Arabisch

Zoek dit woord op in WikiWoordenboek
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Arabische taal)
Arabisch
اللغة العربية, al-luġatu ʾl-ʿarabīya
Gesproken in Algerije, Bahrein, Comoren, Djibouti, Egypte, Irak, Israël, Jemen, Jordanië, Qatar, Koeweit, Libanon, Libië, Marokko, Mauritanië, Oman, Palestina, Saoedi-Arabië, Soedan, Somalië, Somaliland, Syrië, Tsjaad, Tunesië, Verenigde Arabische Emiraten
Sprekers 380 miljoen
Rang 6
Taalfamilie
Alfabet Arabisch
Officiële status
Officieel in
Erkende minderheidstaal
in
Taalcodes
ISO 639-1 ar
ISO 639-2 ara
ISO 639-3 ara
Portaal  Portaalicoon   Taal

Arabisch (in het Arabisch: العربية, al ʿarabiyya, of soms kortweg عربي, arabi) is een Semitische taal die door ongeveer 380 miljoen mensen in verscheidene landen wordt gesproken.

Het Arabische alfabet heeft 28 letters. Arabisch wordt van rechts naar links geschreven.[2] De volgorde van cijfers in getallen is dezelfde als in (bijvoorbeeld) het Nederlands.[2] Veel belangrijke religieuze, mathematische, filosofische en astrologische werken zijn oorspronkelijk in het Arabisch geschreven.[bron?]

De politieke, culturele en religieuze betekenis van de taal werd in 1973 officieel erkend door de Verenigde Naties. Het Arabisch werd toen de zesde taal van de VN naast het Mandarijn, Engels, Russisch, Frans en Spaans. De officiële taaldag van de Verenigde Naties voor het Arabisch wordt wereldwijd gevierd op 18 december.[3]

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabisch is de officiële taal in Noord-Afrika (Marokko, Mauritanië, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte en Soedan), in het Midden-Oosten (Jordanië, Libanon, Palestina en Syrië), in de Golf (Irak, Koeweit, Saoedi-Arabië, Qatar, Oman, Jemen, Bahrein en de Verenigde Arabische Emiraten) en in Somalië, Djibouti en de Comoren. Al deze landen zijn tevens lid van de Arabische Liga.

Verder is het Arabisch ook een officiële taal in Tsjaad (geen lid van de Arabische Liga) en Eritrea (naast Engels en Tigrinya). In een aantal landen, waaronder Iran, wordt Arabisch onderwezen in openbare scholen. Daarnaast is het Arabisch in zeer veel landen een minderheidstaal.

Variëteiten en dialecten[bewerken | brontekst bewerken]

Spreiding van het Arabisch, incl. variëteiten en dialecten
Legenda
 1. Hassaniya
 2. Marokkaans
 3. Maghrebijns
 4. Algerijns
 5. Tunesisch
 6. Libisch
 10. Tsjadisch
 11. Soedanees
 12. Juba
 13. Najdees
 14. Levantijns
 16. Mesopotamisch
 17. Golf
 18. Bahreins
 19. Hidjaaz
 20. Shihi
 21. Omaans
 22. Dhofarees
 23. Sanaas
 24. Ta'izzi-Adeni
 25. Hadramauts
 26. Oezbekisch
 27. Tadzjiekse
 28. Cypriotisch
 29. Maltees
 30. Nubi

Het Arabisch zoals dat tegenwoordig wordt gebruikt in de media en in al het geschreven materiaal (zoals documenten en boeken, inclusief schoolboeken en leesboeken voor jonge kinderen) wordt in het westen wel Modern Standaardarabisch genoemd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt met het klassiek Arabisch (Foeṣḥā) waarin de Koran is geschreven. In de Arabische wereld wordt dit onderscheid niet gemaakt.

In de dagelijkse conversatie worden in de Arabische landen en regio's in het Midden-Oosten en de Maghreb verschillende Arabische variëteiten en dialecten gesproken. Deze verschillen onderling sterk, waardoor Arabischsprekende inwoners uit verschillende regio's elkaar soms niet kunnen verstaan. Zo zou een Syriër van het Marokkaanse dialect slechts 10% kunnen verstaan. Er wordt echter van oorsprong niet of nauwelijks in de variëteiten en dialecten geschreven. De laatste jaren gebeurt dit steeds meer, bijvoorbeeld in het Egyptisch-Arabisch. Het Egyptisch-Arabisch neemt een bijzondere positie in onder de variëteiten en dialecten, doordat de Egyptische filmindustrie het over de hele Arabische wereld heeft verspreid.[4] Het is de meest begrepen variëteit van het Arabisch, door de wijdverspreide distributie van Egyptische films en televisieshows in de arabischsprekende wereld. Daarnaast is ook het Engels bezig aan een opmars als lingua franca tussen de verschillende Arabische dialecten.[4]

In het Handbuch der arabischen Dialekte van W. Fischer en O. Jastrow (1980) worden de volgende dialectgroepen onderscheiden:

Een buitenlander die Modern Standaardarabisch spreekt wordt waarschijnlijk raar aangekeken, omdat deze taalvariant tamelijk formeel overkomt, maar hij kan zich wel verstaanbaar maken tegenover een spreker van het Arabisch die onderwijs heeft genoten. Wat deze mensen terugzeggen is misschien moeilijk te verstaan, tenzij zij hun best doen om formeel te spreken.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Bladzijde van de Koran in het Arabisch
Soera De Opening (Al-Fatiha: الفاتحة) in een oude Koran

De oorsprong van de taal ligt op het Arabische Schiereiland, nog voor de islam daar zijn intrede deed. Het oorspronkelijke Arabisch kende slechts 17 letters voor meer dan 17 klanken en geen mogelijkheid tot weergave van korte klinkers. Mede daardoor was het lezen van geschreven tekst moeilijk en gaf het aanleiding tot verschillende interpretaties. Om dit probleem te beperken heeft men[bron?] het alfabet uitgebreid tot 28 letters. Dit is nog goed te zien in een aantal letterparen waar de toegevoegde letter bijvoorbeeld een extra puntje heeft, bijvoorbeeld het paar ر (ra) en ز (zain). Eveneens had men in het oud-arabisch de diakritische tekens niet, die men bijvoorbeeld in de Koran gebruikt om de korte klinkers aan te geven, teneinde de betekenis ondubbelzinnig te maken. Wat de Koran betreft is er dus op sommige plaatsen sprake van een interpretatie van de oorspronkelijke tekst met 17 symbolen naar de huidige tekst met het volledige alfabet en de diakritische tekens.

De taal verspreidde zich vanaf de 7e eeuw snel over het Midden-Oosten. Het traditioneel geschreven Arabisch is maar weinig veranderd sinds de codificatie ervan begon tegen het einde van de 8e eeuw in Koefa en Basra. Belangrijke figuren bij die codificatie waren al-Khalil en zijn leerling Sibawaihi. Deze twee werkten een puristisch en prescriptief systeem uit, dat bepaalde wat correct en wat fout taalgebruik was. Bij die codificatie steunde men op drie bronnen: de taal van de pre-islamitische poëzie, de taal van de Koran en het taalgebruik van de Bedoeïenen.

Arabisch leren[bewerken | brontekst bewerken]

Lezen en schrijven in het Arabisch is voor iemand met een niet-Arabische achtergrond mogelijk lastig, vanwege het sterk afwijkende schrift. Ook de Arabische grammatica wijkt op veel punten af van die van de meeste westerse talen. Niet alleen is de grammatica op sommige vlakken uitgebreider, ook kent het Arabisch allerlei constructies en volgordes die kenmerkend zijn voor een Semitische taal.

Zodra men het alfabet enigszins beheerst, is met name het schrijven, maar ook het lezen redelijk snel aan te leren. Wel is het zo dat het Arabische alfabet veel fonetischer wordt gebruikt voor de Arabische taal dan het Latijnse alfabet voor de meeste Europese talen. Zo bestaan er geen twee grafemen voor dezelfde klank, zoals in het Nederlands bij climax en kalender, of twee klanken voor hetzelfde grafeem, zoals bij machine en chemie.

Het blijft een moeilijkheid, in sommige gevallen ook voor Arabieren zelf, dat men in de meeste teksten de korte klinkers niet weergeeft. Dit maakt de teksten soms moeilijk leesbaar en in bepaalde gevallen vatbaar voor interpretatie. Een voorbeeld: zonder verdere contextinformatie zou مدرسة zowel "madrasa" ("school") kunnen betekenen als "mudarrissa" ("lerares") en من zowel "man" ("wie") als "min" ("uit").

Een aantal Arabische klanken is voor het niet-geoefende Nederlandstalige oor in het begin moeilijk te onderscheiden. Voorbeeld: de "gewone" ت (ta) versus de "emfatische" ط (tah).

Het aanleren van een goede uitspraak is niet triviaal, voornamelijk doordat het Arabisch klanken kent die niet in het Nederlands voorkomen, zoals de stemhebbende faryngale fricatief ع ('ain).

Het is raadzaam eerst Modern Standaardarabisch (MSA) te leren. Het is relatief eenvoudig om zich na het verkrijgen van een degelijke beheersing van MSA een lokaal dialect van een bepaald land of gebied eigen te maken.

Kenmerken en verschillen[bewerken | brontekst bewerken]

Alfabet[bewerken | brontekst bewerken]

Naam Alleenstaand Begin Midden Eind Omschrift Uitspraak
ʼAlif ا ',ā a*
Bāʼ b b
Tāʼ t t
Ṯāʼ stemloze Engelse th*
Ǧīm ǧ dsj*
Ḥāʼ Harde h, bijna als ch.*
Ḫāʼ ch als in lach
Dāl d d
Ḏāl stemhebbende Engelse th*
Rāʼ r Rollende r*
Zāi z stemhebbende s als in stem
Sīn s stemloze s als in lessen
Šīn š sj
Ṣād Stemloze s*
Ḍād ﺿ d*
Ṭāʼ t*
Ẓāʼ th*
ʻain ʻ Keelklank*
Ġain ġ Zachte r*
Fāʼ f f
Qāf q Zachte keelklank*
Kāf k k
Lām l l
Mīm m m
Nūn n n
Hāʼ h h
Wāu w,ū w, oe*
Jāʼ j,ī j, i*

Niet alle letters hebben dus vier vormen. De zes letters, waarbij de midden- en beginvorm missen (ﺯ, ﺭ, ﺫ, ﺩ, ا en ) worden naar achter niet verbonden. Dat betekent dat in het woord de volgende letter de beginvorm moet hebben, en wanneer het de laatste letter is, de alleenstaande vorm. Bij en is dat geen probleem, daar ze niet verder verbonden kunnen worden. Dat is ook zo bijﺯ, ﺭ en  ; deze gaan onder de regel en men moet automatisch een nieuwe regel beginnen. Alleen bij ا moet men er altijd aan denken, niet naar achteren te verbinden. Dan wordt het een .

Het Arabische alfabet en schrift kennen ten opzichte van hun Latijnse pendanten een aantal verschillen en specifieke kenmerken. Hieronder staan een aantal belangrijke daarvan:

Schrijfrichting[bewerken | brontekst bewerken]

Arabisch wordt van rechts naar links geschreven. Voorbeeld: كتاب - kitāb "boek": letters kaf (ك)- ta (ت) - alif (ا) - ba (ب).

Klinkers[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabisch heeft slechts drie klinkers, 'a', 'oe' en 'i', die als korte of lange klinker kunnen voorkomen en (eventueel) door middel van diakritische tekens boven of onder een letter worden weergegeven.

Deze diakritische tekens zijn:

Teken Klank Naam Fonetisch
ـُ u/o ضَمَّةٌ ḍammā
ـِ korte i كَسْرَةٌ kasrā
ـَ korte a فَتْحَةٌ fatḥā

Deze tekens worden, net als in het Hebreeuws, veelal weggelaten. Alleen in woordenboeken, schoolboeken, de Koran en in wetsteksten worden zij uit praktische en principiële overwegingen wel gebruikt.

De letters ‘ ا ’ (alif), ‘ و ’ (wāw) en ‘ ي ’ (yā') kunnen als medeklinker en als drager van een lange klinker (respectievelijk de ‘a’, ‘oe’ en ‘i’) voorkomen en worden om die reden ook wel ‘de zwakke medeklinkers’ genoemd.

Verbindende en niet-verbindende letters[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabisch kent verbindende en niet-verbindende letters. Een verbindende letter schrijft men in een woord vast aan de letter die er op volgt. Een niet-verbindende letter staat los van de volgende letter. De niet-verbindende letters zijn ‘ ا ’ (Alif), ‘ د ’ (Dāl), ‘ ذ ’ (ðāl), ‘ ر ’ (Rā'), ‘ ز ’ (Zāyn) en ‘ و ’ (Wāw). Voorbeeld: het woord كتاب - kitāb "boek": de kaf ك en ta ت verbinden met de volgende letter, de alif ا niet;

Hoofdletters[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabische schrift kent geen hoofdletters, in tegenstelling tot het Latijnse schrift. Het staat daar niet alleen in, ook schriften als bijvoorbeeld Bengaals, Chinees, Georgisch, Hebreeuws, Hindi, Perzisch en Urdu kennen geen hoofdletters. Het oude Grieks werd met één soort letters geschreven. Publiek, niet handgeschreven Latijn, zoals op monumenten, werd altijd in hoofdletters geschreven. Men weet nu dat het Romeinse leger (en wellicht ook de Romeinse administratie) veel gebruik maakte van kleine letters. Die teksten werden teruggevonden op beukenhouten tabletten in Vindolanda, een fort langs de muur van Hadrianus. In de middeleeuwen werden de kleine letters algemeen en kregen namen en zinnen een hoofdletter aan het begin.

Verschillende vormen van een letter[bewerken | brontekst bewerken]

De geschreven vorm van een letter in een Arabisch woord is afhankelijk van de positie binnen het woord. Er zijn tot vier verschillende vormen van een letter. De onderstaande voorbeelden zijn met de letter ع ’ (‘Āyn)

Vormen:

  • Geïsoleerde of zelfstandige vorm: de letter staat aan het eind en volgt op een niet-verbindende letter of wordt onafhankelijk van een woord gebruikt (‘’).
  • Beginvorm: de letter staat aan het begin van een woord of volgt op een niet-verbindende letter (‘ ’);
  • Middenvorm: de letter staat tussen twee verbindende letters (‘ ’);
  • Eindvorm: de letter staat aan het eind van het woord, volgend op een verbindende letter (‘ ’).

Voorbeeld: يعرف معلم في شارع في عاصمة هولندا المصنع - y'arif mu'allim fi shari' fi 'asima hulanda almasna'. - "een leraar in een straat in de hoofdstad van Nederland kent de fabriek". De 'ain vindt men als volgt: geïsoleerde vorm als laatste letter van شارع, beginvorm als eerste letter van عاصمة, middenvorm als 2e letter van معلم, eindvorm als laatste letter van المصنع.

Niet-verbindende letters hebben door hun aard geen begin- of middenvorm.

Specifiek Arabische letters[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabisch kent een aantal letters zonder equivalent in het Latijnse alfabet en schrift. Bovendien zijn deze letters (Huruf) moeilijk uit te spreken voor sprekers van talen uit geheel andere taalfamilies, zodanig dat het leren uitspreken ervan voor hen extra oefening vergt. Deze letters zijn:‘ ث ’ (Thā' als in het Engelse woord three), ح (Hā'/ḥā'), ذ (ðāl), ظ (ẓā'), ع (‘Ayn), غ (Ghayn, als in het Franse woord Paris) en ق (Qāf, een diep in de keel uitgesproken k);

"Ontbrekende" letters[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabische alfabet heeft geen pendant van de letters ‘p’ en ‘v’. Meestal vervangt men ze door respectievelijk de letters ‘ ب ’ (Bā') en ‘ ف ’ (Fā'). Voorbeeld: ببسي "Bebsi" voor "Pepsi". Soms gebruikt men echter ook de buiten het normale alfabet vallende ‘ ’ (Vā') en ‘ ’ (Pā'), om merk-/bedrijvennamen en buitenlandse woorden correct weer te geven. Voorbeeld: de naam van de Belgische stad "Leuven" schrijft men standaard als لوفن, maar eventueel ook als لوڨن .

Enkele Indo-Europese talen bedienen zich van een derivaat van het Arabische alfabet, zoals het Perzisch en het Urdu. Deze talen kennen deze laatste letters wel in hun alfabet.

Ligatuur lam-alif[bewerken | brontekst bewerken]

In het Arabische schrift is er een sierlijke uitzondering op de regel van het verbinden van letters en dat is in het geval ‘ ا ’ (Alif) een ‘ ل ’ (Lām) volgt. Deze twee letters worden op een speciale manier verbonden, wat ook wel een ligatuur wordt genoemd. De resultaten hiervan zijn dan ‘ ’ (Lā, geïsoleerd) en ‘ ’ (Lā, eind).

Arabische zinsbouw en woordvormen[bewerken | brontekst bewerken]

Basistheorie[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks het feit dat het Arabisch wel persoonlijke voornaamwoorden heeft, worden die meestal niet gebruikt, aangezien men de persoon doorgaans kan afleiden uit de vorm van het werkwoord. Dit is een vrij gewoon verschijnsel, dat zich onder andere ook voordoet in de meeste Romaanse en Slavische talen. Bij het vervoegen van het werkwoord worden zowel prefixen als suffixen aan de werkwoordstam toegevoegd (behalve in de verleden tijd, die krijgt alleen suffixen). Er wordt bovendien in de 2e en 3e persoon (zowel enkelvoud als meervoud) een onderscheid gemaakt tussen man(nen) en vrouw(en). Als het om een gemengde groep gaat, wordt die in de taal als mannelijk bestempeld. In het meervoud wordt vormelijk onderscheid gemaakt tussen een dualis (twee personen) en een gewoon meervoud (minstens drie personen). Dit onderscheid wordt net als het geslachtsonderscheid niet in de eerste persoon gemaakt.

De zinsvolgorde in een Arabische verbale zin is normaal (van rechts naar links): werkwoord-onderwerp-objecten.
Voorbeeld: صَفَّرَ فُؤادُ بالصَّفَّارَةِ. (Ṣaffara Foe'ādu biṣṣaffarā) = Foe'ad blies op de fluit.

In deze zin is صَفَّرَ de persoonsvorm, فُؤادُ het onderwerp en بالصَّفَّارَةِ het objectgedeelte van de zin.

Nominale zinnen hebben doorgaans een andere volgorde: onderwerp(-koppelwerkwoord)-naamwoordelijk deel. Het is gebruikelijk dat het koppelwerkwoord zijn (كَانَ, kāna) weggelaten wordt in de zin.

Werkwoorden kunnen behalve de meest gangbare indicatiefvormen ook in andere wijzen voorkomen naargelang de opbouw van de zin. Deze wijzen (modi) zijn de indicatief, imperatief, subjunctief, de apocopaat en de energeticus. Deze wijzen komen alleen voor in de tegenwoordige tijd, zoals bij de imperatief ook in het Oud-Grieks en Latijn het geval is.

De meeste werkwoorden hebben een wortel bestaande uit drie radicalen. Er bestaat daarnaast ook een kleinere categorie van werkwoorden met een wortel bestaande uit vier radicalen.

Westerse arabisten hebben een categorisering van Arabische werkwoorden ingevoerd in verschillende vormen, soms ook stammen genoemd, aangeduid met een Romeins cijfer. De basisvorm is vorm I, alle andere vormen zijn zogenaamde afgeleide vormen, die men door modificatie van de vorm van vorm I kan verkrijgen. Bij werkwoorden met een wortel van drie radicalen zijn er vijftien mogelijke vormen. Vorm I tot en met X zijn courant, vormen XI tot en met XV zijn zeldzaam. Bij werkwoorden met een wortel van vier radicalen zijn er vier mogelijke vormen. Zie ook apart artikel werkwoordsvormen in het Arabisch.

In het Arabisch zijn er sterke en zwakke werkwoorden. De betekenis van zwak werkwoord in het Arabisch is min of meer tegengesteld aan die bij het Nederlands, daar het in het Arabisch de werkwoorden betreft die in hun vervoeging afwijken van de standaardregels. Binnen de Arabische zwakke werkwoorden zijn er verschillende categorieën, afhankelijk van het aantal en de plaats van voorkomen van zwakke radicalen. Er zijn geassimileerde werkwoorden, holle werkwoorden, gebrekkige werkwoorden en werkwoorden met een dubbele zwakke radicaal. Zie ook apart artikel zwakke werkwoorden in het Arabisch.

Verfijningen[bewerken | brontekst bewerken]

In meer detail is de volgorde van een Arabische verbale zin normaal: werkwoord-onderwerp-lijdend voorwerp-meewerkend voorwerp-bepalingen van plaats. Voorbeeld: يأكل المعلم خبز مع زوجته في المطعم (ya'kul almuʿallim chubz maʿa zouzjatihi fil matʿam): de leraar (المعلم) eet brood (يأكل خبز) in het restaurant (في المطعم) met zijn vrouw (مع زوجته).

Men mag een zin echter wel degelijk ook met het onderwerp beginnen. Voorbeeld المعلم يأكل خبز مع زوجته في المطعم (almuʿallim ya'kul chubz maʿa zouzjatihi fil matʿam). Deze volgorde dient in beginsel om het onderwerp te benadrukken: in het voorbeeld is het de leraar die eet en niet bijvoorbeeld de ingenieur. Hoewel dit de theorie is, gebruikt men in de Arabische spreektaal beide volgorden ook zonder speciale benadrukking van het onderwerp.

De zinsvolgorde heeft ook een consequentie voor de vervoegingen van het werkwoord bij meervouden. Indien het werkwoord voor het onderwerp staat, gebruikt men de vervoeging van het enkelvoud. Het geslacht blijft wel behouden en de regel is alleen van toepassing op de derde persoon. Indien de volgorde echter onderwerp-werkwoord is, moet men wél de vervoeging van het meervoud gebruiken.

Voorbeeld 1: de mannen eten brood:

  • Regulier: يأكل الرجال خبز (ya'kul arrizjaal chubz). Ya'kul is de vervoeging van de 3e persoon enkelvoud, mannelijk, ondanks het onderwerp in meervoud.
  • Onderwerp eerst: الرجال يأكلون خبز (arrizjaal ya'kulun chubz). Ya'kulun is de vervoeging van de 3e persoon meervoud, mannelijk.

Voorbeeld 2: de meisjes/dochters eten brood:

  • Regulier: تأكل البنات خبز (ta'kul albanaat chubz). Ta'kul is de vervoeging van de 3e persoon enkelvoud, vrouwelijk, ondanks het onderwerp in meervoud.
  • Onderwerp eerst: البنات يأكلن خبز (albanaat ya'kulna chubz). Ya'kulna is de vervoeging van de 3e persoon meervoud, vrouwelijk.

Een kleine moeilijkheid voor Nederlandstaligen met de woordvolgorde van de reguliere zin is dat deze bij letterlijke overzetting naar het Nederlands een vraagvorm heeft: "eet de leraar...". In het Arabisch is dit echter nooit een vraagzin, zelfs niet met verandering van intonatie. Een vraagzin in het Arabisch vereist altijd expliciet een vraagwoord. Indien men uitgaande van een reguliere zin een ja/nee vraagzin wil construeren, moet men het niet letterlijk te vertalen vraagwoord هل (hal) voor de zin voegen. Voorbeeld: هل يأكل المعلم خبز مع زوجته في المطعم؟ (hal ya'kul almuʿallim chubz maʿa zouzjatihi fil matʿam?): eet de leraar brood in het restaurant met zijn vrouw? Ook in andere talen moet men een vraagwoord toevoegen, zo begint men in het Hindi een ja/nee vraag met het woord क्या (kya).

Arabische substantieven[bewerken | brontekst bewerken]

In het Arabisch wordt door taalkundigen onder substantieven (in het Arabisch اِسْمٌ (ismun, een substantief)) iets anders verstaan dan in het Nederlands. Onder substantieven vallen bijvoorbeeld ook de (persoonlijke) voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en de bijwoorden. In de praktijk komt het erop neer dat ook deze woordklassen verbogen worden naargelang de constructie van de zin.

Geslacht[bewerken | brontekst bewerken]

Net als in bijvoorbeeld de Romaanse talen kan in het Arabisch een substantief mannelijk of vrouwelijk zijn en is er geen onzijdige klasse. Het mannelijke geslacht is het 'basisgeslacht', het vrouwelijke geslacht is slechts een 'tak' ervan. In het Arabisch worden veruit de meeste vrouwelijke woorden aangegeven met suffixen. Meestal is dit تَاْءُ الْمَرْبُوْطَةُ) ـَـة, tā marbūṭā), zoals in اِمْرَأَة (imrā-ā, vrouw) of مُعَلِّمَة (mu'allimā, lerares). Dit suffix wordt de "gebonden tā" genoemd, want deze letter wordt niet uitgesproken aan het einde van de zin, maar er bestaan ook enkele woorden die een normale tā (ت) als vrouwelijk suffix gebruiken, zoals te zien is in woorden als بِنْت (bint, dochter) en أُخْت (ucht, zuster). Andere achtervoegsels voor vrouwelijke substantieven zijn ـَاْء en ـَىْ/ ـَاْ.

Naamvallen[bewerken | brontekst bewerken]

Het Arabisch kent drie naamvallen: de nominatief (الرَّفْعُ, ar-raf') , de genitief (الْجَرُّ, al-jarr) en de accusatief (النَّصْبُ, an-naṣb). Strikt gezien bestaan er zelfs zes naamvallen, omdat substantieven zich ook anders gedragen in het geval er geen sprake is van onderwerpvorm, bezitsvorm of lijdend voorwerpvorm. In dat geval komen de datief, de vocatief en de ablatief ook om de hoek kijken.

Getal[bewerken | brontekst bewerken]

Het substantief kan in het enkelvoud, de dualis of het meervoud staan. De dualis wordt gevormd door het toevoegen van een suffix (-ani in de nominatief; -ayni in de accusatief en genitief). Tevens kunnen substantieven bepaalde en onbepaalde vormen hebben. Dit onderscheid wordt gemaakt door verwijdering van een lidwoord en het toevoegen van een achtervoegsel. Meervouden zijn niet zo eenvoudig te vormen in het Arabisch als in het Nederlands, waarin doorgaans -en of -s achter de stam wordt geplakt. Arabische meervouden kunnen 'gezond' zijn, wat wil zeggen dat er een suffix -uun (mannelijk) of -aat (vrouwelijk) wordt toegevoegd. Veel van de Arabische meervouden zijn zogenoemde 'gebroken meervouden', wat betekent dat woorden worden opgebroken en klinkers op andere plaatsen worden gezet. Het Arabisch kent veel zulke meervouden en vaak kan de spreker of schrijver ook nog kiezen uit meer dan één vorm. Voorbeeld van een dergelijk meervoud is arenden (enkelvoud: عُقَاب ('uqāb)):

عِقْبَان (‘iqbān), عُقْبَان (‘uqbān), أَعْـقُب (a‘qub).

Persoonlijke voornaamwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals reeds hierboven is vermeld vallen ook de persoonlijke voornaamwoorden onder de afdeling van substantieven. Deze zijn:

Persoonlijk voornaamwoord Fonetisch Vertaling
أَنَـا Anā Ik
أَنْـتَ Anta Jij (mannelijk)
أَنْـتِ Anti Jij (vrouwelijk)
هُـوَ Huwa Hij
هِـيَ Hiya Zij
نَـحْـنُ Naḥnu Wij
أَنْـتُـمْ Antum Jullie (mannelijk)
أَنْـتُـنَّ Antunna Jullie (vrouwelijk)
أَنْـتُـمَـا Antumā Jullie (dualis)
هُـمْ Hum Zij (mannelijk)
هُـنَّ Hunna Zij (vrouwelijk)
هُـمَـا Humā Zij (dualis)

Masdar[bewerken | brontekst bewerken]

Een masdar is een verbaal substantief dat afgeleid is van een werkwoord. Voorbeeld الدراسة (ad-dirāsa: de studie) van het werkwoord درس (darasa: studeren). Voor de afleiding is er voor vorm I geen vaste regel, voor de hogere vormen is die er wel, verschillend per vorm.

Woordenlijstje[bewerken | brontekst bewerken]

  1. القاموس أو الذخيرة = woordjes
  2. المطار = vliegveld
  3. التذكرة = ticket
  4. جواز السفر = paspoort
  5. الشبّاك = loket
  6. الأمتعة = bagage
  7. حجز = reserveren
  8. حقيبة = koffer
  9. وزن = gewicht
  10. مقعد = zitplaats
  11. الصعود = raam

Invloeden[bewerken | brontekst bewerken]

De talen van Noord-India, Oost-Afrika, Iberië, Turkije Centraal-Azië en Perzië (Iran) kennen veel leenwoorden uit het Arabisch. In vele gevallen zijn er echter modificaties aan de vorm en/of aan de betekenis. Enkele voorbeelden van Arabische leenwoorden in het Hindi:

  • Het Arabische woord كتاب (kitab, boek) komt in het Hindi voor met dezelfde uitspraak en ongewijzigde betekenis, geschreven als किताब.
  • Het Arabische شكراً (shukran, dank u) wordt in het Hindi शुक्रिया: shukria.
  • Het Arabische woord ملك (malik, koning) of مالك (maalik, heerser), wordt मालिक: maalik, met de meer bescheiden betekenis "baas" of "werkgever".[5]

Als gevolg van historische contacten heeft ook de woordenschat van het Spaans eeuwenlang een sterke Arabische invloed ondergaan.

Enkele leenwoorden uit het Arabisch zijn zeer algemeen geworden. Het op internationaal niveau sterkst doorgedrongen Arabische woord is waarschijnlijk qahwa ("koffie").

Nederlandse woorden die met al beginnen hebben in veel gevallen een Arabische oorsprong, bijvoorbeeld algebra, alcohol, alkaan, alkoof en almanak. Hetzelfde geldt voor veel Spaanse woorden die beginnen met al. Dit is logisch omdat al het Arabische lidwoord is. Een minder duidelijk voorbeeld is de 'luit', afgeleid van al-ud, een Arabisch tokkelinstrument. De a is hier dus weggevallen.

Wetenschappelijke termen en vooral de namen van veel sterren (bijvoorbeeld Deneb, Aldebaran) zijn uit het Arabisch afkomstig.

Ook andere woorden zijn uit het Arabisch overgenomen, maar een aantal daarvan kwamen oorspronkelijk in het Arabisch terecht uit weer andere talen, zoals het Sanskriet (cijfer), het Grieks (chemie)[6], het Latijn (abrikoos)[7], het Perzisch (schaak)[8] of verschillende Afrikaanse talen (giraffe).

Zie ook de lijst van Arabische woorden in de Nederlandse taal. Daarnaast zijn er ook Arabische woorden die niet zijn vertaald en (recent) hun intrede hebben gedaan, zoals:

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Arabic language van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina الصفحة_الرئيسية op de Arabischtalige Wikisource.