Wikipedia:Wikiproject/Kwaliteitsoffensief/Werkplaats/Tweede Wereldoorlog

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Inactief Dit project vertoont geen activiteit, en is in de archiefcategorie voor Wikiprojecten opgenomen.
Dit project kan in principe altijd weer geactiveerd worden, haal dan dit sjabloon weg en voeg het project toe op Wikipedia:Wikiproject.


Deze projectpagina is bedoeld voor de herschrijving van het artikel over de Tweede Wereldoorlog. U wordt van harte uitgenodigd hieraan mee te werken. Dat kunt u doen door op bewerk te klikken. Raadpleeg echter vooraf de overlegpagina.


Project Tweede Wereldoorlog
huidig artikel | overleg bij huidig artikel || projectpagina | overleg bij projectpagina

De Tweede Wereldoorlog was een conflict op wereldschaal, dat tussen 1939 en 1945 werd uitgevochten tussen twee allianties, de As-mogendheden (ook de As genoemd) en de Geallieerden. De directe aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog was de aanval van Nazi-Duitsland op het buurland Polen op 1 september 1939. Duitsland schond hiermee het bestaande niet-aanvalsverdrag waarop het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de oorlog verklaarden aan Duitsland. Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 werd Amerika betrokken in de strijd tegen de asmogendheden waardoor het Europees conflict een oorlog op wereldschaal werd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen naar schatting tussen 50 en 70 miljoen doden. De oorlog wordt ook gekenmerkt door de Holocaust, de volkerenmoord op circa zes miljoen Joden en het vervolgen en vermoorden van homoseksuelen, Roma, gehandicapten, verzetsstrijders en diverse overige minderheden. De Holocaust, geïnspireerd door de nationaalsocialistische ideologie behoort tot de gruwelijkste episodes die de mensheid tot dan toe heeft gekend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden duurde deze oorlog van 10 mei 1940 tot 15 augustus 1945. Nederland was bezet gebied vanaf de overgave op 15 mei 1940 tot de Duitse capitulatie op 6 mei 1945. Op 10 januari 1942 vielen de Japanners Nederlandsch-Indië binnen, nadat Nederland op 8 december 1941 Japan de oorlog had verklaard. Met de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 kwam ook in Nederlandsch-Indië een einde aan de Tweede Wereldoorlog.

De wereldkaart met landen die betrokken waren bij de Tweede Wereldoorlog. De geallieerde landen zijn groen (lichtgroen geeft aan dat deze landen in de oorlog stapten na de aanval op Pearl Harbor), de landen van de asmogendheden zijn oranje, de neutrale landen grijs. De donkergroene stippen geven aan dat deze landen aanvankelijk neutraal waren maar in de loop van de oorlog geannexeerd werden door de Sovjet-Unie. De oranje stippen geven aan dat deze landen veroverd zijn door de asmogendheden en Vazalstaten werden (onder andere Vichy-Frankrijk, verscheidene Franse kolonies, Kroatië)

In België startte de oorlog op 10 mei 1940 en de capitulatie met de Duitsers werd getekend na de Achttiendaagse Veldtocht op 28 mei 1940. De bezetting duurde tot de bevrijding van dit land zo rond 17 september 1944.

De asmogendheden Japan en Duitsland hadden het Anti-Kominternpact gesloten, waarbij Italië zich later voegde. Beide partijen hadden andere doelen en werkten samen om hun eigen plannen te verwezenlijken. Militair gezien vonden er twee afzonderlijke oorlogen plaats; die in Europa en die in Azië.

Militair verloop van de oorlog in Europa, Afrika en het Midden-Oosten[bewerken | brontekst bewerken]

De aanloop van de oorlog in Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Door het Duitse Rijk afgestane gebieden na de Eerste Wereldoorlog.
1. Noord-Sleeswijk: aan Denemarken
2. Posen en West-Pruisen (grotendeels): aan Polen
3. Vrije Stad Danzig
4. Memelland: aan Litouwen
5. Oost-Opper-Silezië: aan Polen
6. Hultschiner landje: aan Tsjechoslowakije
7. Elzas-Lotharingen: aan Frankrijk
8. Eupen en Malmedy: aan België
Nasleep van de Eerste Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Een hoofdoorzaak van de Tweede Wereldoorlog in Europa ligt bij het einde van de Eerste Wereldoorlog waar na de wapenstilstand het leger van het Duitse Keizerrijk van Wilhelm II snel uiteenviel. In deze chaotische tijd vormden zich vrijkorpsen die zich wilden wreken voor het verraad dat volgens hen aan het thuisfront werd gepleegd door de communisten, de socialisten, de Joden en de republikeinen. Na het einde van de Grote Oorlog hielden de geallieerden nog steeds een blokkade in stand om naleving van de vredesvoorwaarden af te dwingen. De terugkerende Duitse soldaten, die zich in vrijkorpsen lieten inschrijven, weigerden dan ook om hun wapens in te leveren, waarna politiek links en rechts elkaar letterlijk begonnen te bekampen in straatgevechten. De toestand escaleerde richting een burgeroorlog, waarna de Duitse regering uitweek naar de stad Weimar omdat Berlijn niet meer veilig was.

Een andere oorzaak van de Tweede Wereldoorlog in Europa kan men vinden in de Vrede van Versailles, één van de vijf vredesverklaringen die tussen de geallieerden en Duitsland na de Eerste Wereldoorlog werden ondertekend. In dit verdrag werd Duitsland verplicht tot zware herstelbetalingen, het afstaan van Duitse grondgebieden aan buurlanden, de demilitarisatie van het Rijnland en sterke beperkingen die werden opgelegd aan het nieuwe Duitse leger (Reichswehr). De voorwaarden van de vredesverklaring en de uitvoering ervan wogen zwaar op Duitsland en haar bevolking. In het zog van het lot van Duitsland zouden de andere landen van de Centrale Mogendheden grondgebieden verliezen.

Zo werden bij de beslissingen van de nieuwe landsgrenzen in de vredesbepalingen geen rekening gehouden met de etnische woongebieden, waardoor deze minderheden over verschillende landsgrenzen heen woonden en het een smeltkroes van onrust werd. In Hongarije, Oostenrijk en Bulgarije kwamen sterke revisionistische stromingen op om hun oude gebieden te heroveren en deze stromingen maakten dat deze landen de Duitsers zouden volgen in de Tweede Wereldoorlog.

Rusland en het communisme[bewerken | brontekst bewerken]
Italië en het fascisme[bewerken | brontekst bewerken]
Duitsland en het nationaalsocialisme[bewerken | brontekst bewerken]

In de rumoerige jaren die volgden op de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland geteisterd door regeringscrisissen, hongersnood, linkse en rechtse rebellie, ziekten en een onbeheersbare inflatie. De aan Duitsland opgelegde herstelbetalingen vergden zeer veel van de Duitse economie en na de beurscrisis nam de armoede en sociale onrust toe in Duitsland maar ook in Italië. Deze periode was dan ook een uitstekende voedingsbodem voor extreemrechtse partijen als de DNVP en de DAP (die later de NSDAP zou worden) om de Weimarrepubliek – die toch al niet populair was in Duitsland – in een steeds slechter daglicht te stellen.

De diepe onvrede die ontstond bij de vrijkorpsen tegen de communisten, de socialisten, de Joden en de republikeinen, samen met de heersende armoede en sociale onrust in het naoorlogse Duitsland, droeg in belangrijke mate bij tot de opkomst van extreemrechtse ideeën en de partijen die deze extremistische ideologie verkondigden. De Duitse Arbeiderspartij (DAP) was zo'n partij met radicale antisemitische en nationaalsocialistische denkbeelden. In september 1919 besloot Adolf Hitler, een korporaal uit de Eerste Wereldoorlog, lid te worden van de DAP. Dankzij zijn nationaalsocialistische toespraken werd hij in 1921 een spilfiguur van de partij, waarvan de naam in 1920 veranderde in NSDAP. Hitler en z'n kompanen werden na een mislukte staatsgreep in november 1923 tot een milde gevangenisstraf veroordeeld, waar hij tijdens zijn gevangenschap het boek Mein Kampf schreef. In dit boek speelt Hitler in op de Duitse lijdensweg na de Vrede van Versailles, de theorieën over de superioriteit van het Germaanse ras, het antisemitisme en het Duits-nationalistisch idee van de drang naar het Oosten (Drang nach Osten).

De NSDAP zou tot 1929 nooit een grote invloed hebben in de Duitse politiek en was vooral gekend wegens de brutale publieke optredens van de NSDAP-beschermingsdienst, de zogenaamde bruinhemden uit de Sturmabteilung (SA). Steeds meer mensen die wegens de aanhoudende economische recessie in de armoede vielen, kwamen echter naar de NSDAP-bijeenkomsten te Neurenberg. Hitler sprak er voor enorme massabijeenkomsten, waarna het ledental en populariteit van de NSDAP pijlsnel groeiden. Met de verkiezingen voor de Rijksdag in september 1930 werd de NSDAP de tweede partij van Duitsland, met 107 van de 577 zetels. In 1932 verloor Hitler de presidentsverkiezingen van Paul von Hindenburg maar in hetzelfde jaar werd de NSDAP de grootste partij van Duitsland met 230 zetels. Paul von Hindenburg weigerde echter om Hitler te benoemen als rijkskanselier.

Veel kopstukken uit de politiek en het bedrijfsleven wilden desondanks, of wellicht dankzij dat feit, toch met Hitler praten. Men zag een communistische regering als een groter kwaad dan een naziregering. De NSDAP-partijschulden werden door het bedrijfsleven betaald en men startte een lobbygroep ter ondersteuning van Hitlers aspiratie als rijkskanselier. In januari 1933 raakte Duitsland door een serie complotten bijna onbestuurbaar. Kurt von Schleicher en de communisten loerden op kansen een junta of een radenrepubliek te vormen op legale of illegale wijze, en ieder kabinet zonder de nazi's viel. Na nieuwe verkiezingen werd Adolf Hitler op 30 januari 1933 dan toch aangesteld als rijkskanselier en werd er een coalitie gevormd tussen de NSDAP en de Deutschnationale Volkspartei.

Hitlers eerste politieke daad als rijkskanselier vond plaats op 31 januari 1933, toen hij de Rijksdag ontbond en nieuwe verkiezingen uitschreef. Door intimidatie en het verbieden van bepaalde politieke partijen behaalden Hitler en de NSDAP de overwinning met 43,9% van de stemmen (~17 miljoen). Vanaf dat moment heerste in Duitsland de nationaalsocialistische dictatuur en behoorde de Weimarrepubliek definitief tot het verleden. In de daaropvolgende jaren zou Hitler zijn tegenstanders systematisch uitschakelen. Zo zou Hitler de hele top van de SA laten ombrengen door de SS en een groep vertrouwelingen om zich heen bouwen. Het verbieden van alle andere politieke organisaties gebeurde door middel van geweld, intimidatie of verbod. Op 14 juli 1933 werd de dictatuur een feit en kon er nog maar op één partij gestemd worden, de NSDAP.

Op 2 augustus 1934 stierf president Paul von Hindenburg en werd de NSDAP ingezet als een apparaat om de bevolking in het gareel te houden via een nationaalsocialistisch propagandanetwerk, verdoken terreur en georganiseerde sociale controle. In 1934 werden de eerste stappen ondernomen om de militaire beperkingen in het Verdrag van Versailles weg te werken; de Luftwaffe werd in datzelfde jaar opgericht en in 1935 werd de Wehrmacht uitgebouwd tot wat later het beste leger ooit genoemd zal worden. Rassenwetten kwamen er in 1935, waarbij via wetteksten werd bepaald wie Duister was en wie niet, wie met elkaar mocht trouwen en wie niet. In 1937 ontsloeg Hitler acht van de twaalf ministers en werd zo steeds meer de alleenheerser of Führer waarbij de initiële NSDAP-partijrichtlijnen (vernietiging van de Weimardemocratie, militarisme, revanche op de oude vijanden, antisemitisme, herziening van het Verdrag van Versailles, afkeer van het Bolsjewisme) reeds werden vervolmaakt of strikt aangehouden.

Spaanse Burgeroorlog[bewerken | brontekst bewerken]

De Spaanse Burgeroorlog was een conflict tussen de Spaanse Nationalisten en de Republikeinen dat duurde van 17 juli 1936 tot 31 maart 1939.

Nadat in 1931 koning Alfonso XIII de gemeenteraadsverkiezingen verloor en het land had verlaten, werd onmiddellijk de Tweede Republiek uitgeroepen. Daarna werden er verkiezingen gehouden. Links en centrumgroeperingen behaalden een overweldigende meerderheid, maar politieke onrust bleef.

Op 17 juli 1936 begon de militaire putsch. De aanleiding was de moord op José Calvo Sotelo, de ultrarechtse leider van de Rechtse Monarchisten. Daarna braken er in een groot deel van Spanje opstanden uit, de Spaanse Burgeroorlog was een feit.

De rebellen, beter bekend als de Nationalisten stonden onder leiding van Generaal Franciso Franco y Bahamonde (ook bekend als Franco), de latere leider (caudillo) van Spanje. Zij werden materieel en financieel gesteund door Nazi-Duitsland en fascistisch Italië, die onder meer het beruchte Condorlegioen stuurden.

De Republikeinen kregen relatief weinig steun van Engeland en Frankrijk. Veel landen hielden zich afzijdig van het Spaanse drama. Wél werden zij gesteund door vrijwillige Internationale Brigades.

De Spaanse Burgeroorlog resulteerde in bloedbaden zoals het bombardement van Guernica en de Slag om Madrid. Drie jaar vol veldslagen, executies en ellende eindigden in een Nationalistische overwinning op 31 maart 1939.

Duitse annexaties en de Anschluss[bewerken | brontekst bewerken]

In 1936 liet Adolf Hitler het Verdrag van Locarno opzeggen en beval het Rijnland opnieuw te bezetten door het Duitse leger. Hiermee werd een eerste stap gezet in het ongedaan maken van de Vrede van Versailles en de vier andere vredesverklaringen. Italië, dat Abessinië veroverde, werd door de Volkenbond veroordeeld en sloot met Nazi-Duitsland eveneens in 1936 een alliantie via het verdrag as Rome-Berlijn. Twee jaar later, in 1938, bedreigde Hitler zijn buurland Oostenrijk met een oorlog waarna de toenmalige Oostenrijkse kanselier Kurt von Schuschnigg op 11 maart 1938 aftrad en nazileider Arthur Seyss-Inquart op 12 maart 1938 werd aangesteld. De nieuwe nazikanselier Seyss-Inquart proclameerde op 13 maart 1938 de Anschluss van Oostenrijk bij nazi-Duitsland en werd zo de oostprovincie (Duits: Ostmark) van het uitbreidende Derde Rijk.

Onder het voorwendsel dat de Tsjechische regering de Duitse bevolking in het Sudetenland mishandelde, bereidde Hitler een invasie in Tsjechoslowakije voor. Het Verenigd Koninkrijk had de veiligheid van Tsjechoslowakije gegarandeerd. Met de dreigende inval van Duitsland leek oorlog dus onvermijdelijk. De Britse premier Neville Chamberlain en zijn Franse tegenhanger Édouard Daladier reisden in september 1938 naar München voor een ontmoeting met Hitler en Mussolini. Om een oorlog af te wenden deden de Franse en Britse leiders concessies waarbij het Sudetenland Duits werd. Opmerkelijk was dat bij dit overleg geen Tsjechoslowaakse vertegenwoordigers aanwezig waren. Hun regering was sterk gekant tegen het akkoord, maar was machteloos tegen het Duitse militaire overwicht zonder Franse of Britse hulp. Ook werd met dit akkoord een aanbod van de Sovjet Unie verworpen om gezamenlijk Duitsland aan te vallen indien de soevereiniteit van het Tsjechische grondgebied geschonden werd.

Chamberlain betitelde het akkoord als de Vrede voor onze tijd (Peace for our time). Tsjechisch Sudetenland werd door Duitsland 'bevrijd' en in november 1938 wezen Duitsland en Italië de zuidelijke grensstrook van Slowakije toe aan Hongarije via de Eerste toekenning van Wenen, inclusief 20% van Roethenië. Enkele maanden later, in maart 1939 annexeerde Hitler de rest van Tsjechië, waarbij het kerngebied werd uitgeroepen tot het Duits Rijksprotectoraat Bohemen en Moravië. Slowakije werd een vazalstaat van nazi-Duitsland en verder nam Hongarije de door hen begeerde delen in, inclusief Roethenië. Het feit dat Duitsland Tsjechië annexeerde heeft Frankrijk en Groot-Brittannië wakker geschud waarna ze Polen in bescherming namen tegen de Duitse intentie om het te annexeren. In mei 1939 vormden Italië en Duitsland het Staalpact, wat hun alliantie verstevigde en uitbreidde.

Begin van de oorlog in Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Italiaanse offensieven in Afrika, de Balkan en Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]
Inval in Polen[bewerken | brontekst bewerken]
Europa in 1939 na de Inval in Polen. Nazi-Duitsland annexeerde West-Polen. De Sovjet-Unie lijfde Oost-Polen in.
Finse skitroepen in actie tijdens de Winteroorlog.

Op 23 augustus 1939 sloten Duitsland en de Sovjet-Unie het Molotov-Von Ribbentroppact, een niet-aanvalspact dat getekend werd door de ministers van buitenlandse zaken Molotov en Von Ribbentrop. Vanuit het standpunt van de Sovjet-Unie was dit verdrag een antwoord op het verdrag van München. Door het Molotov-Von Ribbentroppact kreeg Duitsland de vrije hand tegen Polen, terwijl de Sovjet-Unie in de gelegenheid gesteld werd om de Baltische staten en het oosten van Polen in te nemen. Door dit verdrag hoefde Duitsland niet meer bang te zijn dat een inval in Polen automatisch tot een oorlog met de Sovjet-Unie zou leiden.

Duitsland stortte zich in een algemene oorlog door een militaire aanval te lanceren tegen Polen op 1 september 1939. Op 3 september verklaarden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. De Sovjet-Unie viel vervolgens op 17 september Polen binnen vanuit het oosten. Hiertegen ondernamen de geallieerden echter geen actie. Het Poolse leger, slechts gedeeltelijk gemobiliseerd, was niet opgewassen tegen de militaire superioriteit van de Wehrmacht vanuit het westen en de overmacht van de Russen vanuit het oosten. De laatste Poolse eenheden capituleerden op 6 oktober. Een deel van het Pools leger en de regering weken uit naar Frankrijk en vervolgens naar het Verenigd Koninkrijk. Het Poolse leger groeide uit tot de op vier na grootste geallieerde strijdmacht en speelde een significante rol in het Europees strijdtoneel.

Winteroorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat het Molotov-Ribbentroppact was gesloten, legde de Sovjet-Unie territoriale eisen op aan Finland onder het motto van ‘overeenkomsten voor wederkerige verdediging’ zoals deze eerder ook aan Estland, Letland en Litouwen werden opgelegd. De Sovjet-Unie bood een uitruil van grondgebied aan dat qua oppervlakte zeer voordelig voor Finland was. De Sovjet-Unie wilde bereiken dat de grens zó verlegd werd, dat de marinehaven Leningrad buiten het bereik van de kanonnen kwam te liggen. De Finnen wezen het voorstel af en dienden een tegenvoorstel in dat de Russen weigerden. De Sovjet-Unie viel op 30 november 1939 Finland binnen. Nadat de Sovjets op 6 december een vruchteloze aanval ondernamen op de Finse Mannerheim-linie begon een langdurige winteroorlog waarbij de Finnen standhielden tot maart 1940. Op 12 maart 1940 werd een vredesverdrag getekend tussen Finland en de Sovjet-Unie, de Vrede van Moskou. De Russen hadden gekregen wat ze wilden, maar tegen een hoge prijs. Volgens officiële Russische cijfers kostte deze oorlog de Sovjet-Unie 47.447 doden en 158.000 gewonden. Duitse waarnemers zouden mede naar aanleiding hiervan het Rode Leger gevaarlijk onderschatten.

Zie ook: Winteroorlog
Invasie van Noorwegen en Denemarken[bewerken | brontekst bewerken]

Op 9 april 1940 kwam er een eind aan de schemeroorlog doordat nazi-Duitsland Noorwegen en Denemarken binnenviel. De Duitse strijdkrachten vielen Oslo, Bergen, Trondheim en Narvik aan. Een geallieerde expeditiestrijdkracht, bestaande uit Britse, Franse en Poolse troepen landde op 15 april bij Narvik, Namsos en Åndalsnes, doch moest begin juni worden geëvacueerd toen het Noorse leger op 9 juni capituleerde. Koning Haakon week met de Noorse regering uit naar Londen.

Invasie van de Lage Landen en Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Op 10 mei 1940 vielen de Duitse legers bij de uitvoering van Operatie Fall Gelb de Lage Landen binnen: Nederland, België en Luxemburg werden aangevallen. Het nevendoel van de Duitse aanval was het, indien mogelijk, veroveren van heel Frankrijk.

In Nederland werd hardnekkige tegenstand geboden rondom de Afsluitdijk, de Grebbelinie, Den Haag en Rotterdam. Echter, met het bombardement op Rotterdam op 14 mei dwongen de Duitsers de capitulatie van het Nederlandse leger af. Deze werd getekend in de morgen van 15 mei, maar in Zeeland, waar Franse troepen bijstand verleenden, pas op 17 mei.

Door de aanval op Frankrijk via België uit te voeren, hoefde Duitsland niet dwars door de Maginotlinie aan te vallen, maar kon ze er omheen trekken. Duitsland bereikte een strategische verrassing door de hoofdaanval door de Ardennen uit te voeren in plaats van door Midden-België. Op 13 mei brak men door een massale luchtaanval het Franse front bij Sedan. De verdere Duitse opmars door Noord-Frankrijk was bliksemsnel door de toepassing van een Blitzkriegtactiek: reeds op 20 mei stonden de Duitse pantserdivisies aan de Kanaalkust waardoor de beste geallieerde eenheden omsingeld waren. Op 26 mei besloten de Britten hun expeditieleger uit Duinkerken te evacueren. Deze evacuatie was pas op 2 juni voltooid; zij deed de Brits-Franse relaties geen goed en zou de Franse capitulatie bespoedigen. België capituleerde op 28 mei en bevond zich vanaf dat moment eveneens onder Duitse bezetting. Op 5 juni begon het Duitse offensief naar het zuiden, Operatie Fall Rot.

Na een week hardnekkige tegenstand stortte de Franse verdediging ineen. Italië verklaarde op 10 juni aan Frankrijk en Groot-Brittannië de oorlog en viel de volgende dag Frankrijk in het zuidoosten aan. Parijs werd door de Duitsers op 14 juni als open stad ingenomen. Op 22 juni ondertekent Frankrijk met Duitsland een wapenstilstand en op 24 juni met Italië, waardoor zes uur later ook de wapenstilstand met Duitsland in werking treedt (op 25 juni). Het noordelijke gedeelte van het land werd bezet; het zuidoosten, Vichy-Frankrijk, werd toen als neutrale staat geleid vanuit Vichy en kwam terecht onder het Vichyregime. Het was in feite een marionettenregime dat collaboreerde met nazi-Duitsland. Vanuit Engeland zou Generaal De Gaulle de strijd voortzetten onder de naam "Vrije Fransen".

Invasie van de Baltische landen[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 1940 bezette de Sovjet-Unie de Baltische landen; Litouwen, Letland en Estland. Het annexeerde tevens Bessarabië en Noord-Boekovina van Roemenië.

Vanaf dit moment was het Europese vasteland verdeeld tussen Duitsland, de Sovjet-Unie en Spanje, dat neutraal was. In Oost-Europa zou halverwege 1940 een aanval op Oost-Europa beginnen, waarin Duitsland zou verliezen. Pas in 1944 werd in West-Europa een derde front geopend. Het tweede front was in 1943 al in Italië geopend. Deze scheiding wordt hierna ook aangehouden in de samenvatting om het duidelijk te houden.

Verloop van de oorlog in West-Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Londen, Verenigd Koninkrijk na een bombardement
Slag om Engeland[bewerken | brontekst bewerken]

In West-Europa bleef het Verenigd Koninkrijk als enige tegenstander van Duitsland over, onder bezielde leiding van de in mei 1940 premier geworden Winston Churchill. De slag om Engeland (Engels: Battle of Britain) was een feit toen de Duitse Luftwaffe op 10 juli 1940 met luchtaanvallen begon. De RAF vocht boven eigen grond tegen de numeriek sterkere Duitse luchtmacht. Londen werd zwaar gebombardeerd om het moreel van de Engelse bevolking te breken. Ook industriële steden als Birmingham en Coventry en strategisch belangrijke plaatsen zoals de marinehaven Plymouth kregen het zwaar te verduren. De luchtgevechten duurden de hele zomer door tot in oktober. De Luftwaffe verloor echter meer toestellen dan de RAF en eind oktober verlegde Hitler zijn belangstelling naar Rusland.

{{zie ook|Zie ook: [[Operatie Seelöwe}}

Oorlog op zee[bewerken | brontekst bewerken]

De Britse aanvoerlijnen vanuit de Verenigde Staten werden door de Duitse U-boten zwaar onder druk gezet in de onderzeebootoorlog.

Luchtoorlog[bewerken | brontekst bewerken]
Landing in Normandië[bewerken | brontekst bewerken]

De geallieerden openden een derde front op 6 juni 1944 met een succesvolle invasie in Normandië (D-day) met aan het hoofd van de operatie Generaal Dwigt Eisenhower. Vooraf werden, om de flanken voor de invasiestranden te beveiligen, luchtlandingen uitgevoerd. Paratroepers van de 101ste en 82e Airborne Divisie werden op de rechterflank gedropt en paratroepers van de 6e Britse Luchtlandingsdivisie op de linkerflank. De dropping mislukte gedeeltelijk doordat veel paratroepers hun doel misten.

De volgende ochtend begonnen de landingen vanuit zee, in de vroege ochtend van 6 juni 1944. Het Normandische strand was ingedeeld in vijf zones die onder Britse, Canadese en Amerikaanse troepen verdeeld waren. De landingen verliepen op de meeste stranden goed, maar op Omaha Beach kwam de 1e Infanterie Divisie zwaar onder vuur te liggen en werd vastgepind op het strand. Na lange tijd werden ook hier de Duitsers verdreven.

De weinige Duitse bevelhebbers in Frankrijk kwamen in actie en concludeerden dat alleen als de Pantserdivisies in reserve in actie kwamen, de geallieerde invasie tot een halt kon worden gebracht. Voortdurende geallieerde bombardementen op de Duitse infrastructuur en steden veroorzaakten grote schade en veel slachtoffers. Hierdoor was het voor de Duitsers efficiënt bevoorraden van troepen haast onmogelijk geworden.

Een van de redenen dat de landingen zo succesvol waren, was omdat veel van de Duitse bevelhebbers in Frankrijk er vanuit gingen dat, door het slechte weer, de Geallieerde invasie niet plaats zou vinden. Een andere reden is dat de Duitse pantserdivisies te laat werden ingezet. Doordat deze divisies pas laat in actie kwamen, kregen de geallieerden kans om een degelijk bruggenhoofd te bouwen.

Hierna wisten de geallieerden snel op te trekken, wat resulteerde in het bevrijden van Frankrijk in september 1944, en al gauw waren de geallieerden in de Lage landen beland. De algemene verwachting was dan ook dat voor het einde van 1944 de oorlog tot een einde zou komen.

Het Ardennenoffensief[bewerken | brontekst bewerken]

Het Ardennenoffensief was het laatste grote tegenoffensief van het Duitse leger, dat duurde van 16 december 1944 tot 27 januari 1945.

Begin September was het Hitler en zijn opperbevelhebbers duidelijk dat een grootschalig tegenoffensief in het oosten tegen het Rode Leger weinig kans van slagen kon hebben, maar een allesbeslissende operatie om Antwerpen te veroveren om de Britse en Canadese troepen te splitsen en te omsingelen kon wel eens werken. Een tweede Duinkerken zou Churchill dwingen om vredesonderhandelingen te beginnen, wat ook Amerika ervan zou weerhouden het conflict alleen voort te zetten. In de maanden daarna was de Führer druk bezig met zijn strijdplannen en werden algauw voorbereidingen getroffen waaronder het vormen van "nieuwe divisie's". Dit was in feite het bij elkaar rapen van bijna elke man in het Duitse Rijk van 15 tot 60 jaar. Er was zelfs een eenheid voor dove mannen die hun orders per handgebaren kregen.

Het plan was om de Geallieerde troepen van elkaar te scheiden en dan razendsnel naar Antwerpen op te rukken. Dit werd uitgevoerd door 3 legers. Het 5e leger stond onder het bevel van Generaal der pantsertroepen Hasso von Manteuffel en had als missie het doorbreken van vijandelijke posities in de sector Olzheim-Germünd en door te stoten naar de Maas en van daaruit naar Brussel toe door te stoten. Dit alles zonder ophouden, continu, dag en nacht en zonder rekening te houden met voorschreven routes. Het 7e Leger dat onder bevel van Generaal der pantsertroepen Erich Brandenberger stond, moest op Null Tag de linkerflank van Generaal von Manteuffel beschermen en Luxemburg bedreigen om daar vijandelijke reservetroepen vast te pinnen. Tenslotte kreeg het pansterleger van 'Sepp' Dietrich de belanrijkste opdracht en daarom werd zij met meer pantservoertuigen uitgerust dan de andere twee legers. Orders waren om door te breken naar het noorden van Schnee-Eiffel om over te steken over de Maas en het oprukken naar Antwerpen.

Op 16 december, half zes begon het Duitse offensief redelijk succesvol. De geallieerden waren niet voorbereid op zo'n offensief en begon het erop te lijken dat het Duitse offensief ging lukken. Maar al gauw herstelden de geallieerden zich en de Duitse pantserlegers kwamen met een dringend brandstof-tekort te kampen, het Duitse offensief begon vast te lopen zonder zelfs de Maas te hebben bereikt. Het weer begon op te klaren en daardoor kon de Geallieerde luchtmacht terugslaan.

Op 27 januari 1945 kwam het Ardennenoffensief aan een einde. De uitslag: een Geallieerde overwinning, maar tegen een hoge prijs: De Amerikaanse verliezen kwamen op een totaal van ongeveer 81.000 mannen (gedood, gewond gevangengenomen of vermist;). De Britten verloren 1408 man en de Duitsers ruim 100.000 man. De geallieerden konden deze zware klap opvangen, maar voor de Duitsers was de schade onherstelbaar.

Operatie Market-Garden[bewerken | brontekst bewerken]

In Operation Market Garden probeerden de geallieerden de bruggen over de grote rivieren in handen te krijgen. Het doel was om door te stoten naar het Ruhrgebied en de rest van Duitsland. Het falen van de luchtlanding bij Arnhem betekende dat de belangrijke brug over de Rijn niet in geallieerde handen kwam. Voor het Nederlandse gebied boven de grote rivieren veroorzaakte deze vertraging van de bevrijding een hongerwinter.

Verloop van de oorlog aan het Oostfront[bewerken | brontekst bewerken]

Operatie Barbarossa[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks het niet-aanvalspact vielen de Duitsers op 22 juni 1941 onder de codenaam Operatie Barbarossa een aanval uit tegen de Sovjet Unie. Het front was ruim 3500 kilometer lang. Inclusief de troepen van de Duitse bondgenoten Hongarije, Slowakije, Bulgarije en Roemenië telde het Duitse leger drie miljoen man. Het Rode Leger had een sterkte in vredestijd van vier miljoen man.

Het Duitse leger drong diep in Rusland door. Doordat het Russische opperbevel slachtoffer was van de illusie dat men de Duitsers met hun eigen spel, de Blitzkrieg, zou kunnen verslaan, werden de troepen veel te ver vooraan het front geconcentreerd in onversterkte posities en gigantische pantserreserves vergooid in nutteloze tegenaanvallen. Grote Sovjetlegers werden door de Duitse pantsertroepen omsingeld. De Sovjets pasten echter ook de wèl effectieve tactiek van de verschroeide aarde toe.

Het grootste deel van de wapenindustrie werd naar de Oeral geëvacueerd. Toen eind augustus het front open lag voor een opmars naar Moskou, gaf Hitler echter opdracht het zwaartepunt van de Duitse opmars naar het zuiden te verleggen om de economisch belangrijke Oekraïne in te nemen. Op 19 september 1941 werd Kiev ingenomen, waar in het ravijn Babi Jar een massaslachting werd aangericht. In september begon in het noorden de belegering van Leningrad, die uiteindelijk 29 maanden zou voortduren. Men schat dat tijdens deze belegering meer dan een miljoen mensen in Leningrad zijn omgekomen. Eind oktober bereikten de Duitsers de Krim in het zuiden.

Duitse nederlagen[bewerken | brontekst bewerken]

Toen het Duitse leger begin oktober 1941 in het centrum zijn opmars naar Moskou wilde hervatten, werd dit belemmerd door najaarsmodder. De bevoorrading stokte bijna volledig. Bij het invallen van de vorst beval Hitler de onmiddellijke voortzetting van het offensief. De munitie- en brandstofsituatie werd hierdoor kritiek. Begin december bereikten de Duitse troepen de buitenwijken van Moskou. Daar werden ze opgewacht door een gigantische concentratie aan verse en volledig bevoorrade Russische legers uit Siberië die, omdat Japan niet leek aan te vallen, konden worden teruggehaald uit Siberië en het Sovjet Verre Oosten, en door de Russische winter. Het Duitse leger, dat niet op een lange campagne was voorbereid, en zelfs geen winterkledij had, leed zowel qua manschappen als materieel hevig in de felle kou. Het Rode Leger opende het eerste winteroffensief van die oorlog en dreef de vijand honderd kilometer terug. Met moeite wisten de Duitsers een volledige vernietiging van hun centrale front te voorkomen. Maar het merendeel van de gevechtstroepen die bij de invasie waren ingezet, was nu dood, gewond of krijgsgevangen.


In de daarop volgende zomer van 1942 wist het Duitse leger de opmars te hervatten. Maar door de grote verliezen van de voorgaande winter kon dat alleen nog in het zuiden, en zelfs dat werd slechts mogelijk gemaakt door de massale inzet van Roemeense, Hongaarse en Italiaanse legers. Enkele belangrijke steden werden veroverd en tijdens de Slag om de Kaukasus aan het eind van de zomer en het begin van het najaar werden een aantal olievelden in de Noordelijke Kaukasus veroverd. In september 1942 werd Stalingrad bereikt, wat de Duitsers ten onrechte zagen als het enige nog grote centrum van wapenproductie. Ook de olievelden van Grozny (Tsjetsjenië) aan de rand van de Kaukasus kwamen binnen bereik.

Factoren als pure incompetentie bij Hitler en onenigheid onder de leidinggevende Duitse generaals leidden ertoe dat het Duitse leger opnieuw in een strategisch hopeloze positie terecht kwam. Door de veel te lange aanvoerlijnen werd de bevoorrading volstrekt onvoldoende. De pantserlegers waren óf vastgelopen in de Kaukasus óf foutief ingezet in een langdurig straatgevecht tijdens de Slag om Stalingrad. Deze slag werd één van de bloedigste gevechten uit de oorlog, met volgens sommige schattingen twee miljoen slachtoffers, waaronder een half miljoen burgers. Zo'n slijtageslag moest echter wel in het voordeel van de Sovjets uitvallen. Hun wapenproductie had zich meer dan hersteld en bedroeg dat jaar het vijfvoudige van de Duitse.

Op 19 november verpletterde het Rode Leger in een beslissend tegenoffensief (Operatie Uranus) de twee zwakke Roemeense legers die de flanken van het Duitse front moesten dekken en omsingelde enkele dagen later het Duitse Zesde Leger in Stalingrad om dat uiteindelijk volledig te vernietigen. Voor het zover was werden eerst de stellingen van het Italiaanse en later het Hongaarse leger opgebroken. Terwijl de Duitse legermacht in het centrale deel van het front zijn handen vol had aan het opvangen van Operatie Mars, lag zo de rechterflank op den duur volledig open. Russische gepantserde voorhoeden spoedden zich naar het westen zonder enige weerstand te ondervinden. Opnieuw bleek echter dat Blitzkrieg niet de sterkste kant was van het Rode Leger, want de geniale strateeg Erich von Manstein wist de aanvallers in een briljante campagne af te snijden. Door deze laatste grote Duitse overwinning stabiliseerde het front zich weer.

In 1943 begon de Duitse wapenproductie die van de geallieerden in te lopen. Generaal Heinz Guderian, toen inspecteur van de pantsertroepen, drong er bij Hitler op aan af te zien van een derde Duitse zomeroffensief en in plaats daarvan een grote strategische pantserreserve op te bouwen met de nieuwe superieure Tiger- en Panthertanks. Daarmee zou men ieder Russisch offensief kunnen pareren en een succesvolle invasie in Frankrijk verhinderen. Hitler had echter de illusie dat hij het strategisch initiatief zou kunnen overnemen en besloot alle beschikbare pantserreserves te concentreren voor de reductie van de saillant van Koersk. Zelfs als dat gelukt zou zijn, was het een dwaze verspilling van kostbare tanks geweest. Door de lange voorbereiding ging het verrassingseffect echter verloren en de Sovjets vingen in dikke verdedigingsgordels het offensief van juli 1943 (Slag om Koersk, de grootste tankslag uit de hele oorlog) met relatief gemak op, hoewel het toch de grootste concentratie van Duits materieel van de gehele oorlog was. Door de hoge verliezen, maar meer nog door de hoge mechanische slijtage, waren de Duitse pantsertroepen volledig lamgeslagen.

Stalin besefte welk een perfecte gelegenheid hem dit bood om de Wehrmacht te vangen in een kringloop waar ze nooit meer uit zou kunnen ontsnappen. Eerst opende hij een enorm offensief. Weliswaar lukte het de Duitsers om dat uiteindelijk tot staan te brengen met zware verliezen aan Russische kant, maar men moest veel gebied prijsgeven. En voor men er aan toekwam reserves op te bouwen, begon weer het volgende offensief. Deze methode kostte zeer veel Russische tanks, maar die werden in voldoende mate geproduceerd in de Oeral. Zij kostte ook veel levens. Verbluffend genoeg bleek de Sovjetmaatschappij in staat om gemiddeld per maand 600.000 mannen te verliezen en daarbij het Rode Leger zelfs uit te breiden. Duitse mannen werden daarentegen uiterst inventief in het zich drukken voor de dienst aan het Ostfront. Terwijl het totale aantal Duitse soldaten steeg, nam hun aantal in Rusland zo sterk af dat het front één grote gatenkaas werd.

Russische opmars[bewerken | brontekst bewerken]

In het najaar van 1943 werden de Duitsers over de Dnjepr teruggedreven. Hoewel de Duitsers even weer aan konden vallen, verloren ze in het voorjaar van 1944 in extreem bloedige gevechten de westelijke Oekraïne. Het hele Eerste Pantserleger wist zich op het nippertje aan een vernietigende omsingeling te onttrekken. Toen de dooi inviel, staakte de strijd even. Bij de invasie van Frankrijk bleek hoezeer Stalins strategie was geslaagd. Ondanks dat iedere beschikbare tank was gespaard om die westelijke invasie af te slaan, moest Hitler toch het oostfront ernstig laten verzwakken. Toen het Rode Leger zich concentreerde op het zuiden van Polen, had het Duitse opperbevel geen andere keuze dan de weinige pantsertroepen die nog resteren daar tegenover te stellen. Zo werd het hele centrum van het front vrijwel van tanks ontbloot met als gevolg de zwaarste catastrofe van de oorlog: De Sovjets wisten tijdens Operatie Bagration de hele Legergroep Centrum te verslaan en 25 Duitse divisies volledig te vernietigen en 350.000 man gevangen te nemen.

De Russische operaties tegen Finland, de Baltische staten en Roemenië zijn daarmee vergeleken slechts een neventoneel. Overigens moet worden opgemerkt dat de inname van de Baltische staten tijdens de oorlog nooit volledig was; nog tot in de jaren vijftig wisten de woudbroeders guerrilla's te organiseren in de drie voormalige onafhankelijke landen. Nadat Vilnius was veroverd met hulp van de Polen tijdens de opstand van Vilnius hield men bij de buitenwijken van Warschau echter halt en hielp het Armia Krajowa niet mee bij de Opstand van Warschau (onderdeel van Operatie Storm), maar wachtte tot deze opstand werd neergeslagen door het Duitse leger en de stad voor 85% verwoest was. De Polen waren namelijk zonder overleg met Stalin (die de NKVD gebruikte om leden van de Armia Krajowa te executeren) de opstand begonnen en Stalin verdacht hen van collaboratie met de Westerse mogendheden.

In januari 1945 begon na de val van Boedapest het laatste beslissende winteroffensief in Polen: na Operatie Vistula-Oder, waarbij onder andere Warschau en Lodz werden ingenomen, stonden de Sovjets op 70 kilometer van Berlijn. Nog even hielden de Duitsers achter de Oder en langs de Oostzee stand, maar begin mei werd tijdens de slag om Berlijn ook deze stad veroverd.

De Sovjets droegen in absolute termen de zwaarste last tijdens de Tweede Wereldoorlog. De troepenmacht in Noord-Afrika (zie hierna) was qua omvang niet te vergelijken met de legers in de Sovjet-Unie. Deze zware last uitte zich ook in aantallen slachtoffers: naar schatting 21 miljoen Sovjetonderdanen stierven, waaronder zeven miljoen burgers, bij elkaar zo'n 10% van de vooroorlogse bevolking. Alleen Polen had een hoger percentage slachtoffers: zij verloor 20% van haar vooroorlogse bevolking.

Verloop van de oorlog in Mediteraan gebied[bewerken | brontekst bewerken]

Balkan en Griekenland[bewerken | brontekst bewerken]

Medio 1939 was de Balkan door een combinatie van Duitse diplomatieke druk, economische druk en dreigementen stevig onder Duitse invloed gekomen. Hongarije, Roemenië, Joegoslavië, Griekenland en Bulgarije waren economisch geheel van Duitsland afhankelijk, terwijl Italië Albanië bezet had.

De ambities van Italië verstoorden echter deze krampachtige vrede. In oktober 1940 viel Italië Griekenland binnen. De Italiaanse troepen bleken echter niet in staat om zonder Duitse steun Griekenland te veroveren. Integendeel: de Grieken, gesteund door de Britten, drongen de Italianen terug en namen zelfs delen van het in 1939 door Italië bezette Albanië in. Het gevaar dreigde dat de Britten een bruggenhoofd in Griekenland zouden vestigen en dat de Grieken de Italianen zouden verdrijven. Hitler reageerde met voorbereidingen voor een offensief tegen Griekenland.

De strategie werd dat Griekenland vanuit Bulgarije binnengevallen werd. Roemenië en Bulgarije schikten zich naar de wensen van de Führer, terwijl ook Joegoslavië zich bij de Aslanden moest aansluiten. Hierop reageerden de Joegoslaven echter met een staatsgreep: de regent prins Paul werd afgezet ten gunste van de Engelsgezinde Peter II. Joegoslavië weigerde deel te nemen aan de As onder de leuze "Liever dood dan slaaf!". Joegoslavië werd nu echter ook een doel in de Duitse campagne. Een ter elfder ure gesloten niet-aanvalspact met de USSR was tevergeefs: op 7 april 1941 vielen de Duitsers Joegoslavië en Griekenland binnen.

De Duitsers, Bulgaren en Italianen vielen Joegoslavië van vier kanten binnen, terwijl de Luftwaffe Belgrado drie dagen lang bombardeerde. Hierna werden de Grieken aangepakt. Op 17 april 1941 capituleerde Joegoslavië, op 27 april Griekenland. De landen werden in verschillende stukken geknipt:

Een duistere periode brak aan. Degenen die het geluk hadden in de Italiaanse zones te wonen waren nog het beste af. De Italianen gedroegen zich correct, en Joden werden met rust gelaten. Ook de Bulgaren weigerden mee te werken aan de Jodenvervolgingen, maar traden in de door hen bezette gebieden hardvochtig op. In Griekenland brak hongersnood uit, en de Duitsers gingen in Servië vreselijk te keer. De Joodse bevolking werd hier vrijwel uitgeroeid. Het ergste lot was echter de Serviërs binnen Kroatië beschoren: volgens Ante Pavelić moest "1/3 geassimileerd, 1/3 verdreven, en 1/3 vernietigd worden". Dit kwam neer op het bijeendrijven en vermoorden van Serviërs in concentratiekampen, en gedwongen massale bekeringen (waarna de Serviërs soms "voor zekerheid" toch vermoord werden door de kerk in brand te steken). In Roemenië kwam de IJzeren Garde terug in het machtscentrum en ging zodanig tekeer, dat ze moest worden afgezet.

Al snel ontstonden uit groepen gevluchte Joegoslavische soldaten de eerste verzetslegers: de monarchistische Četniks van Mihailović, gevolgd door de communistische partizanen van Tito. Na korte samenwerking begonnen ze elkaar te bestrijden waarbij sommige Četniks tot collaboratie overgingen. De guerrilla’s hielden al snel vele in de Russische campagne benodigde divisies in Joegoslavië vast. Ook in Griekenland ontstonden verzetsbewegingen. Met name de communistische EAM/EAS was zeer actief. Uiteindelijk zou dit - toen de Duitsers zich terugtrokken - uitmonden in een burgeroorlog.

Het sluitstuk van de bezetting van de Balkan vormde de vlucht van een colonne van 200.000 Ustašastrijders met hun gezinnen, geleid door Ante Pavelič, in mei 1945. De stoet verliet Zagreb, trok door Slovenië, maar werd bij het Oostenrijkse grensplaatsje Bleiburg door de Britten tegengehouden. Terwijl Britse soldaten de grens bewaakten en Britse Spitfires boven hun hoofden cirkelden, namen de partizanen de meesten van hen gevangen. Ze werden teruggevoerd, en de meesten van hen kwamen in Joegoslavische gevangenissen en strafkampen terecht. Dit lot was ook vele ex-Četniks beschoren, terwijl Mihailovič uiteindelijk wegens hoogverraad geëxecuteerd werd.

Na de oorlog zouden Joegoslavië, Albanië, Roemenië en Bulgarije in het communistische Oostblok worden opgenomen. Griekenland sloot zich, na een vreselijke burgeroorlog, aan bij het Westen.

(1944) Britten landden in Griekenland, terwijl de partizanen grote delen van Joegoslavië bezetten, en zelfs Noordoost-Italië binnenvielen. Roemenië verloor bij Iassy een beslissende slag, waarop premier en dictator Ion Antonescu vluchtte en koning Michael met de Russen ging praten. Toen Roemenië vrede sloot en Duitsland de oorlog verklaarde, bombardeerde de Luftwaffe als wraak Boekarest en de olievelden in de Banat. Bulgarije sloot haastig vrede, terwijl het Rode Leger contact maakte met de partizanen van Tito.

De gevechten in Oost-Afrika[bewerken | brontekst bewerken]

Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog had het Verenigd Koninkrijk het protectoraat Egypte in de geallieerde strategie betrokken. De Italianen waren in september 1940 Soedan, Egypte en Brits Somaliland binnengevallen. Enkel de laatste campagne was succesvol, in Soedan en Egypte werden de Italianen teruggeworpen. Vrij snel daarna werden de Italiaanse bezittingen in de Hoorn van Afrika (Italiaans Somaliland respectievelijk Abbessynië) door de Engelsen vanuit Kenia en Soedan veroverd respectievelijk bevrijd, en kon de Ethiopische keizer Haile Selassie terugkeren naar zijn land.

De conflicten in het Midden-Oosten[bewerken | brontekst bewerken]

De Tweede Wereldoorlog ging grotendeels aan het Midden-Oosten voorbij. Iran, dat de zijde van Duitsland had gekozen, werd vervolgens door de geallieerden binnengevallen. Generaal Erwin Rommel bereikte in 1942 vanuit Libië Egypte, maar de Britten wisten ten westen van de Nijl, bij El Alamein stand te houden. In maart 1943 waren de asmogendheden verdreven uit Noord-Afrika.

De gevechten in Libië en Egypte[bewerken | brontekst bewerken]

Vanuit Egypte vielen generaal Wavell en generaal O'Connor de Italiaanse kolonie Libië binnen. Hier rukten zij snel op, waarop Hitler besloot zijn Italiaanse bondgenoot ook hier te hulp te komen. Veldmaarschalk Erwin Rommel dreef de Britten nog sneller terug dan dat zij zelf opgerukt waren. Het lukte hem echter niet om Tobroek in te nemen en eind 1941 werd hij weer naar het westen gedreven. Na de Slag bij Gazala rukte hij echter weer op naar het oosten: op 21 juni werd Tobroek alsnog ingenomen en hij viel Egypte binnen.

Eind 1942 leden de Duitsers twee nederlagen in Noord-Afrika tegen de Britten. In twee veldslagen bij El Alamein in augustus en eind oktober, werd het Duitse Afrikakorps onder leiding van Erwin Rommel verslagen door het Britse Achtste leger onder bevel van veldmaarschalk Bernard Montgomery.

Operatie Toorts[bewerken | brontekst bewerken]

Hierna dreven de Britten de Duitsers terug. Na een landing van Britse en Amerikaanse troepen in Marokko, Algerije en Tunesië, (Operatie Toorts) werden de Duitsers, ondanks een tijdelijk succes tegen de Amerikanen in de Slag om Kasserinapas, geheel uit Noord-Afrika verdreven. Op 13 mei 1943 gaven de laatste Duitse en Italiaanse troepen in Noord-Afrika zich over.

Malta[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Malta zwaar gebombardeerd en beschoten door de Duitse Luftwaffe, vooral tijdens de Slag om Malta. De Britse koning, die toen aan de macht was in Malta, verleende het eiland een hoge onderscheiding voor dapperheid, het George Cross.

De invasie van Italië[bewerken | brontekst bewerken]

Na de geallieerde overwinning in Noord-Afrika voerden zij op 10 juli 1943 een succesvolle landing op Sicilië uit. Van hieruit werd op 3 september de Straat van Messina overgestoken naar Italië (operatie Avalanche). Mussolini werd op 25 juli 1943 afgezet door de Fascistische Grote Raad en in opdracht van koning Victor Emanuel III gearresteerd. Zijn vervanger, generaal Pietro Badoglio sloot met de geallieerden op 8 september 1943 een wapenstilstand.

De Duitsers hadden de controle over Noord-Italië echter nog steeds in handen. Mussolini werd enkele maanden na zijn afzetting door de Duitsers bevrijd en benoemd tot het staatshoofd van de Italiaanse Sociale Republiek te Salò in het noorden van Italië. In Zuid-Italië hadden de Duitsers de Gustav-linie gebouwd. De geallieerde strijdkrachten vielen deze linie van twee kanten aan, vanuit het zuiden in de Slag om Monte Cassino en vanuit het noorden door de Landing bij Anzio. Op 4 juni 1944 werd Rome bevrijd, twee dagen voor de Landing in Normandië.


Einde van de oorlog in Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Op 16 april 1945 bereikten de Russen Berlijn. Terwijl de Sovjets om Berlijn vochten, pleegde Hitler op 30 april zelfmoord in zijn bunker met zijn vrouw (ze zijn in de laatste uren voor hun dood getrouwd) Eva Braun. Hij benoemde admiraal Karl Dönitz tot zijn opvolger.

Twee dagen later, op 2 mei 1945 geeft generaal Helmuth Weidling, commandant van Berlijn de stad en de overgeblevene troepen over aan het Rode Leger. Pas op 15 mei was heel het Europese continent bevrijd was van de Duitse Bezetting.

Militair verloop van de oorlog in Azië[bewerken | brontekst bewerken]

Oorzaken en aanleidingen van de oorlog in Azië[bewerken | brontekst bewerken]

Japan had weliswaar als lid van de geallieerden tijdens de Eerste Wereldoorlog gebied gewonnen, maar kampte nog steeds met het probleem van overbevolking, gecombineerd met een dreigend grondstoffentekort. In de jaren '20 en begin jaren '30 leidden economische tegenvallers ertoe dat Japan terechtkwam onder een steeds groter wordende invloed van ultranationalistische en expansionistische militairen. De steeds groter wordende Japanse bevolking woonde op een relatief kleine oppervlakte, waardoor de Japanse landbouw niet in staat bleek om voldoende voedsel te produceren voor de eigen bevolking. Japan wilde de hand leggen op gebieden die het land grondstoffen konden leveren.

Deze politiek leidde in 1937 tot de invasie van Mantsjoerije (dat hernoemd werd naar Mantsjoekwo), en een tweede Sino-Japanse Oorlog, die later zou uitmonden in het Aziatisch oorlogstheater van de Tweede Wereldoorlog. In 1938 raakte Japan slaags met Mongolië en de Sovjet-Unie, maar deze landen behaalden onder generaal Zjoekov een overwinning op de Japanners in de Slag bij Halhin Gol, die de Japanse uitbreiding naar het noorden uitsloot en een status quo ante bellum tot gevolg had. Door deze slag werd de Noordelijke Aanvalsgroep, die het Japanse Leger voorstond, vervangen door de Zuidelijke Aanvalsgroep, die de Japanse Marine prefereerde. In 1940 tekende Japan met Duitsland en Italië het Driemogendhedenpact, dat wederzijdse hulp beloofde bij een eventuele aanval. Duitsland en Japan hadden elk andere doelstellingen met hun veroveringsdrang. Het was de Japanners niet te doen om een wereldrijk te bezitten zoals de Duitsers. Vichy-Frankrijk werd door Japan en Duitsland gedwongen Indochina af te staan.

Met dit beleid wekte Japan het wantrouwen van de Verenigde Staten op, en de grootmachten kwamen op steeds meer gespannen voet met elkaar te staan. Een olie-embargo werd door de Amerikanen in samenwerking met Nederlands-Indië afgekondigd. Dit leidde tot een actie van de Japanse militairen, die onder leiding van admiraal Yamamoto het plan opvatten om de Verenigde Staten van Amerika uit de Pacific te drijven via een militair offensief en zo de alleenheerschappij in de regio op te eisen. Andere gebieden konden dan makkelijk worden bezet, daar de koloniale mogendheden Nederland en Engeland hun handen vol hadden aan de nazi's. Op 7 december 1941 vielen de Japanners de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor aan, wat leidde tot de deelname van de Verenigde Staten aan de Tweede Wereldoorlog.

Verloop van de oorlog tussen Japan en China[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren twintig fragmenteerde het centrale gezag in China onder een aantal krijgsheren. Japan was hierdoor in staat invloed te verwerven en ongelijke verdragen af te sluiten met wat er aan centraal gezag restte. Deze situatie was inherent instabiel: wanneer China verder uiteenviel, kon het de verdragen niet meer nakomen; wanneer het centrale gezag sterker werd, had ze geen belang meer bij deze verdragen.

In 1927 leidde Chiang Kai-shek de Kwomintang in de Noordelijke Expeditie. Chiang was in staat de krijgsheren in Zuid- en Midden-China zijn gezag te laten erkennen, en was bezig de krijgsheren in Noord-China formeel aan zijn gezag te binden. Uit vrees dat Zhang Xue-liang (de krijgsheer die Mantsjoerije controleerde) zijn trouw aan Chiang zou verklaren, intervenieerden de Japanners en plaatsten in 1931 een marionettenregering in hun satellietstaat Mantsjoekwo met aan het hoofd ervan de laatste Chinese keizer Pu Yi die in 1924 verdreven was.

Er is geen bewijs dat de Japanners probeerden om China zelf te regeren of dat de Japanse acties in China deel waren van een wereldveroveringsprogramma. Eerder kunnen de Japanse acties gezien worden als een voortzetting van het 19e eeuwse Europese kolonialisme, en bedoeld om de aanvoer van grondstoffen te waarborgen. Chinese regeringen dienden de Japanse belangen te ondersteunen. In de jaren dertig werd militair geweld als instrument van koloniale macht echter door de internationale gemeenschap niet meer als politiek correct gezien. Japan trok zich terug uit de Volkerenbond. Er ontstond een patstelling toen Chiang zijn inspanningen ging richten op het uitschakelen van de communisten. Chiang beschouwde dit als een groter gevaar dan de Japanners. Deze houding werd binnen China door het sterke nationalisme in alle lagen van de bevolking steeds meer als onhoudbaar gezien.

In 1937 werd Chiang ontvoerd door Zhang Xue-liang tijdens het zogenaamde Xian Incident. Als voorwaarde voor zijn vrijlating beloofde Chiang om samen met de communisten tegen de Japanners te vechten. Als antwoord hierop zetten officieren van het Kwantoengleger zonder overleg met het Japanse opperbevel het Marco Polo brugincident in elkaar, waardoor de Chinees-Japanse oorlog formeel een feit werd. Deze oorlog ging gepaard met ongekende wreedheden, waarvan het bloedbad van Nanking het beruchtst is.

Verloop van de oorlog in Pacifisch gebied[bewerken | brontekst bewerken]

Japanse offensieven[bewerken | brontekst bewerken]

Het olie-embargo van onder andere de Verenigde Staten leidde tot een Japans offensief dat begon op 7 december 1941. Siam, Maleisië (Malakka), de Filipijnen en de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op Hawaï werden aangevallen. Vier dagen later verklaarde Duitsland de oorlog aan de Verenigde Staten. Tot dat moment hadden de Verenigde Staten zich buiten de oorlog in Europa gehouden, hoewel het binnen het kader van de voorzichtige anti-Duitse politiek van Franklin Delano Roosevelt wel militaire steun verleende aan het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie door het Lend-Lease programma.

Japanse kamikazeactie op een Amerikaans oorlogsschip
Amerikaanse soldaten vechten tegen Japanse scherpschutters

De geallieerde strijdkrachten in Azië bleken niet opgewassen tegen de Japanse veteranen. Het Britse slagschip Prince of Wales en de slagkruiser Repulse werden op 10 december 1941 voor de kust van Maleisië tot zinken gebracht. Hongkong viel op 25 december 1941. Ook de Amerikaanse bases op Guam en het eiland Wake gingen verloren.

In januari 1942 volgden de Japanse invasies in Burma, de Salomonseilanden, Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Manilla, Kuala Lumpur en Rabaul werden door Japan veroverd. De invasie van Malakka, gecombineerd met de Slag om Singapore, leidde tot de onverwachte val van de sterke Britse marinebasis Singapore in februari 1942. Hierbij werden ongeveer 130.000 Britse en Indiase krijgsgevangen gemaakt. Bali en Timor vielen eveneens in februari 1942.

Tijdens de Slag in de Javazee (februari/maart 1942) werd de geallieerde vloot, die onder leiding van Schout-bij-nacht Karel Doorman stond, verslagen. Dit opende voor de Japanners de weg tot de verovering van Java in maart. Hierbij wisten echter de Nederlandse KNIL-troepen met steun van inlanders de Japanners zware verliezen toe te brengen.

De stad Rangoon werd eveneens in maart verovert. Mandalay volgde begin mei. In mei capituleerden ook de Filipijnen, welke gesteund werden door troepen uit de Verenigde Staten.

De Japanse luchtmacht vernietigde de Britse en Amerikaanse luchtstrijdkrachten in Zuidoost-Azië en voerde belangrijke aanvallen uit op Noord-Australië. De Britse vloot werd uit Ceylon verdreven.

Keerpunten[bewerken | brontekst bewerken]

De geallieerde weerstand begon langzaam toe te nemen. De Doolittle Raid in april 1942 was een symbolische maar voor het moreel belangrijke luchtaanval op Japan. Hoewel de slag in de Koraalzee tactisch gezien een Amerikaanse nederlaag was, voorkwam ze toch een invasie bij Port Moresby. De cruciale slag bij Midway volgde in juni 1942: hoewel de aanwezige strijdkrachten elkaar hier op gelijke voet ontmoetten, leed de Japanse marine hier een nederlaag waarvan ze niet herstelde. Midway was het keerpunt in de marineoorlog in het 'Pacific theatre'.

Op het land vertraagde de terugtocht van de Brits/Indiase strijdkrachten in Burma. Australische eenheden in Nieuw-Guinea verdedigden met succes Port Morseby langs de Kokada Track en in augustus 1942 leed het Japanse leger zijn eerste echte nederlaag in de slag om de baai van Milne. Terzelfder tijd probeerden zowel Amerikaanse als Japanse soldaten het eiland Guadalcanal te bezetten. In deze zes maanden durende uitputtingsslag behaalden de Verenigde Staten uiteindelijk de overwinning. Hierna werd Japan definitief in het defensief gedrongen.

1943[bewerken | brontekst bewerken]

De constante noodzaak om versterkingen naar Guadalcanal te zenden verzwakte de Japanse inspanningen op andere plaatsen. Dit leidde tot de herovering van Buna/Gona door Australische en Amerikaanse strijdkrachten in 1943 en bereidde de weg voor zowel MacArthur's over land gebaseerde route door Nieuw-Guinea en Nimitz's 'island hopping' campagne over de Stille Oceaan.

1944[bewerken | brontekst bewerken]

Zwaar bevochten zijn onder andere de eilanden Tarawa, Iwo Jima en Okinawa in 1944; deze landingen kostten veel soldaten aan beide zijden het leven, maar brachten de oorlog wel dichter richting Japan. Door het verlies van hun ervaren piloten koos men in Japan voor de tactiek van de kamikazepiloten om de opmars van de V.S. te vertragen.

Einde van de oorlog in Azië[bewerken | brontekst bewerken]

Op 8 augustus 1945 viel de Sovjet-Unie Japan aan. Dit was geheel volgens de afspraken die tussen de geallieerden in Yalta waren gemaakt, dat de Sovjet-Unie binnen drie maanden na de Duitse capitulatie Japan zou aanvallen. Het 1,5 miljoen man sterke Russische Leger, gewapend met 5500 tanks en artilleriestukken, 3800 vliegtuigen en ondersteund door 600 marineboten, rukte snel op in het door Japan bezette Mantsjoerije, Korea (tot de 38e breedtegraad) en Zuid-Sachalin tijdens Operatie Augustusstorm. De Japanse grote steden als Tokio leden ondertussen zwaar onder de Amerikaanse bombardementen. Japan gaf zich op 15 augustus 1945 over nadat de steden Hiroshima en Nagasaki verwoest werden door de atoombom. Er bestaat nog steeds controverse of de atombommen of het oprukken van de Sovjet Unie de doorslaggevende factor voor de overgave was. Drie dagen later viel de Sovjet-Unie de Koerilen aan. Op 25 augustus trokken de Sovjettroepen Toyohara binnen, waarmee de verovering van Zuid-Sachalin was voltooid.

De overgave werd getekend op 2 september 1945 op het slagschip Missouri. Op die dag eindigden ook de zware gevechten in Mantsjoerije, waarvoor de overgave van 15 augustus niet gegolden had. Op 5 september werden de laatste Koerileilanden ("noordelijke territoria") veroverd door Sovjettroepen.

In de hierop volgende periode vestigde generaal MacArthur bases in Japan om de naoorlogse ontwikkeling van Japan te sturen en te controleren. Deze periode in de Japanse geschiedenis staat bekend als de bezetting. President Harry Truman verklaarde officieel op 31 december 1946 dat de vijandelijkheden geëindigd waren.

Omstandigheden tijdens de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Dagelijks leven[bewerken | brontekst bewerken]

In de Aslanden zelf (Japan, Duitsland, Italië) en in de landen van hun bondgenoten werd de bevolking zoveel mogelijk in het ongewisse gelaten. Overwinning volgde op overwinning, soldaten kwamen zegevierend thuis, en door de uitbuiting van de bezette gebieden groeide de economie. Al spoedig kwamen echter de ware voorboden van de oorlog. De Britten bombardeerden na de eerste bom op Londen direct Berlijn. De marinehaven Tarente werd ook door de Britten gebombardeerd. Op 18 april 1942 verschenen de bommenwerpers van Doolittle boven Tokio. Spoedig verschenen duizenden bommenwerpers boven de Duitse en Japanse steden, die hun bommen lieten neerregenen. De propaganda veranderde nu: in plaats van de overwinningsbelofte werd de bevolking aangespoord alle krachten aan te wenden om de binnenvallende vijand terug te werpen. De Japanse en Duitse bevolking zetten hun schouders eronder, maar de Italianen keerden zich uiteindelijk tegen Mussolini.

De Japanners gaven lokale leiders en bevrijdingsbewegingen, zoals Soekarno, de illusie dat ze onafhankelijkheid konden krijgen (Azië voor de Aziaten), en moedigden lynchpartijen tegen Nederlanders en andere geallieerde staatsburgers aan. Ook etnische Chinezen, de 'Joden van Zuidoost-Azië' moesten het ontgelden. Zij werden allen onder hoongelach van de bevolking mishandeld en opgesloten in kampen. De weinige echte Joden werden echter beschermd, ondanks dat de Duitse attaché ook om hun internering of uitlevering vroeg. Indonesië kreeg uiteindelijk de onafhankelijkheid, maar dit werd verleend op een moment dat de Japanners zeker wisten dat ze de oorlog verloren hadden.

De nazi's hadden besloten heel Europa 'judenrein' te maken. In sommige landen zoals Italië, Denemarken en Bulgarije, mislukte dit door tegenwerking van de lokale bevolking en autoriteiten. In andere landen, zoals Nederland en Servië, werd het grootste deel van de Joodse bevolking uitgeroeid. In Kroatië en de Baltische staten deed de bevolking zelfs mee aan de pogroms en jodenvervolging.

Duitsland liet meestal de bestaande politieke en economische structuur in een bezette staat zoveel mogelijk intact, tenzij deze staat bewoond werd door 'Untermenschen' (Slavische volkeren). Deze laatste staten waren namelijk 'Lebensraum', en het feit dat de plundering van de economische hulpbronnen en eerste levensbehoeften tot armoede en hongersnood leidde interesseerde de bezetters niet. Sterker nog, dan zou een deel van de Untermenschen alvast uitgeroeid worden en hoefde dit niet later alsnog te gebeuren. De andere categorie landen, zoals Nederland, werden zoveel mogelijk intact gehouden. De politieke top werd wel vervangen of dienstbaar gemaakt, maar voor de rest verkoos men de 'zijden handschoenen' aanpak. De economieën van deze landen werd wel dienstbaar gemaakt aan Duitsland, maar deze werden aanvankelijk niet of zo min mogelijk uitgebuit, en groeide zelfs door de vele orders uit Duitsland. Dit verklaart de passieve houding van veel burgers in westerse landen, in tegenstelling tot de talrijke verzetsbewegingen in het oosten.

Japan wilde allereerst zelf alle touwtjes in handen hebben. De overheid, zaibatsu en de Centrale Bank van Japan trachtten zoveel mogelijk van de economische hulpbronnen in de bezette gebieden in te pikken. Centralisatie vond zo veel mogelijk plaats. Dit bleek echter niet efficiënt, en werkte vertragend. Men trachtte één munt in te voeren: de Japanse yen. Dit initiatief kwam echter nauwelijks van de grond. Dit zorgde dat de economieën van de nieuwe gebieden een zuigkracht ontwikkelden waar de Japanse economie eerder nadeel dan voordeel van dreigde te ondervinden. Pas later in de oorlog trachtte men een systeem op te zetten naar het voorbeeld van Duitsland.

Verzet en collaboratie[bewerken | brontekst bewerken]

De bezette gebieden werden op verschillende manieren behandeld. Sommige, zoals Elzas-Lotharingen en Polen, werden bij Duitsland gevoegd, en als binnenlandse gebieden behandeld. Soms mochten lokale marionetten de landen besturen. Zo werd Vichy-Frankrijk bestuurd door Maarschalk Pétain en Pierre Laval, Kroatië door Ante Pavelic, en Mantsjoekwo door Pu Yi. Dergelijke staten waren in naam onafhankelijk, maar steunden slechts op de macht van de Duitse en Japanse wapens. Andere gebieden werden door een militair (Noord-Frankrijk, bezet China, België), of een militairburgerlijk bestuur geregeerd (Nederland). Ook hier kwamen collaborateurs voor en marionettenregeringen, maar die kregen geen echte bevoegdheden. Mussert, Leon Degrelle en Staf De Clercq zijn hier goede voorbeelden van, evenals in Noorwegen Vidkun Quisling: quisling zou verrader betekenen in verscheidene talen.

Zwaar ondervoede Joodse gevangenen in Buchenwald bij de bevrijding op 16 april 1945
De Holocaust[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het eind van de oorlog ontdekten geallieerde soldaten een aantal concentratiekampen die door de nazi's gebruikt waren om een geschatte 12 miljoen mensen gevangen te houden en te vermoorden. De grootste groep, ongeveer de helft, bestond uit Joden; de andere helft werd gevormd door zigeuners, Slavische inwoners, communisten, Katholieken, homoseksuelen, Jehova's getuigen en diverse andere minderheden. Het bekendste van deze kampen zou Auschwitz worden, waar circa twee miljoen mensen werden vermoord. Hoewel veel geallieerde soldaten tijdens de oorlog niet op de hoogte waren van de door de nazi's gepleegde volkerenmoord of "Holocaust", is het een onvervreemdbaar onderdeel van de Tweede Wereldoorlog geworden.

Dwangarbeid[bewerken | brontekst bewerken]
Bombardementen en overige verwoestingen[bewerken | brontekst bewerken]

Een belangrijk kenmerk van de Tweede Wereldoorlog was de grootschalige verwoesting van steden door middel van bombardementen en beschietingen. Bijna alle strijdende partijen maakten zich hier schuldig aan.

Het Duitse bombardement van Guernica op 26 april 1937 was het eerste terreurbombardement. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog volgden de bombardementen van Warschau en Rotterdam. Tijdens de slag om Engeland bombardeerde de Duitse luchtmacht steden als Londen en Coventry. Als vergelding bombardeerden de Engelsen diverse Duitse steden. Toen de Engelse luchtmacht de overhand kreeg, werden er structureel bombardementen uitgevoerd in Duitsland en de bezette gebieden. De bombardementen werden niet alleen gericht op tactische doelen zoals industriegebieden, spoorlijnen en zelfs stuwdammen, maar ook op de burgerbevolking. Vele Duitse steden werden voor een groot deel verwoest. Honderdduizenden burgers verloren hierbij het leven. In diverse steden, zoals Dresden en Pforzheim, werden vuurstormen aangericht.

Van Duitse zijde werden er V-1 en V-2-raketten ingezet, welke gericht werden op onder meer Londen, maar aan het eind van de oorlog ook op het door de geallieerde bezette Antwerpen.

De Amerikanen voerden aan het eind van de oorlog diverse terreurbombardementen uit in Japan. Diverse steden, waaronder Tokio, werden verwoest door middel van conventionele bombardementen. Om Japan tot overgave te dwingen, werden uiteindelijk atoombommen ingezet, waarbij Hirosjima en Nagasaki het doelwit waren.

Ook beschietingen en gevechten resulteerden soms in zware verwoestingen. Leningrad en Stalingrad werden door de vele gevechten verwoest, het opstandige Warschau eveneens. In Duitsland werden Aken en Berlijn zwaar getroffen door straatgevechten.

Veel infrastructuur werd doelmatig verwoest. Met name de spoorlijnen kregen het zwaar te verduren: niet alleen door bombardementen, maar ook door sabotage of ter verdediging, of zelfs voor hergebruik van materialen.

Inundaties werden in sommige gebieden gebruikt ter verdediging, zoals in Zeeland en Normandië.

Economie, logistiek en financiering[bewerken | brontekst bewerken]

Nasleep van de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Schade en slachtoffers[bewerken | brontekst bewerken]
Nationaliteiten Militairen Burgers Totale Verliezen
Duitsers 3500000 2500000 6000000
Engelsen 450000 70000 520000
Fransen 250000 360000 610000
Italianen 330000 85000 415000
Polen 220000 5300000 5520000
Russen 13600000 7500000 21100000
Andere Europeanen 2000000~ 4000000~ 6000000~
Amerikanen 450000 15000 465000
Canadezen 42000 42000
Japanners 1700000 360000 2060000
Chinezen 3500000 10000000 13500000
Totaal 26000000~ 30000000~ 56000000~

Cijfers met een (~) erachter staat voor ongeveer. Alle cijfers zijn inclusief de 11 miljoen mensen die tijdens de Holocaust zijn vermoord!

Winnaars en verliezers[bewerken | brontekst bewerken]
Wederopbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Waarschijnlijk lering trekkende uit de Eerste Wereldoorlog eisten de overwinnaars geen compensatie van de verslagen naties. Integendeel, in het kader van het economisch herstelprogramma van minister van buitenlandse zaken van de V.S. George Marshall, beter bekend als het Marshallplan, riep hij het Amerikaans Congres op om miljarden dollars ter beschikking te stellen voor de wederopbouw van Europa. Het deel van Europa dat door de Sovjet-Unie bezet was, viel hier buiten.

Processen van Neurenberg[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog werden veel nazi's met hoge functies vervolgd voor oorlogsmisdaden en voor de massamoord (de Holocaust) tijdens het Proces van Neurenberg en moesten ook anderen die zich aan deze misdaden schuldig hadden gemaakt in een van de andere Processen van Neurenberg terechtstaan.

Oprichting van de staat Israël[bewerken | brontekst bewerken]

In 1947 werd resolutie 181 door de Verenigde Naties aangenomen. Deze kwam tot de verdeling van Pallestina in een Joods en een Arabisch deel. Hierbij werd echter geen rekening gehouden met de oorspronkelijke bewoners, het gebied was immers bezit van de Britten. In 1948 werd de staat Israël door David Ben-Gurion uitgeroepen.

Dekolonisatie[bewerken | brontekst bewerken]

In deze zelfde periode consolideerden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hun posities en banden in Europa als voorbereiding tegen mogelijke agressie. Zoals reeds opgemerkt is, bracht de Sovjet-Unie de zwaarste offers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze oorlogsslachtoffers kunnen veel van Ruslands gedrag na de oorlog verklaren. De Sovjet-Unie ging voort met de bezetting en overheersing van Oost-Europa als bufferzone tegen invasies van Rusland uit het westen. Rusland heeft drie invasies gekend in de 150 jaar voorafgaand aan de Koude Oorlog: gedurende de Napoleontische oorlogen, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog. Hierin verloren tientallen miljoenen mensen het leven.

De Oorlog In Cijfers[bewerken | brontekst bewerken]

Tanks En Vliegtuigen

Tanks en Vliegtuigen Duitsland Italië Japan Totaal voor de AS Frankrijk Groot-Brittannië Gemenebest Verenigde Staten Sovjet-Unie Totaal voor de Geallieerden
Tanks 3200 64000 1350 1000 1200 1000 66000 2800 1200 30000 30000 2000 - 88000 20000 90000 238000
Vliegtuigen 4300 114000 3300 9400 6500 68000 191400 1500 5000 88000 18000 6000 - 300000 18000 100000 506000

Het bovenste (of eerste) cijfer geeft aantallen die aan het begin van de oorlog beschikbaar waren ; het onderste (of tweede) cijfer de productie tijdens de oorlog. De totaal aantal word berekend door het onderste (of tweede) cijfer bij elkaar optetellen.