Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Edoderoobot(overleg | bijdragen) op 23 jul 2019 om 23:28. (https://onzetaal.nl/taaladvies/een-van-beiden/, replaced: één van de → een van de met AWB) Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Door het verdwijnen van veel fabrieksteams (Honda, Suzuki en Yamaha) boette de TT van Man nogal aan spanning in. Ook de rondetijden, met name in de Lightweight 125 cc TT, waren veel trager zonder de fabrieksracers. Feitelijk zorgden de Production TT-races nog als enigen voor wat spanning. Het weer was zo warm, dat coureurs en publiek geplaagd werden door een vliegenplaag. De 50cc-klasse werd niet meer verreden. Tijdens de training verongelukte Arthur Lavington.
Hoofdraces
Senior TT
Giacomo Agostini was, zoals in de 350cc-klasse, in de 500cc-klasse al bijna kampioen. Er was immers geen duidelijke "tweede man" op de ranglijst. Alle zes andere podiumplaatsen in de races vóór de Senior TT waren bezet door zes verschillende mensen. In de Senior deed Agostini het dan ook rustig aan. Ondanks de uitstekende weersomstandigheden reed hij zijn snelste ronde met slechts 170 km/h gemiddeld, terwijl Mike Hailwood dat twee jaar eerder al met 175 km/h had gedaan. De spanning zat hem dan ook in de strijd om de tweede plaats, op een hopeloze achterstand op Ago. Daar werd Alan Barnett (Kirby-Métisse) aanvankelijk bedreigd door Derek Woodman (Seeley-Matchless), Tom Dickie (Kuhn-Seeley-Matchless) en Alberto Pagani (LinTo). Barnett bouwde zijn voorsprong in de tweede ronde ver uit. Pagani viel halverwege de race uit. Agostini had aan het einde bijna negen minuten voorsprong op Barnett, maar die had het ook goed gedaan door ruim een halve minuut sneller te finishen dan Tom Dickie. Brian Steenson reed ook hier een goede race, maar viel op de vijfde plaats liggend uit met zijn Seeley-Matchless.
František Šťastný nam voor de Isle of Man TT het zekere voor het onzekere. Voor een buitenlander kende hij het circuit eigenlijk al heel goed, want vanaf 1961 had hij elk jaar deelgenomen. Toch fietste hij in de weken vóór de TT het 60 km-lange circuit nog een keer rond, in 2½ uur. Giacomo Agostini kwam in de Junior TT al na de eerste ronde binnen met "veerproblemen". Hij werd weer op weg gestuurd met de mededeling dat dit aan het hobbelige circuit lag, maar het was al zijn vijfde jaar op Man en men zou verwachten dat hij dan het asfalt wel kende. Hoe dan ook, Agostini volbracht de Junior TT in een - voor zijn doen - toeristisch tempo dat hem aan het einde van de dag 10 minuten voorsprong op Brian Steenson en Jack Findlay (beiden Aermacchi) opleverde. Agostini was, ondanks het uitstekende weer, liefst vier minuten en gemiddeld 3 km/h langzamer dan in 1968. Kel Carruthers, die in deze week voor het eerst op de 250cc-Benelli had gereden, viel hier met de Aermacchi in de laatste ronde uit.
Renzo Pasolini had weliswaar een spoedoperatie ondergaan om zijn gebroken sleutelbeen te herstellen, maar hij was nog niet fit voor de Isle of Man TT. Benelli zat met de handen in het haar en vroeg twee coureurs om haar dure viercilinders te bemannen: Kel Carruthers en Phil Read. Ook MZ had een probleem nadat Heinz Rosner in de training een sleutelbeen had gebroken. De Lightweight TT ging aanvankelijk tussen Carruthers, Read en Rodney Gould (Yamaha TD 2). Carruthers moest even wennen aan de Benelli, waardoor Gould enkele ronden lang de snelste tijden kon rijden. Carruthers ging daarna sneller, waardoor Gould en Read vochten om de tweede plaats. Ze vielen echter allebei uit: de Yamaha van Rodney Gould viel in de derde ronde stil zonder benzine en Read had problemen met het schakelen en in de vijfde ronde schakelde hij verkeerd, waardoor het toerental opliep tot 17.000 en er een klep in de cilinder viel. Daarmee was ook Read uitgeschakeld. Dat zorgde ervoor dat Frank Perris met zijn Suzuki tweede kon worden en Santiago Herrero met de Ossa derde. Herrero had al een goed seizoen gedraaid en stond nu aan de leiding van het WK, maar de combinatie Carruthers/Benelli ging nog hoge ogen gooien.
Door het wegvallen de het Yamaha-fabrieksteam daalde de gemiddelde snelheid in de Lightweight 125 cc TT dramatisch. Dave Simmonds hoefde zich echter geen zorgen te maken over concurrentie: Cees van Dongen, winnaar in Spanje, en Jean Auréol, winnaar in Frankrijk, waren niet eens op Man. Nu kwam het enige gevaar van een van de eerste optredens van de gloednieuwe Aermacchi Ala d'Oro 125-tweetakten met Kel Carruthers aan het stuur. Simmonds gaf Kawasaki haar eerste overwinning in de Isle of Man TT, maar hij reed zijn snelste ronde 8 mph (12,8 km/h) langzamer dan Bill Ivy in 1968 had gedaan. Toch hield hij op het eind een marge van bijna zes minuten over op Carruthers. Nadat Fred Launchbury gediskwalificeerd was omdat zijn Bultaco een onreglementaire cilinderinhoud (1,2 cc te veel) had, werd Gary Dickinson op een productie-Honda CR 93 derde. De race kende een groot aantal uitvallers, waaronder John Ringwood, die als vervanger voor Heinz Rosner (gebroken sleutelbeen in de training) op de fabrieks-MZ reed, en de jonge Chas Mortimer, die in de laatste ronde op de tweede plaats liggend uitviel met zijn fabrieks-Moto Villa.
De Sidecar TT opende op maandagochtend 9 juni het WK-deel van de Isle of Man TT (de Sidecar 750cc TT was al op zaterdagavond verreden). Klaus Enders en Ralf Engelhardt hadden hun BMW RS laten prepareren door Dieter Busch en ze waren gebrand op de overwinning nadat ze al twee jaar in de laatste ronde van de Sidecar TT waren uitgevallen. Siegfried Schauzu / Horst Schneider waren ook bijzonder gemotiveerd nadat ze de 750cc Sidecar TT al gewonnen hadden. In de eerste ronde viel het voor Schauzu nog tegen, want door een verkeerde carburateurafstelling draaide zijn BMW niet meer dan 9.000 toeren. Enders begon meteen de snelste rondetijden te draaien en Helmut Fath was tweede. Na de tweede ronde had Schauzu de problemen onder controle en hij pakte de tweede plaats terug. Fath reed bijna blind omdat een steen, opgeworpen door het achterwiel van Schauzu, het linker glas van zijn stofbril verbrijzeld had. Toch hield hij tot aan de eindstreep de derde positie vast. Enders/Engelhardt namen de leiding in de WK-stand over.
De drie klassen in de Production TT reden weer tegelijk en kregen wat meer aandacht van de Britse fabrikanten, die weliswaar gewone straatmotoren in moesten zetten, maar toch fabrieksteams formeerden. In de 750cc-klasse zetten zowel Triumph als BSA nog hun tweecilinders (Triumph Bonnevilles en BSA Lightnings) in. Dat was het laatste jaar want inmiddels was de BSA Rocket 3/Triumph Trident-serie geïntroduceerd. Het BSA-fabrieksteam had echter veel pech, Steve Spencer en Tony Smith vielen uit. Malcolm Uphill (Triumph) won de race en werd de eerste die in een productieklasse een ronde van meer dan 100 mijl per uur gemiddeld reed. De 500cc-klasse had slechts veertien deelnemers, waarvan tien op een Britse motorfiets. Toch werd de race lang geleid door Tony Dunnell op een Kawasaki H 1 500 Mach III tot hij ten val kwam. Toen nam Graham Penny met zijn Honda CB 450 de leiding over en hij won de race met een halve minuut voorsprong op Ray Knight (Triumph). Alastair Michael "Mike" Rogers won de 250cc-klasse met een vier jaar oude Ducati. Frank Whiteway werd met een Suzuki T 20 tweede en Chas Mortimer, die de snelste ronde reed, werd met zijn Ducati derde.
De Sidecar 750 cc TT werd op zaterdagavond om 18.00 uur verreden. Hoewel enkele Duitse combinaties hadden geëxperimenteerd met de motor van de BMW 700-auto en de nieuwe BMW R 75/5, reden ze nu met tot 560 cc opgeboorde BMW RS-blokken. Siegfried Schauzu / Horst Schneider wonnen de 750cc-zijspanrace en werden de eerste zijspancombinatie die drie wedstrijden tijdens de TT van Man gewonnen hadden. Aanvankelijk werden ze gediskwalificeerd omdat ze tijdens hun negen seconden durende tankstop de motor hadden laten draaien. Pas op zondagmiddag accepteerde de jury hun verweer dat de motor zo heet was dat hij niet afsloeg ondanks het feit dat hij afgezet was. Schauzu won met 3½ minuut voorsprong omdat zijn achtervolgers uitvielen. Schauzu verbeterde al in de eerste ronde (met staande start) het ronderecord, waardoor hij al 42 seconden voorsprong had op Chris Vincent / Alex Macfadzean (650cc-BSA). Klaus Enders passeerde Vincent om daarna uit te vallen. Georg Auerbacher viel met een gebroken krukas uit toen hij Vincent bijna te pakken had, maar Vincent moest op zijn beurt een extra pitstop maken om zijn stofbril te vervangen vanwege de vele vliegen. Daarna was Vincent de snelste, maar ook hij viel uit door een gebroken primaire ketting. Opmerkelijke afwezige in de 750cc-klasse was Helmut Fath, die juist voor de Britse 750cc-races een 700cc-versie van zijn viercilinder URS had gemaakt.