Georgië: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
literatuur refs
→‎Referenties: extra literatuur
Regel 540: Regel 540:
* {{Citeer boek|titel=Encyclopedic World Atlas - A-Z country-by-country coverage | datum=2002 | editie=6e editie| uitgever=[[Oxford University Press]] | plaats=[[New York (stad)|New York]] | isbn=9780195219203 | bezochtdatum=2022-08-11 | url=https://archive.org/details/encyclopedicworl0000geor}}
* {{Citeer boek|titel=Encyclopedic World Atlas - A-Z country-by-country coverage | datum=2002 | editie=6e editie| uitgever=[[Oxford University Press]] | plaats=[[New York (stad)|New York]] | isbn=9780195219203 | bezochtdatum=2022-08-11 | url=https://archive.org/details/encyclopedicworl0000geor}}
* {{Citeer boek|titel=The International Geographic Encyclopaedia and Atlas | datum=1979 | uitgever=Palgrave MacMillan | isbn=978-0-333-27498-9 | doi=10.1007/978-1-349-05002-4 |bezochtdatum=2022-08-11 | url=https://books.google.nl/books?id=KI-vCwAAQBAJ&pg=PA273 }}
* {{Citeer boek|titel=The International Geographic Encyclopaedia and Atlas | datum=1979 | uitgever=Palgrave MacMillan | isbn=978-0-333-27498-9 | doi=10.1007/978-1-349-05002-4 |bezochtdatum=2022-08-11 | url=https://books.google.nl/books?id=KI-vCwAAQBAJ&pg=PA273 }}
;Geografie

* {{Citeer boek |achternaam=Tielidze |voornaam=Levan |titel=Geomorphology of Georgia|medeauteurs=Ramin Gobejishvili, Levan Maruashvili en Nikoloz Astakhov | datum=2019 | uitgever=Springer |plaats= |isbn=978-3-319-77764-1|bezochtdatum=2023-04-02|url=https://link.springer.com/book/10.1007/978-3-319-77764-1}}
;Literatuur
* {{Citeer boek |achternaam=Tielidze |voornaam=Levan |titel=Glaciers of Georgia|datum=2017|uitgever=Springer|plaats=|isbn=978-3-319-50571-8|bezochtdatum=2023-04-02|url=https://link.springer.com/book/10.1007/978-3-319-50571-8}}
;Geschiedenis
* {{Citeer boek |achternaam=Coene |voornaam=Frederik |titel=The Caucasus, an introduction |editie=1e druk |datum=2010 |uitgever=Routledge |plaats=[[Londen]] |isbn=0–415–48660–2 | bezochtdatum=2023-04-02}}
* {{Citeer boek |achternaam=Coene |voornaam=Frederik |titel=The Caucasus, an introduction |editie=1e druk |datum=2010 |uitgever=Routledge |plaats=[[Londen]] |isbn=0–415–48660–2 | bezochtdatum=2023-04-02}}
* {{Citeer boek| achternaam=Jones| voornaam=Stephen| titel=Georgia: A Political History Since Independence |editie=1e druk | datum=2013 |uitgever=I.B. Tauris, distributed by Palgrave Macmillan | isbn=978-1-84511-338-4 | bezochtdatum=2023-04-02}}
* {{Citeer boek| achternaam=Jones| voornaam=Stephen| titel=Georgia: A Political History Since Independence |editie=1e druk | datum=2013 |uitgever=I.B. Tauris, distributed by Palgrave Macmillan | isbn=978-1-84511-338-4 | bezochtdatum=2023-04-02}}
* {{Citeer boek | achternaam=Jones | voornaam=Stephen | titel=Kartlis Tskhovreba - A History of Georgia | datum=2014 | uitgever=Artanuji Publishing (Georgian National Academy of Sciences - Commission for the study of Georgian Historical Sources) |plaats=[[Tbilisi]] | isbn=978-9941-445-52-1 | bezochtdatum=2023-03-31 |url=http://science.org.ge/old/books/Kartlis%20cxovreba/Kartlis%20Cxovreba%202012%20Eng.pdf | formaat=pdf}}
* {{Citeer boek | achternaam=Jones | voornaam=Stephen | titel=Kartlis Tskhovreba - A History of Georgia | datum=2014 | uitgever=Artanuji Publishing (Georgian National Academy of Sciences - Commission for the study of Georgian Historical Sources) |plaats=[[Tbilisi]] | isbn=978-9941-445-52-1 | bezochtdatum=2023-03-31 |url=http://science.org.ge/old/books/Kartlis%20cxovreba/Kartlis%20Cxovreba%202012%20Eng.pdf | formaat=pdf}}
* {{Citeer boek |achternaam=King |voornaam=Charles|titel=The Ghost of Freedom: A history of the Caucasus |datum=2008 |editie=1e druk |uitgever=Oxford University Press|plaats=[[New York (stad)|New York]] |isbn=978-0–19-517775-6 |doi=10.1093/acprof:oso/9780195177756.001.0001 | bezochtdatum=2022-04-08 }}
* {{Citeer boek |achternaam=Rayfield | voornaam=Donald | titel=Edge of Empires - a history of Georgia | editie=1e druk | datum=2012 | uitgever=Reaktion Books | plaats=[[Londen]] | isbn=978-1-78023-030-6 | bezochtdatum=2023-04-02 | url=https://books.google.nl/books?id=PxQpmg_JIpwC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false }}
* {{Citeer boek |achternaam=Rayfield | voornaam=Donald | titel=Edge of Empires - a history of Georgia | editie=1e druk | datum=2012 | uitgever=Reaktion Books | plaats=[[Londen]] | isbn=978-1-78023-030-6 | bezochtdatum=2023-04-02 | url=https://books.google.nl/books?id=PxQpmg_JIpwC&printsec=frontcover#v=onepage&q&f=false }}
* {{Citeer boek |achternaam=Rayfield | voornaam=Donald |titel=The Literature of Georgia: A History |editie=2e gereviseerde editie | datum=2013 | uitgever=Routledge |isbn=978-0-700-71163-5 | bezochtdatum=2023-03-31 | url=https://books.google.nl/books?id=RmBcAgAAQBAJ}}
* {{Citeer boek |achternaam=Rayfield | voornaam=Donald |titel=The Literature of Georgia: A History |editie=2e gereviseerde editie | datum=2013 | uitgever=Routledge |isbn=978-0-700-71163-5 | bezochtdatum=2023-03-31 | url=https://books.google.nl/books?id=RmBcAgAAQBAJ}}
* {{Citeer boek |achternaam=Skinner|voornaam=Peter F. |titel=Georgia, the Land Below the Caucasus - A narrative history |editie=1e druk |datum=2014 |uitgever=Narikala Publications |plaats=[[New York (stad)|New York]], [[Londen]], [[Tbilisi]] |isbn=978-0-9914232-0-0 | bezochtdatum=2022-04-02 }}
* {{Citeer boek |achternaam=Skinner|voornaam=Peter F. |titel=Georgia, the Land Below the Caucasus - A narrative history |editie=1e druk |datum=2014 |uitgever=Narikala Publications |plaats=[[New York (stad)|New York]], [[Londen]], [[Tbilisi]] |isbn=978-0-9914232-0-0 | bezochtdatum=2022-04-02 }}
* {{Citeer boek |achternaam=Suny|voornaam=Ronald Grigor |titel=The Making of the Georgian Nation |editie=2e |datum=1994 |uitgever=Indiana University Press |isbn=978-0-253-20915-3 | bezochtdatum=2022-04-02 |url=https://books.google.nl/books?id=riW0kKzat2sC&printsec=frontcover&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false }}
* {{Citeer boek |achternaam=Waal |voornaam=Thomas de |titel=The Caucasus, an introduction |datum=2010 |editie=1e druk |uitgever=Oxford University Press|plaats=[[New York (stad)|New York]] |isbn=978-0–19-539977-6| bezochtdatum=2023-04-02 |url=https://archive.org/details/caucasusintroduc0000dewa}}
* {{Citeer boek |achternaam=Waal |voornaam=Thomas de |titel=The Caucasus, an introduction |datum=2010 |editie=1e druk |uitgever=Oxford University Press|plaats=[[New York (stad)|New York]] |isbn=978-0–19-539977-6| bezochtdatum=2023-04-02 |url=https://archive.org/details/caucasusintroduc0000dewa}}
;Bronnen, noten en/of referenties
;Bronnen, noten en/of referenties

Versie van 2 apr 2023 18:49

Dit artikel ondergaat een review. Denk mee, help mee, geef commentaar op de review-pagina.
Voor de Amerikaanse staat zie Georgia (staat)
საქართველო
Sakartvelo
Kaart
Basisgegevens
Officiële landstaal Georgisch
Regionaal ook: Abchazisch
Hoofdstad Tbilisi
Regeringsvorm Parlementaire republiek
Staatshoofd President Salome Zoerabisjvili
Regeringsleider Premier Irakli Garibasjvili
Religie Christelijk orthodox 83,4%
Islam 10,7%[1]
Oppervlakte 69.700 km²[2]
Inwoners 3.688.647 (2022)[3][4]
3.713.804 (2014 census)[1][4]
Bijv. naamwoord Georgisch
Inwoneraanduiding Georgiër (m./v.)
Georgische (v.)
Overige
Volkslied Tavisoepleba
Munteenheid Lari (GEL)
UTC +4
Nationale feestdag 26 mei
Web | Code | Tel. .ge | GEO | 995
Voorgaande staten
Georgische SSR Georgische SSR
Democratische Republiek Georgië Democratische Republiek Georgië
1921-1991
1918-1921
Detailkaart
Kaart van Georgië
Portaal  Portaalpictogram  Landen & Volken

Georgië (uitspraak: [ɣeˈjɔrɣijə]; Georgisch: საქართველო, Sakartvelo) is een land in de Zuidelijke Kaukasus met een oppervlakte van 69.700 km² en 3,7 miljoen inwoners, gelegen op het grensvlak van Oost-Europa en West-Azië.[5][6][7] Het land grenst aan Rusland, Turkije, Armenië, Azerbeidzjan, en de Zwarte Zee. De hoofdstad is Tbilisi. De Georgische bevolking is in meerderheid christelijk en behoort hoofdzakelijk tot de Georgisch-Orthodoxe Kerk (83%). Het land was tussen 1921 en 1991 een van de vijftien republieken van de Sovjet-Unie, tot het op 9 april 1991 zich ervan onafhankelijk verklaarde.

Georgië is lid van de Raad van Europa, de OVSE, Eurocontrol, de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied, en de GUAM. Sinds 2008 is Georgië een officieel aspirant-lid van de NAVO.[8] De relaties met de Europese Unie zijn via het Oostelijk Partnerschap versterkt en hebben geleid tot een Associatie- en vrijhandelsverdrag met de EU (2014), visumvrij reizen met de Schengen zone (2017) en samenwerkingsovereenkomsten met de EU agentschappen Europol (2015) en Eurojust (2019). Op 3 maart 2022 vroeg het land vrijwel tegelijkertijd met Oekraïne en Moldavië het lidmaatschap voor de Europese Unie aan.[9]

De status van de deelgebieden Abchazië en Zuid-Ossetië vormt sinds de herwonnen onafhankelijkheid van Georgië in 1991 een bron van gewapende afscheidingsconflicten waarbij buurland Rusland regelmatig een grote rol speelde. De Georgische overheid heeft in de praktijk geen gezag meer over deze gebieden die zich sinds de jaren 1990 onafhankelijk hebben verklaard en sinds de Russisch-Georgische Oorlog in 2008 feitelijk door Rusland gecontroleerd worden. De relatie met Rusland is voornamelijk om die reden slecht.

Etymologie

Georgiërs noemen zichzelf Kartvelebi (ქართველები), hun land Sak’art’velo (საქართველო), en hun taal Kartuli (ქართული). De naam is afgeleid van Kartlos, kleinzoon van de Bijbelse Jafet, die beschouwd wordt als de vader van alle Georgiërs.

De naam Sakartvelo (საქართველო) bestaat uit twee stukken, waarbij de stam kartveli-i (ქართველ-ი) de beschrijving is van de bewoners in het centraal gelegen KartliIberië in de klassieke oudheid. De oude Grieken (Strabo, Herodotus, Plutarchus, enz.) en de Romeinen (Titus Livius, Publius Cornelius Tacitus, enz.) noemden het jonge oostelijke deel van Georgië Iberië en het westen Colchis.

De internationaal gebruikte naam Georgië is afgeleid van de hellenistische term (Oudgrieks: Γεωργία), afgeleid van Georgios (Grieks: Γεώργιος), een Griekse naam die boer betekent. Georgië betekent hierin boerenland. Het Perzische Virshan betekent land van de wolf, verwijzend naar de grijze wolf die er vandaag de dag nog steeds leeft.

Geschiedenis

Zie Geschiedenis van Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Sinds het paleolithicum wordt het gebied van Georgië bewoond door mensen, maar de ontwikkeling van de Georgische natie begon in de oudheid. Het gebied bestond sindsdien uit verschillende koninkrijken en vorstendommen, en was zelden een staatkundige eenheid. Het werd vaak geheel of gedeeltelijk door omringende grootmachten beheerst. Het Lichigebergte vormde een natuurlijke scheiding tussen west- en oost-Georgië en de stroomgebieden van de rivieren Rioni en Mtkvari (Koera). Dit was bepalend voor de grenzen van verschillende staten en invloedssferen van overheersers. In 1991 herwon Georgië haar onafhankelijkheid, na eeuwenlange overheersing door Ottomanen, Perzen en Russen.

Prehistorie

Gouden Trialeti wijnglas

De vondst van 1,8 miljoen jaar oude schedels van de zogeheten Dmanisi-mensen (vroege Homo erectus), vernoemd naar de archeologische vindplaats bij de zuid-Georgische plaats Dmanisi bewees dat de menselijke bewoning van Georgië teruggaat tot ver in het vroeg-paleolithicum. Vondsten in de west-Georgische regio Imereti duiden op langdurige permanente bewoning in het laat-paleolithicum.[10] West-Georgië speelde een sleutelrol in de menselijke evolutie, waarbij Imereti een belangrijke geografische corridor was voor menselijke migratie tijdens het midden- en laat-paleolithicum.[11]

Van nederzettingen is sinds het 5e millennium v.Chr. sprake. Langs de Mtkvari zijn hiervan op verschillende plaatsen sporen gevonden. Archeologen hebben ook resten van nederzettingen van de Sjoelaveri-Sjomoecultuur uit het neolithicum gevonden in de buurt van de dorpen Imiri en Sjoelaveri bij de rivier Chrami, ongeveer 40 kilometer ten zuiden van Tbilisi. Hier werd ook bewijs gevonden van vroege vormen van waterbeheer ten behoeve van landbouw.[12] Latere prehistorische culturen in Georgië waren de Koera-Araxescultuur die banden onderhield met Mesopotamië en de Trialeticultuur, die rond 1500 v.Chr. zijn hoogtepunt bereikte. In de kuststreek was kwam rond 1800 v.Chr. de Colchiscultuur op.

Colchis en Iberië

Gouden diadeem uit Vani

Westelijk Georgië stond in de 7e eeuw v.Chr. bekend als Colchis, onder meer in het verhaal van de reis van Jason en de Argonauten die met de Colchische Medea op zoek waren naar het Gulden Vlies. Zij zouden vanaf Phasis (het hedendaagse Poti) de rivier Rioni stroomopwaarts zijn gereisd naar wat nu Koetaisi is. Het verhaal wordt sinds 2007 in Batoemi geëerd met een monument van Medea die het gulden vlies in haar hand houdt. In de Georgische traditie staat Colchis bekend als Egrisi en was een rijk gebied. In de plaats Vani zijn belangrijke archeologische vondsten gedaan die op deze rijkdom wijzen.

De oostelijke bergstreek, namelijk het koninkrijk Iberië (Georgisch: Kartli), heeft sinds de 4e eeuw v.Chr. als zelfstandige staat bestaan. Hier lagen de oude culturele hoofdstad Mtscheta en de latere hoofdstad Tbilisi. Beide koninkrijken werden verschillende malen geannexeerd door Perzische dynastieën, namelijk de Achaemeniden en de Sassaniden. In 65 v.Chr. werd het gebied veroverd door de Romeinse veldheer Pompeius en werden beide koninkrijken vazalstaten van het Romeinse Rijk.

Iberië was in de eerste eeuwen van de jaartelling een voortdurend strijdtoneel tussen Romeinen, Armeniërs en Parthen, waarbij Iberië meestal aan de kant van Rome stond. De sociale structuur en de bestuurlijke organisatie van oostelijk Georgië bleven daarbij sterk Perzisch gekleurd. In de 3e eeuw moesten de Iberische koningen de suprematie van de Perzische Sassaniden erkennen. Het westelijke Colchis desintegreerde in de 2e eeuw, van waaruit het koninkrijk Egrisi ontstond. De Romeinen en Byzantijnen noemden het Lazica naar de Lazen. Nadat de Georgiërs in de 1e eeuw in aanraking met het christendom, werd het in 4e eeuw de officiële godsdienst in Iberië en daarna ook in Egrisi. Koning Mirian III van Iberië liet zich door de heilige Nino kerstenen op de plek van het hedendaagse Dzjvariklooster boven hoofdstad Mtscheta.

Perzen en Arabische invasies

Nationale held Vachtang I Gorgasali bij de Metechikerk in Tbilisi

De christelijke religie verspreidde zich over zowel oostelijk als westelijk Georgië en er werden kerken gebouwd. De Sassanidische Perzen drongen in Iberië echter hun zoroastrisme hardhandig op aan de ongewillige bevolking. Er ontstond niettemin een bloeiend kloosterleven. De voornaamste vorst uit deze periode in de Georgische geschiedenis was Vachtang I Gorgasali. Hij stichtte de stad Tbilisi, maakte het de hoofdstad en vocht tevergeefs een onafhankelijkheidsoorlog tegen de Perzen waarbij hij zich allieerde met de Byzantijnen. Zijn strijd voor de Georgische natie bracht hem de status van nationale held en hij is de naamgever van een ridderorde van Georgië. Ondertussen was de Georgisch-Orthodoxe Kerk autocefaal geworden. Na zijn dood in 522 bestreden Byzantium en de Sassaniden elkaar in een reeks Romeins-Perzische oorlogen.

Aan de Perzische invloed kwam een einde nadat de Byzantijnse keizer Herakleios de Sassaniden uit de Georgische gebieden had verdreven. Kort daarna werd Iberië in 642 voor het eerst door plunderende Arabieren bezocht. Het islamitische Arabische Rijk veroverde Iberië en maakte het een vazalstaat. In de 8e eeuw kreeg het gebied ook regelmatig te maken met invallen uit het Rijk der Chazaren. De Georgiërs kwamen verschillende keren in opstand tegen de Arabieren en de plaatselijke adel balanceerde tussen Byzantium en het kalifaat. Uit deze adel kwamen de Bagrationi voort, die aan de basis stonden van een rijk vertakte dynastie en de Georgische staten eeuwenlang zouden domineren.

Na een slachting van de Arabieren onder opstandige edellieden hadden de Bagrationi vrij baan. In de 9e eeuw ontstonden er uiteindelijk nieuwe Georgische koninkrijkjes: koninkrijk Kartlië, Tao (Tao-Klardzjeti), Kachetië en Hereti. Het koninkrijk Abchazië kon zich in de 9e eeuw uit de Byzantijnse invloedssfeer losmaken en langzamerhand namen de Bagrationi in al deze rijkjes het heft in handen. Aan het begin van de 10e eeuw waren Tao en Abchazië de voornaamste machtsfactoren in de regio.

Georgische gouden eeuw

Zie Koninkrijk Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Koningin Tamar (1160-1213)
Hoogtepunt koninkrijk Georgië (1213)

Deze ontwikkeling betekende het begin van de Georgische consolidatie onder de Bagrationi. In 978 werd Bagrat III koning van Abchazië, nadat hij een paar jaar eerder als koning van Iberisch Kartlië was gekroond. In de daaropvolgende decennia wist hij door diplomatie en veroveringen de westelijke en oostelijke Georgische rijkjes te verenigen en noemde hij zich in 1008 als Koning der Koningen van het koninkrijk Georgië. Hij vestigde zich in Koetaisi in Imereti, waar hij ook de Bagratikathedraal liet bouwen. De Georgische cultuur kende vanaf het einde van de 10e eeuw een lange periode van bloei, die duurde tot het midden van de 13e eeuw en wordt ook wel de Georgische Gouden Eeuw genoemd.

In de tweede helft van de 11e eeuw kreeg Georgië te maken met een invasie van de Seltsjoeken, maar David de Bouwer versloeg de Seltsjoeken en wist daarna Georgië aanzienlijk uit te breiden. In 1121 behaalde hij bij Didgori een belangrijke zege op de veel talrijkere Seltsjoeken en in 1122 nam hij Tbilisi in, dat hij tot zijn hoofdstad maakte. David de Bouwer verwierf ook gebieden in het huidige Armenië en Azerbeidzjan en ten noorden van de Kaukasus. Hij liet bij Koetaisi het Gelatiklooster bouwen dat niet alleen een religieus doel had, maar tevens functioneerde als een academie voor wetenschap en onderwijs in Georgië.

De andere belangrijke figuur uit de Georgische gouden eeuw was de achterkleindochter van David, koningin Tamar (regerend 1184-1213). Tamar breidde Georgië verder uit met vooral moslimgebieden in het oosten en zuidwesten en na de Val van Constantinopelzette zij het keizerrijk Trebizonde op als vazalstaat. Ook Tamar heeft een cruciale rol gespeeld voor de Georgische cultuur. In haar opdracht schreef Sjota Roestaveli het Georgische nationale epos 'De ridder in het pantervel'. Het koninkrijk Georgië bereikte rond 1200 haar hoogtepunt van territoriale omvang en invloedssfeer.

Getrouwtrek om Georgië

Het uiteengevallen Georgië in de 16e eeuw

Na het overlijden van Tamar werd de macht van het Georgische koninkrijk gebroken door Mongoolse invasies. Eerst ontvielen de islamitische vazalstaten en daarna werd het koninkrijk zelf deels bezet. Er volgde een periode waarin delen van het koninkrijk zich afscheidden en weer heroverd werden door de Georgische koning toen de macht van de Mongolen verzwakte. De hereniging was van korte duur, want eind 14e eeuw viel de Centraal-Aziatische krijgsheer Timoer Lenk voor de eerste keer Georgië binnen, wat weer tot scheuring leidde. De herhaaldelijke invasies van Timoer om de Georgiërs onder gezag te krijgen waren desastreus voor met name Kartlië waar hele streken ontvolkt raakten. Na Timoers dood was Georgië weer vrij, maar het moeizame herstel en de verdeling van de gebieden onder onderkoningen leidden het uiteenvallen van het koninkrijk in. Dit had in 1493 zijn definitieve beslag toen Constantijn II in 1493 de koningen van Imeretië en Kachetië erkende en zijn aanspraken op Samtsche liet vallen. Zelf bleef hij koning van Kartlië.

In de 16e eeuw werden de westelijke en oostelijke Georgische koninkrijken en hertogdommen door zowel het Ottomaanse Rijk als Safavidisch Perzië bevochten. Met de Vrede van Amasya in 1555 werden Kartlië, Kachetië en Oost-Samtsche aan Perzië toebedeeld en kregen de Ottomanen de controle over de westelijke Georgische vorstendommen Abchazië, Mingrelië, Goeria, west-Samtsche en het koninkrijk Imeretië. Het vorstendom Svanetië viel nominaal ook de Ottomanen toe, maar ze oefenden er feitelijk geen macht over uit. In de 17e eeuw hielden de Perzen geregeld huis in Kartlië en Kachetië en consolideerden ze hun macht. De 18e eeuw bracht in Kartlië een periode van economische voorspoed en herstel, onder vooral het bewind van Vachtang VI (1716-1724). Rusland deed zijn entree in Transkaukasië toen Vachtang VI zich aansloot bij de Perzische campagne van tsaar Peter de Grote. Rusland verdreef de Perzen, maar liet ruimte voor de Ottomanen om hun macht in de Georgische landen uit te breiden. Dit was van korte duur toen de Perzen terugkwamen.

Uiteindelijk wisten Kartlië en Kachetië zich van de Perzische overheersing te ontdoen en fuseerden in 1762 tot koninkrijk Kartli-Kachetië. Na zware verwoestingen door Turkse en Perzische invasies tekende Kartli-Kachetië het Verdrag van Georgiejevsk met het Russische Rijk, waardoor het een protectoraat werd hiervan. Een rampzalige Perzische invasie in 1795, waarbij Tbilisi verwoest werd, bleef zonder Russische bescherming. Op 18 januari 1801 annexeerde tsaar Paul I per decreet het koninkrijk. De Bagrationi gingen in ballingschap.

Onderdeel Russisch Rijk

Spoorlijn over de Soeramipas. In 1890 opende hier een 4-kilometer lange spoortunnel, de langste in het Russisch Rijk

Na deze Russische annexatie van Kartli-Kachetië volgden in de daaropvolgende decennia andere Georgische vorstendommen. In 1804 werd Imeretië een vazalstaat om in 1810 geheel te worden ingelijfd, terwijl Mingrelië nog decennia een protectoraat bleef. Door verschillende Russisch-Turkse oorlogen in west-Georgië werden Goeria, Adzjarië en Artvin veroverd. Het diep in de Grote Kaukasus gelegen Svanetië werd pas in 1858 geheel ingelijfd. Voor de Georgisch-Orthodoxe Kerk betekende de Russische annexatie dat het eigen patriarchaat werd opgeheven en de Georgische christenen deel gingen uitmaken van de Russisch-Orthodoxe Kerk.

Tbilisi werd de hoofdstad en de zetel van de onderkoning van de Kaukasus. De Georgische landen werden bestuurlijk gescheiden in een oostelijk (gouvernement Tiflis) en westelijk deel (gouvernement Koetais), na een korte periode als gouvernement Georgië-Imeretië een eenheid te zijn geweest. In de tweede helft van de 19e eeuw werd in hoog tempo een spoorwegnetwerk aangelegd met Tbilisi als centraal punt. De lijn Tbilisi - Poti was in 1871 de eerste spoorlijn in Transkaukasië die openging waarna een verlenging volgde naar Bakoe voor olietransporten naar de Zwarte Zeehavens. Kort na de eeuwwisseling reikte het spoorwegnetwerk vanuit Tbilisi tot Jerevan, Kars en Julfa. Ook waren er aftakkingen gekomen naar belangrijke mijnbouwplaatsen, zoals Tsjiatoera en Tkiboeli. Ook werden onder de Russische heerschappij wegen door de Grote Kaukasus aangelegd om Rusland met Transkaukasië de verbinden. De Georgische Militaire Weg door de nauwe Darjalkloof in het centrale deel van de Kaukasus werd uitgebouwd, waarna ook de Osseetse Militaire Weg en de Soechoemse Militaire Weg werden gebouwd.

Vanaf 1870 kwam de Georgische nationale beweging op, met Ilia Tsjavtsjavadze als belangrijkste figuur. Tbilisi en Koetaisi werden sociaal-culturele centra. Nadat in 1881 de hervormingsgezinde tsaar Alexander II in Sint-Petersburg vermoord was door Russische populisten, schafte de autoritair ingestelde Alexander III het onderkoninkrijk van de Kaukasus af. De studie van de Georgische taal werd ontmoedigd en de naam "Georgië" werd uit de kranten verbannen. Dit wakkerde het nationalisme in Georgië aan, en aan het eind van de 19e eeuw werd de Georgische sociaaldemocratische partij opgericht door onder andere Nikoloz Tsjcheidze en Noe Zjordania. Zij zouden later de mensjewistische beweging in Georgië leiden.

Democratische Republiek Georgië

Kaart van de Democratische Republiek Georgië die bij Vredesconferentie van Parijs voorlag

Door de Februarirevolutie en Oktoberrevolutie in 1917 verzwakte de centrale macht vanuit Moskou, wat binnen het Russisch Rijk tot afscheidingen leidde. Na een kortdurende Transkaukasische Federatie samen met Armenië en Azerbeidzjan riep de Georgische Nationale Raad op 26 mei 1918 de onafhankelijkheid uit van de Democratische Republiek Georgië. Deze werd bestuurd door de mensjewistische sociaaldemocraten onder leiding van Noe Zjordania. Het land werd al spoedig erkend door Duitsland, de voornaamste steunpilaar dat gedurende 1918 belangrijke infrastructuur hielp bewaken. Andere Europese landen aarzelden nog met de erkenning van het land. Kort na de voor de Georgiërs teleurstellend verlopen Vredesconferentie van Parijs werden in februari 1919 vrije parlementsverkiezingen gehouden volgens universeel kiesrecht.

Het land werd ondertussen van verschillende kanten belaagd en had een onzeker bestaan. Zo moest het aanvallen van het Witte Leger van Anton Denikin tegen Abchazië afslaan, kreeg het te maken met een Armeense aanval op Lori, speelde er ook een conflict met Azerbeidzjan over Zakatala, een grensregio die Georgië later kwijt zou raken, en claimde Turkije Adzjarië. Daarnaast was er regelmatig binnenlandse bolsjewistische rebellie, onder andere in het latere Zuid-Ossetië, waarmee de kiem gelegd werd voor het Georgisch-Ossetisch conflict. Het verzwakte bolsjewistisch Rusland erkende op 7 mei 1920 de Georgische republiek met de ondertekening van het Verdrag van Moskou. In de grondwet werd autonomie voor Abchazië, Adzjarië en Zakatala bepaald. De Sovjets maakten echter negen maanden na hun erkenning korte metten met de republiek, toen het in februari 1921 een boerenopstand arrangeerde en het Rode Leger het land binnenviel. De Georgische Socialistische Sovjetrepubliek werd vervolgens op 25 februari 1921 uitgeroepen waarna een deel van de Georgische politieke elite in ballingschap in Frankrijk ging, in Leuville-sur-Orge bij Parijs.

In de Sovjet-Unie

De Georgische SSR werd in 1922 opgenomen in de Sovjet-Unie. Tot 1936 vormde de Georgische sovjetrepubliek samen met de Armeense en Azerbeidzjaanse sovjetrepublieken de Transkaukasische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (TSFSR). De Georgische SSR had van meet af aan twee autonome sovjetrepublieken, de Abchazische ASSR en de Adzjarische ASSR. Daarnaast was er ook een autonome oblast (provincie), namelijk de Zuid-Ossetische AO. Georgië raakte verschillende delen kwijt aan alle buurlanden. De Georgiërs verzetten zich de eerste jaren fel tegen het Sovjetregime, wat uiteindelijk in 1924 resulteerde in de Augustusopstand. Duizenden Georgiërs werden in de jaren 1920 geëxecuteerd of verbannen naar strafkampen.

Het gezonde klimaat in Georgië leidde tot de bouw van vele sanatoria en kuuroorden, zoals in Tskaltoebo

Onder het bewind van de Mingreelse Georgiër Lavrenti Beria, die van 1932 tot 1936 leider was van de TSFSR, werd deze Sovjetrepubliek in 1936 ontbonden en werden de drie individuele SSR's aparte unierepublieken. Beria trachtte Abchazië te "kartveliseren" door grote aantallen Mingreliërs en andere niet-Abchazen te dwingen zich in het gebied te vestigen. Hij was daarnaast als Eerste Secretaris van de Georgische Communistische Partij verantwoordelijk voor de duizenden Georgische partijfunctionarissen die het slachtoffer werden van de stalinistische zuiveringen. In de jaren tot aan de Tweede Wereldoorlog werd Georgië verder vormgegeven naar socialistisch model. In de landbouw werd monocultuur van met name thee en citrusvruchten ingevoerd. Vanuit Georgië moest de hele Sovjet-Unie van deze producten worden voorzien. Verder werden er in hoog tempo fabrieken, energiecentrales en mijnen gebouwd, waardoor de urbanisatie in rap tempo toenam. Na de Tweede Wereldoorlog maakte Georgië een versnelde industriële ontwikkeling door.

De destalinisatie die bij het aantreden van Nikita Chroesjtsjov werd ingezet leidde in Georgië wederom tot een hardhandig neergeslagen opstand: het bloedbad van Tbilisi van 9 maart 1956. Duizenden Georgiërs gingen in protest de straat op omdat zij zich gekrenkt voelden in hun nationale trots. Stalin, op wie Chroesjtsjov kritiek had, was immers een Georgiër. De opstand werd door het leger neergeslagen, waarna de officiële lezing van de Communistische Partij was dat de opstand door buitenlandse spionnen was geïnitieerd. De decentraliseringspolitiek van Chroesjtsjov creërde een particuliere schaduweconomie, die Georgië tot een van de welvarendste Sovjetrepublieken maakte. Het gevolg was echter dermate veel corruptie dat het zelfs door de partijleiding in Moskou als problematisch werd ervaren. Edoeard Sjevardnadze verwierf faam door zijn harde optreden tegen corruptie als minister van Binnenlandse Zaken van de Georgische SSR, wat uiteindelijk in 1972 leidde tot het aftreden van eerste secretaris Vasili Mzjavanadze. Sjevardnadze volgde hem op en ontsloeg nog honderden corrupte functionarissen.

In de jaren zeventig kwam het Georgische nationalisme op met hoofdrolspelers Zviad Gamsachoerdia en Merab Kostava, die streden tegen de russificatie van Georgië en voor de bescherming en behoud van de Georgische culturele identiteit. Toen in de grondwet zou worden opgenomen dat het Russisch in Georgië voortaan de ambtstaal zou zijn leidde dat in 1978 tot protesten onder studenten en medewerkers aan de Universiteit van Tbilisi. In eerste helft van de jaren 1980 vond er een economische crisis plaats door falend landbouwbeleid van Sjevardnadze. Zijn conservatieve opvolger Dzjoember Patiasjvili liet dit op zijn beloop. De Georgische oppositie verzette zich tegen de Georgische sovjetregering, en streefde naar een van de Sovjet-Unie onafhankelijke Republiek Georgië. Op 9 april 1989 sloeg het leger een anti-Sovjet in Tbilisi neer. Dit wakkerde nationalisme en anti-Sovjetgevoelens verder aan, ook binnen de Georgische Opperste Sovjet. Het erkende een recht op afscheiding van de Sovjet-Unie en veroordeelde het de Sovjet-annexatie van 1921, en eiste onderhandelingen over een onafhankelijke Georgische regering.

Op 28 oktober 1990 werden de eerste vrije verkiezingen gehouden voor de Opperste Sovjet. De lijstverbinding Ronde Tafel - Vrij Georgië onder leiding van dissident Zviad Gamsachoerdia versloeg de Communistische Partij. Gamsachoerdia werd voorzitter van de Opperste Sovjet van Georgië en zette onverkwikkelijk in op onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie met een zeer nationalistische koers. Hij was met zijn etnisch-nationalisme tevens aanjager van spanningen met de Osseten en Abchazen. In aanloop naar de verkiezingen van oktober 1990 verklaarden de Osseten hun eigen Sovjetrepubliek waarna Gamsachoerdia in december 1990 de autonomie van de Osseten afschafte. Dit leidde vervolgens in januari 1991 tot een 18 maanden durende burgeroorlog. Op 31 maart 1991 stemde 98,9% van de kiezers in een referendum vóór onafhankelijkheid.

Onafhankelijkheid

Zviad Gamsachoerdia tijdens de staatsgreep tegen hem

Op 9 april 1991 riep Georgië de onafhankelijkheid uit en Gamsachoerdia werd daarna gekozen tot president van Georgië, de eerste vrij verkozen president in een sovjetrepubliek. Gamsachoerdia werd tijdens een bloedige staatsgreep vlak na nieuwjaar 1992 afgezet. Het parlement werd buitenspel gezet en de voormalige Sovjet-buitenlandminister Edoeard Sjevardnadze werd in maart 1992 naar Georgië gehaald om het land te leiden. De internationale reputatie van Sjevardnadze bracht meer internationaal vertrouwen in de republiek. Het land werd snel algemene erkend en trad toe toetreding tot internationale organisaties, waaronder de verenigde Naties.

Sjevardnadze leidde na parlementsverkiezingen in oktober 1992 de republiek door een roerige periode van economisch verval en binnenlandse rebellie. In de zomer van 1992 brak in Abchazië een burgeroorlog uit die ruim een jaar duurde. In september 1993 eindigde deze met de val van Soechoemi en een massale exodus van Georgiërs uit Abchazië. Eind 1993 trad Georgië met tegenzin toe tot het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), als onderdeel van een deal met de Russische president Boris Jeltsin voor militaire assistentie tegen een gewapende rebellie van Gamsachoerdia en zijn aanhangers in Mingrelië. Nadat in augustus 1995 een nieuwe grondwet was aangenomen, werd Sjevardnadze in november 1995 gekozen tot de tweede president van de Georgische Republiek.

Abchazië en Zuid-Ossetië maken juridisch gezien deel uit van Georgië maar scheidden zich in de jaren 1990 feitelijk af en hebben sindsdien een eigen regering. Rusland intervenieerde in de jaren 1990 in de etnische conflicten met vredesmissies en breidde haar grip op de regio's uit. De bevolking kent nauwelijks etnische Russen, desondanks heeft Rusland gul Russische paspoorten verstrekt aan bewoners van beide gebieden. De inwoners van deze gebieden kunnen aanspraak maken op een Georgisch paspoort, daar beide gebieden volgens het internationale recht tot Georgië behoren, maar in dat geval is het niet mogelijk een lokaal paspoort te verkrijgen. Zo claimt Rusland dat een groot deel van de bevolking van Zuid-Ossetië en Abchazië Russisch staatsburger is.

Georgië kwam met moeite in rustiger vaarwater en de bestuursstijl van Sjevardnadze kwam hem op steeds meer kritiek te staan. Het land had een zeer corrupte reputatie, er waren grote problemen met de energievoorziening, de economie kwam niet op gang en er heerste grote werkloosheid. Verkiezingen kregen een toenemend frauduleus karakter. De herverkiezing in 2000 van Sjevardnadze werd internationaal niet betwist, maar de kwaliteit van de verkiezing werd wel aangemerkt als dubieus. Dit alles bij elkaar leidde tot botsingen tussen hervormingsgezinden in Sjevardnadze's partij, de Burgerunie, en de conservatieve krachten. Sjevardnadze verloor de grip en verschillende hervormingsgezinden splitsten zich af en keerden zich tegen hem, waaronder parlementsvoorzitter Zoerab Zjvania en justitieminister Micheil Saakasjvili.

Rozenrevolutie

Rozenrevolutie, november 2003

In november 2003 vonden parlementsverkiezingen plaats waarbij de Burgerunie van president Sjevardnadze volgens de officiële uitslag de meeste stemmen kreeg. De toezichthoudende OVSE constateerde net als burgerwaarnemers flinke onregelmatigheden. Er braken volksprotesten uit onder leiding van oppositieleiders Saakasjvili, Zjvania en Nino Boerdzjanadze die eindigden in de Rozenrevolutie en het opstappen van Sjevardnadze. In januari 2004 werd Saakasjvili tot president gekozen en brak een nieuwe fase aan voor het land. Hij begon met Zjvania als premier en Boerdzjanadze als parlementsvoorzitter aan een radicale hervormingsagenda om de economie te liberaliseren en af te rekenen met de corruptie. Daarnaast zette hij in op een sterk pro-westerse koers om Georgië lid te maken van de NAVO en de EU, en wilde hij dat Rusland de militaire bases in Georgië verliet. Ook beloofde hij de eenheid van het land te herstellen en de afvallige gebieden weer onder controle te krijgen.

Sinds de onafhankelijkheid van Georgië in 1991 had de leider van de autonome republiek Adzjarië, Aslan Abasjidze, de regio steeds meer onttrokken aan het centrale gezag en weerde het ook Georgische veiligheidsdiensten uit het gebied door middel van eigen milities. Het gebied had hierbij geen onafhankelijkheidsstreven, maar werd door Abasjdize als een persoonlijk rijk bestuurd, waarbij mensenrechtenschendingen niet werden geschuwd en de corruptie welig tierde. Georgië wist in mei 2004 zonder militair ingrijpen het gezag over Adzjarië te herstellen door Abasjidze tot ontslag te dwingen, die vervolgens naar Moskou vluchtte. Hierdoor aangemoedigd richtte de Georgische regering zich op Zuid-Ossetië en de klandestiene handel daar. Dit liep in de zomer van 2004 uit op een beperkte gewapende confrontatie, waarna Georgië de poging het gezag over het gebied te herstellen afbrak.

Naar aanleiding van de oorlog is de EUMM waarnemersmissie sinds 2008 actief

Het zette echter de relatie met Rusland op scherp, dat bij Adzjarië had gezien dat het Saakasjvili ernst was, wat rond vervolgens leidde tot verschillende Russische sancties. Het luchtvaartverkeer tussen beide landen werd in de ban gedaan, er kwam een handelsboycot op populaire Georgische exportproducten zoals wijn en mineraalwater, de enige directe grensovergang bij Stepantsminda werd gesloten, en duizenden Georgiërs werden uit Rusland gedeporteerd. De hervormingen die de regering doorvoerden gingen snel en soms met harde hand, onder andere tegen oppositiegeluid en media, waardoor de populariteit van Saakasjvili daalde. Demonstraties in november 2007 noopten hem ertoe vervroegde presidentsverkiezingen uit te schrijven voor een nieuw mandaat dat hij kreeg.

Toen westerse landen in winter 2008 de onafhankelijkheid van Kosovo erkenden en kort daarop Georgië en Oekraïne een zogeheten open-deur uitnodiging kregen van de NAVO om op termijn lid te worden, liepen de spanningen rond Abchazië en Zuid-Ossetië snel op. Dit culmineerde in augustus 2008 in de Russisch-Georgische Oorlog die na vijf dagen eindigde met een door de EU bemiddeld staakt-het-vuren. De Europese waarnemersmissie EUMM ging daarna toezien op het akkoord. Kort na de oorlog erkende Rusland de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en Abchazië en stationeerde het tegen het akkoord in duizenden militairen in beide gebieden. Sindsdien beschouwt Georgië beide gebieden onder Russische bezetting. Een dik rapport van de Europese Unie concludeerde in 2009 dat de Osseten zich tijdens en na de oorlog schuldig hadden gemaakt aan grootschalige etnische zuiveringen. Het rapport sprak Rusland aan op haar verantwoordelijkheid als partij hierin, en sprak de Georgiërs vrij van aantijgingen van genocide.

Georgische Droom

Georgië gold als kroonjuweel van het EU Oostelijk Partnerschap maar is sinds 2020 van haar voetstuk gevallen.

De regering van Saakasjvili stond ondanks grote successen met de jaren steeds meer onder druk door de toenemende autoritaire trekken van zijn regering. Rond 2012 kende het land naar rato een van de grootste gevangenispopulaties in de wereld.[13] Niettemin kreeg Georgië binnen het Oostelijk Partnerschap van de EU perspectief op een associatie- en vrijhandelsverdrag, een erkenning van de grote stap voorwaarts die het land had gemaakt sinds de Rozenrevolutie. Voor de EU was een ordentelijk verloop van de parlementsverkiezingen in 2012 een voorwaarde voor een succesvolle afronding van het verdrag.[14] Middenin de verkiezingscampagne van 2012 werden video's van mishandeling in het gevangeniswezen gelekt, wat de doorslag gaf in de stembusgang.

De oppositiecoalitie rond de Georgische Droom-partij onder leiding van multimiljardair Bidzina Ivanisjvili won deze verkiezingen van de Verenigde Nationale Beweging van Saakasjvili en vormde een nieuwe regering. Het was de eerste keer in de Georgische geschiedenis dat op vreedzame en democratische wijze er een machtswisseling kwam. In juni 2014 tekende Georgië tegelijkertijd met Oekraïne en Moldavië het associatie- en vrijhandelsverdrag met de EU, en volgde in 2017 visumvrij reizen met de Europese Schengenzone. In deze periode werd Georgië gezien als koploper in het Oostelijk Partnerschap.[15] De Georgische Droom won vervolgens op de golf van pro-EU beleid de verkiezingen van 2016 en 2020.

Er kwamen echter steeds meer signalen van zogeheten state capture door de Georgische Droom,[16] geregisseerd door oligarch en partijoprichter Ivanisjvili. Hij vervult geen officiële politieke functie maar oefent wel macht en invloed uit over alle lagen van de staat.[17] Tevens lieten partijleiders van de Georgische Droom zich steeds meer van een illiberale en soms expliciet anti-westerse kant zien in publieke uitingen.[18] Niettemin vroeg de Georgische regering onder publieke druk in maart 2022 het lidmaatschap aan voor de EU. De EU gaf de Georgische regering huiswerk mee voordat het land een kandidaat-status zou kunnen krijgen, waaronder het aanpakken van de invloed van Ivanisjvili. De teleurstelling onder de bevolking was groot, en het Europese oordeel tot de wachtkamer leidde tot een grote pro-Europese volksmanifestatie in Tbilisi, een van de grootste demonstraties in vele jaren. 85% van de Georgische bevolking wil dat het land lid wordt van de EU (2022).[19]

Geografie

Hoge bergen, diepe dalen en...
...weidse riviervalleien in Georgië
Zie Geografie van Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Fysieke kenmerken

Het land wordt in het noorden begrensd door de Grote Kaukasus en in het zuiden door de Kleine Kaukasus. Zuid-Georgië bestaat verder onder andere uit de lavaplateaus van de Kleine Kaukasus met oude vulkaankegels. Georgië is erg geaccidenteerd. Het Lichigebergte verdeelt het land in oost en west en vormt een geografische verbinding tussen de Grote en Kleine Kaukasus. De hoogste berg is de Sjchara (5193 meter), andere kenmerkende hoge bergen zijn de Janga (5051 meter), de Kazbek (van vulkanische oorsprong, 5047 m), de Sjota Roestaveli (4970 m), de Tetnoeldi (4858 m) en de Oesjba (4710 m).

Zowel de Grote- als de Kleine Kaukasus bestaan uit diverse subgebergtes, met hun eigen karakteristieken. Onderdeel van de Grote Kaukasus zijn onder andere de Egrisi-, Svaneti-, Sjoda-Kedela-, Letsjchoemi-, Ratsja en Goedamakarigebergtes, terwijl de Trialeti-, Mescheti- en Samsarigebergtes onderdeel zijn van de Kleine Kaukasus.

Het westen van Georgië, met name ten westen van Samtredia, is laagland met moerassen in het kustgebied bij Poti. Hier ligt het Nationaal park Kolcheti. Het zuidoostelijk grensgebied met Azerbeidzjan kenmerkt zich door een aride semi-woestijn landschap, zoals in het Nationaal park Vasjlovani. De belangrijkste rivieren zijn de Rioni, die in de Zwarte Zee uitmondt en de Koera en Alazani die in de Kaspische Zee uitmonden. De Alazani is met 391 km de langste rivier in Georgië, en de 333 km lange Rioni de langste rivier die geheel in Georgië ligt.

Klimaat

Georgië volgens de klimaatclassificatie van Köppen

Door de grote hoogteverschillen in het land, van zeeniveau tot hoge bergtoppen in de nivale zone, heeft Georgië een significante klimatologische variatie. In het westelijke deel van Georgië is het klimaat subtropisch, terwijl in het oostelijke deel een landklimaat heerst, met in het uiterste zuidoosten een steppeklimaat.[20] Hoofdstad Tbilisi is in de zomer erg warm, terwijl de kuststreek van de autonome republiek Adzjarië, in het zuidwesten van het land, wordt gekenmerkt door een zeer vochtig klimaat.[21] De jaarlijkse neerslag in Georgië varieert van 400 tot 4.500 mm. De Adzjaarse hoofdstad Batoemi, gelegen aan de Zwarte Zee, heeft een gemiddelde neerslag van ruim 2100 mm per jaar.[22] Het aantal uren felle zonneschijn varieert van 1.350 tot 2.520 uur.

In de bergen van de Kaukasus liggen de temperaturen aanzienlijk lager dan in het lager gelegen centrale deel van Georgië, met koele zomers en koude sneeuwrijke winters. De Grote Kaukasus, die de grens met Rusland vormen, houden de aanvoer van koude winterlucht vanuit Centraal-Rusland tegen. Hierdoor hebben de lage delen van Georgië in de wintermaanden gematigde gemiddelde temperaturen. Toch kan het in de winter overal in het land vriezen. Volgens de klimaatclassificatie van Köppen zijn er vijf klimaten in Georgië, waarvan vochtig landklimaat (Dfb) en vochtig subtropisch klimaat (Cfa) het meest voorkomen. Andere klimaten die in mindere mate voorkomen zijn gematigd zeeklimaat (Cfb), koel landklimaat (Dfc) en warm landklimaat (Dfa).[23]

Weergemiddelden voor Georgië (1991-2020)
Maand jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Jaar
Gemiddeld maximum (°C) 1,6 2,9 7,7 14,2 18,8 23,3 26,0 26,4 22,1 16,1 8,9 3,1 14,3
Gemiddelde temperatuur (°C) −2,7 −1,6 5 8,5 13,1 17,3 20,0 20,3 16,1 10,6 4,2 −0,9 9,2
Gemiddeld minimum (°C) −6,9 −6,2 −2,0 2,9 7,4 11,3 14,1 14,1 10,0 5,1 −0,5 −5,0 3,7
Neerslag (mm) 78 71 84 87 111 123 97 83 88 95 83 76 1.076
Bron: Kennisportaal over klimaatverandering - Wereldbank.[20]

Demografie

Bevolkingsontwikkeling Georgië vanaf 1950

Vanwege een beveiligingsprobleem met de MediaWiki Graph-software is het momenteel niet mogelijk deze grafiek weer te geven. Zodra de software is bijgewerkt zal de grafiek vanzelf weer zichtbaar worden.

   Oorspronkelijk vastgestelde/geschatte inwoners vanaf 1950[25][27][29]
   Correctie door middel van retro-projectie (1994-2017) door VN & Geostat[31][32]
Noot: 1993-1994 daling komt voornamelijk door weglaten Abchazië en Zuid-Ossetië uit statistiek.[33]

Georgië telt 3,7 miljoen inwoners (2022), exclusief de afscheidingsgebieden.[34] Sinds de onafhankelijkheid in 1991 is de bevolking in hoog tempo van bijna 5,5 miljoen in 1992 met circa 1,8 miljoen gekrompen. Vanaf 2013 stabiliseerde het bevolkingsaantal rond de 3,72 miljoen.[3] Aan de grote langjarige daling liggen een aantal oorzaken ten grondslag: grootschalige migratie, een meerjarig negatieve natuurlijke bevolkingsaanwas, en het verlies van de controle over Abchazië en Zuid-Ossetië, waardoor deze vanaf 1994 niet meer mee worden geteld in de statistieken. Deze twee gebieden hebben bij elkaar ongeveer 300.000 inwoners. In 2021 zakte het aantal inwoners onverwachts met 40.000 onder de 3,7 miljoen (3.688.647), het laagste aantal sinds de onafhankelijkheid, wat de voorzichtige groei sinds 2013 in één klap teniet deed.[3]

Migratie

Met de val van de Sovjet Unie in 1991 ontstond er een grote migratiedynamiek. Georgië werd in een rapport van de Wereldbank uit 2007 genoemd als een van de landen met de meeste emigratie ter wereld, in verhouding tot de bevolkingsomvang.[35] Dit gebeurde als gevolg van twee migratiebewegingen: Georgiërs die in andere Sovjetrepublieken woonden en werkten, keerden (initieel) terug naar hun moederland, terwijl andere nationaliteiten juist Georgië verlieten.[36] Zo registreerde de volkstelling van 1989 341.000 etnische Russen in Georgië (6,3% van de bevolking)[37] wat in 2002 was gedaald tot 67.648 en in 2014 tot 26.453 (0,7%).[38] Het aandeel etnische Georgiërs steeg tussen 1989 en 2002 met 10%, van 73,7% tot 83,7% van de bevolking.[40]

Als gevolg van burgeroorlogen en crises in de jaren negentig en de daaropvolgende slechte economische vooruitzichten, emigreerden ook steeds meer etnische Georgiërs.[36] Vooral inwoners met een hogere opleiding die werk konden vinden in een van de staten van het GOS (met name Rusland) en later ook in West-Europa en de VS, verlieten het land. Rusland ontving verreweg de meeste migranten uit Georgië, zowel Georgiërs als andere etniciteiten. Volgens gegevens van de Verenigde Naties in 2000 in totaal 625 duizend, wat in 2019 was gedaald tot 450 duizend. De Russische volkstelling van 2010 registreerde ongeveer 158 duizend etnische Georgiërs in Rusland.[41] In 2020 was dat gedaald naar 113.687.[42] De grootste Georgische gemeenschap bevindt zich in de Russische hoofdstad Moskou, waar volgens Russische gegevens anno 2014 ongeveer 40.000 Georgiërs woonden.[43] In 2006, op het hoogtepunt van de Georgisch-Russische spionagecontroverse, werden enkele duizenden Georgiërs uit Moskou gedeporteerd naar Georgië. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft Rusland hiervoor veroordeeld.[44]

Census 2014

In 2014 is een volkstelling uitgevoerd in samenwerking met het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA). De telling constateerde een gat van circa 700.000 inwoners ten opzichte van de lopende gegevens van het Nationaal Statistisch Bureau, Geostat, die cumulatief waren gebaseerd op de volkstelling van 2002. Na onderzoek bleek dat de volkstelling van 2002 8 à 9 procent te hoog was uitgevallen,[45] wat door heeft gewerkt in daaropvolgende jaren. Een door UNFPA gestelde verklaring is dat families van emigranten hen als inwoners bleven opgeven uit angst rechten of privileges te verliezen. Andere factoren waren onder meer een gebrek aan kwaliteit in het registratiesysteem van migratie, geboorte, sterfte en huwelijken. Pas rond 2010 werden delen van het systeem weer betrouwbaar. Met ondersteuning van het UNFPA is er retroprojectie gedaan op de demografische data van 1994-2014. De resultaten van het project zijn in 2018 gepresenteerd en gepubliceerd.[46][30] Aan de hand van deze terugmodellering heeft Geostat de gegevens voor deze jaren gecorrigeerd, zowel in de jaarlijkse publicaties vanaf 2018, als in de publiek toegankelijke database.[28]

Abchazië en Zuid-Ossetië

De burgeroorlogen in de jaren 1990 in Abchazië en Zuid-Ossetië leidden ertoe dat meer dan 300.000 mensen hun huizen ontvluchtten en werden verjaagd, vooral Georgiërs die naar andere delen van het land zijn gevlucht en sindsdien maar beperkt hebben kunnen terugkeren. Als gevolg van de oorlog in 2008 rond Zuid-Ossetië raakten nog eens ruim 100.000 mensen ontheemd, waarvan slechts een deel, met name Osseten, is teruggekeerd. Circa 26.000 Georgiërs kunnen permanent niet terug naar Zuid-Ossetië en wonen in speciale dorpen.[47] In totaal telt Georgië in 2021 ongeveer 290.000 geregistreerde interne vluchtelingen (inclusief geboortes sinds de vlucht).[48] Een deel van de oorspronkelijke vluchtelingen is opgegaan in de Georgische maatschappij en maakt geen deel uit van deze statistiek. De bevolking in Abchazië is sinds 1989 met ruim 300.000 gekrompen naar 214.000 in 2003.[49] Terwijl in Zuid-Ossetië de bevolking ongeveer is gehalveerd tot ruim 50.000.[50] In beide regio's groeit het aantal weer in lichte mate.

Urbanisatie

Tot de Tweede Wereldoorlog was Georgië een typische landbouwstaat. Politicoloog Karl Kautsky noemde Georgië in 1921 een sociaaldemocratische boerenrepubliek. Met de door Stalin bevolen industrialisatie trokken steeds meer mensen naar de grote steden. Anno 2021 leeft ongeveer 59% van de inwoners in een van de stedelijke gebieden en de overige 41% in dorpen en op het platteland. Ongeveer 30% van de bevolking woont in hoofdstad Tbilisi.

Grote steden

Hoofdstad Tbilisi
Tweede stad Batoemi
Zie Lijst van grootste plaatsen in Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De tien grootste steden van Georgië. Voor het eerst sinds de volkstelling van 2014 daalde het aantal inwoners in 2021 in vrijwel alle grote steden. De langjarige snelle krimp van Koetaisi zette onverminderd door: de stad was in 2021 de grootste krimpstad van Georgië. Data van afscheidingsregio's Abchazië en Zuid-Ossetië worden na 1994 door Georgië betwist en niet erkend.

Plaats Georgisch 1989 2002 2014 2021 2022 Regio
Tbilisi თბილისი 1.246.900 1.073.345 Gedaald 1.078.297 Gestegen 1.172.010 Gestegen 1.171.227 Gedaald Tbilisi
Batoemi ბათუმი 136.900 121.806 Gedaald 152.839 Gestegen 172.063 Gestegen 173.745 Gestegen Adzjarië
Koetaisi ქუთაისი 232.500 185.965 Gedaald 147.635 Gedaald 134.378 Gedaald 129.305 Gedaald Imereti
Roestavi რუსთავი 159.000 116.384 Gedaald 125.103 Gestegen 130.072 Gestegen 128.788 Gedaald Kvemo Kartli
Sochoemi სოხუმი 119.200 a 43.716 Gedaald a 64.025 Gestegen b 65.331 Gestegen b 65.146 Stabiel Abchazië
Gori გორი 67.800 49.516 Gedaald 48.143 Gedaald 45.390 Gedaald 44.524 Gedaald Sjida Kartli
Poti ფოთი 50.600 47.149 Gedaald 41.465 Gedaald 41.536 Gestegen 41.100 Gedaald Samegrelo-Zemo Svaneti
Zoegdidi ზუგდიდი 49.600 68.894 Gestegen 42.998 Gedaald 41.456 Gedaald 40.688 Gedaald Samegrelo-Zemo Svaneti
Tschinvali ცხინვალი 42.300 c 30.000 Gedaald d 30.432 Gestegen d 32.906 Gestegen d 33.054 Gestegen Zuid-Ossetië
Khashuri ხაშური 31.700 28.600 Gedaald 26.135 Gedaald 24.935 Gedaald 24.601 Gedaald Sjida Kartli
Verantwoording data: Sovjetvolkstelling 1989 en volkstelling 2002,[51] volkstelling 2014,[52] 2021 en 2022.[3]
a Abchazische volkstelling 2003 en data 2014 in jaaroverzicht 2015.[49]
b Statistiek Abchazië 2021[53] en 2022.[54]
c Voor de oorlog in 2008 woonden er circa 30.000 mensen.[56]
d Volkstelling oktober 2015[50] en jaardata 1 januari 2021[57] en 2022[58] volgens het Zuid-Ossetische statistisch bureau.

Bevolkingsgroepen

Zie ook het artikel Azerbeidzjanen in Georgië

De meerderheid van de bevolking bestaat volgens de volkstelling van 2014 uit Georgiërs (86,8%), onder wie de Adzjaren, Mingreliërs en Svaneten. Belangrijke etnische minderheden zijn de Azerbeidzjanen (6,3%), Armeniërs (4,5%), Russen (0,7%), Osseten (0,4%), Jezidi's (0,3%), Oekraïners (0,2%), Kisten (0,2%) en Assyriërs (0,1%). De overige 0,5% omvat talloze kleinere bevolkingsgroepen zoals Abchaziërs, Batsen, Chinezen, Georgische Joden, Pontische Grieken, Kabardijnen, Koerden, Tataren en Turken. De Georgische volkstelling van 2014 is niet gehouden in de afscheidingsregio's Abchazië en Zuid-Ossetië. Met inbegrip van deze gebieden zou het aandeel Abchazen en Osseten respectievelijk 3,1% en 1,6% zijn op basis van data voor 2015 van deze regio's.[59][50]

De Azerbeidzjanen zijn in de regio Kvemo Kartli qua aantal ongeveer even groot als de Georgische bevolking. De Armeniërs wonen vooral in het zuiden en vormen in de regio Samtsche-Dzjavacheti zelfs een meerderheid. Hier waren in oktober 2005 protesten voor gelijke economische behandeling en autonomie, die echter met geweld werden neergeslagen door de politie. De autonomie vraag wordt af en toe door Rusland opgeworpen, maar leeft verder weinig onder de lokale bevolking.[60][61]

Sinds de val van de Sovjet-Unie is een groot deel van de Georgische joden naar Israël en Amerika geëmigreerd. De Georgische joden stammen af van de Perzische joden en behoren daarmee tot de Mizrachi-Joden. Deze joden vestigden zich in Georgië vanaf 600 voor Christus, ze hadden er de status van lijfeigene. Dit lijfeigenschap werd in 1864 afgeschaft, joodse ex-lijfeigenen werden pachters. Vanaf 1870, met de opkomst van het zionisme emigreerden velen naar Israël. Deze emigratie lag stil tijdens het Sovjetbewind en kwam weer op gang na de perestrojka. In de Sovjetperiode leefden er ook ongeveer 25.000 Kaukasusduitsers en een groot aantal Meschetische Turken, die met andere volken in de jaren veertig van de 20e eeuw door Stalin werden gedeporteerd naar Centraal-Azië en Siberië. Na 1955, toen ze dit gebied weer mochten verlaten, keerden slechts weinigen van hen terug naar Georgië.

Sinds de jaren 1990 emigreerde een groot deel van de Pontische Grieken naar Griekenland, en vertrokken ook veel Russen vanaf 1989 naar Rusland. Het Russisch aandeel in de totale bevolking daalde van 6,3% in 1989 naar 0,7% in 2014, waarbij het merendeel in de jaren 1990 vertrok (census 2002: 1,5%).

Taal

De Georgiërs spreken in meerderheid Georgisch, een Zuid-Kaukasische taal. Naast het Georgisch, dat in het hele land geldt als officiële taal, is het Abchazisch een officiële taal in Abchazië, wat is vastgelegd in artikel 2 van de Georgische grondwet.[62] In het westen van het land wordt het aan Georgisch verwante (maar niet officieel erkende) Mingreels gesproken en in de Kaukasusbergen het eveneens verwante Svanetisch en Lazisch. Daarnaast spreken niet-Georgische groepen in het land naast het Georgisch veelal een eigen taal, zoals het bijna uitgestorven Batsbi in en rond Toesjeti en de Pankisivallei en die verwant is aan het Tsjetsjeens en Ingoesjetisch.

Ongeveer 87,6% van de bevolking heeft een van de Georgische talen als moedertaal, 6,2% Azerbeidzjaans, 3,9% Armeens en 1,2% Russisch in het door Tbilisi gecontroleerde deel van Georgië. Het Ossetisch wordt door ruim 5.000 mensen als moedertaal gesproken, vooral in dorpen langs de conflictlijn. Het Abchazisch speelt geen enkele rol buiten Abchazië.[63]

Religie

Svetitschoveli-kathedraal in Mtscheta vanaf het Dzjvariklooster

De Georgiërs zijn in grote meerderheid christelijk. De bekering van het koninkrijk Iberië, het huidige Georgië, tot het christendom begon in de vroege vierde eeuw toen Nino rond het jaar 320 naar het land vluchtte en inwoners evangeliseerde. Zij en Joris (Georgius) zijn de beschermheiligen van Georgië. Koning Mirian III liet zich in 334 bekeren op de plek van het 6e-eeuwse Dzjvariklooster, dat bovenop een heuvel staat bij de samenvloeiing van de rivieren Koera en Aragvi. Hij verklaarde in 337 het christendom als staatsgodsdienst.

Aan de overzijde van Dzjvari ligt de toenmalige hoofdstad van Iberië Mtscheta, waar op Nino's aanwijzen de eerste Georgische kerk gebouwd werd. Op deze plek staat tegenwoordig de 11e-eeuwse Svetitschoveli-kathedraal. Nino trok zich aan het eind van haar leven terug in Bodbe, bij Signagi in het oost-Georgische Kacheti, waar ze overleed en begraven is. Deze plekken zijn nog steeds belangrijk voor de Georgische nationale en christelijke identiteit.

Volgens de volkstelling van 2014 behoort 83% tot de oosters-orthodoxe kerken, hoofdzakelijk de Georgisch-Orthodoxe Kerk, maar ook een klein deel de Russisch-Orthodoxe Kerk, vooral de Osseten. Bijna 11% van de bevolking is islamitisch. Dit betreft de Azerbeidzjaanse (sjiitisch) minderheid in het zuidoosten en de Adzjaren (soennitisch) in het zuidwesten. Drie procent behoort tot de Armeense Apostolische Orthodoxe Kerk.[1] Verder is een 0,5% katholiek, waaronder katholieken die de Latijnse ritus volgen, Georgisch-Byzantijns-katholieken en Armeens katholieken. De Abchaziërs zijn voornamelijk Russisch-orthodoxe christenen, maar ook deels soennitische moslims.

Er zijn in Georgië kleine joodse gemeenschappen. Tot het einde van de Sovjetperiode waren er grote Georgisch Joodse gemeenschappen in Tbilisi, Koetaisi, Oni, Koelasji en enkele andere plaatsen in west-Georgië. Een bijzondere religieuze minderheid vormen de Jezidi's, Koerden wier godsdienst een mengeling is van islam, christendom en andere religies. Volgens de volkstelling van 2014 betreft het ruim 12.000 inwoners (0,3%). Veel Jezidi's zijn na de onafhankelijkheid uit Georgië geëmigreerd vanwege onder meer discriminatie. In 1989 was het aantal nog circa 33.000.[64]

Bestuur en politiek

Parlement aan de Roestavelilaan in Tbilisi

Georgië is een representatieve democratie met sinds 2013 een parlementair systeem, waarin de president een grotendeels ceremonieel staatshoofd is. De uitvoerende macht ligt bij het kabinet van ministers onder leiding van de premier, dat wordt benoemd door het in Tbilisi gezetelde parlement. Salome Zoerabisjvili is sinds december 2018 de president van Georgië, wier termijn in 2024 afloopt. Irakli Garibasjvili is sinds februari 2021 premier van Georgië.

Grondwet

De huidige grondwet werd op 24 augustus 1995 bekrachtigd door parlementsvoorzitter en staatshoofd Edoeard Sjevardnadze, na een proces van ruim twee jaar. Het tot stand brengen van een nieuwe grondwet was een van zijn belangrijkste opdrachten toen hij in maart 1992 naar Georgië terugkeerde.[65] De grondwet is sindsdien meermaals aangepast.[62] In 1993 stelde Sjevardnadze een constitutionele commissie om een herziene versie van de grondwet uit 1921 te formuleren. Deze had de Democratische Republiek Georgië op de valreep voor de Sovjetinvasie aangenomen en werd in de vroege jaren 1990 als basis van het onafhankelijke Georgië gezien. Uiteindelijk kwam er een geheel nieuwe grondwet.

Bestuurlijke indeling

Regio's en gemeenten van Georgië.
Zie Bestuurlijke indeling van Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het land is sinds 1995 bestuurlijk onderverdeeld in negen regio's, twee autonome republieken en een hoofdstedelijke regio. De regio's en autonome republieken zijn onderverdeeld in gemeenten. De regio's hebben een staatscommissaris als hoofd, ook wel informeel een gouverneur genoemd, die benoemd wordt door de centrale regering en hebben geen eigen bestuurslaag. De 64 gemeenten waarover Georgië gezag uitoefent kennen een gemeenteraad (sakreboelo) die elke vier jaar via een stembusgang gekozen wordt, tegelijkertijd met een gekozen burgemeester.

De autonome republiek Adzjarië heeft een eigen vierjaarlijks verkozen parlement met een regering, de ministerraad. Het hoofd van deze ministerraad wordt door de president van Georgië benoemd. De door Georgië erkende autonome regering van Abchazië zetelt sinds 2008 in ballingschap in Tbilisi,[66] en kent feitelijk geen door Georgië erkend verkozen parlement voor zolang het gezag niet is hersteld over de republiek. Het parlement en de regering van de separatistische autoriteiten wordt niet erkend door de Georgische regering.

In 1991 werd het gebied van de voormalige autonome regio Zuid-Ossetië bestuurlijk herverdeeld over Georgische districten (rajons) en in 1995 ingedeeld bij de nieuwe regio's, met name Sjida Kartli. De centrale autoriteiten van Georgië erkennen de separatistische autoriteiten niet. Om toch aan lokale bestuurlijke noden tegemoet te komen in het gebied dat de Georgische autoriteiten nog controleerden, werd door de regering in 2007 een tijdelijke bestuurlijke eenheid opgericht, de Provisionele Territoriale Eenheid Zuid-Ossetië. De Zuid-Osseetse Administratie werd het door Georgië erkende bestuurlijke gezag over deze 'tijdelijke territoriale eenheid', en zetelde tot augustus 2008 in Koerta, maar zit sindsdien in ballingschap in Tbilisi.[67]

Parlement

Plenaire zaal van parlement
Zie Parlement van Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Georgische wetgevende macht berust bij het parlement van Georgië in een eenkamerstelsel met 150 leden. Het parlement zetelt in hoofdstad Tbilisi, maar was in de periode 2012-2018 in Koetaisi gevestigd. Dit was een initiatief van toenmalig president Micheil Saakasjvili die daartoe een hypermodern gebouw liet bouwen. Zijn reden was om hiermee machtscentra te spreiden. Onder de Georgische Droom-regering verhuisde het parlement weer naar Tbilisi.

De parlementsleden worden gekozen voor een termijn van vier jaar. Een deel wordt verkozen door evenredige vertegenwoordiging van partijlijsten en een deel door enkelvoudige districten met een tweerondensysteem. Het aantal parlementszetels, de kiesdrempel en het districtenstelsel zijn sinds de onafhankelijkheid regelmatig aangepast. Voor de parlementsverkiezingen van 2020 was de verdeling eenmalig 30 districtszetels en 120 lijstzetels met een kiesdrempel van 1%. Daarvoor was dit 73 om 77 met een kiesdrempel van 5%. Vanaf 2024 zal een geheel proportioneel stelsel gelden met een kiesdrempel van 5%.

De Georgische Droom is in de parlementaire periode 2020-2024 de grootste fractie in het parlement, en is dat sinds 2012 toen het de Verenigde Nationale Beweging van toenmalig president Micheil Saakasjvili in de parlementsverkiezingen versloeg.

President en premier

President Salome Zoerabisjvili met EU ambassadeur Carl Hartzell (2022)

De president is het staatshoofd van Georgië en vertegenwoordigt het land in buitenlandse betrekkingen, staat garant voor de eenheid en onafhankelijkheid van het land en is de opperbevelhebber van de nationale strijdkrachten. Tevens mag de president met instemming van de regering onderhandelen met andere staten en internationale organisaties en internationale verdragen afsluiten, en schrijft verkiezingen uit.[68] Het presidentschap werd grotendeels ceremonieel door de transformatie van een presidentiële- naar parlementaire republiek in 2012-2013 en aanvullende grondwetswijzigingen in 2017 en 2018. De president wordt voor een termijn van vijf jaar gekozen door een kiescollege (vanaf 2024) en mag maximaal twee termijnen dienen.[69] Salome Zoerabisjvili is president sinds 2018, en werd vanwege een overgangsregeling voor een periode van zes jaar gekozen.

De premier van Georgië is het hoofd van de regering en vertegenwoordigt net als de president het land in buitenlandse relaties, en mag internationale verdragen sluiten. De premier kan leden van het kabinet ontslaan en benoemen en wordt zelf door het parlement benoemd.[70] Sinds februari 2021 is Irakli Garibasjvili premier, die deze functie eerder al bekleedde in de periode 2013-2015.

Politieke tijdlijn

De politieke tijdlijn van Georgië vanaf de onafhankelijkheid in 1991 met de presidenten en de regerende politieke partij. Edoeard Sjevardnadze was in de periode 1992-1995 formeel geen president, maar wel (waarnemend) staatshoofd. Parlementsvoorzitter Nino Boerdzjanadze was tweemaal enkele maanden waarnemend president, namelijk na de val van Sjevardnadze in november 2003 als gevolg van de Rozenrevolutie en na het vroegtijdige ontslag van Micheil Saakasjvili eind 2007 tot zijn herverkiezing begin 2008. In de periode 1992-1995 bestond het parlement uit kleine fracties en was er geen regeringscoalitie vanuit het parlement.

Politieke partijen

Georgië kent een pluriform landschap aan politieke partijen, maar weinig partijen krijgen voldoende stemmen om te worden verkozen in het parlement of de gemeenteraden. Anderen leiden slechts een kort parlementair bestaan. De oudste actieve partij van het land is de Republikeinse Partij die in 1978 opgericht werd als een sociaalliberale dissidentenbeweging. Tijdens de perestrojka en glasnost onder Sovjetleider Michail Gorbatsjov ontstonden tientallen burgerbewegingen die transformeerden naar politieke partijen toen de Sovjet-Unie in 1990 de eerste meerpartijenverkiezingen voor de Hoge Raad toestond, zoals de Groene Partij. De Georgische politiek is sinds de jaren 1990 gedomineerd door drie achtereenvolgende grote partijen.

De belangrijkste politieke partijen in de jaren 2020 zijn:

In het verleden waren de volgende partijen belangrijk:

De Georgische Communistische Partij, die in het Sovjettijdperk tot 1990 de enige partij was, werd in 1991 verboden. Kort daarna kwamen er enkele partijen op die de opvolger claimden te zijn, waaronder de Verenigde Communistische Partij van Georgië, maar geen van allen behaalden success en raakten snel gemarginaliseerd.

Relatie met de Europese Unie

Zie Georgië en de Europese Unie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De internationale betrekkingen tussen de Europese Unie en Georgië zijn tot stand gekomen nadat Georgië zijn onafhankelijkheid herwon in 1991. De betrekkingen zijn sterker geworden na de Rozenrevolutie van 2003 en de ambitieuze politieke en economische hervormingen onder president Micheil Saakasjvili. Sinds 2014 heeft Georgië een Associatie- en vrijhandelsverdrag met de EU en sinds 2017 is er visumvrij reizen met de Schengen zone. In maart 2022 diende de regering een verzoek in om lid te mogen worden van de EU,[9] een actie die het oorspronkelijk had gepland voor 2024. Onder publieke druk na de aanvraag van Oekraïne tijdens de Russisch-Oekraïense Oorlog besloot de regering dit te vervroegen.

Economie

Bruto Binnenlands Product Georgië vanaf 1990. Bron: Wereldbank,[71] Geostat.[72]

Vanwege een beveiligingsprobleem met de MediaWiki Graph-software is het momenteel niet mogelijk deze grafiek weer te geven. Zodra de software is bijgewerkt zal de grafiek vanzelf weer zichtbaar worden.

Net als andere landen in de regio had het land het economisch moeilijk in de eerste jaren na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. In de communistische tijd was Georgië een aantrekkelijk vakantieland en het toerisme maakte het land relatief welvarend. Het werd zwaar getroffen door de burgeroorlog (1991-1992): het toerisme en de teelt van thee, tabak en citrusvruchten stortte in. De inflatie steeg tot meer dan 15.000 procent in 1993[73] en er was sprake van forse economische krimp. Tussen 1989 en 1994 daalde het bruto binnenlands product (BBP) in totaal met bijna 80%, waarbij 1992 met -44,9% de kroon spande. Pas in 1995 werd voor het eerst een bescheiden reële economische groei van 2,6% gerealiseerd.[74]

Met het aantreden van Edoeard Sjevardnadze in 1995 als president trad er enige verbetering op. Hij kwam met hervormingsvoorstellen, introduceerde een nieuwe nationale munt en het land trad in 2000 toe tot de Wereldhandelsorganisatie. In de jaren negentig kreeg het land financiële steun van onder andere de Wereldbank en het IMF. Het herstel werd gefrustreerd door corruptie en een zwakke overheid. Dit zorgde voor een grote buitenlandse schuld, veel armoede, en achterstallige betalingen van lonen en pensioenen. Inmiddels is volgens Transparency International de corruptie in belangrijke mate afgenomen, mede dankzij het hervormingsbeleid van de derde president Micheil Saakasjvili.

Het land stond in 2003 nog op plaats 124 (van 133) in de Corruption Perception Index,[75] in 2012 stond het land op nummer 52 (van 176). Sindsdien schommelt Georgië rond plek 45 (op 180 landen) en is er sprake van stagnatie van de score. Ter vergelijking: hiermee staat Georgië tussen verschillende Centraal-Europese EU lidstaten. De export blijft sterk achter bij de import met een groot tekort op de lopende rekening tot gevolg.[76] Belangrijke handelspartners zijn China, Rusland, Turkije en Azerbeidzjan. Het toerisme is sinds de Rozenrevolutie en de verbeterde situatie in het land sterk gegroeid waarbij naast de hoofdstad Tbilisi, de wijnprovincie Kacheti, ook de wintersportgebieden, de kust van de Zwarte Zee en de kuuroorden in trek zijn. Ook de oude stadscentra, waaronder de vroegere hoofdstad Mtscheta, zijn toeristisch van belang.

Jaar BBP BBP per hoofd Reële groei
% mut JoJ
Inflatie
% mut JoJ
Saldo overheid-begroting
% BBP
Staatsschuld
% BBP
Saldo lopende rekening
% BBP
mld.
GEL
mld.
USD
GEL USD
1995 2,4 2,7 522 578 2,6% 162,7% -5% - -18,2%
2000 6,0 3,1 1.482 750 1,8% 4,1% -3,2% 67,7% -5,8%
2005 11,6 6,4 2.978 1.643 9,6% 8,2% -0,1% 34,1% -10,8%
2010 21,8 12,2 5.763 3.233 6,2% 7,1% -4,4% 42,5% -9,8%
2015 33,9 14,9 9.109 4.014 3,0% 4,0% -1,1% 41,3% -11,8%
2020 49,3 15,8 13.234 4.279 -6,8% 5,2% -9,3% 62,4% -12,4%
2021 60,0 18,6 16.180 5.023 10,5% 9,6% -6,0% 57,0% -9,8%
2022 71,8 24,6 19.452 6.672 10,1% 11,9% -2,5% 39,5%[77]
Bron: Wereldbank Database,[71][78] Geostat, [72] Nationale bank van Georgië.[79]

Natuurlijke rijkdommen

Traditionele kvevri wijnkelder

Op de berghellingen langs de Zwarte Zee worden onder meer citrusvruchten, thee, tabak en druiven geteeld. De akkerbouw, die graan, voedergewassen en etherische oliën produceert, is intensief en sterk gemechaniseerd. De veehouderij omvat runderen (vooral in het westen), schapen en geiten (oosten) en varkens.

Zie Wijnbouw in Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Mede door de vruchtbare valleien en het klimaat is Georgië het oudste wijnproducerende land van Europa, en waarschijnlijk ook van de wereld.[80] Er zijn veel verschillende wijnsoorten te vinden: meer dan 540 druivensoorten zijn in de loop der eeuwen in Georgië gecultiveerd, meer dan in welk land ter wereld ook. Traditioneel wordt wijn gemaakt in kvevri (ქვევრი), ondergrondse vaten van klei waarin de druiven met de voeten worden uitgeperst. In de 21e eeuw worden de meeste Georgische wijnen met moderne methoden gemaakt, maar een belangrijk deel van de productie vindt nog steeds op traditionele wijze plaats. Een recordaantal van 107 miljoen flessen wijn werd in 2021 naar 62 landen geëxporteerd, met een totale waarde van 250 miljoen dollar.[81]

Sinds het opheffen van een Russisch handelsembargo in 2012 is Rusland veruit de belangrijkste afzetmarkt met een aandeel in de export dat schommelt tussen de 55% en 60%.[82] Andere belangrijke markten zijn volgens cijfers van 2021 de Europese Unie, Oekraïne (12%), de Volksrepubliek China (5,6%), Belarus (4,6%) en Kazachstan (3,9%). Binnen de EU is Polen veruit de grootste afzetmarkt met een aandeel van 6,5% in de export.[83] Door de Russische invasie van Oekraïne sinds 2022 is de wijnexport in problemen gekomen. Niet alleen naar Oekraïne stortte de export in, maar ook naar Rusland en Belarus werd de export grotendeels stilgelegd door ongunstige wisselkoersen, bancaire problemen en solidariteit van ondernemers die weigerden naar Rusland te exporteren.[84]

In het land wordt mangaan en steenkool gewonnen. Deze ertsen worden deels uitgevoerd, deels gebruikt of verwerkt in grote fabrieken in Zestafoni en Roestavi.

Energie

Engoeridam
Gardabani energiecentrales

Elektriciteit wordt opgewekt in steenkool-, aardgas- en waterkrachtcentrales. Vrijwel alle thermische elektriciteitsproductie in Georgië vindt plaats in Gardabani. Sinds 2012 worden in Gardabani stapsgewijs vier nieuwe gecombineerde stoom- en gascentrales gebouwd om de toenemende elektriciteitsvraag het hoofd te bieden en seizoensinvloeden van de waterkrachtcentrales op te vangen.[85] De bijna 100 grote en kleine waterkrachtcentrales in het land produceren 75-80% van de elektriciteit, dat in de zomermaanden oploopt tot bijna 100%.[86] De in 1978 geopende Engoeri-waterkrachtcentrale op de grens met Abchazië bij Dzjvari levert met 30% van de totale productiecapaciteit veruit de meeste elektriciteit. De stuwdam voor het reservoir in de rivier de Engoeri werd in twee fasen gecompleteerd, en bereikte in 1987 een finale hoogte van 272 meter, waarmee het de zevende hoogste dam in de wereld is.

Olie en gas

Er zijn in Georgië diverse olie- en gasvelden die geëxploreerd worden door internationale bedrijven via overeenkomsten voor productiedeling met de Georgische overheid.[87] Het land is ingedeeld in een twaalftal exploratieblokken waar deze contracten op van toepassing zijn.[88] Georgië is voor de gasbehoefte voor 99,5% afhankelijk van import, voornamelijk uit Azerbeidzjan. Sinds 2019 is het aandeel Russisch gas na een jarenlang afhoudend beleid opgelopen van 7,5% naar 17%, wat vooral komt door extra import van Russisch gas ten koste van Azerbeidzjaans gas.[89]

Het Amerikaanse Frontera Resources, dat sinds 1997 in Georgië actief is, exploreert sinds 2011 het grote en veelbelovende Mtsare Chevi-gas- en olieveld, dat het zuidoosten van de regio Kacheti en een deel van Azerbeidzjan beslaat. In de gemeente Dedoplistskaro wordt op meerdere plekken door Frontera olie uit dit veld gewonnen, en sinds 2014 wint het gas bij Moeghanlo (gemeente Sagaredzjo).[90][91] Het heeft de geschatte gasvoorraden sindsdien regelmatig fors omhoog bijgesteld.[92]

Het bedrijf kreeg vanaf 2018 te maken met conflicten met de Georgische overheid, die een arbitragezaak aanspande bij het Haagse Permanent Hof van Arbitrage vanwege contractbreuk. Het concessiecontract verliep in 2017 en Frontera weigerde de gronden die het in gebruik had terug te geven aan de staat.[93] Ook kon het bedrijf de gasvoorraden die het claimde niet hard maken. Het bedrijf maakte zich in Georgië impopulair door lokale werknemers tot een jaar lang niet uit te betalen en ze vervolgens in 2019 te ontslaan zonder hun uitstaande salaris uit te betalen. Het Permanent Hof van Arbitrage stelde Georgië in 2020 in het gelijk, waarbij het een boete van 6 miljoen dollar oplegde aan Frontera en het verordonneerde de gebieden die het in het gebruik had te verlaten.[94]

De zaak droeg bij aan zorgen over het investeringsklimaat in Georgië, mede naar aanleiding van een aantal andere disputen, waaronder de diepzeehaven Anaklia. De Georgische autoriteiten pareerden deze zorgen met een concessie aan Frontera door het in weerwil van de arbitrage-uitspraak toestemming te verlenen om in 1% van de oorspronkelijke concessiegebieden actief te zijn.[95]

Pijpleidingen

Door Georgië lopen de volgende internationale olie- en gaspijpleidingen:

Een belangrijke economische stap was de opening in 1999 van de 833 kilometer lange Bakoe (Azerbeidzjan) - Soepsa oliepijpleiding, met een dagelijkse doorvoer van 120.000 vaten. Deze pijpleiding is de opvolger van de Bakoe-Batoemi oliepijpleiding die in 1907 opende[96] en in 1942 deels werd ontmanteld. Voor de Soepsa oliepijpleiding zijn aan de Zwarte Zee opslagtanks gebouwd, de Soepsa Terminal, en is op zee een ankerpunt voor olietankers om olie in te nemen.[97]

Armoede

Volgens de Wereldbank leeft in Georgië 21,3% onder de nationaal gedefinieerde armoedegrens (2020[98]). In 2007 was dat nog 38,8%. Het laagste punt werd in 2019 bereikt met 19,5%. De stijging heeft volgens de Wereldbank voornamelijk te maken met de corona-pandemie die Georgië door een initieel zero-covid beleid economisch hard heeft geraakt.[99]

Verkeer en vervoer

Autosnelweg tussen Tbilisi - Mtscheta

Georgië heeft als centraal land in de Zuidelijke Kaukasus belangrijke internationale weg- en spoorverbindingen met de buurlanden, waardoor het een vervoerskruispunt is tussen noord-zuid en oost-west verbindingen.

Wegen

Zie Wegen in Georgië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het sterk bergachtige karakter van het land compliceert de ontwikkeling van een robuust binnenlands wegennet met verbindingen tussen de verschillende regio's die vaak door bergruggen van elkaar gescheiden zijn. Het land leunt op een centrale oost-west corridor, zowel qua weg als spoor, met daaromheen een netwerk aan hoofdwegen naar de buitengrenzen en ondersteunende regionale wegen. Er lopen zeven Europese E-routes door het land. Er is ongeveer 200 kilometer autosnelweg, wat zich voornamelijk in de S1 (E60) bevindt, onderdeel van de East-west Highway.

Spoorwegen

In 1872 werd de eerste spoorlijn in Georgië geopend tussen Tbilisi en de havenstad Poti, de eerste van Transkaukasië. Enkele jaren later volgde de verlenging naar zowel Bakoe als Batoemi, waarmee een spoorverbinding tussen de Kaspische Zee en Zwarte Zee ontstond ten behoeve van olietransporten uit de olievelden van Bakoe. De langste (spoor)tunnel in het Russische Rijk en later de Sovjet-Unie werd in 1890 geopend in de lijn Tbilisi - Poti door de Soeramipas. In 1899 opende de spoorlijn Tbilisi - Jerevan, en volgde later een spoorlijn via Abchazië naar Rusland. Deze is sinds begin jaren 90 buiten gebruik. Het spoorwegnet kreeg diverse aftakkingen de regio's in, soms met smalspoor. Sinds 2017 heeft Georgië een rechtstreekse verbinding met Turkije, vanaf Achalkalaki naar Kars, onderdeel van het Bakoe - Tbilisi - Kars traject waarover goederen uit en naar Azië worden vervoerd. Een passagiersdienst over deze route is lang aangekondigd, maar anno 2022 nog niet actief.[100]

Havens

Georgië heeft een aantal Zwarte Zeehavens die een belangrijke rol spelen in het ontsluiten van het land en de Zuidelijke Kaukasus via het water. Belangrijke havens zijn er in de steden:

De ontwikkeling van een diepzeehaven in Anaklia is in 2019 voorlopig stilgelegd.[101]

Luchtvaart

De luchtvaart speelt naar internationale maatstaven een beperkte rol, maar is sinds de jaren 2010 een belangrijke factor in het toeristisch verkeer geworden. Lagekostenluchtvaartmaatschappijen, zoals Wizz Air, vliegen op Georgië vanuit een scala aan Europese vliegvelden. De nationale luchtvaartmaatschappij is Georgian Airways, terwijl het binnenlands vliegverkeer voornamelijk door Vanilla Sky wordt uitgevoerd. Verschillende maatschappijen uit het Arabisch schiereiland en Kazachstan doen Georgië aan voor het toerisme.

Er zijn internationale vliegvelden in Tbilisi, Batoemi en Koetaisi. Daarnaast zijn er enkele kleine vliegvelden met binnenlandse lijndiensten, in Ambrolaoeri, Mestia en Natachtari.

Cultuur

Georgië staat bekend om zijn rijke geschiedenis van kunst, muziek en literatuur, met een ontstaansgeschiedenis die duizenden jaren teruggaat naar de Colchische en Iberische beschavingen. De Georgische cultuur beleefde in de 11e en 12e eeuw een gouden eeuw van klassieke literatuur, kunst, filosofie, architectuur en wetenschap. De vorming van de culturele identiteit werd beïnvloed door het klassieke Griekenland, het Romeinse Rijk, het Byzantijnse Rijk, de verschillende Perzische rijken (waaronder de Sassaniden en Safawieden), het Ottomaanse Rijk en vanaf de 19e eeuw door het Russische Rijk en de Sovjet-Unie. De vroege christelijke bekering van het land in de vierde eeuw heeft een bepalende invloed gehad op de cultuur ondanks verschillende islamitische overheersers nadien.

Literatuur

De oorsprong van de Georgische literatuur dateert uit de 4e eeuw, toen het Georgische volk zich tot het christendom bekeerde en een Georgisch alfabet werd ontwikkeld. De oudste bewaard gebleven Georgische literaire tekst is "De Passie van Sint Sjoesjanik" (ook bekend als "Het martelaarschap van de heilige koningin Shushanik") van Jakob van Tsoertaveli, dat kan worden gedateerd tussen 476 en 483.[102] De Georgische literatuur en poëzie bereikte een hoogtepunt in de 10e tot 12e eeuw, de hoogtijdagen van het koninkrijk Georgië, door de aanmoediging door koning David de Bouwer en koningin Tamar.

Het epische 'Het Leven van Kartli' (ქართლის ცხოვრებაof, Kartlis Tschovreba; alternatieve titel Georgische Kronieken) beschreef de geschiedenis van Georgië. Het werd geschreven tussen de 9e en 14e eeuw en geldt als een hoogtepunt in de Georgische vroeghistorische geschiedenisliteratuur.[103] Uit de Georgische gouden eeuw stammen ook verschillende meesterwerken die als elementair nationaal erfgoed gelden, zoals 'De ridder in het pantervel' van Sjota Roestaveli.

Belangrijke figuren in de latere Georgische literaire geschiedenis zijn onder meer Soelsjan-Saba Orbeliani (18e eeuw), Ilia Tsjavtsjavadze en Akaki Tsereteli die beiden een prominente plaats innamen in de Georgische nationale beweging in de pre-revolutionaire periode. In de 20e eeuw, onder het Sovjetbewind, waren Merab Kostava, Otar Tsjiladze en Konstantin Gamsachoerdia belangrijke namen. Nino Haratischwili is een exponent van de moderne Georgische literatuur.

Gastronomie

Zie Georgische keuken voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Kacheti, de belangrijkste wijnregio van het land

De Georgische keuken heeft enige faam. Het bekendste gerecht is chatsjapoeri, een plat brood, gevuld met kaas, waarvan vele (regionale) varianten bestaan. De chatsjapoeri kan in restaurants worden gegeten, maar ook als tussendoortje bij stalletjes op straat. Een ander veel voorkomend gerecht zijn chinkalis, deegknoedels gevuld met vlees. Veel gerechten worden bereid van lam, kip, rund of kalkoen.

Georgië is een wijnland bij uitstek. De belangrijkste wijnregio van het land is Kacheti. De belangrijkste biermerken zijn Natakhtari en Kazbegi; de nationale sterke drank is tsjatsja. Ook produceert het land koolzuurhoudend bronwater, onder andere het bekende Borjomi, destijds een favoriete drank van de leiders van de Sovjet-Unie.

Toerisme

Na de Rozenrevolutie van 2003 maakte de Georgische regering onder president Micheil Saakasjvili met gericht beleid en investeringen werk het naar eigen zeggen toeristisch potentieel van het land, en werd toerisme een speerpunt in het economisch beleid.[104] Naast gerichte promotie-activiteiten om toeristen uit Europa en later het Midden-Oosten aan te trekken werden ook verschillende gebieden en plaatsen aangewezen voor kleine en grootschalige ontwikkelingen, zoals in Batoemi, Koetaisi, Mestia, Signagi en de wintersportplaatsen Goedaoeri en Bakoerjani en vele andere plekken.

In de periode 2009 tot 2013 had Georgië volgens de Wereldbank een van de hoogste groeipercentages van het toerisme wereldwijd met een stijging van ruim 300 procent, van 1,5 miljoen naar 5,4 miljoen internationale bezoeken.[105] In 2019, het laatste jaar voor de coronapandemie, bedroeg het aantal internationale bezoekers bijna 9,4 miljoen.[106] De meeste bezoekers komen uit de buurlanden Rusland, Turkije en Armenië die goed zijn voor bijna 55%. De populairste bestemmingen zijn de steden Tbilisi en de autonome republiek Adzjarië, waar de populaire Zwarte Zeestad Batoemi ligt.[107]

Bezienswaardigheden

Tbilisi, de hoofdstad van Georgië, ligt in een bergdal dat door de rivier Mtkvari is uitgeslepen. In Tbilisi zijn nog veel sporen uit verschillende historische periodes: kerken, synagogen en moskeeën. Ook is er nog monumentale Sovjetarchitectuur. Er zijn statige oude houten huizen en eeuwenoude badhuizen door de historische 'badcultuur'. In Tbilisi staan de 13e-eeuwse Metechikerk, de Sioni-kathedraal uit de 5e eeuw en de grootste kerk van Georgië, de Samebakathedraal gebouwd rond 2000. Andere bezienswaardigheden zijn het iconische Narikalafort boven het oude centrum van de stad en het Kunstmuseum van Georgië. Buiten de voormalige hoofdstad Mtscheta op een heuvel is het Dzjvariklooster te zien, de plek waar de kerstening van Georgië begonnen zou zijn, en in Mtscheta staat de belangrijke Svetitschoveli-kathedraal.

Andere belangrijke culturele en religieuze bezienswaardigheden zijn

Sport

Referenties

Zie de categorie Georgia van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.