen van de kerkenraad van de gemeente waartoe hij behoort, zich rechtstreeks heeft te wenden tot de Commissie van Toezicht voor onderzoek. Aan het eind van zijn studie komt hij op de classis om aldaar examen te doen en beroepbaar te worden gesteld. Weigert een kerkenraad een attest te geven, dan kan hij zich op de classis beroepen."

Aan de toelating tot de opleiding van predikant gaat een onderzoek vooraf naar de beweegredenen van degenen die zich hebben aangemeld. Dit onderzoek is volgens ds. A. Vergunst een taak van de kerk en een ernstige zaak die niet verwaarloosd mag worden.[73]

In de praktijk komt het voor dat predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten hun opleiding theologie geheel of gedeeltelijk elders volgen. Zo zijn er predikanten opgeleid op de Theologische Universiteit in Apeldoorn, de Vrije Universiteit in Amsterdam of de Universiteit van Utrecht. Hier behaalt men een diploma of een doctorstitel in de theologie. Dit kan voor, tijdens of na het (actieve) predikantschap plaatsvinden.[74][75][76]

Zending en evangelisatie[bewerken | brontekst bewerken]

De Gereformeerde Gemeenten tellen verschillende deputaatschappen, stichtingen en verenigingen.

De Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) is de zendingsorganisatie van de kerk, hoewel ook enkele gemeenteleden voor andere organisaties werkzaam zijn. Het zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten begon in de jaren zestig, hoewel eerder daartoe opgeroepen was.

Indonesië[bewerken | brontekst bewerken]

In Westelijk Nieuw-Guinea werd aanvankelijk gewerkt onder het volk van de Yali, terwijl de arbeid later uitgebreid werd tot verschillende andere volken. Een deel van die arbeid is niet langer pionierszending, maar groeit in de richting van ondersteuning en toerusting van de inmiddels zelfstandig geworden jonge kerk. Sinds 2012 is de officiële naam van de zusterkerk op Papoea Gereja Jemaat Reformasi di Papua (GJRP), oftewel Reformatorische Kerkelijke Gemeente op Papoea.[77]

In de jaren ’90 is op initiatief van emerituspredikant ds. G. Kuijt en de heer A. Mol een theologische opleiding gestart op het eiland Bali. Deze school, Johanes Calvin, is officieel niet verbonden aan het kerkgenootschap. De theologische school biedt op bachelor- en masterniveau studierichtingen aan die voorbereiden op werk in de kerk en voor het onderwijs. Naast het verplichte vak aanbod is er veel aandacht voor de gereformeerde geloofsleer. Enkele studenten die lid zijn van de GJRP op Papoea hebben hier een vervolgopleiding gevolgd. ZGG zond van 2013 tot 2020 een (deeltijd) theologisch docent uit ten behoeve van deze opleiding.

Zuid-Afrika[bewerken | brontekst bewerken]

In Zuid-Afrika is sprake van ondersteunend werk.

Nigeria[bewerken | brontekst bewerken]

in 1963 werd met zendingswerk begonnen in het Igede-gebied in het zuiden van Nigeria. Dit werkgebied werd in 1989 overgedragen aan de Methodist Church of Nigeria. In 1974 werd begonnen met zendingswerk in Izi, een gebied dat aan Igede grenst. Uit dit zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten is in 1982 een zelfstandige kerk ontstaan, de Nigeria Reformed Church (ook: Nigerian Reformed Church).[78] Het kerkverband bestaat sinds 1988 officieel als zelfstandig kerkverband. De onderlinge verhouding is momenteel die van zusterkerk. Dit wordt zichtbaar in de meerjarenafspraken die over en weer gemaakt worden, de uitwisseling tijdens tweejaarlijkse conferenties, het bezoeken van elkaars generale synodes en het openstellen van de kansel van predikanten van deze kerk. Het Kerkelijk Bureau van de NRC is gevestigd in Onuenyim.

In 2015 bestond het kerkverband uit 18 geïnstitueerde gemeenten en ongeveer 100 preekplaatsen (soort evangelisatieposten). Deze zijn onderverdeeld in 4 classes: (Ebonyi, Benue, Cross-Rivers, Ogun en Lagos State) en worden bediend door 13 predikanten en 65 evangelisten. Het kerkverband heeft in 1994 een school gesticht, de John Calvin Secundary School in Oswanka. Deze school wordt bezocht door circa 800 leerlingen.

Sinds 2014 zijn er geen werkers van ZGG meer werkzaam in Nigeria. Er zijn meerjarige afspraken met de NRC gemaakt, waarin de steun aan de zusterkerk wordt afgebouwd.

Ecuador

In 1995 wordt door de Gereformeerde Gemeenten de eerste evangelist uitgezonden naar Zuid-Amerika. Hij strijkt neer in Guayaquil, de grootste stad van Ecuador. De werkers van ZGG werken onder bewoners van achterstandswijken in Guayaquil, Portoviejo, Machala en Quevedo.

Op 13 februari 2022 werd de eerste zelfstandige gemeente van de Iglesia Cristiana Reformada en Ecuador geïnstitueerd. De gemeente bevindt zich in Guayaquil.[79]

Albanië

De ZGG is in 1994 begonnen met zendingswerk in Albanië. In de zuidelijk gelegen plaatsen Sarandë en Delvinë zijn gemeenten ontstaan. Later begint ZGG ook zendingswerk in Tepelenë en Durrës.[80]

Guinee[bewerken | brontekst bewerken]

In 1994 start ZGG met zendingswerk in Guinee. In Garama is onder meer aandacht voor medisch werk en vrouwenwerk. In Boké zijn zendingswerkers actief met het begeleiden van mensen die op zondag samenkomen om naar de Bijbel te luisteren. In 2021 wordt met belijdeniscatechisatie begonnen voor leden die aangeven gedoopt te willen worden. Een zendingswerker geeft lessen op een middelbare school, gericht op het vermijden van risicovol gedrag.

Sinds 2021 bereiden evangelisten zich voor om zich te vestigen in het dorp Coliah. Hun taak zal liggen in het vrouwen-, kinder- en alfabetiseringswerk.[81]

Cambodja[bewerken | brontekst bewerken]

In 2016 maakt ZGG bekend dat zij een nieuw zendingsveld wil openen in Cambodja. Het werk bevindt zich eerst een aantal jaren in een oriëntatiefase.[82]

Israël[bewerken | brontekst bewerken]

Ook op Israël is het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten sterk georiënteerd. In Nazareth bevindt zich een gemeente die gediend wordt door ds. M.L. Dekker.

Midden-Oosten

In 2021 hebben de Gereformeerde Gemeenten een werker benoemd voor het Midden-Oosten.

Evangelisatieposten[83][bewerken | brontekst bewerken]

In onder meer Emmen, Alkmaar, Leeuwarden, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Scheveningen, Breda en Tilburg bevinden zich evangelisatieposten van de Gereformeerde Gemeenten, evenals in het Belgische Merksem.

Deputaatschap Bijbelverspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Via het deputaatschap Bijbelverspreiding zet men zich in voor het verspreiden van lectuur op grond van de Bijbel en de belijdenisgeschriften. Het deputaatschap werd door de Generale Synode van 1971 in het leven geroepen. De aanleiding tot het instellen van het deputaatschap was de vraag hoe de Gereformeerde Gemeenten zich moesten verhouden tot de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) en het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG). Predikanten van de Gereformeerde Gemeenten participeerden destijds in beide organisaties. De synode keerde zich echter af van de NBG-activiteiten en stelde zich onvoorwaardelijk achter de activiteiten van de GBS. Het deputaatschap begon in 2019 [in samenwerking met de deputaatschappen Bijzondere Noden, Evangelisatie, Israël en Zending] met het gebruik van een website: bibleandbookministry.com. Begin 2021 bevatte de website 358 boeken waarvan 116 in vijf Indiase talen, 50 in het Russisch en 36 in het Engels.

Jeugdwerk en overige organisaties[bewerken | brontekst bewerken]

De Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) is de organisatie voor jeugdwerk. Gehandicaptenzorg is in handen van Siloah en Helpende Handen. Het Deputaatschap Bijzondere Noden (BN) regelt hulpverlening. Via de Cursus Godsdienst Onderwijs [uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten], kunnen door individuele gemeenteleden en ambtsdragers toerustingscursussen gevolgd worden, waarbij ook wordt samengewerkt met Hogeschool de Driestar.

Publicaties[bewerken | brontekst bewerken]

Het kerkverband geeft weekblad De Saambinder uit; vanuit de jeugdbond wordt het blad Daniel uitgegeven. In 1948 begon men met de prekenserie Uit de Schat des Woords.

Kerkbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Toen in de 19e eeuw de eerste Ledeboeriaanse- en kruisgemeenten ontstonden kwam men bijeen in woonkamers, boerenschuren, pakhuizen en werkplaatsen, vaak met niet meer dan 20 personen. Slechts eenmaal was sprake van een riante plaats van samenkomst, het buitenverblijf van Sint-Jan ten Heere, waar de wortels liggen van de gemeente Middelburg-Centrum, geïnstitueerd in 1836. In 1844 werd aan de Raampoortlaan in Rotterdam een stenen kerkje in gebruik genomen. In 1850 werd te Benthuizen een houten kerk gebouwd. Het gebouw was van hout want het was de bedoeling dat het een tijdelijk onderkomen zou zijn. Men hoopte nog altijd op terugkeer naar de Hervormde Kerk. Van die 19e-eeuwse kerkgebouwen is er niet een meer over. Kort na de eeuwwisseling werd te Rotterdam de Boezemsingelkerk gebouwd, toentertijd bepaald geen doorsneekerk voor de Gereformeerde Gemeenten. De oorspronkelijke gevel had een klassiek gedetailleerd toegangsportaal met fraaie glas-in-loodramen. Slechts de door oefenaar N.H. Beversluis ontworpen Segeerstraatkerk te Middelburg kwam enigszins in de buurt, andere kerken van de voorgangers van de Gereformeerde Gemeenten misten deze allure. Ze werden ook wel getypeerd onder de naam schuurkerken. Er zijn hiervan nog enkele voorbeelden te zien, onder andere in Wolphaartsdijk en Borssele. Het laatstgenoemde behoort tot het beschermd dorpsgezicht.

In de jaren 1930 verschenen statigere kerken zoals de Salemkerk in Lisse en het kerkgebouw te Krabbendijke. Deze kerken worden ook wel andreaskruiskerken genoemd. Na 1945 werden op grotere schaal kerken gebouwd, vanwege de groei van het kergenootschap. De ontwerpen veranderen van zeer traditioneel naar vrij modern. Het kerkgebouw van de gemeente in Kampen uit 1951 werd ontworpen door een architect van de Amsterdamse School, Nicolaas Lansdorp.[84] Vooral bij grote stadsuitbreidingen worden moderne kerken gebouwd, zoals te Apeldoorn (1959), Rotterdam-Zuidwijk (1964) en Zeist (1972). Imposante kerkgebouwen uit deze periode zijn de Noorderkerk (1955) en de Zuiderkerk (1968) in Rijssen. De Noorderkerk was bij oplevering het grootste protestantse kerkgebouw dat na de oorlog als totale nieuwbouw in gebruik werd genomen en zou dat tot 2008 blijven. Veel kerkgebouwen worden in deze periode opgericht met tentdaken, zoals te Soest (1968), Rotterdam-IJsselmonde (1969), Tricht-Geldermalsen (1969), Opheusden (1971), Tholen (1971) en Meliskerke (1976). De kerkgebouwen in Geldermalsen, Opheusden en Tholen zijn inmiddels alweer gesloopt en vervangen door nieuwe, veel grotere kerken.

In het laatste kwart van de 20e eeuw worden enerzijds weer traditionelere kerken gebouwd, anderzijds worden enkele architecturaal opvallende kerken gebouwd, zoals de Sionkerk (1979) te Goes, Bodegraven (1996), Alblasserdam (1987) en Ooltgensplaat (1996). Enkele opvallende aangekochte bedehuizen zijn de Magnalia Deïkerk te Groningen, de Westerkerk te Utrecht (in gebruik van 1966 tot 2018), de Ontmoetingskerk (uit 1904) te Enkhuizen en de Hoofdstraatkerk langs de A4 te Leiderdorp. De gemeente Westzaan verwierf noodgedwongen een doopsgezinde vermaning uit 1695 en bezit hiermee het oudste kerkgebouw van het kerkverband. In de 21e eeuw worden nieuwe kerken gebouwd in plaatsen als Barneveld, Geldermalsen, Gouda, Middelharnis, Opheusden, Tholen, Dirksland, Ede en Scherpenzeel. In diverse gemeenten worden plannen gemaakt voor nieuwe kerken, zoals te Yerseke en te Berkenwoude.

Ledenaantal[bewerken | brontekst bewerken]

Naast de 150 gemeenten in Nederland (107.304 leden) en de 27 gemeenten in Noord-Amerika (11.097 leden) bevinden zich ook Gereformeerde Gemeenten in Zuid-Afrika (Randburg, 129 leden[85]) en Nieuw-Zeeland (Reformed Congregations of New Zealand, 178 leden[85]). Tevens is er een afdeling van de gemeente te Yerseke gevestigd in Merksem (België).

Verder bevinden zich zendingsgemeenten in Albanië (Kisha Ungjullore e Reformuar, 3 gemeenten), Ecuador, Indonesië (Gereja Jemaat Protestan di Indonesia, 68 gemeenten met ruim 10.000 leden[86]), Nigeria (Nigeria Reformed Church, 14 gemeenten met circa 2500 leden[87]) en Bolivia (1 gemeente met 117 leden). Het totaal aantal leden van de Gereformeerde Gemeenten komt hiermee op circa 130.000. De ontwikkeling van het ledenaantal van de Nederlandse gemeenten is hieronder weergegeven:[88]

  • 1930 - 26.380[89]
  • 1949 - 61.883
  • 1953 - 67.144
  • 1954 - 58.760
  • 1966 - 69.512
  • 1972 - 78.766
  • 1974 - 80.008
  • 1979 - 81.869
  • 1988 - 89.908
  • 1996 - 95.090
  • 2000 - 98.495
  • 2005 - 102.797
  • 2010 - 105.371
  • 2015 - 107.299
  • 2018 - 107.787
  • 2019 - 107.665
  • 2020 - 107.746
  • 2021 - 107.931
  • 2022 - 107.852
  • 2023 - 107.304
  • 2024 -

Plaatselijke Gereformeerde Gemeenten[bewerken | brontekst bewerken]

Lijst van grootste Gereformeerde Gemeenten per 1 januari 2023 (+1000 leden)[90][bewerken | brontekst bewerken]

Gemeente Leden Predikant
Rijssen-Zuid 2.769 Janse, ds. S.W. ds. S.W. Janse
Nunspeet 2.471 Schot, ds. A. ds. A. Schot
Barneveld-Centrum 2.388 Boudewijn, ds. E.J. ds. E.J. Boudewijn
Kootwijkerbroek 2.385 Beens, ds. G. ds. G. Beens
Veenendaal 2.316 Labee, ds. B. ds. B. Labee
Yerseke 2.269 Krimpen, ds. C. van ds. C. van Krimpen
Rijssen-Noord 2.190 ds. A.T. Huijser
Genemuiden 2.165 Verschuure, ds. A. ds. A. Verschuure
Barneveld-Zuid 2.150 Laar, ds. J. van ds. J. van Laar
De Valk-Wekerom 2.141 Boven, ds. B.J. van ds. B.J. van Boven
Scherpenzeel 2.131 ds. J. Beens
Krabbendijke 2.056 Vlot, ds. P.C. ds. P.C. Vlot
's-Gravenpolder 1.973 Maljaars, ds. S. ds. S. Maljaars
Hendrik-Ido-Ambacht 1.819 Schot, ds. M.H. ds. M.H. Schot
Werkendam 1.786 Agteresch, ds. H.J. ds. H.J. Agteresch
Opheusden 1.782 Mouw, ds. W. ds. W. Mouw
Tricht-Geldermalsen 1.761 Brugge, ds. A.A. ds. A.A. Brugge
Alblasserdam 1.638 vacant
Rijssen-West 1.623 Haan, ds. P.D. den ds. P.D. den Haan
Dordrecht 1.622 Zondag, ds. W.A. ds. W.A. Zondag
Kapelle-Biezelinge 1.594 IJsselstein, ds. J. ds. J. IJsselstein
Kampen 1.512 Tuinier, ds. D.W. ds. D.W. Tuinier
Gouda 1.486 Clements, ds. G. ds. G. Clements
Krimpen aan den IJssel 1.463 ds. J.J. Hoogerbrug
Hardinxveld-Giessendam 1.449 vacant
Ede 1.439 ds. J.B. Huisman
Amersfoort 1.401 Visscher, ds. W. ds. W. Visscher
Goes 1.335 vacant
Kesteren 1.314 ds. D. de Wit
Tholen 1.305 Ruitenburg, ds. C. van ds. C. van Ruitenburg
Middelburg-Centrum 1.298 vacant
Moerkapelle 1.291 Brons, ds. H. ds. H. Brons
Sliedrecht 1.246 vacant
Apeldoorn 1.221 Visser, ds. R.A.M. ds. R.A.M. Visser
Lisse 1.218 vacant
Rhenen 1.084 Mulder, ds. F. ds. F. Mulder
Meliskerke 1.044 ds. A.E. Brijder
Elspeet 1.042 Manen, ds. G. van ds. G. van Manen
Middelburg-Zuid 1.025 ds. M. Boersma
Ridderkerk 1.015 Mulder, ds. G.W.S. ds. G.W.S. Mulder

Bekende personen[bewerken | brontekst bewerken]

Bekende personen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nicolaas Hendrik Beversluis (Nieuw-Beijerland, 1850 - Paterson (Verenigde Staten) 1931), predikant. Heeft veel bijgedragen aan de totstandkoming van de Gereformeerde Gemeenten in 1907.
  • Jac. Overduin (Leiden, 1851- Lisse, 1928), predikant. Studeerde enige tijd aan de Theologische School in Kampen maar maakte deze opleiding niet af. Hij diende de Christelijke Gereformeerde Kerk voor 1892 als oefenaar. In 1892 ging hij mee naar de Gereformeerde Kerken. Op 12 maart 1899 nam hij een beroep aan naar de Gereformeerde Gemeente van Lisse.
  • Andries Makkenze (1854 - Nieuw-Beijerland, 1921), predikant
  • Willem den Hengst (Delft, 1859 - Leiden, 1927), predikant. Overgekomen vanuit de Gereformeerde Kerken. Genoot zijn opleiding aan de Vrije Universiteit. Ds. G.H. Kersten zag in hem een geschikte persoon voor de opleiding van toekomstige predikanten. Voor de totstandkoming van een eigen theologische school heeft ds. Den Hengst aan verschillende studenten lesgegeven.
  • Hendrikus Roelofsen (Lunteren, 1852 - Zeist 1930), predikant
  • Jan Rokus van Oordt (Charlois 1859 - Zeist 1942), predikant
  • Cornelis Pieneman (1863-1912), Behoorde aanvankelijk tot de Nederduitse Gereformeerde Gemeenten (dolerenden). Ging later over naar de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis en in 1909 nam hij een beroep aan naar de Gereformeerde Gemeente te Charlois. Heeft grote invloed gehad op de jonge ds. G.H. Kersten.
  • Gijsbertus van Reenen (Utrecht, 1864 - Leiden, 1935)], Van Reenen werkte aanvankelijk als glasschilder. Als zodanig werkte hij voor zijn werkgever ook in rooms-katholieke kerkgebouwen om religieuze kunst te renoveren. Na een geestelijke verandering kon hij zich echter hier niet meer toe zetten en zegde zijn vaste baan per direct op. Van Reenen begon voor zichzelf en al snel had hij een goed lopend bedrijf inclusief personeel. Van binnen voelde hij echter een onweerstaanbare drang om predikant te worden. Deze drang was dusdanig dat - toen hij zich hiertegen verzette - het hevige maagklachten opleverde. Toen hij iemand die experimenteerde met alternatieve geneesmiddelen, om advies vroeg, antwoordde deze hem: "Niet langer God tegenstaan." Kort daarop hield Van Reenen zijn eerste preken op 9 oktober 1898 in Utrecht. Op 17 september 1899 werd hij tot predikant bevestigd in Zeist. Achtereenvolgens was hij werkzaam in Leiden, Opheusden, Gouda en Werkendam. Na zijn emeritaat vestigde hij zich in Bodegraven. Aan het einde van zijn leven woonde hij weer in Leiden. Van Reenen had geen sterke gezondheid en tijdens zijn ambtelijke loopbaan kreeg hij ook nog eens last van een woordfobie. Bij het horen van het woord 'krankzinnig' werd hij gekweld door de angst dat hij krankzinnig zou worden. Hierover vertelde hij het volgende: „Wat heb ik een last gehad van die angstzenuwen! (..) dat heeft jaren en jaren geduurd. Soms was de angst minder, ik had tijden dan scheen het over, maar dan kwam het weer met verdubbelde woede terug. Wat ik gebeden heb en gesmeekt (..) Nooit sprak ik er met iemand over, alleen degenen die mij goed kenden, lazen op mijn gelaat wel eens de angst. En hoe meer de Heere mijn werk wilde zegenen, des te kwader had ik het." Van Reenen werd verlost van zijn fobie toen hij bepaald werd bij Psalm 31:17 (berijmd). Na zijn emeritaat zette Van Reenen zich tot het schrijven van prekenbundels en samenspraken. Deze kregen in brede reformatorische kring waardering, niet zozeer vanwege de uitmuntende Schriftexegese maar meer vanwege het 'eenvoudige pakkende en beminnelijke geestelijk element.' Ook verscheen van zijn hand een verklaring van de Heidelbergse Catechismus. In zijn voorwoord schreef Van Reenen: "Mocht u er iets in vinden, dat u niet aanstaat, schrap dat door. Ik raad u het met potlood te doen. Omdat ik vroeger heel wat geschrapt heb, waar ik nu van geniet." Op 3 september 1935 overleed ds. Van Reenen in Leiden.[91]
  • Jacobus Dirk Barth (1871-1942), Predikant Christelijke Gereformeerde Kerk, Kwam in 1928 over naar de Gereformeerde Gemeenten. Politiek betrokken bij de Staatkundig Gereformeerde Partij
  • Daniel Christiaan Overduin (1875-1946), predikant
  • Jozias Fraanje (1878-1949), predikant
  • Johannes Vreugdenhil (Haarlemmermeer, 1879 - Kampen, 1944), predikant. In 1913 toegelaten op de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Op 12 oktober 1918 bevestigd als predikant in Sliedrecht. Na drie jaar ging hij over naar de Gereformeerde Gemeenten. Sinds 1922 had hij zitting in de commissie van Toezicht (later curatorium) van de Theologische School.
  • Gerrit Hendrik Kersten (Deventer 1882 - Waarde 1948) predikant, politicus, docent Theologische School
  • Mientje Vrijdag (1884-1943) Werd bekend door haar brieven aan geestelijke zielsvrienden die later zijn uitgegeven in boekvorm.
  • Arie de Blois (Vlaardingen, 1887 - Dordrecht, 1971), predikant
  • Adrianus Verhagen (Vlaardingen, 1887 - 1959), predikant. Van grote betekenis geweest tijdens de opbouwfase van het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Gedurende 50 jaar was hij predikant in het kerkverband. Zette zich op bijzondere wijze in voor de zending en het jeugdwerk.
  • Martinus Heikoop (1890-1944), predikant. Kwam op 6 november 1944 om het leven tijdens een bombardement toen hij zich bevond in de wachtkamer van de Neurologische kliniek van het Academisch Ziekenhuis.
  • Reinier Kok (1890-1982) Op 5 september 1915 bevestigd door ds. G.H. Kersten als predikant in Aagtekerke. In januari 1950 kwam het tot een schorsing door de Generale Synode wegens 'vereenzelviging van Gods beloften met het aanbod van genade'. Sloot zich in 1956 aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerken.
  • Pieter Honkoop (1891-1963), predikant
  • Bart Roest (1892-1974) Lerend ouderling gereformeerde gemeente Scherpenzeel. Markante persoonlijkheid binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Bekend geworden door zijn brieven gericht aan geestelijke zielsvrienden.
  • Marinus Nijsse (Oud Sabbinge,1904 - 1978) Onderwijzer, schrijver-dichter
  • Lumbertus Rijksen (1902-1969), docent Theologische School Rotterdam
  • Willem Cornelis Lamain (1904-1984), predikant
  • Gerrit Arie Zijderveld (1910-1992), Predikant Christelijke Gereformeerde Kerk Meerkerk (1942) Zwijndrecht (1945), Grand Rapids (1948) Artesia (1954). In 1955 overgegaan naar de Netherlands Reformed Congregations, de zusterkerken van de Gereformeerde Gemeenten, Paterson (1956), Capelle aan den IJssel West (Gereformeerde Gemeenten) (1959), Middelburg-Centrum (1963), Hoofddorp (1979), Emeritus (1982). Ds. Zijderveld was een principieel maar ruimdenkend man die over kerkmuren heen zag. Hij was actief in zending en evangelisatie, droeg bij aan de heruitgave van preken van 'Oude Schrijvers' in de serie Reveil (Stichting Smijtegeltfonds). Het volk Israël had zijn grote belangstelling.[92]
  • Klaas de Gier (1915-1999), docent Theologische School Rotterdam
  • Jan Wisse Kersten, (1915-1960) docent Theologische School Rotterdam
  • Adriaan Hoogerland (1918-1986), predikant
  • Henk van Rossum (1919-2017) politicus Staatkundig Gereformeerde Partij
  • Pieter Blok (1920-2019), predikant
  • Meyno Alida Mijnders-van Woerden (1921-2020), dochter van C.B. van Woerden jr. (Akkrum) (vertaler van Engelse en Schotse puriteinen) Schreef diverse boeken over de zending die grote bekendheid kregen in brede reformatorische kring waaronder De vrouw met het boek (1974). Van dit boek zijn tienduizenden exemplaren verkocht. Het boek werd vertaald in het Engels, Russisch, Roemeens, Hongaars en Duits. Mijnders stond aan de wieg van onder meer de Mbuma-Zending, Rhodesia Zending, Bonisa Zending en stichting De Lichtkring. In de laatste jaren van haar leven was ze betrokken op de evangelieverkondiging in Duitsland.[93]
  • Rogier Boogaard (1921-2013) Predikant Leiderdorp (1969-1999). Voelde zich sterk aan het Joodse volk verbonden. Zijn gedachten over Israël bereikten een breed publiek door onder meer de uitgave, [samen met ds. P. den Butter en drs. E. F. Vergunst], van het boek Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt (1992).
  • Adriaan Frans Honkoop (1921-2008) Hij was een zoon van ds. Pieter Honkoop (1891-1963). Op 14 oktober 1953 werd hij als predikant bevestigd in de Gereformeerde Gemeente van Goes. Daarna volgden Moerkapelle (1967), Rotterdam-Centrum (1975), Zwijndrecht (1984) en Wageningen (1990). Honkoop was veertig jaar voorzitter van het curatorium van de Theologische School en zeven keer preses van de Generale Synode.[94]
  • Adriaan Moens (1922-2003) hoogleraar aan de Landbouw-Hogeschool Wageningen. Zijn kennis zette Moens in ten bate van het deputaatschap van de Zending van de Gereformeerde Gemeenten (1974-1993) en als adviseur ten bate van de Stichting Woord en Daad. Moens diende van 1965-1971 als ouderling de christelijk-gereformeerde kerk in Veenendaal en van 1973-1998 als ouderling de gereformeerde gemeente in diezelfde plaats. Als deputaat zette Moens zich van 1974-1990 in voor de studerenden binnen zijn kerkgenootschap.
  • Arie Elshout (1923-1991), predikant, veelzijdig auteur op gebied van theologie en pastoraat (waaronder psychisch lijden) in brede reformatorische kring gelezen en gewaardeerd.
  • Arie Vergunst (1926-1981), docent Theologische School Rotterdam
  • Lambertus Huisman (1926-2004), predikant. Zendingspredikant in Bophuthatswana (Zuid-Afrika). Ds. Huisman diende in het land van de Tswana's ongeveer twintig gemeenten en gaf les aan de Bijbelschool waar evangelisten werden opgeleid.
  • Wieger van der Zwaag (Rinsumageest, 1926 - Barneveld, 2014) Zijn moeder was aangesloten bij de plaatselijke (confessionele) hervormde gemeente, zijn vader ging naar de doopsgezinde vermaning in Damwoude en Dokkum. Tijdens zijn militaire dienst in Indonesië kwam Van der Zwaag tot een geestelijke verandering en kwam terecht in de Gereformeerde Gemeente van Oudemirdum. Hier werd hij volwassen gedoopt door ds. J.W. Kersten. Na enige jaren in Oudemirdum onderwijzer te zijn geweest, vertrok hij in 1953 naar de ds. J. Fraanjeschool in Barneveld. Daar werd hij in 1969 tot directeur benoemd. Van der Zwaag studeerde in zijn vrije tijd veel wat resulteerde in verschillende kerkhistorische boeken die in brede reformatorische kring erkenning kregen. De meest bekende daarvan zijn: Jean Louis Bernhardi, 1811-1873: een leketheoloog uit de school van Kohlbrugge en Bilderdijk, Om de schat van Christus' bruid, César Malan (1787-1864): prediker van het Frans-Zwitsers Réveil, Willem Bilderdijk: vader van het Réveil. Een wetenschappelijke titel heeft hij echter nooit gekregen. Dr. J.O. van de Breevaart merkte op in het blad Protestants Nederland " Ons rest weinig anders dan het feit dat hij nooit de moeite had genomen academische erkenning te krijgen voor zijn werk." Zijn verhalen waren evenwel altijd uitstekend gedocumenteerd. Na zijn overlijden verscheen een werk waarin hij blijk gaf van zijn bewondering van het leven en werk van ds. R. Kok (1890-1982). Van der Zwaag was van mening dat deze predikant in zijn optreden niet goed begrepen en daarmee onrecht aangedaan was. Van der Zwaag was verder betrokken bij de plaatselijke activiteiten van de SGP, de Nederlandse Vereniging tot bevordering van de Zondagsrust en de Zondagsheiliging, de oprichting van het Reformatorisch Dagblad.[95] [Een zoon van Van der Zwaag is de RD-journalist dr. K. Van der Zwaag die in 2003 een appelschrift schreef "Afwachten of verwachten?" een historisch en theologisch overzicht van de uiteenlopende visies op de toe-eigening des heils. Dit appelschrift werd door de synode van 2008 afgewezen. Volgens Van der Zwaag jr. die de uitgave van het werk over ds. R. Kok op zich nam, zou Van der Zwaag sr. later afstand hebben genomen van zijn eerdere publicaties, waaronder de inhoud van het boek Om de schat van Christus' bruid]
  • Jan van Haaren (1933-1983), Van oorsprong behoorde zijn familie tot de Rooms-Katholieke Kerk. Zijn vader kwam in Rotterdam terecht onder de prediking van ds. W.C. Lamain in Rotterdam-Zuid. Dit leidde tot een breuk met zijn vorige leven. Op 4 december 1938 legde hij met zijn vrouw openbare geloofsbelijdenis af en werden de kinderen waaronder Jan gedoopt. In zijn jeugd maakte ds. G.H. Kersten veel indruk op hem. Na het doorlopen van de lagere school doorliep Van Haaren in Harderwijk het Gymnasium. Toen hij werkzaam werd met een roeping tot het ambt had de kerkenraad van Barneveld geen vrijmoedigheid hem een attest te geven. Van Haaren beriep zich op de classis en kreeg alsnog een attest. Het curatorium wees hem echter af. Van Haaren begon hierna een studie aan de Theologische Faculteit aan de Rijksuniversiteit in Utrecht. Deze studie stelde hem in veel opzichten teleur. In 1955 ontving Van Haaren opnieuw een attest van de kerkenraad van Genemuiden. Dit werd hem 'met volle vrijmoedigheid' verleend. Op 21 juni 1955 werd hij toegelaten met twee anderen. In 1958 werd Van Haaren predikant in Kampen. Achtereenvolgens was hij predikant in Rijssen (1961) en Amersfoort (1964). Een groot deel van zijn ambtelijke loopbaan was hij betrokken bij de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. In 1980 werd hij benoemd als docent in de plaats van A. Vergunst. Hij gaf onderwijs in de vakken Exegese OT, Hermeneutiek OT, Hebreeuws, catechetiek, symboliek, liturgiek en ethiek. Samen met K. de Gier gaf hij ook dogmatiek. Van Haaren drong er bij zijn studenten op aan op kennis te nemen van gereformeerde theologen uit vroegere eeuwen, maar ook van moderne opvattingen en discussies over actuele theologische onderwerpen. Als medewerker van het kerkelijk blad De Saambinder besteedde hij veel aandacht aan actuele en maatschappelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld 'de vrouw in het ambt', Bijbelvertaling en psalmberijming, Schriftkritiek en Oecumene of denkbeelden van theologen als J.J. Buskes, Prof. dr. H.M. Kuitert en Prof. dr. A.A. van Ruler. Op maatschappelijk terrein hield hij de ontwikkelingen op biologisch, medisch en ethisch terrein nauwlettend in de gaten en gaf hierop zijn commentaar. Van Haaren verbond zijn naam tevens aan de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS), wat een interkerkelijk initiatief was tegen de opkomst van de NBG-vertaling (1951, en het reformatorisch onderwijs. Op 2 augustus 1983 overleed ds. Van Haaren in Amersfoort.[96]
  • Gerrit Kuijt (1933-2000) werd in 1962 uitgezonden als eerste zendingspredikant naar Westelijk Nieuw-Guinea (pioniersfase). Uit dit werk is een zelfstandig kerkverband ontstaan.
  • Marinus Golverdingen (Stolwijk, 18 mei 1941- Dordrecht, 29 december 2019). Hij volgde de kweekschool in Gouda en werkte in het onderwijs en in het jeugdwerk. In 1976 werd hij toegelaten tot de Theologische School te Rotterdam. Als predikant diende hij de gemeenten ’s-Gravenzande, Utrecht, Slikkerveer, Groningen, Gorinchem, Boskoop en Waarde (Emeritus 2011). Als predikant bleef Golverdingen betrokken op het onderwijs. In 1981 trad hij aan als voorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS). Golverdingen heeft een flinke bijdrage geleverd door vragen te doordenken als: wat is het doel en de meerwaarde van reformatorisch onderwijs? Ook als kerkhistoricus maakte Golverdingen zich verdienstelijk. In 1971 verscheen de eerste uitgave van Ds. G.H. Kersten, facetten van zijn leven en werk. In 1993 verscheen een herziene en uitgebreide uitgave van dit werk. In 1993 plaatste Golverdingen kanttekeningen bij de studie van dr. J.P. Zwemer In Conflict met de cultuur dat inzicht wil geven over de verschillende verbanden en theologie van de bevindelijk-gereformeerden. Golverdingen toonde aan dat Zwemer op verschillende plaatsen de plank stevig missloeg. In 2004 verscheen Om het behoud van een kerk, in 2014 Vernieuwing en verwarring en in 2016 Geschiedenis van een scheuring waarin Golverdingen op nauwkeurige wijze onderzoek deed naar de geschiedenis van zijn eigen kerkverband, ook in verhouding tot andere kerkverbanden. Hierbij spaarde hij ook zijn eigen kerkverband niet en wilde hij een eerlijk beeld schetsen van de gebeurtenissen. Het kerkhistorisch werk van Golverdingen heeft in brede reformatorische kring waardering gekregen. Op 4 maart 2014 werd dit werk bekroond met de graad van doctor in de godgeleerdheid aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn. Een typerende uitspraak van hem was: „Ik zie mijn kerkverband als een deel van Sion. Niet meer en niet minder. De Heere heeft mij daar een plaats en een taak gegeven. Ik voel mij door genade een vriend en een metgezel van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen.”[97][98]
  • Koos van den Berg (1942-2020) politicus Staatkundig Gereformeerde Partij
  • Christiaan Fahner (1944-2003) Antropoloog, Nieuw-Testamenticus en Bijbelvertaler. Gasthoogleraar Nieuwe Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit in het Belgische Heverlee.
  • Gerrit Roos (1949-2020) Begon in 1974 als regioredacteur bij het Reformatorisch Dagblad, maar maakte al snel de overstap naar de kerkredactie. In 1979 werd hij hoofd van deze redactie en zeven jaar later volgde de benoeming tot adjunct-hoofdredacteur. Veel bekendheid kreeg hij met zijn zaterdagse rubriek Van het kerkelijk erf. In 1997 nam hij afscheid van de hoofdredactie en werd hij benoemd tot commentator. In die periode gaf hij ook leiding aan de redactie digitale media, waar hij meewerkte aan de vroegste edities van de website van het RD. Roos stond aan de basis van stichting Draagt Elkanders Lasten, waarbij hij jaarlijks acties coördineerde voor scholen in Indonesië, drugsbestrijding in Mexico of de vertaling van een deel van Matthew Henry voor Joden in Israël. Na zijn pensionering werd Roos door de directie van de Erdee Media Groep gevraagd om het project Bijbel met uitleg te coördineren. Roos overleed in 2020 vier weken nadat hij in het ziekenhuis opgenomen was vanwege het coronavirus.[99]
  • Malhus Nekwek (1965-2021) Als kind werd hij gedoopt door pionier-zendeling ds. G. Kuijt. In 1993 werd hij bevestigd in het ambt van ”pendeta” en ontwikkelde zich tot een van de leidinggevende predikanten binnen de Gereja Jemaat Protestan di Indonesia (GJPI). Dit is zelfstandig kerkverband dat ontstaan is uit het zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten. Tot 2005 was de naam van het kerkverband Gereja Jemaat Protestan di Papua (GJPP). Sinds 2012 is de officiële naam van het kerkverband Gereja Jemaat Reformasi di Papua (GJRP). In juni 2009 ging ds. Nekwek 'tijdens een historisch moment' voor in Moerkappelle waar hij uit het Indonesisch vertaald werd door oud-zendingswerker ouderling C. Janse. De zondag ervoor was ds. Nekwek, ook één keer, in Vlissingen voorgegaan, waar ds. C.G. Vreugdenhil hem vertaalde. Op dezelfde zondag preekte ds. N. Ude, verbonden aan de Nigeria Reformed Church (NRC), in Woerden. Hij werd uit het Engels vertaald door ds. W. Harinck. In januari 2008 besloot de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten de kansels open te stellen voor predikanten van kerken die ontstaan zijn uit het zendingswerk, mits zij door een ambtsdrager vertaald zouden worden.[100]
  • Jan Mijnders (1921-2021) Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij tot een geestelijke verandering nadat hij getroffen werd door een gedeelte uit Psalm 91: „Die in de schuilpaats des Allerhoogsten is gezeten, zal vernachten in de schaduw des Almachtigen." In 1943 werd Mijnders verplicht tewerkgesteld in Duitsland. „Ik kon geen vrijmoedigheid vinden onder te duiken, ziende op het beleid van de Heere." Op 6 juni 1945 kwam Mijnders gezond thuis. Hij was twee en een half jaar van huis geweest, had in een strafkamp en in de gevangenis gezeten. Vier weken had hij in een ziekenhuis op het randje van de dood gelegen. In 1965 meldde Mijnders zich met een attest van de kerkenraad bij het curatorium te Rotterdam. Daar werd hij afgewezen. Een jaar later werd hij wel toegelaten tot de studie voor predikant aan de Theologische School te Rotterdam. Op 26 augustus 1970 bevestigd tot predikant in de Gereformeerde Gemeente van Rijssen-Zuid. Hierna diende hij de gemeente van Ridderkerk (1973) en Veenendaal (1979). In 1991 ging hij met emeritaat. In april 2007 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In 2020 was hij vijftig jaar predikant.[101]
  • Jan Mauritz (1947-2023) Decennialang speelde Mauritz een rol binnen de jeugdbond van de Gereformeerde Gemeenten (JBGG) en later de Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO)[102]
  • Jacob (John) Mastenbroek (Rotterdam, 8 juni 1946 - Gouda, 11 november 2023) Werd bekend als bibliothecaris van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten (deze rol vervulde hij in de periode 1969-1999) en als kenner van de 'kleine' kerkgeschiedenis. Hij diende de Gereformeerde Gemeente van Gouda als ouderling. Als redactiesecretaris was hij betrokken bij het kerkhistorisch tijdschrift Oude Paden en betrokken bij de oprichting van de Stichting Machpela. Daarnaast vervulde Mastenbroek functies voor de Staatkundig Gereformeerde Partij, de Stichting Reformatorische Publicatie en het ds. G.H. Kerstenfonds. Hij publiceerde een reeks boeken en talloze artikelen over de kleine kerkgeschiedenis met een accent op het bevindelijke leven.[103][104]

Personen met een zekere bekendheid door publicaties of activiteiten binnen en buiten eigen kring [huidige kerkelijke context][bewerken | brontekst bewerken]

  • C. Harinck (1933), Predikant (emeritus), 60 jaar predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten: Utrecht (1962), Franklin Lakes (USA) 1971, Dordrecht (1974), Oostkapelle (1982), Houten (1993), Terneuzen (2000), (emeritus 2003).[105] Groeide met zijn broer Frans op in een onkerkelijk en zelfs antichristelijk gezin. Door zijn verkering kwam hij in de kerk terecht bij ds. A.F. Honkoop. Zijn broer François en zijn zoon Wouter werden ook predikant. Tijdens zijn periode in Amerika bestudeerde Harinck de werken van puriteinen en vooral van John Owen. Zelf schreef hij verschillende boeken waarin hij inging op geestelijke vragen. "Dat is niet altijd begrepen. Ook moet ik achteraf zeggen dat ik sommige dingen misschien bedachtzamer had moeten zeggen. Maar het leiding geven aan zoekende zielen was wel mijn oogmerk."[106][107][94]
  • I.A. (Izak) Kole (Waarde, 5 juli 1940), Decennialang speelde Kole een rol in het kerkelijk leven van de Gereformeerde Gemeenten en het reformatorisch onderwijs. Besteedde veel aandacht het onderhouden van interkerkelijke contacten. "We raken het zicht op de variatie die er onder christenen mag zijn, een beetje kwijt. Er treedt onnodige verwijdering op. Laten we goed kennis blijven nemen van elkaar, elkaars publicaties lezen en niet op de persoon afrekenen."[108][109][110]
  • Johan Commelin (1942), Evangelist en zendeling[111]
  • L. Blok (1942) Predikant (emeritus), Studie Rijksuniversiteit in Utrecht/Theologische School Rotterdam. Op 22 april 1969 in Beekbergen bevestigd als predikant. Daarna diende hij de gemeenten van Capelle aan den IJssel (1973), Nunspeet (1979) Ermelo (1996) en Gorinchem (2007), emeritus (2023) Blok doceerde aan de Theologische School in Rotterdam en was betrokken bij zending en Bijbelverspreiding. Ruim vijftig jaar was hij betrokken bij de Gereformeerde Bijbelstichting.[112]
  • W. Silfhout (1943), Predikant (emeritus), Publicaties op terrein van het kerkrecht en Israël.
  • C.S.L. Janse (1943), [voormalig] hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad, opiniemaker
  • A. Moerkerken (1947), Studie Rijksuniversiteit in Utrecht/Theologische School Rotterdam. Predikant Nieuw-Beijerland (1974), Gouda (1987). In 1980 benoemd tot docent aan de Theologische School. Vanaf 1996 fulltime docent (rector). Hulppredikant Capelle aan den IJssel-West (1996) (Emeritus 2017)
  • C.J. Meeuse (Veenendaal, 1945), Studie Rijksuniversiteit in Utrecht/Theologische School Rotterdam. Predikant Rotterdam-Zuid (1982), Vlaardingen (1992), Nunspeet (1997), Apeldoorn (2002), Goes (2006), (emeritus 2017) Publicaties voor de jeugd [vertellingen bij de Bijbel], gedichten waaronder een psalmberijming, studies met betrekking op de Nadere Reformatie en de Puriteinen.[113][114]
  • C.G. Vreugdenhil (1946), Predikant (emeritus), Studie Rijksuniversiteit Leiden/Theologische School te Rotterdam, zendingspredikant in Westelijk Nieuw-Guinea.
  • J. Schipper (1946) Studie Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam/Theologische school Rotterdam. Predikant 's-Gravenpolder (1998), Dirksland (2006) en Leerdam (2014) (emeritus 2018).
  • Jan Baan, grondlegger voormalig softwarebedrijf Baan Company
  • G.J. van Aalst (1948), Predikant Benthuizen (1986), Ridderkerk (1992), Klaaswaal (2003) [voormalig] Docent Praktische Vakken Theologische School Rotterdam, [voormalig] Hoofdredacteur kerkelijk weekblad De Saambinder
  • J.J. van Eckeveld (1948), Predikant Zeist (1976-2016), [voormalig] voorzitter van het curatorium Theologische School Rotterdam, was zevenmaal preses Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten.
  • B. van Ojen (1950) Studie Rijksuniversiteit Utrecht. Tussen 1979 en 2015 was Van Ojen werkzaam aan het Van Lodenstein College in Amersfoort. Sinds 1994 is hij werkzaam als docent Oude Testament, Hermeneutiek en Bijbel en Taal bij de HBO-variant van de CGO. Medewerker Semper Reformanda Reeks.
  • P. Mulder (1950), Predikant Capelle a/d IJssel-Middelwatering (1991), Dordrecht (1999), Krimpen aan den IJssel (2005), Tricht-Geldermalsen (2013) Leiderdorp (2021) [Voormalig] Rector Theologische School Rotterdam.
  • C. Sonnevelt (1953), Studie Rijksuniversiteit Utrecht/ Theologische School Rotterdam, Zendingspredikant Izi-gebied (Nigeria) (1981), Predikant Krimpen aan den IJssel (1990), Veenendaal (1995), Lethbridge (Canada) (2004), Krabbendijke (2012), Alblasserdam (2018), Poederoijen (2023)[115]
  • G. Clements (1955), Studie Rijksuniversiteit Utrecht/Theologische School Rotterdam, Zendingspredikant Nigeria, Predikant Gouda (2000-heden) Rector Theologische School School Rotterdam, Docent Theologische School Rotterdam (specialiteit: Dogmatiek, Bijbelkunde, Missiologie)
  • W. Visscher (1955) Studie economie, Predikant Amersfoort (1992) Medewerker Semper Reformanda Reeks
  • W.B. Kranendonk (1955) Wim Kranendonk volgde in 2003 Janse als hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad op. Daarvoor was hij adjunct-hoofdredacteur, hoofd van de binnenlandredactie en buitenlandredacteur. Tot 1992 werkte hij als docent geschiedenis en godsdienst in het middelbaar onderwijs. In 2017 maakte hij als hoofdredacteur plaats voor Steef de Bruijn. Kranendonk bleef als parttime redacteur buitenland verbonden aan de krant, met als specialisatie de VS. Ook is hij werkzaam voor de reformatorische uitgeverij De Banier.[116]
  • J.B. Zippro, (1961) Studie Rijksuniversiteit Utrecht/Theologische School Rotterdam, Predikant Scheveningen (1992), Moerkapelle (1996) Scheveningen (2002), Grand Rapids (Beckwith) Michigan [Verenigde Staten], Groningen (2013), Terneuzen (2018), Zoetermeer (2023) Medewerker Semper Reformanda Reeks
  • Huib de Vries, (1961), Journalist, Redacteur Erdee Media Groep
  • Peter Schalk, Lid Eerste Kamer voor de Staatkundig Gereformeerde Partij
  • D. de Wit, (1964), studeerde scheikunde in Leiden. In 1992 gepromoveerd tot doctor in de chemische technologie. Predikant Nieuw-Beijerland, (2000), Rijssen-West (2005), Barneveld-Centrum (2011), Borssele (2017). Medewerker Semper Reformanda Reeks. Docent Theologische School Rotterdam (Exegese, Kerkgeschiedenis, Apologetiek)
  • A. Schot (1965), Predikant Krimpen aan den IJssel (1998) Nunspeet (2003), Docent Theologische School Rotterdam (Homiletiek, Symboliek, Dogmatiek)[117]
  • Johan Polder (1966) Functie bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), bijzonder hoogleraar Economische aspecten van gezondheid en zorg Universiteit van Tilburg
  • B. Labee (1968), Predikant Tricht-Geldermalsen (2008), Veenendaal (2012), Docent Theologische School Rotterdam (Poimeniek, Ethiek, Kerkgeschiedenis, Catechese)
  • H.J. Agteresch (1969), Studie geneeskunde, specialist internist-hematoloog, Predikant Werkendam (2018)
  • J.M.D. de Heer (1971), Studie Rijksuniversiteit Leiden. Redacteur Reformatorisch Dagblad, Studie Theologische School Rotterdam, Predikant Middelburg-Centrum (2004), Rotterdam-IJsselmonde (2023), Docent Theologische School (Bijbelse Talen, Kerkrecht), Gepromoveerd op het onderzoek: Spiegel & Spanningsbron, opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische beweging (2018)
  • W.A. Zondag (1973), hoogleraar arbeidsrecht Rijksuniversiteit Groningen, Predikant Woerden (2015), Dordrecht (2019), Bijzonder hoogleraar kerk, recht en samenleving aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (2021)
  • G.W.S. Mulder (1973), Predikant Zoetermeer (2010) Ridderkerk (2019), Vicevoorzitter Staatkundig Gereformeerde Partij
  • André Aleman, hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie aan het Universitair Medisch Centrum Groningen
  • J. van Belzen (1987), Studie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wetenschappelijk medewerker Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) Medewerker Semper Reformanda Reeks

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Historisch[bewerken | brontekst bewerken]

  • Does, J.C. van der, Kruisgezinden en separatisten (z.j.)
  • Does, J.C. van der, De Afscheiding in haar wording en beginperiode (1933)
  • Keizer, G. De Afscheiding van 1834, haar aanleiding, naar authentieke brieven en bescheiden (Kampen, 1934)
  • Kersten, G.H., J. van Zweden, Kort historisch overzicht van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika (1947)
  • Fama, Joh., Het leven en de arbeid van ds. M. Heikoop, voorwoord ds. G.H. Kersten (1947)
  • Algra, H. Het wonder van de negentiende eeuw. Van vrije kerken en kleine luyden, (Franeker, 1965) ISBN 90 6135 247 9
  • Hofman, H.A., Ledeboerianen en Kruisgezinden, Een kerkhistorische studie over het ontstaan van de Gereformeerde Gemeenten 1834-1927 (Utrecht, 1977)
  • Dam, Chr. van, Een troostrijke wetenschap, (1977)
  • Praamsma, L. De kerk van alle tijden. Verkenningen in het landschap van de kerkgeschiedenis deel III en IV (1980)
  • Crum-Nieuwland, Z. e.a., ‘k Zal gedenken, Portret van 75 jaar Gereformeerde Gemeenten (1981)
  • Meeuse, C.J., Van geslacht tot geslacht (1981)
  • Bel, A. e.a. (redactie), De vereniging van 1907, De vereniging van de Ledeboeriaanse gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis (Houten, 1984) ISBN 90-331-0400-8
  • Cock, H. de, Verzamelde Geschriften 2 delen Voorwoord D. Deddens en W. van 't Spijker - Deze uitgave werd financieel gesteund door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken in Nederland, De Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt), de Theologische Hogeschool van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika - (Houten, 1984) ISBN 90 331 0417 2 (deel 1) ISBN 90 331 0418 0 (deel 2)
  • Zwaag, W. van der, Om de schat van Christus' bruid. Vaderlandse kerkgeschiedenis sinds Réveil en Afscheiding (Kampen, 1984) ISBN 90 6140 087 2
  • Vermeulen, J.M. Toen hij 't ambt ontvangen zou. Leven en werk van ds. P. van Dijke 1812-1883 (1984)
  • Jongste, C. de, Klacht en Jubel facetten uit de “kleine kerkhistorie” rondom Ds. Nicolaas Hendrik Beversluis (1850-1931) (1984)
  • Zwaag, W. van der, Om de schat van Christus' bruid. Vaderlandse kerkgeschiedenis sinds Reveil en Afscheiding (1984) ISBN 9061400872
  • Pas, G.D. e.a., Het braambos niet verteerd (1985)
  • Janse, C.S.L. Bewaar het pand, de spanning tussen assimilatie en persistentie bij de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden (1985)
  • Kersten, G.H., Bedroefden om der bijeenkomst wil, verzamelde artikelen van ds. G.H. Kersten over de Gereformeerde Gemeenten en levensschetsen van voorgangers van de Gereformeerde Gemeenten (Utrecht, 1985) ISBN 9033601753
  • Rasker, A.J., De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795. Geschiedenis, theologische ontwikkelingen en de verhouding tot haar zusterkerken in de negentiende en twintigste eeuw (Kampen, 1986) ISBN 90 242 2322 9
  • Bel, A., Leven en werk van ds. G. van Reenen (Houten, 1987) ISBN 90-331-0573X
  • Haar, J. van der en J. de Koning (red.) Niet kan haar glans verdoven, 350 jaar Bijbel in de Statenvertaling (Dordrecht, 1987)
  • Valkenburg, R., Wie was ds. R. Kok eigenlijk? (1989)
  • Redactie Bibliotheek van de Kleine Kerkgeschiedenis, Predikanten en Oefenaars, Biografisch woordenboek van de kleine kerkgeschiedenis, 5 delen (1988-1999)
  • Florijn, H., De Ledeboerianen. Een onderzoek naar de plaats, invloed en denkbeelden van hun voorgangers tot 1907, Dissertatie Utrecht, promotor prof. dr. O.J. de Jong (1992)
  • Schans, A.A. van der, Kuyper en Kersten, ijveraars voor herkerstening van onze samenleving, (Leiden, 1992)
  • Zwemer, J.P., In conflict met de cultuur. De bevindelijk gereformeerden en de Nederlandse samenleving in het midden van de twintigste eeuw (1992)
  • Golverdingen, M., 'Belangwekkende studie over de bevindelijk gereformeerden nader bezien.' Reactie op de studie van J.P. Zwemer 'In conflict met de cultuur' in: De Saambinder 1 juli 1993 - 19 augustus 1993
  • Fransen, E., Enige brieven van een kruisgezant, Opnieuw uitgegeven en van een inleiding voorzien door drs. A. Ros (1993)
  • Florijn, H., J. Mastenbroek, Gerrit Hendrik Kersten: grenswachter en gids van de Gereformeerde Gemeenten (1993)
  • Natzijl, H. J. Mastenbroek, A. Bel, In Beeld gebracht. Twee eeuwen kerkelijk leven, (1997)
  • Hille, H., Van schaapherder tot herder der schapen. Leven en arbeid van ds. Hendrikus Roelofsen (Kesteren, 1997) ISBN 9075236115
  • Haaren, G.C. van, H. van der Top, Tot profeet gesteld - Leven en werk van ds. J. van Haaren (Barneveld, 1998) ISBN 90-5551-117-X
  • Westerbeke, W., 'Uit het leven van ds. J. Van Haaren'[118] (samenvatting)
  • Lamain, J.W., H. Beijeman, H. Natzijl, Leven en werk van ds. W.C. Lamain (1999)
  • Bel, A. en W.B. Kranendonk, Leven en werk van ds. J. Fraanje (2000)
  • Zwemer, J.P. De bevindelijk gereformeerden, (Kampen, 2001) ISBN 90 435 0302 9
  • Kole, I.A. (e.a.) De gereformeerde gezindte anno domini 2000 ISBN 90-6140-733-8
  • Mastenbroek, J. (red.), In de hope des eeuwigen levens - Ter nagedachtenis aan voorgangers van de Gereformeerde Gemeenten (2001)
  • Kranendonk, W.B., Leven en werk van ds. M. Blok (2001)
  • Mastenbroek, J., Leven en werk van ds. J.D. Barth (1871-1974) (2002)
  • Moerkerken, A., G.J. van Aalst, L. Blok, M. Bal, A. Bel, J. Kranendonk-Gijssen, Ontboezemingen, 75 jaar Theologische School Gereformeerde Gemeenten (2002)
  • Kranendonk, W.B., Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten - Leven en werk van Bart Roest (2006)
  • Selderhuis, J. H. (Red). Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis Hoofdstuk 6 en 7 De 19de en 20ste eeuw (George Harinck en Lodewijk Winkeler) (2006)
  • Golverdingen, M. Kleine geschiedenis van de gereformeerde gezindte Een ontwikkeling in hoofdlijnen (Heerenveen, 2006)
  • Toor, A.F., Aan armen uit genâ, uit het leven van ds. A. Elshout (2008)
  • Golverdingen, M., Ds. G.H. Kersten, Facetten van zijn leven en werk, 1e druk (1971), 3e en herziene druk (1993)
  • Westerbeke, W., 'Facetten uit het leven van ds. G.H. Kersten'[119] (samenvatting)
  • Os, A. van den., Is ds. Kersten een beetje boos op ons? Een onderzoek naar het conflict tussen ds. J.J. Jongeleen, Prof. J.J. van der Schuit met ds. G.H. Kersten periode 1928-1937 (bachelor scriptie)
  • Schipper, J., Ik zal mijn hand tot de kleinen wenden. Uit het leven van ds. W. den Hengst (1994)
  • Golverdingen, M., Om het behoud van een kerk, Licht en schaduw in de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten periode 1928-1948 (2004)
  • Vogelaar, L. Mijn Toevlucht en mijn hoog vertrek, de Gereformeerde Gemeenten in oorlogstijd (2005)
  • Eckeveld, J.J., G.J. van Aalst, M. Karens e.a., Gij waart mijn hulp, Vriendenbundel aangeboden aan ds. A. Moerkerken bij zijn 25-jarig jubileum als docent aan de Theologische School der Gereformeerde Gemeenten (2006)
  • Vogelaar, L. Gedenkt Zijn grote daden, Uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten (2006)
  • Mauritz, J.H. (redactie), S.D. Post en W. Visscher, Herdenk de trouw. Honderd jaar Gereformeerde Gemeenten 1907-2007 (2007)
  • Meeuse, C.J. De plaats van de Gereformeerde Gemeenten in de Gereformeerde Gezindte, met een overzicht van de verschillende kerkgenootschappen (2007)
  • Sinke, J.P. Zijn daân getoond en trouw'lijk hen geleid, 100 jaar Gereformeerde Gemeenten 1907-2007 2 delen (2007)
  • Vogelaar, L. Roept Zijn weldaân uit, Schetsen en verhalen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten (2009)
  • Golverdingen, M., Vernieuwing en verwarring, de Gereformeerde Gemeenten 1946-1950 (2014)
  • Westerbeke, W., En de braambos verteerde niet. Facetten uit de historie van de Gereformeerde Gemeenten 1907-1953 (samenvatting)
  • Schipper, J., Alexander Comrie, zijn leven en werk (2015) ISBN 9789462782839
  • Dekker, G. Zie hoe alles hier verandert. Het verloop van de gereformeerden. Wat speelt er in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Nederlands Gereformeerde Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Bond en de Gereformeerde Gemeenten? (2016) ISBN 978 90 435 26142
  • Kranendonk, W.B. (samensteller) Broeders bijeen (2017)
  • Golverdingen, M., Geschiedenis van een scheuring, De Gereformeerde Gemeenten 1950-1957 (2016) ISBN 9789033127908
  • Bolier, A., Kersten in kleur. Voorganger, verbinder, Vernieuwer (Apeldoorn, 2018) ISBN 9789402905137
  • Kranendonk, W.B., Dienen, leiden, samenbinden, Leven en werk van ds. A. Vergunst (1926-1981) (2019) ISBN 9789087181970
  • Bolier, A., Kersten in quotes (2020) ISBN 9789087183882
  • Baarssen, D. 'De receptie van Comries rechtvaardigingsleer in de Gereformeerde Gemeenten' in: Sporen van Comries rechtvaardigingsleer (2021) pp. 252-302 ISBN 978 90 8718 4360
  • Kranendonk, W.B. Prediker van de ene Naam, Levensschets van ds. A.F. Honkoop (2022) ISBN 9789087187941
  • Sonnevelt, C. Juwelen van genade in Nigeria, Verhalen over het ontstaan van de Nigeria Reformed Church (2022) ISBN 9789464587821
  • Brons, H. Abraham Hellenbroek als prediker, Een homiletische analyse (2023) ISBN 9789087189457

Leerstellig[bewerken | brontekst bewerken]

  • Kersten, G.H. De tucht in de kerke Christi (1908)
  • Reenen, G. van Eerste en Tweede bundel feeststoffen (1927)
  • Comrie, A. Verhandeling van eenige Eigenschappen des Zaligmakenden Geloofs, met voorwoord van ds. G.H. Kersten (1930)
  • Reenen, G. van Sions betalende Borg (1930)
  • Boston, Th. Een beschouwing van het verbond der genade, met voorwoord van ds. G.H. Kersten (1931)
  • Reenen, G. van De Koning in Zijn schoonheid (1933)
  • Kersten, G.H. De Gereformeerde dogmatiek voor de gemeenten toegelicht (1947)
  • Uit den schat des Woords, preken door diverse predikanten Gereformeerde Gemeenten (1947 - heden)
  • Erskine, Ebenezer en Ralph, J. Fisher, 'Het verbond der genade en de evangelische voorschriften in de roeping van zondaars' Verklaring van het 'Kort Begrip' van de Westminster Synode. In 1753 op last der Schotse Synode opgesteld. In het Nederlands uitgegeven door ds. G. H. Kersten te Rotterdam (1948)
  • Kok, R. Het aanbod van Gods genade. Gepredikt en verdedigd door onze reformatorische vaderen (Scherpenzeel, 1949)
  • Blios, A. de 'Ter wille van de waarheid' in: De Saambinder, 2 maart 1950
  • Kersten, G.H. Meer dan overwinnaars. 40-tal meditaties over de geloofshelden uit Hebr. 11. Met een aanbevelend voorwoord van ds. J. W. Kersten (1915-1960)
  • Vergunst, A. 'Quis non fleret' (Wie zou niet wenen?) in: Tien keer gereformeerd (1973)
  • Brienen, T. De prediking van de Nadere Reformatie, een onderzoek naar het gebruik van de klassificatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie (Amsterdam, 1974)
  • Kersten, G.H. Het handschrift uitgewist 38 preken 1ste bundel ISBN 9789033600463 [3de druk 2007]
  • Moerkerken, A., Verbond en prediking, Lezing over welke invloed de verbondsbeschouwing heeft op de prediking (in: Kerkelijk Jaarboek GG 1982)
  • Vergunst, A., Neem de wacht des Heeren waar. Korte levensbeschrijving en een keuze uit hetgeen hij geschreven en gesproken heeft (Utrecht, 1983) ISBN 90-331-0335-4
  • Kersten, G.H. In het voetspoor der vaderen. Een toelichting in vraag en antwoord op de Schriftuurlijke orde en regel in het kerkelijk leven (1985)
  • Meeuse, C.J. Christuskennis en de toegang tot het Heilig Avondmaal (1991)
  • Sonnevelt, C. Om het hart van de kerk. Praktische toelichting op de Dordtse Leerregels (1993)
  • Sonnevelt, C., G. Roos, Christelijke levensstijl. Een bundeling lezingen gehouden op de studentenconferentie van de Gereformeerde Gemeenten (1994)
  • Moerkerken, A. 'Geestelijk leven zonder Christus?' in: De Saambinder 5 mei 1994
  • Vergunst, A. De Heidelbergse Catechismus [geredigeerd door dr. ir. M. Burggraaf] (1994)
  • Moerkerken, A. Bethel en Pniel, standen in het genadeleven (1997)
  • Haaren, J. van, 'Reformatie en Nadere Reformatie', in: 't Begin der wijsheid pp. 21-27 (Barneveld, 1997) ISBN 90-5551-081-5
  • Blaauwendraad, J. Het is ingewikkeld geworden: pleidooi voor gewoon gereformeerd (Heerenveen, 1997) ISBN 90-5030-836-8
  • 'Blaauwendraad, J. De leer tegen het licht (2000)
  • Wilschut, H.J.C.C.J., J.G. Woelderink: Om de vaste grond des geloofs. De ontwikkeling in zijn theologisch denken, met name ten aanzien van verbond en verkiezing (Heerenveen, 2000)
  • Kersten, G.H. Korte lessen over Kort Begrip (2001) [24ste druk] ISBN 9033600439
  • Harinck, C. De toeleidende weg tot Christus (2001)
  • Harinck, C. De prediking van het evangelie. Het aanbod van genade (2002)
  • Louter genade. Over verbond, beloften en prediking, uitgave van het Deputaatschap Vertegenwoordiging en Voorlichting van de Gereformeerde Gemeenten, [Reactie op de publicaties van Prof. dr. ir. J. Blaauwendraad met betrekking op de prediking] (2002)
  • Zwaag, K. van der, Afwachten of verwachten, de toe-eigening des heils in historisch en theologisch perspectief (2003).
  • Wit, D. de, 'Afval of verval?' [Reactie op publicatie K. van der Zwaag] in: De Saambinder van 11-12-2003 t/m 8-01-2004)
  • Vergunst, A. Om de eenheid der kerk, [deels heruitgave van Neem de wacht des Heeren waar] (2003)
  • Aalst, G.J. van, Van kind tot kind, ons doopsformulier (2003)
  • Harinck, C. Geloof en zekerheid (Houten, 2004)
  • Kersten, G.H. De Heidelbergse Catechismus (2005) ISBN 9033600447 [11de druk]
  • Grandia, J.J., J. van Mourik, B. van Ojen, J. Pas. Verbond, prediking en geestelijk leven, Een toelichting vanuit de Gereformeerde Gemeenten (Houten, 2005) ISBN 90 331 1871 8
  • Bart, A.A. Waar staan de Gereformeerde Gemeenten? (Rhenen, 2007)
  • Visscher, W. 'De standenleer en de prediking van Christus', [Reactie op het boek van Mr. A.A. Bart] in: Reformatorisch Dagblad 20 juni 2007
  • Harinck, C, De rechtvaardigmaking (Houten, 2007)
  • Golverdingen, M. Tot in het duizendste geslacht, overdenkingen bij de Heilige doop (2010)
  • Eckeveld, J.J. van. B. van der Heiden. Wat ik geloof. De 12 artikelen van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof (2011)
  • Moerkerken, A. Zin en mening. Een bezinning op de uitleg van de Heilige Schrift (2011) ISBN 9789033123436
  • Comrie, A. Enige eigenschappen van het zaligmakend geloof. Hertaling door C. Bregman. Historische inleiding door ds. M. Golverdingen (2012)
  • Reenen, G. van De Heidelbergse Catechismus toegelicht voor eenvoudigen in 52 preken (2022) [10de druk] ISBN 9789033127168
  • Moerkerken, A. Separerende prediking, Gedachten over de verkondiging van het Woord (2015)
  • Heiden, B. van der De rijkdom van de verkiezing. Meditaties over de Dordtse Leerregels (2015) ISBN 978-90-331-2707-6
  • Moerkerken, A. Zonder enige twijfel, behandeling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (2017) ISBN 9789033128332
  • Sonnevelt, C. e.a. Van Heidelberg naar Dordrecht en terug. Het belang van de Heidelbergse Catechismus toen en nu (2017)
  • Paul, H. Uit genade, oorsprong en uitwerking van het geloof (2018) ISBN 9789492433251
  • Haaren, J. van, De Heidelbergse Catechismus [4de druk] (2018)
  • Moerkerken, A. Zonder ons in ons, behandeling van de Dordtse leerregels (2019) ISBN 9789033129551
  • Clements, G., J.J. van Eckeveld, P. Mulder (red.) Het onwankelbare verbond, Hoe wordt er in het Oude en Nieuwe Testament over het verbond gesproken? Hoe werd er ten tijde van de Reformatie en Nadere Reformatie over het verbond gedacht? Welke opvattingen over het verbond hebben zich in de twintigste eeuw ontwikkeld? Wat verstaan we onder het wezen en de bediening van het verbond? Wat is het verband tussen verbond en prediking? (2019) ISBN 9789402906561
  • Clements, G.,J.J. van Eckeveld, P. Mulder (red.) Het onfeilbare Woord (2a), Schrift en openbaring, Wat zijn de eigenschappen van de Schrift? Hoe is de Bijbel ontstaan?, Vragen rondom vorming canon (2020) ISBN 9789087181796
  • Clements, G., J.J. van Eckeveld, P. Mulder (red.) Het onfeilbare Woord (2B) Hermeneutiek, de verhouding tussen Oude en Nieuwe Testament, het vertalen van de Schrift, wetenschappelijk onderzoek van de Bijbel en de actuele ontwikkelingen rond het Schriftgezag. Het getuigenis van de Heilige Geest in de Schrift (2020) ISBN 9789087183417
  • Golverdingen, M. De christen getroost, 52 preken over de Heidelberger (2022) ISBN 9789033131301
  • Clements, G., J.M.D. de Heer, A. Schreuder (red.) Verzoening door voldoening. Wat houdt het begrip ‘verzoening’ precies in? Wat zegt de Bijbel erover, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament? Wat betekent dat voor de prediking, de bediening van de sacramenten en het pastoraat? Welke alternatieve opvattingen zijn er over de leer van de verzoening en hoe worden die weerlegd op Bijbelse gronden? (2023) ISBN 9789087188221

Overige literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Haaren, J. van, De grote afval, Stichting Reformatorische Publicatie (1970)
  • Meeuse, C.J. Een genadige dood? geschreven naar aanleiding van de levensbedreigende euthanasiewetgeving: een oproep aan allen die het leven zien als een gave van God: een terechtwijzing voor allen die de macht over het leven in eigen hand willen nemen: met 70 stellingen over de waarde van het menselijk leven (1989)
  • Meeuse, C.J. Schijn bedriegt: een christelijke visie op toneelspel en speelfilm: met aandacht voor de verfilming van Bijbelse geschiedenissen in het algemeen en van het leven van de Heere Jezus in het bijzonder (2007)
  • Scholten, L.M.P., L.J. van Belzen, en J. de Koning. Statenvertaling in de 21ste eeuw, de Herziene Statenvertaling op de keper beschouwd (2011)
  • Aalst, G.J. van., ds. A.A. Egas, dr. W. Fieret, W.B. Kranendonk, Bindend, Vormend, Samenwerkend, dienaars des Woords in de kerk van 2016 (2016)
  • Heer, J.M.D. de Spiegel & Spanningsbron, Opinievorming in reformatorische kerken over de evangelische beweging en de charismatische vernieuwing (2018)
  • Hoogerland, G. Om vriend en broed'ren spreek ik nu (2019) „Open Brief” aan „allen die de zuivere leer van Gods Woord en van onze belijdenis, zoals die door onze vaderen is overgeleverd, van harte liefhebben, en rondom de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking die daarop gegrond is, de eenheid van de kerk in Nederland van harte begeren.”

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Gereformeerde Gemeente van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.