Nederland
Nederland | ||||
---|---|---|---|---|
[[Bestand:|266px|Kaart]] | ||||
Basisgegevens | ||||
Officiële taal | Nederlands[1] | |||
Hoofdstad | Amsterdam[2] | |||
Regeringsvorm | constitutionele monarchie - parlementaire democratie | |||
Staatshoofd | Koningin Beatrix | |||
Regeringsleider | Jan Peter Balkenende | |||
Religie | (lees verder): 29% rooms-katholiek, 9% hervormd, 6% PKN, 4% gereformeerd, 4% moslim, 42% geen gezindte | |||
Oppervlakte | 41.543 km²[3] (18,41% water) | |||
Inwoners | 16.105.285 (2002)[4] 17.280.397 (2020)[5] (416/km² (2020)) | |||
Bijv. naamwoord | Nederlands | |||
Inwoneraanduiding | Nederlander | |||
Overige | ||||
Motto | Je maintiendrai (Nederlands: Ik zal handhaven) | |||
Volkslied | Wilhelmus | |||
Munteenheid | Euro (EUR)
| |||
UTC | +1 (zomer +2) | |||
Nationale feestdag | 30 april (Koninginnedag) 5 mei (Bevrijdingsdag) | |||
Web | Code | Tel. | .nl | NLD | 31 | |||
Voorgaande staten | ||||
| ||||
Detailkaart | ||||
[[Bestand:|266px|Kaart van Nederland]] | ||||
| ||||
Portaal Landen & Volken
|
Nederland is een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden op het vasteland van West-Europa.[6] Het wordt in het westen en noorden begrensd door de Noordzee, langs de oostgrens door Duitsland en in het zuiden door België. De hoofdstad van het land is Amsterdam, de regeringszetel is Den Haag.
Nederland heeft een inwonertal van 17.280.397 (2020) en met een oppervlakte van 41.526 km² een hoge bevolkingsdichtheid van 416/km² (2020). Ruim 18% van het oppervlak bestaat uit water en een groot deel van het land en de bevolking bevindt zich onder zeeniveau. Het land wordt beschermd tegen het water door middel van een systeem van dijken en waterwerken. Door landwinning zijn polders gecreëerd. Bestuurlijk is het land verdeeld in twaalf provincies.
Met de Acte van Verlatinghe van 1581 werd de onafhankelijkheid van de Republiek uitgeroepen, die na afloop van de Tachtigjarige Oorlog ook werd erkend. Vanaf de Franse tijd aan het begin van de negentiende eeuw groeide Nederland met het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 en de Belgische Revolutie in 1830 uit tot het land dat het nu is: een moderne natie, een van de meest ontwikkelde landen en de zestiende economie ter wereld.
Nederland is een constitutionele parlementaire monarchie, een staatsvorm waarbij de macht gedeeld wordt door de koning(in), de ministers en het parlement, al is de invloed van eerstgenoemde beperkt. Nederland is een van de oudste parlementaire democratieën en was medeoprichter van onder meer de EU, de NAVO en de Wereldhandelsorganisatie. Met België en Luxemburg vormt het de Benelux. Den Haag speelt een internationale rol op juridisch gebied, als locatie voor vier internationale tribunalen en Europol.
Algemeen
Naam
In de Bourgondische tijd werden de Lage Landen aangeduid vanuit het oogpunt van de hertog zelf, die meestal in Vlaanderen of Brabant verbleef: les pays de par deça, 'de landen van herwaarts over'. Dat wilde niet veel meer zeggen dan 'deze landen hier, direct om ons heen'. Dit in tegenstelling tot les pays de par delà, 'de landen van derwaarts over, de landen daar', namelijk het eigenlijke Bourgondië. Ook werd de benaming 'de lage landen (bij de zee)' gebruikt.
In de vijftiende eeuw kwam de naam "Nederlanden" in gebruik. In tegenstelling tot onder meer 'Frankrijk' en 'Engeland' had deze geen etnische oorsprong, maar was het aanvankelijk een aardrijkskundige term, die slechts het onderscheid aanduidde met een hoger gelegen gebied. Samengestelde namen met Nieder- werden voor verschillende plaatsen in het Duitse taalgebied gebruikt. Dit was ook het geval voor het laaggelegen deel van het stroomgebied van de Schelde, de Maas en de Rijn, het nu Duitse Nederrijngebied daarbij inbegrepen. Het gebied dat als Oberland gedacht was begon dan ongeveer bij het hoger liggende Keulen. Door het grote belang van de Lage landen werd de benaming steeds meer specifiek voor dit gebied gehanteerd. Vanaf ongeveer 1490 werden hiermee ook de Bourgondisch-Habsburgse gewesten aangeduid. Naast "Vlaanderen" was "de Nederlanden" vanaf halverwege de zestiende eeuw waarschijnlijk de meest gebruikte naam. In het Frans was dit Pays-Bas, in het Italiaans Paesi Bassi en in het Duits Niderlanden (de toen gebruikelijke spelling). In het Nederlands en het Duits werden zowel het enkel- als het meervoud gebruikt, terwijl in het Frans en Engels (Low Countries) uitsluitend het meervoud gebruikt werd.
Na de Opstand bleven de benamingen Belgium en 't Nederlandt in gebruik voor zowel de Nederlanden als geheel als voor de beide afzonderlijke staten. Voor de Spaanse en later de Oostenrijkse Nederlanden werd ook wel Belgium Regium gebruikt, terwijl met Belgium Foederatum wel de Republiek der Verenigde Provinciën werd aangeduid. Voor de Republiek werd in het buitenland steeds meer "Holland" als pars pro toto gebruikt, zoals eerder "Vlaanderen". Nederland werd nog in de Franse tijd en ook onder koning Willem I vertaald in het Frans als Belgique. In de Franse tijd waren de officiële namen eerst de Bataafse Republiek, daarna het Bataafs Gemenebest en voor de invoeging in het Franse keizerrijk het Koninkrijk Holland.
Na het vertrek van de Fransen werden Noord en Zuid verenigd. De naam van het nieuwe land werd "het Koninkrijk der Nederlanden", in het Frans le Royaume des Belgiques. Pas na de Belgische omwenteling van 1830 werd België verengd tot het huidige begrip van de moderne staat. 'Nederland' is sindsdien slechts in gebruik voor de noordelijke staat. De voortdurende dominantie van Holland zorgt er nog steeds voor dat de naam van deze provincies wel wordt gebruikt om geheel Nederland aan te duiden.
Nationale symbolen
Nationale symbolen bestaan op verschillende niveaus. Zo wordt bijvoorbeeld vaak het portret van het staatshoofd aangebracht op munten en postzegels. Vooral bij regerende vorstenhuizen is dit het geval. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Geijkte officiële symbolen zijn met name de volgende:
- De vlag van Nederland bestaat uit drie horizontale banen van gelijke hoogte in de kleuren rood, wit en blauw. De vlag dateert uit 1579, toen de onafhankelijkheid van Nederland werd uitgeroepen en werd officieel goedgekeurd in 1796 en bevestigd als nationaal embleem in 1937. Het wit en blauw zijn de livreikleuren van het Franse vorstendom Orange, waar het Huis Nassau, het latere Nederlandse koningshuis, mee verbonden raakte (zie René van Chalon). Het rood was oorspronkelijk oranje, naar de naam van het vorstendom, maar werd in de loop van de 17e eeuw vervangen door vermiljoenrood, dat tijdens zeeslagen makkelijker te herkennen was. Op feestdagen die te maken hebben met het koningshuis of tijdens diplomatieke reizen naar het buitenland wordt ook wel een oranje wimpel boven de vlag gehangen.
- Het Wapen van het Koninkrijk der Nederlanden is oorspronkelijk in 1815 ontworpen en in 1907 aangepast. Het geblokte schild met een leeuw, zwaard en pijlen is het heraldisch symbool van de Koningin en het Land.
- Het Wilhelmus is het volkslied sinds 10 mei 1932. Daarvoor was vanaf 1817 (met uitzondering van een gat van 1832 tot 1833) Wien Neêrlands bloed het volkslied.
Nederland kent niet (maar) één algemene nationale feestdag, maar heeft twee dagen die aspecten van een nationale feestdag bezitten: Koninginnedag (op 30 april) en Bevrijdingsdag (5 mei).
Informeel geldt tegenwoordig de kleur oranje in het algemeen als een symbool voor Nederland. Dit komt, behalve in de kleur van de kleding der vertegenwoordigende sportteams, ook tot uitdrukking in de wijze waarop supporters zich in en aan het buitenland tonen.
Rol van het koningshuis
Bij al deze symbolen speelt expliciet of impliciet het koningshuis een rol. De vorst en het koninklijk huis vervullen zelf echter ook een belangrijke symbolische functie voor Nederland, zowel institutioneel als in personam. Dit is te meer het geval omdat het Huis van Oranje al meer dan vier eeuwen zijn geschiedenis deelt met het volk van Nederland. Willem de Zwijger was de prins van Oranje die Nederland vanaf 1568 naar de zelfstandigheid leidde.
Als monarchie onder de Oranjes bestaat Nederland echter nog geen twee eeuwen. De rol van de vorst is bovendien constitutioneel ingeperkt. In het zogenoemde revolutiejaar 1848 werd een nieuwe Nederlandse grondwet ingevoerd, ontworpen onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke. Deze geldt, met enkele kleinere aanvullingen, nog steeds en maakte een einde aan de persoonlijke regeermacht van de koning en voerde de koninklijke onschendbaarheid in. Voortaan waren de ministers verantwoording schuldig aan het parlement voor hun beleid en niet meer de koning. De koning mag binnenskamers wel proberen invloed uit te oefenen op de verantwoordelijke bewindslieden, maar die kunnen koninklijke adviezen altijd afwijzen als zij die niet kunnen en willen verdedigen in het parlement. Wat die adviezen zijn, moet altijd geheim blijven. Van koningin Beatrix is echter wel bekend dat zij zich veel intensiever bemoeit met beleidskwesties dan voorheen haar moeder, koningin Juliana. De koningin wordt door de minister-president in principe elke week 'bijgepraat' over politieke kwesties, door ministers en staatssecretarissen minder vaak.
Imago in het buitenland
Nederland staat wereldwijd bekend om zijn waterbeheer en grote waterbouwkundige werken, zijn handelsgeest en om traditionele producten en symbolen als windmolens, tulpen, klompen, kaas, Delfts blauw en de fiets. De hoofdstad Amsterdam geniet internationale bekendheid, maar ook Rotterdam (als wereldhaven) en Den Haag (als internationaal juridisch centrum) zijn welbekend. Op cultureel gebied heeft vooral de Nederlandse schilderkunst door de eeuwen heen veel aanzien genoten. Onder meer stillevens, binnenhuistaferelen, het Nederlandse landschap, stadsgezichten, de zee en de wolkenluchten zijn bekende motieven.
Nederland maakt thans ook naam door zijn vernieuwende architectuur, stadsontwikkeling, planologie en industriële vormgeving. Nederland geldt als een modern Westers land, op industrieel en technologisch gebied ontwikkeld, met een sterke economie, zeer goede sociale voorzieningen en een stabiel politiek bestel.
Sinds enkele decennia is Nederland daarnaast bekend (en ook wel enigszins omstreden) om zijn liberale beleid op het gebied van drugs, prostitutie, euthanasie en het homohuwelijk.
Geschiedenis
De bewoningsgeschiedenis van Nederland is sterk verbonden met het ontstaan van de Nederlandse ondergrond. De omgeving veranderde niet alleen door de verdrinkingsgeschiedenis van de Schelde, Rijn, Maas en Eems tijdens het Holoceen, maar andersom is bewoning van grote invloed geweest op het huidige Nederlandse landschap met polders en dijken, met name in de laatste 1000 jaar.
De noodgedwongen collectiviteit zorgde voor een bestuur en mentaliteit die mede bijdroegen tot het latere succes van de Nederlandse handel, waarbij ook de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen van groot belang was. De Nederlandse gewesten hebben door de geschiedenis heen wisselende onderlinge relaties gehad, soms samenwerkend, soms rivaliserend. Belangrijke keerpunten zijn de Opstand met zijn onafhankelijkheidsverklaring die vooraf ging aan een periode van grote voorspoed en de Franse inval die het einde betekende van de Republiek en kwam na een lange periode van verval. Als het Koninkrijk der Nederlanden bestaat Nederland sinds 1814 en in min of meer de huidige vorm vanaf 1830 na de Belgische revolutie.
Prehistorie
Inherent aan deze periode is het gebrek aan kennis van wat er zich afspeelde. Waar later persoonlijke verhalen inzicht geven in beweegredenen, is men hier alleen in staat om culturen te onderscheiden, voor zover deze al teruggevonden zijn. Enerzijds is het aantal doorzochte locaties niet uitputtend, anderzijds zijn sporen verdwenen door natuurlijke oorzaken, maar ook door menselijk ingrijpen of bevinden deze zich in formaties die bedekt worden door recentere afzettingen.
Lang voor er sprake zou zijn van een herkenbare Nederlandse identiteit bestond de bewoning in dit gebied uit passerende jager-verzamelaars. Vondsten uit de vroegste periodes zijn spaarzaam en ontbreken bij een aantal periodes volledig. Vanaf het begin van het Holoceen (0,0117 Ma - heden) steeg de temperatuur. Dit had een zeespiegelstijging tot gevolg en het volstromen van de Noordzee heeft mogelijk mesolithische jagers naar het vasteland doen trekken, maar continue bewoning kwam waarschijnlijk pas later. Hierna werd tijdens het Vroeg-Neolithicum de overgang gemaakt van nomadisch jagen en verzamelen naar sedentaire landbouw en veeteelt, ook wel neolithische revolutie genoemd. Na de Bronstijd begon met de Kelten de IJzertijd, om opgevolgd te worden door de La Tène-cultuur (ca. 450 v.Chr. tot de Romeinse periode in de 1e eeuw v.Chr.). Aangetrokken door Keltische welvaart, trokken in de tweede eeuw voor Christus Germanen naar het westen, hierbij geholpen door het gebrek aan samenhang in de Keltische samenleving.
Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen Kelten en Germanen niet goed duidelijk is. De benamingen werd gegeven door de Grieken en Romeinen en worden tegenwoordig vooral als taalkundig begrip beschouwd die onafhankelijke volken beschrijven zonder gezamenlijke identiteit. Over de godsdiensten die de Kelten en Germanen aanhingen is weinig bekend. De Romeinse beschrijvingen zijn oppervlakkig en gekleurd en het is onwaarschijnlijk dat de Germaanse mythologie van die tijd overeen kwam met de Noordse en Germaanse mythologie zoals die in de dertiende eeuw door Snorri Sturluson in Proza-Edda beschreven werd.
Romeinse tijd
Met de komst van de Romeinen begint de protohistorie van Nederland. De Romeinen zouden hier uiteindelijk enkele honderden jaren blijven.
In de Commentarii rerum in Gallia gestarum beschrijft de generaal Julius Caesar zijn gevechten in 57 v.Chr. tegen de Belgae. Na de verovering vestigden de Batavi zich onder andere in de Betuwe, terwijl de Cananefates naar het huidige Zuid-Holland trokken. In het noorden woonden de Frisii. Vanaf de regering van Augustus werd het wegennet uitgebreid. Na de Varusslag in 9 n.Chr. stokte de Romeinse expansie. De Frisii kwamen in 28 n.Chr. in opstand; zij wonnen daarmee de onafhankelijkheid. De Rijn werd vanaf 47 de noordgrens of limes van het rijk. In het vierkeizerjaar (68 - 69) kwamen de Bataven in opstand onder leiding van Julius Civilis. Nadat de Bataven onderworpen waren, was het gedurende twee eeuwen, tot ongeveer 250, rustig in de Rijnprovincies. Een periode van economische expansie en sterke bevolkingstoename, de pax Romana, brak aan. De Germaanse druk op de limes nam echter toe. Tijdens de crisis van de derde eeuw verdween het centrale gezag vrijwel geheel. Rond 300 stabiliseerde de situatie zich; de Salische Franken zouden voortaan de grens verdedigen. Onder de Romeinen werd het Romeinse pantheon geïntroduceerd. Voordat het christendom de overheersende godsdienst werd, was er een mengelmoes van heidense culten.
Middeleeuwen
Vroege Middeleeuwen
De volksverhuizingen, die al met al zo'n twee eeuwen duurden, luidden een periode van instabiliteit in. In 406 werd de Rijngrens doorbroken. Een periode van neergang volgde. Het Romeinse Rijk heeft zich niet meer hersteld. De bevolking nam in aantal af. Ook de handel nam af; geld raakte in onbruik. De Romeinse landbouw met villae verdween volledig.
In de zesde eeuw hadden zich drie groepen gevormd. De Friezen, die actief handel dreven, woonden langs de kusten, de Saksen in het oosten en de Franken in het zuiden van Nederland. Clodowech uit de dynastie van de Merovingen wist de Franken te verenigen en een groot deel van Gallië te veroveren. Zijn bekering tot het katholicisme (497) verzekerde hem van de steun van de Kerk.
Keizer Karel de Grote (768-814) wist naast de Friezen uiteindelijk ook de Saksen aan zich te onderwerpen; de zogenaamde tweede kerstening vond plaats. In de volgende eeuwen zou het christelijk geloof volledig doordringen in de samenleving. Vazallen konden alleen beloond worden door hen grond in leen te geven. Dit 'leenstelsel' verzwakte het centraal gezag. De periode tussen ongeveer 850 en 950 wordt wel de 'ijzeren eeuw' genoemd. Ten gevolge van invallen van de Vikingen en delingen van het Frankische Rijk was het een instabiele periode.
Hoge Middeleeuwen
Landsheerlijkheden en de opkomst van steden
De periode tussen ongeveer 925 en 1350 zag de ontwikkeling van wereldlijke en geestelijke landsheerlijkheden uit een onoverzichtelijke lappendeken van gebiedjes. Een aantal feodale heren wist hun gezag uit te breiden ten koste van hun buren. Het graafschap Vlaanderen, dat onder de aanvankelijk zwakke koning van Frankrijk viel, was aanvankelijk en ook nog lange tijd daarna het belangrijkste gewest. In Lotharingen was de Duitse keizer een stuk machtiger, doordat hij met het rijkskerkenstelsel bisschoppen zoals in het sticht Utrecht met wereldlijke macht bedeelde en daarmee dynastievorming tegenging. Desondanks groeiden de wereldlijke landsheerlijkheden vanaf ca. 1100 uit tot praktisch onafhankelijke vorstendommen.
Rond 1050 brak een periode van economische groei aan. Niet alleen hielden de aanvallen van de Vikingen op, maar door een landbouwkundige innovatie, het drieslagstelsel, werd een grotere voedselproductie mogelijk, waardoor meer mensen zich aan het primaire productieproces konden onttrekken. De bevolkingsgroei in deze periode had zijn weerslag op de handel en daarmee op de steden, die vooral door hun muren een machtsfactor van betekenis werden. Dit was het begin van de afbraak van het feodale stelsel. De steden waren niet alleen een inkomstenbron voor de landsheer, maar werden later ook een concurrerende machtsfactor, wat zich dikwijls uitte in opstanden. In gebieden met weinig steden bleef de adel echter nog eeuwenlang een belangrijke rol spelen. Met de groeiende macht van de burgerij, de poorters, werd het culturele monopolie van de Kerk doorbroken. De culturele opleving in deze periode, waarin ook de eerste scholen en universiteiten werden gesticht, wordt wel de renaissance van de twaalfde eeuw genoemd. Aan de universiteiten werden de zeven vrije kunsten onderwezen.
De bevolkingsgroei leidde ook tot kolonisatie, waarbij tijdens de grote ontginning in Zeeland en Holland een klasse van vrije boeren ontstond. Door de toename van de landbouw konden hier nu ook steden ontstaan, terwijl er bovendien een structuur ontstond om het werk aan de dijken en sluizen te coördineren, waartoe naar voorbeeld van de Vlaamse wateringen waterschappen en heemraadschappen werden opgericht. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en kon men zich ook gaan richten op de visserij, de lakennijverheid en overzeese handel.
Late Middeleeuwen
Consolidatie
De veertiende eeuw was voor Europa een periode van crises in velerlei opzicht, met onder andere de Zwarte Dood (1347-1351) en de Honderdjarige Oorlog. In economisch opzicht was er zelfs sprake van een algemene malaise die tot ca. 1475 duurde. Voor de Nederlanden ging dit echter niet op en was er eerder sprake van economische expansie, hoewel ook hier de nodige problemen waren. Waar de positie van de Franse koning in de voorgaande eeuwen versterkt was en Frankrijk een eigen identiteit ontwikkelde, ontwikkelde een sterke Duitse identiteit zich pas láng nadat dit in de Lage Landen was opgetreden. Deze ontwikkeling was een van de factoren die maakte dat de Nederlanden uiteindelijk geen deel meer zouden uitmaken van het Heilige Roomse Rijk.
De expansiedrang van de landsheren uitte zich in verscheidene onderlinge oorlogen, maar vooral de huwelijkspolitiek zorgde ervoor — vaak door toevalligheden — dat grote delen van de Nederlanden onder buitenlandse vorstenhuizen vielen. Het succes van de huwelijkspolitiek bleek vooral bij de hertogen van Bourgondië. In 1384 verwierf hertog Filips de Stoute het beheer over de graafschappen Vlaanderen en Artesië. Zijn kleinzoon Filips de Goede wist hier nog een aantal gewesten aan toe te voegen. Hij verwierf Namen, Brabant, Limburg, Holland, Zeeland, Henegouwen en Luxemburg. Hiermee waren een aantal noordelijke en vrijwel alle zuidelijke gebieden voor het eerst sinds de Karolingische tijd verenigd in een personele unie.
Bourgondiërs
Onder de Bourgondiërs werd vooral door hertog Filips de Goede (1419-1467) getracht meer greep te krijgen op de particularistische gewesten, die elk hun eigen staten hadden. Ondanks de interne zwakheden en lokaal opspelende onrust profiteerden de gewesten van het wegvallen van de onderlinge rivaliteit van de voorgaande eeuwen en begon er een periode van welvaart. Brugge was in de periode 1380-1480 de belangrijkste handelsmetropool in het meest verstedelijkte gebied in Noordwest-Europa van die tijd. De Hollandse zeevaart kende in deze tijd ook een opvallend sterke groei, vooral die op de Oostzee, welke expansie ten koste ging van de Hanze.
Karel de Stoute wist Gelre te veroveren, maar zijn expansiedrang had uiteindelijk zijn dood tot gevolg. In 1477 sneuvelde hij bij Nancy. Maria van Bourgondië trouwde Maximiliaan van Habsburg, waarna na haar vroege dood de Nederlanden aan hun zoon Filips de Schone toevielen.
Zestiende eeuw
Habsburgers
Hoewel het grootste deel van de Nederlanden formeel deel uitmaakte van het Duitse Rijk, kwamen deze gewesten pas onder de Habsburgers onder een landsheer die ook koning van Duitsland was. Het waren wederom genealogische toevalligheden die het gebied daarna onderdeel zouden laten worden van het Spaanse wereldrijk van keizer Karel V (1515-1555), de kleinzoon van Maximiliaan. Onder Karel V en vooral onder zijn zoon Filips II verschoof het zwaartepunt naar vooral Spanje, waarbij het bestuur van de Nederlanden werd overgelaten aan een landvoogd. Dat de Nederlanden deel uitmaakten van het Habsburgse rijk betekende ook dat deze gewesten betrokken raakten in de strijd met Frankrijk — dat zich plotseling omsingeld zag door het Habsburgse Huis. Deze strijd beheerste de politiek gedurende een groot deel van de zestiende eeuw. In die strijd wist Karel ook de gewesten in het noorden van de Nederlanden te veroveren, waarna deze zogenoemde XVII Provinciën middels de Transactie van Augsburg en de Pragmatieke Sanctie uiteindelijk tot een vergaand onafhankelijke eenheid werden gemaakt.
De reformatie sloeg aan in een gebied dat al lang een kritische houding aannam ten opzichte van de wereldlijke uitspattingen van de geestelijkheid en de structuur van de rooms-katholieke Kerk. Het rechtlijnige calvinisme kreeg grote aanhang, in vrijwel alle lagen van de samenleving, afgezien van de hoge adel. Daarnaast was zowel de centralisatie als de pauselijke bul Super universas bijzonder impopulair, vooral door het gerucht dat de hier bestaande inquisitie vervangen zou worden door de gevreesde Spaanse.
In economisch en demografisch opzicht was er vanaf het einde van de vijftiende eeuw sprake van een sterke groei. De oorlogen met Frankrijk, met hoge belastingen en handelsblokkades als gevolg, drukten echter zwaar op de bevolking. In 1565 bevond de economie zich in een zorgwekkende toestand. Deze keer kwam er door de reformatie en vooral de harde vervolging daarvan nog een nieuwe factor bij. Dit explosieve mengsel zou leiden tot de Opstand.
Opstand
Vanuit Spanje regeerde Filips II op een autoritaire wijze, waarbij hij zichzelf beschouwde als de leider van de contrareformatie. Dit viel slecht in de tolerante Nederlanden en in het 'wonderjaar' 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarop Filips reageerde met het sturen van de hertog van Alva. De harde lijn van Alva en zijn Raad van Beroerten wakkerde de onrust vooral aan. Velen ontvluchtten de Nederlanden en zwierven rond als geuzen, die het Spaanse gezag ondermijnden door zeeroverij en guerrilla. De eerste opstand in 1567-1568 kon Alva nog de kop indrukken. In de jaren daarna probeerde Alva met harde hand de tiende penning in te voeren, wat opnieuw veel weerstand opriep. Op 1 april 1572 slaagden de geuzen erin om Den Briel in te nemen en begon een tweede opstand.
Tijdens de eerste vrije vergadering van de Staten van Holland werd Oranje bevestigd als stadhouder, waarbij men deed voorkomen alsof dit geen strijd was tegen de koning, maar tegen de slechte, door hem gestuurde vertegenwoordigers. Alva begon een tegenoffensief, dat enig succes had. Na de Spaanse furie, de zoveelste plundering van Antwerpen door onbetaalde muitende Spaanse troepen, werd in 1576 de Pacificatie van Gent gesloten. De eerste breuk kwam in 1579 met de Unie van Atrecht, gesloten door de Waalse gewesten, en de Unie van Utrecht van de overige. In 1581 verlieten de opstandige gewesten de Spaanse koning met het Plakkaat van Verlatinghe, terwijl Parma de zuidelijke Nederlanden wist te heroveren voor de Spaanse kroon. Bij gebrek aan een geschikte andere landsheer ontstond in 1588 de Republiek waarvan de facto de macht bij de Staten-Generaal zou liggen.
Republiek
Hoewel de Unie van Utrecht slechts een samenwerking was tussen verschillende steden en gewesten om de Spaanse dreiging te weerstaan, bleek het uiteindelijk de basis te zijn voor de Republiek. Deze was ondertussen door Parma behoorlijk in het nauw gebracht. Stadhouder Maurits wist dit tij te keren tijdens wat wel de Tien Jaren is gaan heten, daarbij geholpen doordat Spanje op meerdere fronten moest vechten (imperial overstretch).
Economisch ging het niet alleen voor de wind dankzij de handel en scheepvaart, maar ook dankzij de visserij, nijverheid en land- en akkerbouw. De vluchtelingen na de val van Antwerpen brachten een uitgebreid netwerk mee dat de handel bevorderde. Amsterdam nam na de val en blokkade van Antwerpen de plaats over als handelscentrum van Europa, terwijl Holland de scheepvaart in Europa beheerste.
Hoewel de overheid protestants was, bestond er vrijheid van geweten. Dit gold niet voor de erediensten, maar dit werd over het algemeen niet strikt nageleefd. De tolerantie was een opportunistische die voorkwam dat men te maken kreeg met een exodus zoals het dogmatische Spanje had meegemaakt.
Door het economische overwicht kon Holland de Staten-Generaal domineren en kon Oldenbarnevelt als landsadvocaat van Holland optreden als regeringsleider. Daarnaast benoemden de staten een stadhouder, in de praktijk altijd een Oranje. Zolang de belangen van Holland en Oranje overeenkwamen, bleek deze gekunstelde situatie wonderwel te werken, maar daarbuiten kon dit het bestuur volledig verlammen, zoals tijdens het Twaalfjarig Bestand voor het eerst zou blijken.
Twaalfjarig Bestand
Toen het Twaalfjarig Bestand in 1609 werd afgesloten, kwamen de tegenstellingen aan het licht die tot het einde van de Republiek zouden spelen. Naast alle andere tegengestelde belangen was er ook nog een godsdienstige tegenstelling die politiek gebruikt zou worden en waarbij stellingen werden ingenomen die niet noodzakelijk overeenkwamen met de religieuze overtuigingen. Maurits, die tegen een vrede was die zijn invloed zou doen verminderen, sloot zich aan bij de contra-remonstranten of preciezen nadat Oldenbarnevelt de remonstranten of rekkelijken steunde om te voorkomen dat de staat de controle verloor op de kerk en er slechts ruimte zou zijn voor één kerkstroming. Oldenbarnevelt werd uiteindelijk in 1619 onthoofd op beschuldiging van landverraad, waarna op de Synode van Dordrecht de contra-remonstrantse stroming de officiële leer in de Gereformeerde Kerk werd. Het bestand liep daarna in 1621 af en werd niet verlengd. De tegenstellingen tussen de staatsen en de orangisten zouden daarna nog regelmatig opspelen.
Gouden Eeuw
Hoewel de metafoor wellicht het te simplistische beeld oproept van een periode waarin de Zeven Provinciën een vredig land van melk en honing vormden, was de Gouden Eeuw wel een periode met een grotere politieke, culturele en economische betekenis dan ooit daarvoor of daarna in de Nederlanden. In een periode waarin Engeland en in mindere mate Frankrijk werden geplaagd door interne problemen, wist de Republiek het al bestaande overwicht in vooral de scheepvaart verder uit te bouwen. De graanhandel op de Oostzee werd wel de moedernegotie genoemd. Hoewel de Vereenigde Oostindische Compagnie grote winsten wist te bereiken voor de aandeelhouders, droeg de handel op Indië slechts in beperkte mate bij tot de winsten, die vooral in de Europese handel werden bereikt. De WIC moest het Spaanse en Portugese monopolie op de handel in Amerika en Afrika doorbreken.
De burgerij werd de dominerende klasse, terwijl de invloed van de adel en al eerder van de geestelijkheid verminderde. Regenten begonnen het politieke klimaat te beheersen. Het naast elkaar bestaan van bevolkingsgroepen van verschillende gezindte, waarvan de belangrijkste in omvang niet veel voor elkaar onderdeden, zou in later eeuwen gaandeweg leiden tot de zogeheten verzuiling. Kunst en wetenschap bloeiden in het spoor van de economische voorspoed. Deze opbloei kwam vooral tot uiting in de schilderkunst van de Hollandse meesters. In de literatuur traden onder anderen P.C. Hooft en Vondel op de voorgrond, terwijl onder meer Huygens en Leeuwenhoek belangrijke wetenschappers waren.
Frederik Hendrik volgde Maurits op en terwijl zijn militaire reputatie als stedendwinger die van zijn halfbroer evenaarde, was hij politiek verreweg diens meerdere. In 1648 werd de oorlog met Spanje beëindigd, tegen de zin van stadhouder Willem II. Zijn pogingen de macht naar zich toe te trekken resulteerden na zijn onverwachte dood in 1650 tot het eerste stadhouderloze tijdperk.
Eerste stadhouderloze tijdperk
Dit tijdperk werd binnenlands gekenmerkt door de Ware Vrijheid en buitenlands door handelsoorlogen. Johan de Witt zou als raadpensionaris van Holland de belangrijkste staatsman zijn van de Zeven Provinciën.
Engeland en Frankrijk waren ondertussen bevrijd van hun interne problemen en eisten hun deel van de welvaart. De Akte van Navigatie uit 1651 legde restricties op aan de vaart op Engeland. De daaropvolgende Eerste Engelse Oorlog werd verloren door de Republiek. Hoewel de Tweede Engelse Oorlog overtuigend werd gewonnen en de Staatse vloot oppermachtig maakte, werd het steeds duidelijker dat de Republiek in de problemen zou komen zodra men de grootmachten niet tegen elkaar wist uit te spelen. Dit bleek in het Rampjaar nadat Karel II en Lodewijk XIV elkaar hadden gevonden in het verdrag van Dover. Terwijl de buitenlandse troepen met een verbijsterende snelheid optrokken tot aan de waterlinie, werden de gebroeders De Witt gelyncht in Den Haag, waarna Willem III tot stadhouder werd benoemd.
Willem III
De crisis gaf de orangisten de overhand. Onder Willem III wist men uit de benauwde situatie te komen, waarbij Michiel de Ruyter de gezamenlijke zeemacht van Frankrijk en Engeland wist te verslaan. Hierna zou Willem III zich blijven richten op het vormen van een Europese coalitie tegen het expansionisme van Lodewijk XIV. Hoewel hij hier successen bij boekte, begon de teruggang van de macht van de Republiek zich af te tekenen.
Onder druk van het Franse expansionisme en de Franse invloed op de Engelse troon kwam de Glorious Revolution tot stand, waarmee de al sinds Willem II bestaande verbinding tussen Oranje en de Stuarts bevestigd werd. Nu Willem III ook in Engeland aan de macht was, kon hij zich nog sterker richten op het bestrijden van de Franse hegemonie.
Tweede stadhouderloze tijdperk (1702-1747)
Door het hardvochtige bestuur van Willem III koos men buiten Friesland en Groningen na zijn kinderloos overlijden geen nieuwe stadhouder. De handel en scheepvaart kenden niet meer de groei van de vorige eeuw, maar bleven substantieel, hoewel het Nederlandse aandeel relatief kromp. De Republiek had nog wel een belangrijke financiële sector, waarbij buitenlandse regeringen grote leningen aangingen bij Amsterdamse bankiers.
Politiek en militair zat de Republiek in het tweede stadhouderloze tijdperk op de tweede rang. Economisch speelde na veertig jaar oorlog met Frankrijk de enorme staatsschuld een grote rol, waarbij vooral na de Spaanse successieoorlog bleek dat de Republiek boven haar macht werkte en afhankelijk werd van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië, dat in 1707 ontstaan was uit Engeland en Schotland en in de 18e eeuw sterk opgang maakte als maritieme, koloniale en economische mogendheid. De Zeven Provinciën werden een nachtwakersstaat. De paniek die de inval van Franse troepen in het zuiden van de Republiek in 1747 veroorzaakte, leek een herhaling van het rampjaar en bracht Willem IV de functie van stadhouder, voor het eerst in alle gewesten. Internationaal kon de politiek lange tijd gebaseerd worden op het uitspelen van de Frans-Britse tegenstellingen, maar na de Zevenjarige Oorlog had zich in Europa een nieuw machtsevenwicht gevormd, waardoor dit niet meer werkte en de Republiek steeds meer werd overgeleverd aan de welwillendheid van de grootmachten.
Patriottentijd
Waar het bestuur van het land eerder weliswaar geen democratie was geweest, maar het volk wel invloed uit kon oefenen, was het nu in handen van een regentenklasse die zich steeds meer afsloot. De onvrede kwam het eerst tot uiting in het pachtersoproer in 1748. De doelisten zagen Willem IV als degene die het bestuur kon hervormen, maar toen hij aan de macht kwam, bleek hij niet van plan de bestaande structuur te veranderen.
De vroege dood van Willem IV liet het stadhouderschap toekomen aan de driejarige Willem V die in 1766 meerderjarig werd. Ook hij wist daarna niet de politieke vernieuwing te brengen waarop gehoopt werd.
Internationaal waren de verhoudingen gewijzigd en tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog gingen in de jaren veertig de slecht onderhouden barrièresteden in de Zuidelijke Nederlanden verloren aan Frankrijk. Bij de Staten van Holland en de Staten-Generaal ontstond onvrede over het stadhouderlijk stelsel, die gedeeld werd met de regenten die in de pro-Engelse koers van de stadhouder een bedreiging voor de handel zagen. De Amerikaanse revolutie werd toegejuicht door de democraten, maar ook door de regenten die daarin een vermindering van de Engelse macht zagen. Nederlandse kooplieden leverden allerlei goederen aan de nieuwe Amerikaanse staat, waardoor de relatie met de Britten dramatisch verslechterde.
De steun aan de Amerikanen was de aanleiding tot de Vierde Engelse Oorlog waarmee in 1780 een einde kwam aan bijna een eeuw van bondgenootschap, of op zijn minst afwezigheid van gewapende vijandelijkheden. Deze duurde tot 1784 en verliep rampzalig voor de Republiek. De patriotten gaven uiting aan de binnenlandse ontevredenheid, die in 1786 en 1787 escaleerde. Willem V werden zijn speciale bevoegdheden ontnomen, waarna zich op lokaal niveau een revolutie begon af te tekenen. De aanhouding bij Goejanverwellesluis van Willems echtgenote Wilhelmina van Pruisen leidde tot een Pruisische inval die het herstel van de positie van de stadhouder af moest dwingen, waarbij regenten die te veel democratie vreesden zich wel zouden aansluiten. Veel patriotten vluchtten naar Frankrijk, waar zij een niet onbelangrijke rol hadden in de Franse Revolutie. Zij zouden terugkeren naar de Republiek tijdens de Bataafse revolutie.
Bataafse tijd
Na de Franse revolutie vielen in 1795 de Franse troepen Nederland binnen. Zij bezorgden daarbij de patriotten, die samen met de Franse legers weer terugkeerden, alsnog de macht en vestigden de Bataafse Republiek. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland. Binnenlands was er aanvankelijk enige onafhankelijkheid. Na drie jaar leidde de frustratie tussen unitaristen en federalisten tot twee staatsgrepen met Franse steun waarna met de Staatsregeling van 1798 de eerste Nederlandse grondwet werd ingevoerd. Dit was een radicale breuk met het provincialisme en was op staatkundig gebied de belangrijkste verandering sinds de Opstand.
Economisch gezien was er echter door de oorlog met Engeland sprake van een sterke achteruitgang. Nederland veranderde in een agrarische samenleving waarbij zelfs Amsterdam een groot deel van zijn bevolking verloor. Na de nodige hervormingen werd in 1806 het Bataafs Gemenebest omgevormd tot het Koninkrijk Holland. Koning Lodewijk Bonaparte identificeerde zich volgens zijn broer Napoleon te veel met zijn onderdanen. In etappes werd het land daarna ingelijfd door het Franse Keizerrijk. Na de desastreus verlopen veldtocht naar Rusland en volkerenslag verlieten de Franse troepen in 1813 het land. Hoewel de rol van Oranje in de jaren daarvoor voorbij leek te zijn, werd de zoon van de overleden Willem V gevraagd soeverein te worden. Vooral de invoering van de Franse wetgeving zou echter van blijvende betekenis blijken.
Verenigd Koninkrijk
Willem I werd de eerste koning der Nederlanden waarbij na het Congres van Wenen noord en zuid verenigd werden. Willem I pakte de wederopbouw krachtig aan. Zo liet hij talrijke kanalen graven en wegen verbeteren. De in het zuiden in de Franse tijd florerende industrie werd gestimuleerd, terwijl in het noorden de nadruk lag op het herstel van de handel en scheepvaart.
Zo voortvarend als Willem de economie stimuleerde, zo conservatief was zijn politiek. De taaldwang zorgde voor de nodige weerstand in het zuiden, terwijl de katholieken vrijheid van onderwijs en godsdienst eisten en de liberalen bezwaren hadden tegen de autoritaire regeerstijl van Willem I. Dit leidde tot het Monsterverbond en uiteindelijk de Belgische afscheiding.
Koninkrijk der Nederlanden
De kostbare volhardingspolitiek van Willem I resulteerde in hoge financiële lasten. Daarnaast werkte het systeem niet meer waarbij de in het zuiden gefabriceerde producten door noordelijke schepen vervoerd werden. Het was nu duidelijk dat Nederland tot de kleine mogendheden behoorde en noodgedwongen begon men een neutraliteitspolitiek te volgen.
Parlementaire democratie
Het revolutiejaar 1848 verliep in Nederland relatief rustig doordat Willem II een nieuwe grondwet liet ontwerpen door Thorbecke waardoor Nederland een constitutionele monarchie werd en ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd. De schoolstrijd zou daarna een belangrijk onderdeel van de politiek vormen, waarin zich confessionele partijen begonnen te vormen in oppositie tegen het jarenlange overwicht van de liberalen.
Modernisering
Aan het einde van de negentiende eeuw kwam vooral in het oosten en het zuiden de industrialisatie op gang die belangrijk bijdroeg aan de economische groei. Hierdoor werden de onderste sociale lagen van de samenleving zichtbaar als arbeidersklasse en uiteindelijk een arbeidersbeweging. Naast de schoolstrijd werden uitbreiding van het kiesrecht en verbetering van de sociale omstandigheden van de arbeiders belangrijke politieke thema's. Er begon zich een verzuiling af te tekenen die met het burgerlijk karakter tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw de Nederlandse samenleving zou kenmerken. De gestegen welvaart ging gepaard met een grote opbloei van kunsten en wetenschappen. Geleidelijk verdween de echte armoede, terwijl arbeidsvoorwaarden een wettelijke basis kregen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist Nederland neutraal te blijven, maar het was wel het einde van de sterke economische groei. Onder druk van de oorlogsomstandigheden kwam men tot de pacificatie van 1917 waarmee niet alleen de angel grotendeels uit het conflict werd gehaald, maar ook de verzuiling officieel bevestigd werd. Er kwam een einde aan de schoolstrijd en voor mannen werd het algemeen kiesrecht ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het vrouwenkiesrecht. De sociale kwestie werd echter niet opgelost en na de vergissing van Troelstra was de positie van de socialisten ernstig verzwakt.
Burgerlijk-verzuilde samenleving
In de periode na de Eerste Wereldoorlog werd de infrastructuur uitgebreid en in de industriële sector groeiden enkele zeer grote bedrijven. Ook begon er langzaam een sociaal stelsel te ontstaan. Vooral de politiek, de vakbeweging, scholen, omroep, pers en jeugdbeweging waren sterk verzuild. Ideologische tegenstellingen werden getracht op te lossen met een pacificatiepolitiek, wat vooral bij levensbeschouwelijke kwesties niet altijd lukte. Aangezien de confessionelen van 1918 tot 1994 altijd deel uitmaakten van de regering, had dit de nodige invloed.
De crisis van de jaren dertig bracht na een periode van voorspoed grote werkloosheid en duurde in Nederland bijzonder lang om te worden gevolgd door de Tweede Wereldoorlog. Dit zou uiteindelijk een toenemende invloed van de staat op de samenleving tot gevolg hebben.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte het kabinet met koningin Wilhelmina naar het Verenigd Koninkrijk. Het nationaalsocialistische bestuur gebruikte Nederland als wingewest om de oorlog te ondersteunen en probeerde daarnaast de bevolking te nazificeren. Ruim honderdduizend Joden — 75% van de Joodse bevolking in Nederland — werd omgebracht in vernietigingskampen. Slechts een klein deel kon overleven door onder te duiken. Hoewel er zowel verzetsbewegingen als collaborateurs waren, was de algemene houding er echter een van inschikken door vergaande aanpassing, ook wel accommodatie genoemd.
Hoewel na de bevrijding de doorbraakgedachte heerste, keerde men al snel terug naar de verzuiling van voor de oorlog. Daarmee was de oorlog minder een breuk dan verwacht zou kunnen worden. Wel werd afstand gedaan van de falende neutraliteitspolitiek met het lidmaatschap van de VN, de EG en vooral de NAVO tijdens de Koude Oorlog. Ook ging Nederlands-Indië na een onafhankelijkheidsstrijd verloren. Dit gold tot zwarte Sinterklaas in 1957 niet voor de economische banden met Indonesië die met het Marshallplan van groot belang waren voor de wederopbouw. Willem Drees regeerde tijdens deze periode waarin de verzorgingsstaat werd uitgebreid.
Ontzuiling
In de jaren vijftig was de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland verbeterd door de geleide loonpolitiek. Het decennium daarop zag de ontdekking van de aardgasbel en met grote loonsverhogingen het begin van de consumptiemaatschappij. Er ontstond een jeugdcultuur die zich juist afzette tegen de oudere generatie, terwijl de seksuele moraal vrijer werd. Ook andere sociale bewegingen zoals de vrouwenbeweging lieten sterk van zich horen, al loopt de vrouwenemancipatie tot op heden achter ten opzichte van omringende landen. Parallel aan de ontzuiling speelde zich vanaf deze periode de ontkerkelijking af. Met de secularisering groeide het deel van de bevolking dat zich niet rekende tot een van de zuilen. Met de talloze nieuw gevormde sociale bewegingen, waaronder de milieubeweging, ontstonden nieuwe culturele orientaties.
In de jaren zeventig moest dan ook de politiek volgen met een vernieuwing tijdens het kabinet-Den Uyl. Dat dit grotendeels mislukte, was onder andere te wijten aan de oliecrisis en de economische neergang daarna. Vooral de arbeidsintensieve industrie trok hierna weg naar lagelonenlanden. De daarop volgende grote werkloosheid sloeg vooral toe onder laag opgeleiden, waaronder veel gastarbeiders. Uiteindelijk bleek de verzorgingsstaat hierdoor niet in volle omvang houdbaar te zijn.
In de jaren negentig trok de Nederlandse economie weer aan. De hier en daar sluimerende bezorgdheid over de omvang en vaak afwijkende gewoonten van etnische minderheden werd gearticuleerd door de nieuwe politicus Pim Fortuyn. Frustratie over het vermeende falende overheidsbeleid bleek nadat negen dagen na de moord op Fortuyn diens partij, de LPF, een ongekende verschuiving teweeg bracht in de Tweede Kamerverkiezingen van 2002.
Waar in de jaren zestig universele waarden voorrang moesten krijgen, werd vanaf nu weer aandacht gevraagd voor de nationale cultuur die gevaar zou lopen door enerzijds de Europese eenwording en anderzijds de grote groepen etnische minderheden. De moord op Theo van Gogh leek de bevestiging van wat door Paul Scheffer is aangeduid als het het multiculturele drama van een etnische onderklasse die maar ten dele integreert, met mogelijke radicaliseringstendenzen tot gevolg. Terwijl de traditioneel geachte tolerantie jegens immigranten verminderde, bleef deze op andere vlakken bestaan, blijkens de invoering van het homohuwelijk en de relatief liberale regelgeving omtrent abortus, euthanasie, prostitutie en softdrugs.
Nationaal is er na de ontzuiling voor vele mensen geen duidelijke ideologische stroming meer waar zij zich naar kunnen richten, waaraan ook het einde van de Koude Oorlog en de hiermee samenhangende verschuivingen van de internationale verhoudingen heeft bijgedragen. Daarnaast zijn er de problemen met integratie die door Pim Fortuyn zijn benoemd, die om een oplossing vragen. Desondanks is Nederland een zeer welvarend land met een goede sociale zorg en een stabiele samenleving, dat ondanks de recente moorden een relatief geweldsarme ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Ligging en inrichting
Nederland ligt in het noordwesten van Europa en wordt begrensd door de Noordzee, Duitsland en België. De lengte van de landsgrens bedraagt 1027 km, terwijl de kustlijn 451 km lang is.
Water
Nederland wordt zowel in het noorden als westen omringd door de Noordzee. In het noorden wordt een duinenrij gevormd door de Waddeneilanden, een serie barrière-eilanden waarachter zich de ondiepe Waddenzee bevindt. Middenin het land ligt het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee, een grote binnenzee die sinds de voltooiing van de Afsluitdijk in 1932 van de Waddenzee is afgesloten en sindsdien zoetwater bevat. Andere zee-armen en estuaria zijn de Dollard en de Lauwers in het noorden en het Hollandsch Diep, het Haringvliet, het Grevelingenmeer en de Ooster- en Westerschelde in het zuidwesten. Een groot deel van Nederland is gevormd uit de delta van de Rijn, de Maas en de Schelde. De Maas en de Rijn vormen samen met de Waal, de Lek en de Merwede bovendien de grote rivieren, een rivierengebied dat een natuurlijke barrière tussen het noorden en zuiden van het land is. De IJssel, soms ook tot de grote rivieren gerekend, is een vertakking van de Rijn die noordwaarts stroomt en uitmondt in het IJsselmeer.
De eeuwenlange strijd tegen het water heeft een duidelijke invloed gehad op de inrichting van Nederland. Door overstromingen en menselijk ingrijpen is de kustlijn in de loop van de geschiedenis aanzienlijk veranderd. Ingrijpende rampen waren de stormvloed van 1134, waarbij Zeeland in een archipel veranderde, de Sint-Luciavloed (1287), de Sint-Elisabethsvloed (1421) en als laatste de watersnoodramp van 1953. Bij overstromingen ontstonden nieuwe zee-armen of getijdengebieden op de plek waar eerder land lag. Al sinds de Middeleeuwen worden langs de kust en de rivieren dijken aangelegd om het land tegen het water te beschermen.[7] Een ander project in de strijd tegen het water zijn de Deltawerken, die zijn aangelegd tussen 1958 en 1997. Het hele Deltaplan omvatte het ophogen van meer dan 3000 kilometer zeedijk en meer dan 10.000 kilometer binnendijk langs kanalen en rivieren tot deltahoogte. Ook werden de zee-armen die in de loop der tijd in het zuidwesten van Nederland waren ontstaan door dijken van de zee afgesloten.
Grote stukken land zijn door de mens drooggelegd en gewonnen op het water, de zogenaamde polders. Bij voormalige meren of plassen worden deze nieuwe stukken land droogmakerijen genoemd. De grootste polders zijn de Zuiderzeewerken, die in de 20e eeuw zijn aangelegd en gezamenlijk meer dan 2500 vierkante kilometer nieuw land beslaan.
Fysische geografie
Fysische geografie beschrijft en verklaart de fysische of natuurkundige processen die het landschap vormen en hebben gevormd. De conditionele factoren hierbij zijn het substraat — gesteente en reliëf — het klimaat en de mens. Deze hebben een grotere invloed op water, bodem en vegetatie dan andersom. Het tegenwoordige Nederlandse landschap is grotendeels gevormd in de laatste 150.000 jaar.
Klimaat
Maand | jan | feb | mar | apr | mei | jun | jul | aug | sep | okt | nov | dec | Jaar |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gem. hoogste temp. (°C) | 5,2 | 6,1 | 9,6 | 12,9 | 17,6 | 19,8 | 22,1 | 22,3 | 18,7 | 14,2 | 9,1 | 6,4 | 13,7 |
Gem. laagste temp. (°C) | 0,0 | -0,1 | 2,0 | 3,5 | 7,5 | 10,2 | 12,5 | 12,0 | 9,6 | 6,5 | 3,2 | 1,3 | 5,7 |
Gem. temp. (°C) | 2,8 | 3,0 | 5,8 | 8,3 | 12,7 | 15,2 | 17,4 | 17,2 | 14,2 | 10,3 | 6,2 | 4,0 | 9,8 |
Gem. neerslag (mm) | 67 | 48 | 65 | 45 | 62 | 72 | 70 | 58 | 72 | 77 | 81 | 77 | 793 |
Gem. aantal uren zon | 52 | 79 | 114 | 158 | 204 | 187 | 196 | 192 | 133 | 106 | 60 | 44 | 1524 |
Nederland heeft een zogenaamd Cfb-klimaat, een gematigd zeeklimaat met milde winters en koele zomers.
Het klimaat wordt beïnvloed door de Noordzee die het gehele jaar de temperatuur matigt, waarbij zowel de dagelijkse als jaarlijkse temperatuursschommelingen toenemen richting het oosten. Hoewel er de laatste decennia een stijging van de gemiddelde temperatuur is waar te nemen, is door de grote natuurlijke temperatuursfluctaties nog niet met zekerheid te zeggen of dit het gevolg is van een versterkt broeikaseffect.
Met ca. 1600 zonuren heeft de kust de meeste zonuren, terwijl de Achterhoek met ca. 1450 uur de minste zonneschijn heeft. Ondanks het imago van regenland, regent het gemiddeld slechts 7% van de tijd. In de zomer is er vooral op grasland een verdampingsoverschot, maar gemiddeld is er jaarlijks een neerslagoverschot, het grootst op de Veluwe. Het natst zijn de Veluwe, Drenthe en Zuid-Limburg, het droogst het centrale deel van Limburg met minder dan 700 mm.
Het weer is sterk afhankelijk van de luchtsoort en de fronten die de verschillende luchtsoorten scheiden.
Substraat
Gesteenten
De geologische structuur van de Nederlandse ondergrond wordt gekenmerkt door een serie horsten en slenken, die onderdeel vormen van een grote tektonische structuur die dwars door Europa loopt, van de Middellandse Zee bij Marseille tot onder de Noordzee. Het zuidoosten van het land ligt boven het Beneden-Rijnslenkensysteem, waar nog steeds verzakkingen in de aardkorst plaatsvinden. In 1992 (Roermond) en 2002 (Aken) vonden hier nog kleine aardbevingen plaats. De Beneden-Rijnslenk gaat in het westen van Nederland over in het West-Nederlands Bekken, dat op zijn beurt overgaat in vergelijkbare slenkstructuren in de ondergrond onder de Noordzee.
Zoals de naam van het land al aangeeft, is Nederland laag gelegen. Het grootste gedeelte van Nederland bestaat uit een kustvlakte die geologisch gezien tot het Noordzeebekken behoort, een groot geologisch bekken waarvan de Noordzee zelf het centrale deel vormt. Het Noordzeebekken vormde zich vanaf het Krijt, ca. 60 miljoen jaar geleden. Hoewel er actievere en minder actieve fasen waren, vond gedurende deze tijd in dit bekken bodemdaling en sedimentatie plaats.
De randen van het Noordzeebekken vormden, tot de mens de laatste duizend jaar een belangrijke invloed op het landschap werd, een voorbeeld van een zich op natuurlijke wijze ontwikkelend kustgebied. Terwijl het centrale deel van de Noordzee bedekt is door de zee zelf, worden de randen opgeëist door delta's van de grote rivieren die in de zee uitmonden. Op de overgang tussen water en land vormden zich door de werking van de zee stranden, duinen en waddengebieden. De kustvlaktes, die zich door de afzetting van het riviersediment vormden, bevatten ook moerassen en meren.
Verreweg het meeste gesteente dat in Nederland dagzoomt is afgezet tijdens het Kwartair. De formaties van de Boven-Noordzee Groep vormen het grootste deel van het oppervlak van Nederland. Belangrijke formaties zijn de Formatie van Naaldwijk, waarvan het zand en de klei in een groot deel van het westen en het noorden van Nederland aan de oppervlakte ligt, en de uit veen bestaande Formatie van Nieuwkoop. Het zand van de Formatie van Boxtel is te vinden in het oosten en zuiden, terwijl rond de rivieren de afzettingen van de Formatie van Echteld zijn te vinden.
Alleen op kleine plekken komen oudere gesteenten aan het oppervlak. Een uitzondering is Zuid-Limburg, waar het Krijt op veel plekken aan het oppervlak ligt. Alle gesteenten uit de laatste 65 miljoen jaar, het Kwartair en Tertiair samen, worden in Nederland de Noordzee Supergroep genoemd. Deze kan in de slenken vele tientallen kilometers dik zijn en is op de horsten ook nog steeds kilometers dik.
Zoals in grote delen van West-Europa, bevindt zich in het Nederlandse Carboon steenkool, die in Zuid-Limburg tot halverwege vorige eeuw door de mijnbouw gewonnen werd. In de ondergrond van het West-Nederlands Bekken en onder de Noordzee wordt ook aardolie gewonnen, hoewel dit beperkt is vergeleken met de veel grotere Noorse reserves onder de noordelijke Noordzee. Er zijn twee soorten aardgas in de Nederlandse ondergrond te vinden: droog aardgas, dat samen met de steenkool is ontstaan (voornamelijk in het Carboon) en nat aardgas, dat samen met aardolie is ontstaan, voornamelijk in het Krijt. De eerste soort komt vooral onder het land voor, de tweede soort onder de Noordzee en in het West-Nederlands Bekken. Het grootste Nederlandse gasreservoir is het aardgasveld van Slochteren in het noorden van het land. De Slochteren Formatie maakt onderdeel uit van de Boven Rotliegend Groep.
Reliëf
Het landschap van Nederland is bijna overal vlak. Geringe hoogteverschillen komen voor in het oosten en zuiden van het land, grotendeels veroorzaakt tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien van 238.000 tot 128.000 jaar geleden. De ijskap reikte zo ver naar het zuiden, dat het noorden van Nederland door gletsjers bedekt werd. Dit dwong de grote rivieren hun loop te verleggen tot de huidige oost-west lopende ligging. Tegelijkertijd werkte de stuwende kracht en het gewicht van de gletsjertongen op de ondergrond. Dit zorgde voor het ontstaan van een afwisseling van stuwwallen, zoals de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, de Sallandse Heuvelrug en glaciale bekkens, zoals de Eemvallei en de IJsselvallei.
Alleen het uiterste zuiden van de provincie Limburg (Zuid-Limburg) is heuvelig. Hier bevindt zich ook het hoogste punt van het land: de 323 meter hoge Vaalserberg, met als top het Drielandenpunt met Duitsland en België. Het laagste punt van Nederland bevindt zich in de buurt van Nieuwerkerk aan den IJssel en bevindt zich 6,76 meter onder NAP.
Waterstaat
Uit de waterbalans van Nederland blijkt dat vooral de toevoer via de Rijn van belang is voor Nederland. Deze voert zelfs meer dan twee maal zoveel water aan als door neerslag wordt geleverd. Om de kwaliteit van het Rijnwater te waarborgen, is de ICBR ingesteld. Meren komen vooral in West-Nederland en Zuidwest-Friesland voor. Daarnaast zijn er door het afgraven van veen voor de turfwinning veel plassen ontstaan. Voor de drinkwatervoorziening is met een aandeel van ca. 70% vooral het grondwater van belang. Uitzondering hierop is de Randstad, die ondanks de aanwezigheid van een zoetwaterzak onder de duinen, vooral is aangewezen op oppervlaktewater. Droogmakerijen en veel polders worden beschermd door dijken tegen het omliggende water en hebben veelal bemaling nodig voor de afwatering.
De Nederlandse kust ondervindt een dubbeldaags getij waarvan de amplitude langs de kust varieert tussen 1,5-2 meter. De wind kan hier een sterke invloed op hebben. Naast de verticale waterbeweging, is er ook een horizontale waterbeweging, de getijstroom. Door een gunstige zeewatertemperatuur van 3 °C in de winter en 16 °C in de zomer zijn vooral de Waddenzee en de Oosterschelde belangrijk als kraamkamer van onder meer schol, tong en mosselen.
Natuur
Flora en fauna
De flora en fauna van Nederland zijn relatief goed onderzocht. Er is een lange traditie van floristisch en faunistisch onderzoek, dat tegenwoordig uitgevoerd wordt door organisaties als SOVON, FLORON en de Vlinderstichting. Sommige verenigingen voor natuurstudie zijn al meer dan honderd jaar actief, zoals de Nederlandse Entomologische Vereniging, de Vogelbescherming Nederland, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (Vereniging voor veldbiologie) en de Nederlandse Mycologische Vereniging. Het is bekend dat Nederland relatief erg soortenarm is, deels als gevolg van de IJstijden en deels vanwege de eenvormige geografie. Van de hogere plantensoorten komt de helft uitsluitend voor in twee uitzonderlijke gebieden: Zuid-Limburg en Oostvoorne. Het meest belangrijke natuurgebied is de Waddenzee, of, als alleen het landoppervlak beschouwd wordt, het duingebied.
Menselijk ingrijpen, zowel direct (kap van bossen, ontginningen, wegenaanleg, etc) als indirect (overbemesting) heeft grote invloed op het huidige landschap, de flora en de fauna. Veel dier- en plantensoorten dreigen te verdwijnen. Om dit te voorkomen zijn zogenaamde rode lijsten gemaakt waarop de meest bedreigde soorten staan. Sommige soorten passen zich juist aan aan de menselijke cultuur, zoals de merel en de koolmees.
In Nederland worden zogenaamde floradistricten onderscheiden op grond van verschillen in klimaat, bodem en waterhuishouding; deze districten hebben eigen plantensoorten. De 23e druk van de standaardflora Heukels' Flora van Nederland hanteert 15 floradistricten, die dan meest worden ingedeeld bij de West-Europese floraregio. In Nederland komen circa 1400 soorten hogere planten voor, er zijn zo'n 4 à 5000 soorten paddenstoelen (macrofungi) gevonden, 600 soorten mossen en honderden soorten schimmels, korstmossen en algen.
Ook voor een aantal dieren worden wel geografische districten onderscheiden, zoals voor onder andere broedvogels. In Nederland komen ruim 50 soorten zoogdieren voor, zo'n 600 soorten broed- en trekvogels, tientallen vissoorten, ruim 50 dagvlinders (bij 2000 totaal aan vlinders) en duizenden ongewervelden. Ondanks de geringe afmetingen heeft Nederland toch endemische dieren (die alleen in Nederland voorkomen), zoals de Grote vuurvlinder en Microtus oeconomus arenicola (een ondersoort van de Noordse woelmuis).
Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer van adventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals de halsbandparkiet en de driehoeksmossel, maar slechts vrij zelden een permanente plaag vormen; mogelijke uitzonderingen zijn de waterpest en de bospest. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na de IJstijden); zo zijn het konijn, de fazant en de tamme kastanje in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.
Er is met enig succes 'nieuwe natuur' aangelegd, met name in het gebied de Oostvaardersplassen, waar veel soorten gedijen. De laatste jaren wordt geprobeerd soorten die hier in historische tijden zijn uitgeroeid opnieuw in Nederland te introduceren, soms met succes, zoals de raaf en de bever. Van andere soorten zoals de otter blijft het resultaat onzeker. Dit laatste geldt ook voor een Europees project voor herintroductie van de zalm. De zeearend vestigt zich, zij het aarzelend, op eigen gelegenheid. Terugkeer van wat grotere roofdieren als de wolf en de lynx blijft controversieel. Dit geldt ook voor herintroductie van plantensoorten door zaaien en herstel van natuurgebieden door ingrepen als bekalken (om de verzuring tegen te gaan).
Landschappen
Het Nederlandse landschap bestaat grotendeels uit cultuurlandschappen en daarnaast uit beheerde natuurgebieden. In de afgelopen eeuwen is de levende natuur niet alleen veranderd, maar door verkleining en versnippering van de leefgebieden en milieuvervuiling in kwaliteit en kwantiteit ook achteruitgegaan. Via natuurbeleid en de activiteiten van particulieren, wordt geprobeerd het tij te keren, onder andere via natuurontwikkeling, het herstel van min of meer oorspronkelijke landschappen. Dergelijke natuurontwikkelingsgebieden vinden we bijvoorbeeld langs de grote rivieren, onder andere bij de Gelderse Poort. Daarnaast zijn er in Nederland vele oudere natuurgebieden met onder meer bos, duin en heide. Er zijn bovendien twintig nationale parken, waarvan het Zeeuws Nationaal Park Oosterschelde het grootste is en Veluwezoom en De Hoge Veluwe in Gelderland de oudste zijn.
Het Nederlandse landschap kan worden ingedeeld op verschillen in substraat, bodem, waterhuishouding en de ontginningsgeschiedenis. Het grootste deel van het oppervlak van Nederland bestaat uit de Boven-Noordzee Groep. Belangrijke landschapstypen zijn het duinlandschap, het rivierkleilandschap, het zeekleilandschap, het veenlandschap, het zandlandschap en het krijt-lösslandschap. Andere indelingen leggen meer de nadruk op de cultuurhistorie. Zo onderscheidt men bijvoorbeeld het esdorpenlandschap en het terpenlandschap. In zogenaamde nationale landschappen worden belangrijke cultuurlandschappen beschermd zoals het Groene Hart in de Randstad.
Bevolking
Demografie
Nederland heeft 17.280.397 (2020) inwoners, en is met 416/km² (2020) een van de dichtsbevolkte landen ter wereld. Dit heeft grote gevolgen voor het gebruik van de ruimte. Het land bezit geen grote metropool, maar in de westelijke provincies zijn de vier grootste steden geconcentreerd. Daartussen en daaromheen ligt een krans van middelgrote plaatsen, die tezamen de zogeheten Randstad vormen. Ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking is hier op een veel kleiner percentage van het landoppervlak geconcentreerd rondom een betrekkelijk open ruimte, het zogeheten Groene Hart. Ook in andere provincies, met name Noord-Brabant, Limburg, Gelderland en Overijssel, is de verstedelijking sterk.
Nederland bezit mede als gevolg hiervan een zeer dichte infrastructuur. Het autowegen- en spoorwegnet kunnen de groeiende verkeersdruk echter steeds minder goed verwerken.
Vergeleken met de rest van Europa is de Nederlandse bevolking relatief snel gegroeid: 3 miljoen in 1850, 5 miljoen in 1900, 10 miljoen in 1950, 16 miljoen in 2000.[9] De Belgische bevolking groeide van de helft méér dan Nederland (4,5 miljoen in 1850) tot ruim een derde minder (10 miljoen in 2000). Sinds 2005 zijn de Friezen erkend als nationale minderheid onder het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden.
Nederland heeft door de eeuwen heen een grote instroom van allochtone bevolkingsgroepen gehad, die in meer of mindere mate geïntegreerd en geassimileerd zijn. Volgens cijfers van het CBS van 1 januari 2005 is 80,9% van de bevolking Nederlands, 2,4% Indonesisch, 2,4% Duits, 2,2% Turks, 2,0% Surinaams, 1,9% Marokkaans, 0,8% Antilliaans en Arubaans en 6,0% anders.[10]
Verstedelijking
82% van de Nederlanders woont in de stad.[11] Nederland telt geen enkele stad met meer dan een miljoen inwoners, wel zijn er 21 steden die meer dan 100.000 inwoners hebben. De vier grootste steden zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, alle vier gelegen in het westen van het land. Deze vier grote steden maken deel uit van een grote stedelijke agglomeratie die de Randstad wordt genoemd. Hiertoe worden onder andere ook de steden Delft, Leiden, Haarlem en Dordrecht gerekend. De Randstad bevat ook een aantal forensensteden, waaronder Almere en Zoetermeer, die thans tot de tien grootste steden van het land behoren.
In het zuiden vormen de vijf steden van BrabantStad met een verzorgingsgebied van 1,5 miljoen mensen en 20% van de industriële productie van Nederland een van de belangrijkste stedelijke regio's binnen Nederland. In het oosten zijn Arnhem-Nijmegen en Twentestad twee agglomeraties van kleinere omvang. Daarnaast zijn er nog enkele steden die op regionaal niveau een belangrijke functie hebben, zoals Groningen en Leeuwarden in het noorden en Maastricht in het uiterste zuiden.
Talen
De officiële landstaal is het Nederlands. In de provincie Friesland is daarnaast ook het Fries een officiële taal. Verder worden het Nedersaksisch en het Limburgs door het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden erkend als streektaal.
Een groot deel van de Nederlandse bevolking spreekt één of meer allochtone talen. Verantwoordelijk hiervoor is het uitgebreide taalonderwijs, het contact met buurlanden en de aanwezigheid van allochtonen zelf. Engels, Duits en Frans worden door veel Nederlanders als tweede taal gesproken. Veel allochtonen van de eerste en tweede generatie spreken nog hun oorspronkelijke taal. Daardoor zijn er nog grote groepen Nederlanders die Indonesisch, Hindi, Ambonees, Papiaments, Surinaams, Turks, Berbertalen, Marokkaans-Arabisch, Chinees/Kantonees, Koerdisch, Kaapverdiaans en Vietnamees spreken.
Religie
Religies in Nederland in 2004-2008 | |
■ Rooms-katholiek (29%)
■ Hervormd (9%)
■ PKN (6%)
■ Gereformeerd (4%)
|
■ Moslim (4%)
■ Overige (4%)
■ Geen gezindte (42%) |
Nederland, sinds het midden van de Middeleeuwen een christelijk land, is tegenwoordig een van de meest ontkerkelijkte landen in Europa. Waar traditioneel de katholieken en de protestanten de hoofdstromingen waren, zijn deze sterk afgenomen. Sinds 1989 is de onkerkelijkheid zelfs de hoofdstroming en bedroeg het aantal volwassenen zonder religie in 2008 42 procent. Van de kerkelijken bestaat de helft uit katholieken (29 procent), terwijl 9 procent hervormd is, 6 procent aangeeft tot de Protestantse Kerk in Nederland te behoren en 4 procent gereformeerd is. Zo'n 4 procent is moslim, terwijl het boeddhisme wordt aangehangen door 1 procent. Het hindoeïsme heeft een iets kleiner aandeel, terwijl het Jodendom door nog geen half procent wordt beleden. Sneller dan de ontkerkelijking neemt de kerksheid af, vooral onder katholieken en moslims.[12]
Tegenover de ontkerkelijking staat een toename van een ongebonden spirituele groep die zingeving zoekt in bewegingen als new age. Deze groep wordt weliswaar in de statistieken als zonder religie gekenmerkt, maar maakt toch een kwart van de samenleving uit.[13]
Bestuur en instellingen
Overheid
Nederland is een constitutionele erfelijke monarchie en staatsrechtelijk gezien een parlementaire democratie. Het staatshoofd is sinds 1980 koningin Beatrix. De koning of koningin deelt samen met de ministerraad de uitvoerende macht, al is de invloed van de koning(in) vrij beperkt. De voorzitter van de ministerraad is de minister-president, op dit moment Jan Peter Balkenende. De minister-president vormt samen met de andere ministers en hun staatssecretarissen het kabinet. Het huidige (demissionaire) kabinet wordt gevormd door twee partijen: het CDA en de ChristenUnie. De hoofdstad van Nederland is Amsterdam. Den Haag is echter al sinds de zestiende eeuw bijna onafgebroken de regeringszetel en de woonplaats van de vorst.
De verdeling van de macht is niet geheel volgens de trias politica:
- de wetgevende macht; de Staten-Generaal — de Eerste en Tweede Kamer — en de regering — de koningin en de ministers. De Eerste Kamer heeft 75 zetels waarvan de leden voor vier jaar door de leden van Provinciale Staten worden gekozen. De Tweede Kamer heeft 150 zetels die aan de hand van algemene landelijke verkiezingen op basis van evenredige vertegenwoordiging worden verdeeld;
- de uitvoerende macht met de koningin en haar ministers met de Raad van State als adviesorgaan;
- de rechterlijke macht, waarvan de rechters voor het leven worden benoemd door de koningin.
Politieke partijen
Vanwege het meerpartijenstelsel en het grote aantal Nederlandse partijen is het sinds de achttiende eeuw nooit één partij gelukt een volledige meerderheid in het parlement te behalen.
Ruwweg kan gezegd worden dat het politieke systeem traditioneel wordt gedomineerd door drie blokken: de christendemocraten, met het CDA als enige vertegenwoordiger, de sociaaldemocraten, met de PvdA als grootste partij, en de liberaal-democraten, met de VVD als grootste partij. Sinds de jaren 70 is het systeem meer versnipperd geraakt: partijen als het CDA verloren zetels en nieuwe partijen, zoals D66 en GroenLinks in de jaren 90 en de SP in recente jaren, boekten succes bij de verkiezingen.
De laatste jaren zijn er vooral ontwikkelingen geweest op het rechtse gebied. In 2002 werd door Pim Fortuyn de Lijst Pim Fortuyn opgericht. Deze partij behaalde, zonder de kort voor de verkiezingen doodgeschoten Fortuyn, dat jaar als nieuwkomer 26 zetels. De partij viel echter snel weer uiteen en verdween bij de verkiezingen van 2006 helemaal uit de Tweede Kamer. Datzelfde jaar werd ook de Partij voor de Vrijheid opgericht. Deze partij, met Geert Wilders als partijvoorzitter en -leider, heeft sinds de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 9 zetels in de Tweede Kamer. In de peilingen scoort de partij echter al stukken hoger, meestal rond de 25 zetels.
Bestuursstructuur
Provincie | Bevolking | Inw./km² | Hoofdstad | |
---|---|---|---|---|
Groningen | 575.234 | 246 | Groningen | |
Friesland | 642.998 | 192 | Leeuwarden | |
Drenthe | 483.173 | 183 | Assen | |
Overijssel | 1.109.250 | 333 | Zwolle | |
Flevoland | 365.301 | 257 | Lelystad | |
Gelderland | 1.970.865 | 396 | Arnhem | |
Utrecht | 1.171.356 | 845 | Utrecht | |
Noord-Holland | 2.595.294 | 972 | Haarlem | |
Zuid-Holland | 3.452.323 | 1225 | Den Haag | |
Zeeland | 380.186 | 212 | Middelburg | |
Noord-Brabant | 2.415.945 | 491 | 's-Hertogenbosch | |
Limburg | 1.135.962 | 528 | Maastricht |
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat waarbij de verschillende territoriale eenheden zelfstandige bevoegdheden hebben. De bestuurslagen bestaan uit de rijksoverheid of centrale overheid met daaronder de twaalf provincies, 431 gemeenten en 27 waterschappen.
De provincies zijn actief op gebieden als ruimtelijke ordening, infrastructuur, economie, cultuur, natuur en milieu. Ook houden ze toezicht op de gemeenten en de waterschappen. Het dagelijks bestuur van elke provincie wordt gevormd door Gedeputeerde Staten, dat wordt gecontroleerd door de Provinciale Staten. De Provinciale Staten worden door het volk gekozen en moeten daarna een college van Gedeputeerde Staten vormen. Ook de leden van de Eerste Kamer worden door de leden van de Provinciale Staten gekozen. De voorzitter van het College van Gedeputeerde Staten en van Provinciale Staten van een provincie is de Commissaris van de Koning(in).Binnen een provincie zijn de gemeenten ingedeeld.
De gemeenten vormen in Nederland de derde bestuurslaag. Het hoogste bestuursorgaan binnen de gemeenten is de gemeenteraad, die om de vier jaar wordt gekozen. Het dagelijkse bestuur is het college van burgemeester en wethouders, dat gevormd wordt door de wethouders, die benoemd worden door de raad en door de burgemeester, die op zijn beurt benoemd wordt door de Kroon. De taken van het gemeentebestuur behelzen onder andere stadsontwikkeling, verkeer, onderwijs, welzijn en sociale zaken. De gemeenten krijgen het grootste deel van hun geld van de rijksoverheid, de rest komt uit zaken als onroerendezaakbelasting, parkeergeld en leges. Binnen de gemeente zijn de deelgemeenten ingedeeld. De deelgemeenten vormen de vierde bestuurslaag. Het hoogste bestuursorgaan binnen de deelgemeenten is de deelgemeenteraad, die gevormd wordt door portefeuillehouders, die worden benoemd door de deelraad en door de voorzitter, die op zijn beurt gekozen wordt door de deelraad.
De waterschappen staan los van de indeling in provincies en gemeenten en regelen de waterhuishouding binnen een bepaald gebied. Het bestuur van een waterschap wordt gekozen door de grondeigenaren en inwoners. Het buiten houden van het water is van oudsher een algemeen belang, waarbij polderbewoners genoodzaakt waren samen te werken. Uit die noodzakelijke samenwerking zijn de waterschappen ontstaan.
Justitie
De rechterlijke macht bestaat uit rechters en officieren van justitie die het Openbaar Ministerie vormen. Rechters en leden van het Openbaar Ministerie worden door de Kroon benoemd. Rechters worden voor het leven benoemd. In de rechtspraak wordt een onderscheid gemaakt in strafrecht, civiel of burgerlijk recht en bestuursrecht.
Politie
Sinds 1993 is de politie in Nederland opgedeeld in 25 regiokorpsen en een Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD). In geval van een crisis wordt met de brandweer en ambulancediensten samengewerkt in de met de politieregio overeenkomende veiligheidsregio, en met overige overheidsdiensten. De politie valt onder de verantwoordelijkheid van twee ministeries; Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (minister Guusje ter Horst) en het ministerie van Justitie (minister Ernst Hirsch Ballin).
Defensie
De defensie valt volledig onder het Ministerie van Defensie en bestaat uit de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht, de Koninklijke Marine (inclusief Marine Luchtvaartdienst en Korps Mariniers) en de Koninklijke Marechaussee.
Sinds de dienstplicht is opgeschort bestaat de krijgsmacht volledig uit vrijwillig dienend personeel. In totaal dienen ruim 50.000 mannen en vrouwen bij de krijgsmacht. De regering is de opperbevelhebber van de strijdkrachten, in de dagelijkse praktijk wordt die functie waargenomen door de Minister van Defensie. Aan hem rapporteert de Commandant der Strijdkrachten. De Commandant der Strijdkrachten geeft leiding aan de afzonderlijke krijgsmachtdelen.
Internationale verbanden
Nederland was mede-oprichter van de Europese Unie de NAVO, de Verenigde Naties en de OESO en maakt daarnaast deel uit van onder andere de Benelux, de Raad van Europa, de West-Europese Unie (WEU), de Wereldbank, het IMF en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Nederland is thuishaven of gastland van onder meer de volgende internationale instellingen: het Internationaal Gerechtshof, het Internationaal Strafhof, de Europese veiligheidsorganisatie Europol en de Europese Ruimtevaartorganisatie.
Onderwijs
Onderwijs is verplicht vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind vijf jaar is geworden tot het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar is geworden. De meeste kinderen gaan echter al vanaf hun vierde naar het basisonderwijs. In het schooljaar waarin een kind zeventien jaar wordt, is het gedeeltelijk leerplichtig en moet dan nog minstens twee dagen per week naar school. Als de school een praktijkovereenkomst met een bedrijf heeft gesloten, dan is één dag school per week verplicht.
Onderwijs kan beginnen met peuteronderwijs op een peuterspeelzaal. Dan volgt primair onderwijs, ofwel basisonderwijs. Vervolgens is daar het secundair, ofwel voortgezet onderwijs en tot slot is middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of academisch onderwijs mogelijk. Er zijn diverse hogeronderwijsinstellingen en middelbare beroepsonderwijs-instellingen (roc's), op verschillende niveaus. De Universiteit Leiden werd opgericht in 1575 en is de oudste universiteit van Nederland.
Voor een vergelijking tussen de onderwijsstructuren in Nederland en Vlaanderen, zie Onderwijsstructuur (Vlaanderen en Nederland), waar de overeenkomstige fasen van het onderwijs zoveel mogelijk naast elkaar worden geplaatst.
Economie
Economische basis
Nederland is een welvarend land met een open economie, die sterk leunt op de buitenlandse handel, met name met Duitsland. De economie wordt getypeerd door stabiele verhoudingen, een matige inflatie, een terughoudend financieel beleid en door zijn belangrijke rol als Europese transportader. Over de gehele linie bekeken hoort Nederland tot de 20 grootste economieën van de wereld, na de 'grootmachten' als (willekeurige volgorde) Duitsland, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan en dergelijke. Duitsland (25,2%), België (14,6%), Verenigd Koninkrijk (8,9%), Frankrijk (8,4%) en Italië (4,6%) zijn de belangrijkste exportpartners van Nederland.[14]
Nederland is, na de Verenigde Staten en Frankrijk, het derde exportland op het gebied van land- en tuinbouwproducten. In de intensieve, gemechaniseerde land- en tuinbouw werkt weliswaar slechts 4% van de Nederlandse beroepsbevolking, maar er worden door de sector enorme hoeveelheden voedsel voor de voedselverwerkingsindustrie en de export geproduceerd. De glastuinbouw is van grote omvang en vertegenwoordigt bijna de helft van de Europese capaciteit. De bloembollenteelt met de bekende bollenvelden is van belang, waarbij Nederland de voornaamste leverancier is van tulpenbollen voor Europa en Noord-Amerika.
De voedings- en genotmiddelenindustrie, de chemische industrie, de aardolie-industrie en de metaalindustrie zijn de belangrijkste industriële activiteiten in Nederland.
Andere belangrijke onderdelen van de economie zijn de internationale handel en het bankwezen. Amsterdam is het financiële en zakencentrum van Nederland en behoorde in 2008 bij de grootste tien zakencentra ter wereld.[15] De Amsterdamse effectenbeurs is de locatie van de Amsterdam Exchange Index (AEX) en is tegenwoordig onderdeel van Euronext. Sinds 1 januari 2002 is de Euro het enige wettige betaalmiddel. Daarvoor werd betaald met de Nederlandse gulden.
Energie
Als hoogontwikkelde economie heeft Nederland net als andere geïndustrialiseerde landen een hoog energieverbruik, 3330 PJ voor 2008. Het grootste deel hiervan wordt opgewekt met behulp van fossiele brandstoffen, vooral aardolie, aardgas en steenkool. Afgezien van aardgas wordt dit voornamelijk geïmporteerd. Een groot deel van de aardolie wordt na raffinage weer geëxporteerd. Ook het aardgas uit eigen bodem wordt voor een groot deel uitgevoerd. Met aardgas en in mindere mate steenkool wordt ook het grootste deel van de benodigde elektriciteit opgewekt. Een beperkte bijdrage hierin wordt geleverd door duurzame energie en kernenergie en ook importeert de Nederlandse elektriciteitsmarkt via de Trans-Europese energienetwerken.[16]
Om in 2020 30% minder broeikasgassen uit te stoten, richt het beleid zich hier op energiebesparing en duurzame energie.
Toerisme
Nederland wordt jaarlijks door ongeveer 10 tot 11 miljoen buitenlandse toeristen bezocht. Onder de belangrijkste bezienswaardigheden zijn de historische steden, vooral Amsterdam, de Deltawerken en het polderachtige landschap.
De Nederlandse steden gelden als belangrijke toeristische bestemming. Vooral de hoofdstad Amsterdam is populair onder buitenlandse toeristen, mede dankzij de coffeeshops en het prostitutiegebied de Wallen. Ook de grachtengordel met een groot aantal historische bouwwerken en belangrijke musea gelden als een belangrijke bezienswaardigheid. Met 4,9 miljoen toeristen (2007) is Amsterdam de op vier na meest bezochte toeristenbestemming in Europa en de op zes na grootste congresstad ter wereld.[17]
Ook de andere drie grote steden hebben hun eigen kenmerken. Rotterdam heeft een indrukwekkende skyline en haven, Den Haag heeft de Ridderzaal, Madurodam en de badplaats Scheveningen en Utrecht is bekend om zijn Domtoren. Verder zijn er nog vele andere bezienswaardige steden en dorpen. Er zijn historische plaatsen als Gouda, Delft en Alkmaar, Middelburg, Veere en Maastricht en plaatsen met een folkloristisch karakter zoals Volendam, Marken en de Zaanse Schans. Vele grotere en middelgrote steden hebben ook hun eigen karakter zoals Eindhoven, Groningen, Breda, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Leiden en Nijmegen.
Verder zijn er nog attractieparken zoals de Efteling, Duinrell, Walibi World en de miniatuurstad Madurodam en dierentuinen zoals Artis en Diergaarde Blijdorp.
Transport
Van groot belang is de transportsector. De haven van Rotterdam is de grootste van Europa en een van de grootste ter wereld. Andere belangrijke havengebieden zijn Amsterdam, Eemshaven en Vlissingen/Terneuzen. Het achterland van deze havens wordt ondersteund door een uitgebreid net van rivieren, kanalen en andere waterwegen. De binnenvaart en de zeevaart spelen daarom een belangrijke rol in de Nederlandse economie. De rivieren Rijn, Maas en Schelde die vanuit de buurlanden binnenstromen en in de Noordzee uitmonden, maken Nederland al eeuwenlang een knooppunt voor de Europese binnenvaart.
In Nederland is een uitgebreid wegennet van autosnelwegen en autowegen met een totale lengte van circa 116.500 kilometer. Vrijwel alle wegen zijn tolvrij.
Het spoorwegnet heeft een totale lengte van 2808 kilometer en is één van de drukst bereden spoornetwerken van Europa. De belangrijkste vervoerder van passagiers is de NS. Andere vervoerders met treinverbindingen in Nederland zijn: Arriva, Connexxion, Syntus en Veolia. Het stads- en streekvervoer per bus wordt ook grotendeels gereden door deze vervoerbedrijven. In enkele steden rijden lokale vervoerders, en in een groot deel van het Noorden exploiteert Qbuzz de busverbindingen.
Nederland heeft voor het vliegverkeer met Schiphol een grote mainport in handen. Schiphol is verreweg de grootste luchthaven van Nederland en speelt een belangrijke internationale rol. Eindhoven Airport is sind 2006 het grootste regionale vliegveld van Nederland, Rotterdam The Hague Airport is het tweede regionale vliegveld van het land.
Cultuur
Kunst
De Nederlandse schilderkunst wordt vertegenwoordigd door een groot aantal meesters. De bloeiperiode vond plaats in de 'gouden' zeventiende eeuw. De bekendste schilder uit deze periode is Rembrandt, maar ook andere oude Hollandse meesters als Johannes Vermeer, Frans Hals en Jan Steen genieten internationale faam. Hoewel de schilderkunst uit de periode erna minder bekend is, is het werk van de negentiende-eeuwse postimpressionistische schilder Vincent van Gogh wel wereldberoemd geworden, zij het pas na zijn dood. Uit de eerste helft van de twintigste eeuw dateert de abstracte kunst van Piet Mondriaan, die betrokken was bij de kunstbeweging De Stijl. In 1948 werd de kunstvereniging Cobra (kunst) opgericht, met leden als Karel Appel en Corneille. Een andere Nederlandse kunstenaar uit de twintigste eeuw is M.C. Escher, die in zijn grafische kunstwerken veelvuldig gebruik maakte van onmogelijke objecten en gezichtsbedrog.
De Nederlandse literatuur bouwde vanaf de Gouden Eeuw een eigen traditie op, samen met het ontstaan van een algemeen geaccepteerde standaard voor de Nederlandse taal, met Joost van den Vondel en Pieter Corneliszoon Hooft als bekendste vertegenwoordigers. Multatuli beschreef en bekritiseerde in de negentiende eeuw in zijn Max Havelaar de situatie in Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Anne Frank in het Achterhuis in Amsterdam haar wereldberoemde dagboek, dat na haar dood tijdens de Holocaust door haar vader werd gepubliceerd. In de naoorlogse literatuur wordt vaak gesproken van 'de grote drie', verwijzend naar Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch en Gerard Reve. Andere noemenswaardige schrijvers uit deze periode zijn Jan Wolkers en Hella S. Haasse. Uiteraard wordt de internationale erkenning van de Nederlandse literatuur gehinderd door een taalbarrière, maar een schrijver als Cees Nooteboom haalt met Duitse vertalingen van zijn werk grotere oplagen dan met het Nederlandse origineel.
De Nederlandse School was in de vijftiende en zestiende eeuw een grote stroming in de Renaissancemuziek. Verder kent de Nederlandse muziek uit de afgelopen eeuwen echter geen internationaal fameuze muziekstijlen of -artiesten. In de jaren 70 van de twintigste eeuw kende de Nederlandse rockband Golden Earring wel wereldwijd succes, op kleinere schaal waren ook groepen en artiesten als Shocking Blue, Earth & Fire en George Baker succesvol. Van de Nederlandse popmuziek, ook wel aangeduid als nederpop, zijn heden ten dage onder meer Anouk en Within Temptation bekend, evenals dj's als Tiësto en Armin van Buuren. Op Nederlandstalig gebied zijn verscheidene artiesten noemenswaardig: van Boudewijn de Groot, Rob de Nijs en Frank Boeijen uit het verleden, tot BLØF, Guus Meeuwis en Marco Borsato tegenwoordig. Ook het levenslied is een populair muziekgenre, met namen als André Hazes, Frans Bauer en Jan Smit. Pinkpop, Lowlands en het North Sea Jazz Festival zijn enkele grote muziekfestivals.
Kenmerkend voor de Nederlandse architectuur zijn Hendrik Petrus Berlage, de Amsterdamse School en De Stijl.
Cultureel en natuurlijk erfgoed
Het vlakke natte landschap met onder meer rivieren, polders en molens is kenmerkend voor delen van het land. Daarnaast zijn er nog natuurgerelateerde gebieden zoals de Keukenhof, de Veluwe, de Waddeneilanden en de Biesbosch. De natuur is op sommige plekken sterk door de mens beïnvloed vanwege waterbeheer. De bekendste voorbeelden zijn de IJsselmeerpolders en de Deltawerken. De molens van Kinderdijk zijn sinds 1997 Werelderfgoed.
Het Rijksmuseum Amsterdam, Van Gogh Museum, Mauritshuis, Openluchtmuseum Arnhem en Museum Boijmans Van Beuningen gelden als belangrijke musea. Een aantal musea is gevestigd in architectonisch en landschappelijk bijzondere gebouwen, zoals Paleis Het Loo en het Kröller-Müller Museum.
Gastronomie
De traditionele Nederlandse keuken kent, hoewel per streek verschillend, in het algemeen weinig diversiteit[bron?] en is voornamelijk beïnvloed door het agrarische leven in vroegere tijden. Een typisch Nederlandse maaltijd bestaat meestal uit een combinatie van aardappels, groente en vlees. Ook stoof- en stamppotten en maaltijdsoepen zijn kenmerkend voor de Nederlandse keuken.
De Edammer en Goudse kaas zijn ook buiten Nederland erg bekend. Andere bekende Nederlandse gerechten en producten zijn veelal zoetigheden, zoals pannenkoeken en poffertjes, Limburgse vlaai, stroopwafels en oliebollen. Kroketten, frikandellen zijn typisch Nederlandse snacks.
Media
De belangrijkste Nederlandse dagbladen zijn De Telegraaf, Algemeen Dagblad, de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw. Historisch gezien is ook het Parool dat in de Tweede Wereldoorlog als verzetskrant werd opgericht een belangrijke krant. Tegenwoordig is het hoofdzakelijk gericht op de stad en regio Amsterdam. Voor (protestantse) kerkelijke lezers zijn het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad bekende landelijke kranten. Met Sp!ts, Metro en De Pers telt Nederland ook een aantal gratis kranten. Elsevier, HP/De Tijd, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer zijn vier opiniebladen.
De Nederlandse televisie heeft zowel publieke als commerciële zenders. De publieke omroep bestaat uit Nederland 1, 2 en 3 en voor Nederlanders in het buitenland BVN en wordt gekenmerkt door de verzuilde structuur. De belangrijkste bedrijven die commerciële televisie verzorgen zijn RTL en SBS, die samen in totaal zeven zenders beheren. Enkele andere commerciële zenders zijn Het Gesprek, Nickelodeon, Comedy Central en TMF.
Op radiogebied is er eveneens een groot aantal zenders. Er zijn zes landelijke publieke zenders, met Radio 1, Radio 2 en 3FM als belangrijkste, en verscheidene digitale en regionale publieke zenders. Radio 538, Sky Radio en Q-music zijn de belangrijkste spelers in de commerciële markt.
Sport
In Nederland is voetbal de belangrijkste sport. Het Nederlandse voetbalelftal won het Europees kampioenschap voetbal 1988 en behaalde op veel andere EK's en WK's ereplaatsen; voormalige voetballers als Johan Cruijff en Marco van Basten, alsmede de in het buitenland werkende trainer-coach Guus Hiddink droegen eraan bij dat Nederland op dit gebied wereldwijd bekend werd. Andere populaire sporten zijn onder meer hockey, schaatsen, wielersport, paardensport, volleybal, handbal, korfbal, tennis en golf. Typisch Nederlandse sporten zijn onder meer fierljeppen, kaatsen, klootschieten en korfbal.
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werden sportclubs en -bonden gevormd. Een belangrijk figuur in de Nederlandse sportgeschiedenis is Pim Mulier, die aan het eind van de 19e eeuw veel tot dan toe niet tot nauwelijks bekende sporten in Nederland introduceerde en professionaliseerde. Hij was ook de initiator van de Elfstedentocht, een 200 km lange schaatstocht over natuurijs langs de Friese elf steden. In 1900 was het debuut van Nederland op de Olympische Spelen een feit: sindsdien werden meer dan 300 medailles behaald, waaronder 100 gouden. Daarmee staat Nederland 17e op de medaillespiegel van de Olympische Spelen aller tijden.
Het NOC*NSF is de overkoepelende sportorganisatie van de Nederlandse sportbonden en de Nederlandse vertegenwoordiger binnen de internationale sportkoepel IOC. Amsterdam organiseerde de Olympische Zomerspelen 1928; in 1980 vonden de Paralympische Zomerspelen plaats in Arnhem. Samen met België was Nederland gastheer van het Europees kampioenschap voetbal 2000. Voorts zijn er plannen om de Olympische Zomerspelen 2028 te organiseren.
Milieu
Milieubeheer
Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid, de sterke industrialisatie en de intensieve landbouw heeft Nederland te maken met verschillende milieuproblemen. De Hinderwet van 1875 was lange tijd de enige wet op het gebied van milieubeheer. In de jaren zestig werd het publiek zich bewust van de milieuproblemen en sindsdien ontwikkelde Nederland een milieubeleid. Dit richtte zich aanvankelijk op sanering, maar vanaf de jaren tachtig begon men zich ook te richten op preventie en beheer. Tegenwoordig vindt zo'n 70% van de regelgeving op dit gebied plaats op Europees niveau. Het beleid heeft er voor gezorgd dat ondanks de economische groei op een aantal gebieden de vervuiling is afgenomen en de milieukwaliteit is verbeterd. Het huidige beleid is omschreven in de Toekomstagenda milieu waarin de overheid ervoor kiest zich te concentreren op de thema's klimaatverandering, luchtkwaliteit en aantasting van biodiversiteit en natuur.[18] Deze agenda bouwt voort op het laatste Nationaal Milieubeleidsplan.[19]
Externe links
- Officiële website van de Nederlandse overheid
- Officiële website van de Nederlandse VVV
- CBS - Belangrijke statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek
- Sjabloon:Link Wikitravel
- Meer externe links in de Open Directory
Literatuur
Algemeen
- Encyclopædia Britannica, Ultimate Reference Suite (2009): Netherlands, The, Encyclopædia Britannica, Chicago.
Geologie
- Barends, S. e.a. (red.) (2005): Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Matrijs, Utrecht,
- Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum, Assen,
- Berendsen, H.J.A. (2005): Landschap in delen, Overzicht van de geofactoren, Koninklijke Van Gorcum, Assen,
- Mulder, E. de, Geluk, M.C., Ritsema, I., Westerhoff, W.E., Wong, T.E. (Eds) (2003): De ondergrond van Nederland, Wolters-Noordhoff, Groningen.
Geschiedenis
- Blok, D.P. (red) et al (1977-1983): Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem,
- Blom, J.C.H., Lamberts, E. (red) (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn,
- Encyclopædia Britannica, Ultimate Reference Suite (2009): Low Countries, history of, Encyclopædia Britannica, Chicago.
- ↑ Naast het Nederlands is in Friesland het Fries ook een bestuurstaal.
- ↑ De regering zetelt in Den Haag.
- ↑ (en) CIA The World Factbook 2015
- ↑ a b (en) Laatste census 1 januari 2002 (via V.N.)
- ↑ (en) Niet-officiële schatting CIA Factbook juli 2020 (berekend door US Bureau of the Census)
- ↑ Het Koninkrijk omvat ook landen in het Caraïbisch gebied (Aruba en de Nederlandse Antillen).
- ↑ Netten, H. van, Mens - Handige kracht in het landschap, Geologie van Nederland
- ↑ KNMI, Langjarige gemiddelden en extremen, tijdvak 1971 - 2000, De Bilt
- ↑ Populstat: historical demographical data
- ↑ Garssen, J., Nicolaas, H. en Sprangers, A. (2005) Demografie van de allochtonen in Nederland, Centraal Bureau voor de Statistiek, PDF. Pag.100
- ↑ CIA World Factbook: Netherlands - People, 2008
- ↑ Centraal Bureau voor de Statistiek (2009): Religie aan het begin van de 21ste eeuw, Den Haag/Heerlen.
- ↑ Donk, W.B.H.J. van de; Jonkers, A.P.; Kronjee, G.J.; Plum, R.J.J.M. (red.) (2006): Geloven in het publieke domein, verkenningen van een dubbele transformatie, WRR, Amsterdam University Press, Amsterdam
- ↑ Netherlands, The World Factbook
- ↑ Amsterdam in top 10 zakencentra, Gemeente Amsterdam, 5 september 2008
- ↑ Milieu- en Natuurcompendium, Energie
- ↑ Toerisme en congres, Gemeente Amsterdam - Economische Zaken]
- ↑ Ministerie van VROM (2006): Toekomstagenda Milieu: schoon, slim, sterk.
- ↑ Ministerie van VROM (2001): Nationaal Milieubeleidsplan 4. Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid